Inhoudsopgave.
Voorwoord.
Hoofdstuk 1: Over Scapino.
Hoofdstuk 2: Opdrachten Scriptie.
Hoofdstuk 3: Artikel 1 (lerenschoen).
Hoofdstuk 4: Bijlage Leer.
Hoofdstuk 5: Artikel 2 (wollentrui).
Hoofdstuk 6: Bijlage Wol.
Hoofdstuk 7: Artikel 3 (aluminiumracket).
Hoofdstuk 8: Bijlage Rackets.
Hoofdstuk 9: Bijlage Metaal.
Hoofdstuk 10: Artikel 4 (katoenen T-shirt). Hoofdstuk 11: Bijlage Katoen.
Hoofdstuk 12: Bijlage (algemene bedrijfskolom). Plattegrond.
Nawoord + Bronvermelding.
Hoofdstuk 1: Over Scapino.
Scapino is met meer dan 200 winkels in Nederland dè marktleider als het gaat om schoenen, kleding en sport.
Daarnaast timmeren we internationaal hard aan de weg met onze vestigingen in België en Duitsland.
Regelmatig openen we nieuwe winkels zodat we in steeds meer plaatsen te vinden zijn. Onze winkels worden verbouwd naar de laatste trends zodat winkelen bij Scapino niet alleen prettig voor je portemonnee is!
Collectie
Bij Scapino vind je een grote collectie schoenen en kleding voor het hele gezin. De sporter vindt bij Scapino een ruime keuze aan professionele kleding en schoenen voor de meest denkbare takken van sport. De collectie accessoires maakt het aanbod compleet.
Scapino onderscheidt zich door haar vlijmscherpe prijzen voor kwaliteitsartikelen die snel op de mode inspelen. Bij Scapino vind je altijd veel spectaculaire aanbiedingen. Dit geldt niet alleen voor onze eigen merken maar ook voor de vele A-merk artikelen die wij verkopen. Voor de leukste aanbiedingen kijk je in onze folder.
Naast de aanbiedingen in onze folder vind je op onze site speciale internet kortingsbonnen waarmee je leuke korting in onze winkels krijgt. Meld je nu aan en print de bonnen uit.
Kortom, wie slim koopt, koopt bij Scapino.
Service
Bij Scapino willen we je de best mogelijke service bieden.
Zo kun je gekochte artikelen zonder problemen binnen 14
dagen ruilen in de originele verpakking en op vertoon van
je kassabon. Je kunt dan een andere artikel uitzoeken of je
geld terug krijgen.
Mocht je vragen of klachten hebben over onze service neem
dan contact met ons op. We vinden je mening erg belangrijk.
Je kunt uiteraard ook kijken bij de veel gestelde vragen
of je vraag wellicht al beantwoord is!
Om je op de hoogte te houden van de laatste acties en
aanbiedingen in onze winkels verspreiden we regelmatig
een folder. Daarnaast willen we je als internetbezoeker
graag op de hoogte houden van onze speciale internetacties
door middel van onze nieuwsbrief.
Kids
Scapino vinden we dat kindervoetjes alle aandacht verdienen. Daarom verkopen we kinderschoenen die geproduceerd zijn volgens de aanbevelingen van orthopedisch chirurg Dr. Visser. Deze schoenen krijgen het unieke Dr. Visser keurmerk en voldoen aan een aantal belangrijke voorwaarden:
• De bovenkant van de schoenen is altijd van leer
• De zool is buigzaam voor een goede voetafwikkeling
• De voering is van ademend materiaal
• De pasvorm is zo ontwikkeld dat er altijd ruimte is voor de tenen en stevigheid rond de hiel
Het Dr. Visser keurmerk herken je in de winkel aan het Dr. Visser label dat aan diverse kinderschoenen is bevestigd.
Dr. Jan Douwes Visser
Dr. Jan Douwes Visser is orthopeed met als speciaal aandachts gebied voetproblemen bij kinderen. Hij is op dit moment verbonden aan het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen. De afgelopen jaren heeft hij meer dan honderd publicaties op zijn naam staan.
Al een geruim aantal jaren adviseert Dr. Visser Scapino bij de ontwikkeling van kinderschoentjes. Het zogenaamde Dr. Visser keurmerk is hier een resultaat van. Schoenen met het Dr. Visser keurmerk voldoen aan alle belangrijke voorwaarden voor groeiende jonge voetjes, zoals:
• de bovenkant van de schoen is altijd van leer
• de voering is van ademend materiaal
• de zool is van een buigzaam materiaal voor een goede voet-afwikkeling
• de pasvorm is zo ontwikkeld dat er altijd ruimte is voor de tenen en zorgt voor stevigheid rond de hiel.
Werken bij Scapino
Scapino is een winkelketen met meer dan 200 winkels in schoenen, kleding en sport in Nederland, België en Duitsland. Hierdoor is er volop werk en voor ieder wat wils!
Heb je een LBO of VMBO opleiding, werk je graag temidden van jonge en enthousiaste mensen en heb je nog geen ervaring, bij Scapino kun je direct aan de slag! Er zijn namelijk volop interne en externe opleidingsmogelijkheden bij Scapino waardoor je zelfs kunt doorgroeien tot functies op MBO- en HBO-niveau. Uiteraard kunnen geschikte MBO- en HBO-kandidaten ook rechtstreeks solliciteren naar deze functies.
Nieuwsbrief
Door middel van de Scapino Nieuwsbrief willen we je op de hoogte houden van het laatste nieuws bij Scapino. Als Nieuwsbrief Abonnee ben je als eerste op de hoogte van events in de winkel maar ook van speciale acties exclusief voor jou als Nieuwsbriefabonnee. Kortom, nog meer voordeel bij Scapino dan je al gewend was.
Lid worden is heel eenvoudig. Meld je nu gratis aan door het invullen van een aanmeldingsformulier en profiteer mee!!
Vacatures bij Scapino
Assistent filiaal manager m/v
Heel Nederland
Terneuzen
Balansmedewerker m/v
Heel Nederland
BBL’er niveau 1, 2 en 3 m/v
Heel Nederland
Deventer
Nijverdal
Raalte
BBL’er niveau 4 m/v
Heel Nederland
Deventer
Nijverdal
Raalte
Filiaal manager
Heel Nederland
Open sollicitatie filialen
Heel Nederland
Open sollicitatie hoofdkantoor
Assen
Oproepkracht m/v
Heel Nederland
Nieuw Vennep
Verkoopmedewerker m/v (fulltime)
Heel Nederland
Lochem
Nieuw Vennep
Verkoopmedewerker m/v (partime)
Heel Nederland
Epe
Werken & Leren
Heel Nederland
Hoofdstuk 2: Opdrachten Scriptie.
4. Assortimentsonderzoek.
Opdracht 1.
Het winkelbedrijf van mijn keuze is:
Naam bedrijf: Scapino.
Contactpersoon: R. Trechsel.
Adres: Hoofdstraat 159.
Postcode: 7921 EG.
Plaats: Hoogeveen.
Telefoon: 0528-233264.
Opdracht 2.
De belangrijkste artikelen die mijn winkel verkoopt zijn:
- Herenschoenen/kleding.
- Damesschoenen/kleding.
- Kinderschoenen/kleding.
- Sportschoenen/kleding.
- Accessoires.
Opdracht 3.
Verdeling in kern -en randassortiment:
Kernassortiment:
- Herenschoenen/kleding.
- Damesschoenen/kleding.
- Kinderschoenen/kleding.
- Sportschoenen/kleding.
- Accessoires.
Randassortiment:
- Snowboots, regenlaarzen, pantoffels.
- Onderbroeken, hemden.
- Handschoenen, mutsen, sjaals.
- Tassen, rugzakken, koffers, portemonnees.
- Video’s, cd’s, dvd’s.
- Skeelers, schaatsen, skeeleraccessoires
- Sportaccessoires.
- Schoenaccessoires.
5. Indeling naar artikelgroep en –soort.
Opdracht 1.
Welke artikel groepen worden er onder er onderscheiden:
- Herenschoenen/kleding.
- Damesschoenen/kleding.
- Kinderschoenen/kleding.
- Sportschoenen/kleding.
Opdracht 2.
Heren:
- Schoenen.
- Kleding.
Dames:
- Schoenen.
- Kleding.
Kinder:
- Schoenen.
- Kleding.
Sport:
- Schoenen.
- Kleding.
Accessoires:
- Sportaccessoires.
- Skeeleraccessoires.
- Schoenaccessoires.
Opdracht 3.
Heren:
- Casual (emilo salvatini).
- Comfort (monflex).
- Bekleed.
- Leer (ecco’s ).
- Geveterd.
- Instappers.
- Pantoffels.
- Bergschoenen.
- Jeans.
- Truien.
- Jassen.
- T-shirts.
Dames:
- Casual (attitude).
- Comfort (greenfielts).
- Pumps.
- Leer (ecco’s).
- Laarzen.
- Instappers
- Hoge hakken.
- Bergschoenen.
- Jeans.
- Truien.
- Jassen.
- T-shirts.
Kinder:
- Casual.
- Comfort (monflex).
- Leer (ecco’s).
- Geveterd.
- Instappers.
- Pantoffels.
- Bergschoentjes.
- Jeans.
- Truien.
Sport:
- Casual (reebok).
- Running (nike).
- Tennis.
- Voetbal (umbro).
- Outdoor.
- Indoor.
- Geveterd.
- Instappers.
- Korte broeken.
- Trainingsbroeken.
- Truien.
- Jassen
- T-shirts.
6. Artikelkeuze.
Opdracht 1.
Artikel 1: Leren schoen (ecco).
Artikel 2: Wollen trui.
Artikel 3: Tennis racket.
Artikel 4: Katoenen T-shirt.
Opdracht 2.
Artikel 1: Specialty good.
Artikel 2: Shopping good.
Artikel 3: Specialty good.
Artikel 4: Shopping good.
Lerenschoen (ecco)
Hoofdstuk 3: Artikel 1 (leren schoen).
1. Artikelkennis.
Grondstoffen:
De bouwstoffen van leer bestaat uit eiwit, leer is net als wol een natuurlijk, maar ook dierlijke grondstof. De menselijke huid bestaat ook uit eiwit.
Daardoor ondersteunen zij de functies van de huid optimaal.
Eiwit is 1 van de belangrijkste bouwstof van het lichaam.
Ze worden namelijk gebruikt als bouwstenen voor cellen. Ook kunnen ze energie leveren als er te weinig energie is in andere vormen.
Eiwitten zijn lange ketens kleine bouwstenen, aminozuren genaamd.
Er bestaan 20 verschillende soorten aminozuren.
Slechts 8 hiervan (9 Voor jonge kinderen) kunnen niet door ons eigen lichaam gemaakt worden en moeten dus van voeding komen dit geld ook voor een koe.
In tegenstelling tot dierlijk voedsel, bevat plantaardige voedsel deze aminozuren vaak niet allemaal of niet in de juiste verhouding.
Daarom is het belangrijk dat men gevarieerd eet.
Waarom om vlees zo belangrijk voor een mens is komt omdat, de mens zelf uit vlees bestaat en daardoor ligt de aminozuurverhouding bij vlees heel goed. De eiwitten zijn dan van hoge kwaliteit.
Ook nog leuk om te weten is dat 70 procent van de in het lichaam afgebroken eiwitten wordt hergebruikt.
Deze 8 aminozuren worden ook wel ‘’essentiële aminozuren’’ genoemd.
Deze 8 essentiële aminozuren heten:
- Tryptofaan.
- Lysine
- Methionine.
- Phenylalanine
- Threonine.
- Valine
- Leucine.
- Isoleucine.
Productieprocessen + Verpakking.
Productieproces In Hoofdlijnen:
Er word een kalf geboren, die kalf groeit uit tot een koe en gaat veel grazen. Als de koe klaar is voor de slacht, word de koe geslacht en kan zijn huid voor leer worden gebruikt. Leer wordt namelijk gemaakt van geconserveerde leerhuid van de koe (dieren). De leerhuid wordt gevormd door een dicht net van vezels. Dit vlechtwerk van vezels is in alle richtingen sterk en veerkrachtig. De structuur is bij elke diersoort verschillend. Bij Rundleer is de structuur zeer stevig en dus is het leer nogal stug; er worden bijvoorbeeld honkbalhandschoenen mee gemaakt. Bijvoorbeeld geiten en schapenleer is de structuur losser, waardoor het leer soepeler is en dus geschikt voor bijvoorbeeld golfhandschoenen. De leer wordt bewerkt en verpakt in een plastic omhulsel en zo word het weer verder doorvervoerd.
Bedrijfskolom:
- Grondstoffenproducent.
- Grondstoffengroothandel.
- Artikelindustrie.
- Groothandel.
- Detailhandel.
- Consument.
2. Artikelbehandeling
Ontvangst goederen:
Ze verkopen het dan door aan winkels zoals Scapino en talloze andere winkels.
Daar wordt het heen vervoerd in plasticzakken en die zitten weer in container’s.
In de winkel aangekomen kan het overal worden gepresenteerd.
Intern transport:
De handelaar verkoopt het leer dan aan weverijen. Die maken er verkoopbare producten van zoals; leren jassen, schoenen, tassen, rugzakken, portefeuilles.
Dat wordt dan weer per vracht verdeeld en naar verschillende filialen of bedrijven vervoerd.
Verkoopklaar maken:
De vracht wordt binnen gehaald en verdeeld, daarna word de vracht uitgepakt en de desbetreffende winkel ingebracht. Na dit alles worden de leren producten bij de meeste filialen en bedrijven gelabeld. Als dit gedaan is worden de leren producten of andere artikelen ingevakt of bijgevult/aangevult.
Derving:
Van derving in het hele proces is bijna geen sprake van.
Soms gaat er wat verloren, omdat er ook delen van de huid aanwezig is dat onbruikbaar is of omdat dat in zoverre beschadigd is. Maar in de winkel tijdens het presenteren en verkoop, vind er meer derving plaats dan je lief is. Er is dan wel preventie door middel van personeelsleden en veiligheidslabels. Maar er bestaan tegenwoordig slimme trucjes om artikelen te stelen. Bijvoorbeeld je artikelen in een diepvries zak stoppen om zo ongemerkt door de detectiepoorten te lopen. Of om artikelen te ontlabelen door speciale ontlabelaars. (dat is tijdens mijn stage periode ook gebeurd bij de Scapino).
3. Artikelpresentatie.
Doelmatigheid en sfeer:
De wijze van presenteren is in de eerste plaats afhankelijk van de winkelformule. De winkelformule in Scapino bestaat bijvoorbeeld vooral uit; Vracht binnen halen en bijvullen of invakken, van de artikelen die bijgevult of ingevakt moet worden. Zo dat ze zo snel mogelijk het artikel weer hebben dat zo juist verkocht is. De doelen worden bereikt door de juiste sfeer. Sapino (hoogeveen) heeft bijvoorbeeld een zelfbediening en semi-zelfbediening service, maar dat gaat veranderen. Het wordt namelijk echt een verkoopservice (bediening).
Presenteren:
De presentatie van mijn winkel Scapino (sportbrache) was uitstekend. Ik heb zelf een extern onderzoek gedaan over presentaties, sterke en zwakke punten van een winkel van 3 verschillende winkels aan de hand van een paar belangrijke marktinstrumenten.(zie bijlage). De lay-out van Scapino was goed duidelijk en overzichtelijk. Je hebt een goed en duidelijk overzicht over de hele winkel, zodat je goed kunt zien welke schoenen en wat voor kleding er gepresenteerd zijn. Dit is heel belangrijk voor je presentatie. Het moet duidelijk en goed overzichtelijk zijn. Ik heb bijvoorbeeld zelf ook een etalage mogen maken. Dat is mij gelukt zonder hulp en in 1 keer ging het gelijk goed. De etalages worden aan de hand van de folders om de 2 weken aangepast. Zo trekt de winkel klanten aan door middel van presentatie van artikelen met voortdurende acties zoals; uit onze folder, nieuwe collecties, of zelfs eventuele % korting.
4. Verkoopassistentie.
Doelgroep en behoeften:
Elk artikel heeft zijn doelgroep, mensen met bepaalde kenmerken, koopmotieven en koopgedrag. Al is de doelgroep voor leren goederen wel erg breed, want leer word in heel veel verschillende soorten materialen verwerkt, zoals in: schoenen, jassen, tassen, rugzakken, portefeuilles etc etc etc. Dus ook deze producten van leer zullen verkocht worden aan jonge mensen en oude mensen en voor vrouwen of mannen.
De kwaliteitsaspecten van de artikelen zijn:
- Materiële eigenschappen.
- Dienstverlenende eigenschappen.
- Symbolische eigenschappen.
- Milieueigenschappen.
De behoeften van de doelgroep kun je onderscheiden in:
- Exclusiviteit.
- Gemak.
- Genot.
- Het nieuwe.
- Solidariteit.
- Veiligheid.
- Voordeel.
- Vooruitgang.
Voorbeelden:
Materiële eigenschap: het artikel is gemaakt van onbreekbaar plastic.
Behoefte van de doelgroep: veiligheid, het nieuwe, gemak.
Dienstverlenende eigenschap: Het vraagt weinig bereidingstijd, (saus) het zit
in een handig hersluitbaar zakje (saus).
Behoefte van de doelgroep: gemak, het nieuwe, voordeel.
Symbolische eigenschap: Het artikel heeft een rode kleur, is het bijna onbetaalbaar en draagt de naam `Ferrari`.
Behoefte van de doelgroep: exclusiviteit.
Milieueigenschap: De verpakking is biologische afbreekbaar.
Behoefte van de doelgroep: solidariteit, veiligheid, vooruitgang.
Verkoopargumenten:
Tijdens de assistentie van de verkoop probeer je potentiële kopers ervan te overtuigen dat jouw artikelen aansluiten bij hun behoeften of koopmotieven. Daarbij gebruik je verkoopargumenten.
Let hierbij op:
- Afwerking.
- Kleurencombinaties.
- Modebeeld.
- Pasvorm.
Mijn verkoopargumenten:
Lerenschoen (ecco):
- Leer scheurt niet uit.
- Leer ademt.
- Alle delen (v.d. schoen) even dik en soepel.
- Zeer comfortabele schoenzool.
- Leer geeft niet af.
Hoofdstuk 4: Bijlage Leer.
Over schoenen:
Eeuwenlang was de Nederlandse schoen- en lederproductie vooral geconcentreerd in de Langstraat (streek tussen Geertruidenberg en
's-Hertogenbosch), met Waalwijk als centrumgemeente.
De leer- en schoennijverheid kende grote bloeiperioden, maar ook diepe dalen. De oprichting van de EEG leidde vanaf eind jaren 1950 de neergang in van deze industrie. Nu is de Langstraat niet meer het productie-, maar het handelscentrum van schoenen.
Midden jaren 1950 kwam het Nederlands Leder en Schoenenmuseum tot stand, dat een rijke collectie bijeen wist te brengen van schoeisel, zowel historisch als modern en van de polen tot de evenaar, als van productiemiddelen zoals gereedschappen en zelfs complete fabriekjes.
Het museum besteedt eveneens aandacht aan andere toepassingen van leder. Niet voor niets kan worden gezegd: een leer-rijk museum!
Leer
De buitenkant van leer heeft een kenmerkend patroon van haarinplant; dat patroon word de nerf genoemd. De nerf is voor elk dier verschillend. Bij varkens is dat een patroon van steeds 3 puntjes. Het conserveren en soepel maken van de leerhuid heet looien. Er zijn twee belangrijke soorten looimethoden:
- plantaardig looien
- chroom looien.
Met plantaardige looi middelen wordt het leer erg hard. Met chroom looien word het leer zacht en soepel. Ook worden looimiddelen gecombineerd of wordt er gewerkt met synthetische looimiddelen. De looimiddelen zij slecht voor het milieu. Elke huid is geschikt voor het maken van leer, maar vaak wordt niet de volle huiddikte gebruikt. De huid kan in de dikte lagen worden gesneden. Dat heet splitten. Van iedere laag wordt een ander stuk leer gemaakt. De bovenste laag heet nerf split. De nerfsplit geeft de beste kwaliteit, want de structuur van het leer wordt naar binnen toe losser. De kwaliteit van leer hangt af van de manier van looien, het deel van de huid, dat wordt gebruikt en de verfmethode.
Verplichte eigenschappen van Leer
- Het leer mag niet uitscheuren, ook niet op naden.
- De kleur mag niet afgeven, ook niet als het leer vochtig wordt.
- Een eventueel aangebrachte beschermlaag of verflaag moet tegen wrijving kunnen: er mag niet te snel beschadiging optreden. De beschermlaag of verflaag moet flexibel zijn; zelfs bij herhaald buigen mag hij niet breken.
- De kleur van het leer moet voldoende lichtecht zijn.
- Het leer moet door gekleurd of voldoende diep ingekleurd zijn, of de kleur van de finish moet overeenkomen met de kleur van het leer. Als dat niet zo is, treedt bij oppervlakkige beschadigingen al kleurverschil op.
- De verschillende delen moeten van dezelfde dikte en soepelheid zijn.
- Kreukels moeten vanzelf verdwijnen of weggewerkt kunnen worden.
Leer gebruik in sportartikelen
Voor sport artikelen wordt vooral het leer van runderen, schapen, geiten en varkens gebruikt, maar ook kangoeroeleer komt voor. Leer wordt gebruikt voor boven werk van schoenen, handschoenen (honkbal, golf, boxen, ijshockey, wintersport), ballen en beschermers, vaak in combinatie net synthetische materialen.
Suède (leer)
Bij het produceren van de leer soort suède wordt niet de nerfkant bewerkt, maar de binnenkant. Dit heet de vleeszijde. Deze kant wordt egaal geschuurd. Goede suède heeft een egaal fluweel uiterlijk. Suède kan van de huiden van alle diersoorten worden gemaakt. Het wordt ook gemaakt van gespleten leer: splitssuède. Het wordt onder andere gebruikt voor sportievere jacks, laarzen en de neuzen van zaalsportschoenen.
Nubuck (leer)
Als beide zijden van het leer licht worden geschuurd, ontstaat er Nubuck. Door het schuren wordt het oppervlak fluwelig. Nubuck lijkt op Suède, maar is gladder. Het wordt snel vettig, maar dat is te verhelpen door te schuren met een speciaal schuurblokje.
Nerfsoorten van Leer
- Volnerf afwerking: Onbeschadigde huiden worden zo natuurlijk mogelijk geverfd met behoud van de natuurlijke nerf. Bijvoorbeeld bij wandelschoenen is dat natuurlijke uiterlijk heel belangrijk.
- Gecorrigeerde nerf: Het leer wordt geverfd met een dekkende verflaag en bedrukt met het natuurlijke nerfpatroon. Daardoor worden beschadigingen van het leer weggewerkt en lijkt het op volnerf.
- Fantasie nerf: Leer kan worden bedrukt met een nerf van een andere leersoort. De nerf van een slang of een krokodil wordt bijvoorbeeld op schapenleer geprint. Dat gebeurt veel, omdat echte slangen- en krokodillenleer (croco) is verboden.
Leersoorten
Leersoorten zijn te herkennen aan het patroon van haarinplant: de nerftekening.
- Rundleer is dik, stevig en zwaar. Het heeft een grove nerf en wordt gebruikt voor honkbalhandschoenen (vooral van stierenleer) en beschermers. Als rundleer chroomgelooid is, wordt het rundbox genoemd (ook sport box, sport rind of soft rind).
- Juchtleer is rundleer dat zacht en soepel is gemaakt en een finsh heeft gekregen van vet die het leer waterafstotend maakt (zeer geschikt voor wandel- en bergschoenen.
- Kalfsleer is fijner van structuur dan runleer en is een dure leersoort voor een soepele bokshandschoenen en voetbalschoenen.
- Geitenleer is zacht, soepel en sterk en word gebruikt voor handschoenen.
- Schapenleer is dun en soepel. Het is geschikt voor handschoenen met trillingdemping, zoals golfhandschoenen. Schapenleer slijt vrij snel.
- Varkensleer (ook bekend onder de Engelse naam pigskin) is een sterke leersoort. Varkensleer wordt veel als split verwerkt voor schoenen en voeringen.
- Nappa is dun en zeer soepel leer. De nerfkant wordt glanzend afgewerkt en voor kleding gebruikt.
Kunstleer
Kunstleer is synthetisch leer of imitatieleer. Synthetisch leer is chemisch nagemaakt leer van kunstofvezels, zaoals veritex, skai, vistram en suèdine. Imitatieleer is een stof met een dun laagje kunstof (een coating), vaak bedrukt met een print van echte leersoorten.
Onze schoenen komen uit lage loonlanden.
Zoals uit de test al bleek, komen onze sportschoenen voornamelijk uit laag lonenlanden. De verklaring daarvoor is dat, in lage lonenlanden het veel minder kost om sportschoenen te maken dan hier. Daar zijn de productiekosten veel lager bijv: de milieukosten en de lage lonen. China is een voorbeeld van een land waar veel sportschoenen worden gemaakt die wij dragen. Daar zijn de lonen en de milieu kosten laag. Wat ook zeer belangrijk is, is dat de infrastructuur goed is.
In China is de infrastructuur heel goed. Al is het wel heel druk in China, er wonen veel mensen. Meer uitleg over China staat in een andere deelvraag.
Sommige sportschoenen komen niet uit lagelonenlanden maar die schoenen zijn meestal heel erg duur. Ze zijn ook van heel goede kwaliteit. Voorbeelden van dat soort merken zijn: ‘Diesel’, ‘Poema’ en ‘Oneill’. Er zullen er vast nog veel meer zijn maar die zijn niet zo heel erg bekend als deze. Veel jongeren dragen deze schoenen vanwege de goede kwaliteit en omdat de schoenen heel populair zijn, iedereen ze draagt. Schoenen uit lagelonenlanden (de iets goedkopere) worden ook wel veel gedragen maar meestal voor sport. Twee hele bekende daarvan zijn: ‘Nike’ en ‘Adidas’. In Nederland heb je veel winkels, speciaal voor die schoenen. Het is er meestal heel druk. Ik hoop dat ik u een beetje heb uitgelegd waarom veel sportschoenen uit lagelonenlanden komen. Deze vraag is nogal moeilijk te beantwoorden, maar als u het onderzoek erbij neemt word er al veel duidelijk.
Hier komen onze schoenen vandaan.
Zoals u in het onderzoek over ‘sportschoenen’ heeft kunnen zien, komen de meeste sportschoenen uit China. China is een lagelonenland en ligt in Azië. Over China kunt u hieronder meer lezen.
China: de hoofdstad van China is Peking. Peking wordt ook wel Beijing genoemd. In alleen de hoofdstad wonen al ongeveer 10.000 mensen. De oppervlakte is ongeveer 9.600.000 km². Dat is zo’n 300 keer zo groot als Nederland. Het heeft in het zuiden een subtropisch klimaat en in het noorden een zeeklimaat. In China betalen ze met de ‘Yuan’. Eén ‘Yuan’ is ongeveer 0,0955 Euro. In China leven ze vaak met meerdere generaties in één huis.
In China werken de meeste mensen in de landbouw waar ze rijst, tarwe, zijde, katoen en/of tabak verbouwen. De lonen zijn vaak laag en het werk is zeer arbeidsintensief.
Dit was een klein beeld van China. Nu weer veder met het onderzoek.
Uit dit onderzoek blijkt dat de meeste mensen het merk ‘Nike’ en ‘Adidas’ dragen. Deze merken zijn vrijwel over bekend.
Deze schoenen zijn over het algemeen ook vrij prijzig. Maar de ‘Nike’ schoenen worden in Indonesië gemaakt en ‘Adidas’ in China. Beide zijn dit lagelonenlanden. Nu eerst wat informatie over Indonesië.
Indonesië: De hoofdstad van Indonesië is Jakarta en ligt op het eiland Java.
Indonesiërs noemen hun land ook wel Tanah Air Kita. Dit betekent: “ons land en water’’. Het land is zo’n 1.919.443 km2 groot. In Indonesië betalen ze met de ’Rupiah’ 5500 Rupiah is ongeveer 1 Euro. Meer dan 60% van de hele bevolking werkt in de landbouw. Ze verbouwen in Indonesië vooral suiker, groente, maïs en sago. Indonesië is een land met veel grondstoffen zoals: olie, aardgas en bauxiet. Indonesië verkoopt dit weer door aan andere landen.
Nu hebben wij u hopelijk een klein beetje een beeld gegeven van het leven in Indonesië.
Waarom?
Veel van onze schoenen worden in China gemaakt. China is een laag lonenland en de productiekosten zijn daar ook laag. In China werken veel arbeiders in fabrieken waar de werkomstandigheden vaak niet al te best zijn. In zulke fabrieken werken voornamelijk vrouwen, ze maken er lange dagen voor maar weinig loon.
Ook in Indonesië worden vrijveel van onze schoenen gemaakt. Het schoenenmerk ‘Nike’ produceert vooral zijn schoenen in Indonesië.
Ook Indonesië is een laag lonenland, met veel inwoners.
Voor de rest, kunnen we uit dit onderzoek halen dat wij onze schoenen in verhouding goedkoop kopen. En dat China en Indonesië onze sportschoenen maken voor een lage prijs.
Hoofdstuk 5: Artikel 2 (wollentrui).
1. Artikelkennis.
Grondstoffen:
De bouwstoffen van wol bestaat uit eiwit, net als de menselijke huid.
Daardoor ondersteunen zij de functies van de huid optimaal.
Eiwit is 1 van de belangrijkste bouwstof van het lichaam.
Ze worden namelijk gebruikt als bouwstenen voor cellen. Ook kunnen ze energie leveren als er te weinig energie is in andere vormen.
Eiwitten zijn lange ketens kleine bouwstenen, aminozuren genaamd.
Er bestaan 20 verschillende soorten aminozuren.
Slechts 8 hiervan (9 Voor jonge kinderen) kunnen niet door ons eigen lichaam gemaakt worden en moeten dus van voeding komen dit geld ook voor schapen.
In tegenstelling tot dierlijk voedsel, bevat plantaardige voedsel deze aminozuren vaak niet allemaal of niet in de juiste verhouding.
Daarom is het belangrijk dat men gevarieerd eet.
Waarom om vlees zo belangrijk voor een mens is komt omdat, de mens zelf uit vlees bestaat en daardoor ligt de aminozuurverhouding bij vlees heel goed. De eiwitten zijn dan van hoge kwaliteit.
Ook nog leuk om te weten is dat 70 procent van de in het lichaam afgebroken eiwitten wordt hergebruikt.
Deze 8 aminozuren worden ook wel ‘’essentiële aminozuren’’ genoemd.
Deze 8 essentiële aminozuren heten:
- Tryptofaan.
- Lysine
- Methionine.
- Phenylalanine
- Threonine.
- Valine
- Leucine.
- Isoleucine.
Productieprocessen + Verpakking.
Productieproces In Hoofdlijnen:
Er word een lam geboren.
Hij drinkt gemiddeld 6 weken lang bij de moeder melk.
Daarna gaat hij wat hooi en gras eten.
Dan groeit hij vanzelf uit tot een volwassen schaap.
Op een gegeven moment wordt hij geschoren.
De boer scheert het schaap en doet de schapenwol in plastic zakken.
Dan komt er een handelaar langs die de wol van de boer koopt en meeneemt.
De handelaar komt 1 a 2 keer per jaar. Maar meestal gewoon 1 keer omdat schapen 1 keer per jaar worden geschoren. De boer doet het wol dan in de plastic zakken.
Bedrijfskolom:
- Grondstoffenproducent.
- Grondstoffengroothandel.
- Artikelindustrie.
- Groothandel.
- Detailhandel.
- Consument.
2. Artikelbehandeling
Ontvangst goederen:
Ze verkopen het dan door aan winkels zoals Scapino en talloze andere winkels.
Daar wordt het heen vervoerd in plasticzakken en die zitten weer in container’s.
In de winkel aangekomen kan het overal worden gepresenteerd.
Intern transport:
De handelaar verkoopt de schapenwol dan aan weverijen en spinnerijen. Die maken er verkoopbare producten van zoals; rollen breiwol, sjaals,
truien en tapijten. Dat wordt dan weer per vracht verdeeld en naar verschillende filialen of bedrijven vervoerd.
Verkoopklaar maken:
De vracht wordt binnen gehaald en verdeeld, daarna word de vracht uitgepakt en de desbetreffende winkel ingebracht. Na dit alles worden de truien en tapijten min de meeste filialen en bedrijven gelabeld. Als dit gedaan is worden de truien en tapijten of andere artikelen ingevakt of bijgevult/aangevult.
Derving:
Van derving in het hele proces is bijna geen sprake van.
Soms gaat er wat verloren bij het scheren omdat er ook wol aanwezig is dat onbruikbaar is, omdat dat in zoverre beschadigd is. Maar in de winkel tijdens het presenteren en verkoop, vind er meer derving plaats dan je lief is. Er is dan wel preventie door middel van personeelsleden en veiligheidslabels. Maar er bestaan tegenwoordig slimme trucjes om artikelen te stelen. Bijvoorbeeld je artikelen in een diepvries zak stoppen om zo ongemerkt door de detectiepoorten te lopen. Of om artikelen te ontlabelen door speciale ontlabelaars. (dat is tijdens mijn stage periode ook gebeurd bij de Scapino).
3. Artikelpresentatie.
Doelmatigheid en sfeer:
De wijze van presenteren is in de eerste plaats afhankelijk van de winkelformule. De winkelformule in Scapino bestaat bijvoorbeeld vooral uit; Vracht binnen halen en bijvullen of invakken, van de artikelen die bijgevult of ingevakt moet worden. Zo dat ze zo snel mogelijk het artikel weer hebben dat zo juist verkocht is. De doelen worden bereikt door de juiste sfeer. Sapino (hoogeveen) heeft bijvoorbeeld een zelfbediening en semi-zelfbediening service, maar dat gaat veranderen. Het wordt namelijk echt een verkoopservice (bediening).
Presenteren:
De presentatie van mijn winkel Scapino (sportbrache) was uitstekend. Ik heb zelf een extern onderzoek gedaan over presentaties, sterke en zwakke punten van een winkel van 3 verschillende winkels aan de hand van een paar belangrijke marktinstrumenten.(zie bijlage). De lay-out van Scapino was goed duidelijk en overzichtelijk. Je hebt een goed en duidelijk overzicht over de hele winkel, zodat je goed kunt zien welke schoenen en wat voor kleding er gepresenteerd zijn. Dit is heel belangrijk voor je presentatie. Het moet duidelijk en goed overzichtelijk zijn. Ik heb bijvoorbeeld zelf ook een etalage mogen maken. Dat is mij gelukt zonder hulp en in 1 keer ging het gelijk goed. De etalages worden aan de hand van de folders om de 2 weken aangepast. Zo trekt de winkel klanten aan door middel van presentatie van artikelen met voortdurende acties zoals; uit onze folder, nieuwe collecties, of zelfs eventuele % korting.
4. Verkoopassistentie.
Doelgroep en behoeften:
Elk artikel heeft zijn doelgroep, mensen met bepaalde kenmerken, koopmotieven en koopgedrag. Al is de doelgroep voor wollen truien wel erg breed en kun je ook niet anders omschrijven dan dat het voor mensen zijn die in de winter comfortabele bescherming tegen de kou nodig hebben. Dit kunnen mensen zijn van zowel jong en oud, dik en dun, man of vrouw, kind of volwassene enz enz enz. Wollen truien hebben bepaalde kwaliteitsaspecten, die aansluiten op de behoeften van bepaalde consumenten. Veel consumenten hebben behoefte aan dit product, vooral in de winterperioden en in wat andere koude tijden van het jaar.
De kwaliteitsaspecten van de artikelen zijn:
- Materiële eigenschappen.
- Dienstverlenende eigenschappen.
- Symbolische eigenschappen.
- Milieueigenschappen.
De behoeften van de doelgroep kun je onderscheiden in:
- Exclusiviteit.
- Gemak.
- Genot.
- Het nieuwe.
- Solidariteit.
- Veiligheid.
- Voordeel.
- Vooruitgang.
Voorbeelden:
Materiële eigenschap: het artikel is gemaakt van onbreekbaar plastic.
Behoefte van de doelgroep: veiligheid, het nieuwe, gemak.
Dienstverlenende eigenschap: Het vraagt weinig bereidingstijd, (saus) het zit
in een handig hersluitbaar zakje (saus).
Behoefte van de doelgroep: gemak, het nieuwe, voordeel.
Symbolische eigenschap: Het artikel heeft een rode kleur, is het bijna onbetaalbaar en draagt de naam `Ferrari`.
Behoefte van de doelgroep: exclusiviteit.
Milieueigenschap: De verpakking is biologische afbreekbaar.
Behoefte van de doelgroep: solidariteit, veiligheid, vooruitgang.
Verkoopargumenten:
Tijdens de assistentie van de verkoop probeer je potentiële kopers ervan te overtuigen dat jouw artikelen aansluiten bij hun behoeften of koopmotieven. Daarbij gebruik je verkoopargumenten.
Let hierbij op:
- Afwerking.
- Kleurencombinaties.
- Modebeeld.
- Pasvorm.
Mijn verkoopargumenten:
Wollen trui:
- Zit comfortabel.
- Houd lichaam goed warm.
- Is flexibel.
Hoofdstuk 6: Bijlage Wol.
Wol
Wol zijn de zachte en dunne haren die groeien in de vacht van sommige dieren. Door mensen wordt wol gebruikt voor kleding, dekens en dergelijke.
Wol onderscheidt zich van haar doordat het schalen heeft, waardoor er zaden en takjes in blijven hangen. Hierdoor wordt de huid van het schaap beschermd tegen beschadigingen. Een schaap kan dan ook zonder schade door doornige begroeiing lopen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een koe. Verder is wol gekroesd. Het heeft het tot 20 bochten per 2,5 centimeter. Hierdoor wordt de lucht goed vastgehouden, waardoor wol een goede warmte-isolator is. Beide eigenschappen, de schalen en de kroes, maken dat wol ook makkelijk gesponnen kan worden. De vezels haken namelijk makkelijk in elkaar en blijven daarna aan elkaar vastzitten.
Onder scheerwol wordt verstaan de onbeschadigde wol, geschoren van een gezond en levend schaap. Scheerwol is in een winkel te herkennen aan het internationale wolmerk, dat in meer dan 100 landen wettelijke bescherming geniet. Wolsoorten van mindere kwaliteit zijn herwonnen wol uit het verwerken van gedragen kleding of van garen en weefselafval in de textielindustrie, ook wel scheurwol genoemd. Blootwol wordt verkregen door een chemische behandeling van de huiden van geslachte schapen.
De meeste wol wordt geproduceerd in Australië en Nieuw-Zeeland. Naar schatting zijn er 1 miljard schapen op de wereld.
De wolvezel
Wolvezels variëren in dikte, tussen 10 micron? voor de fijne wol in de binnenvacht van het Merino schaap tot 40 micron in de buitenvacht van het Shetland schaap. De dunste vezels geven de minste irritatie op de huis. Sommige mensen kunnen echter zelfs niet tegen de fijnste wol, en worden gek van het gekriebel. De meeste mensen krijgen last van kriebelen als de wol dikker is dan 28 micron. Dit wordt het jeukpunt genoemd.
Van buiten naar binnen bestaat uit wolvezel uit vier lagen:
De hoornachtige schubbelaag (cuticula)
Een tussenmembraan (subcutis)
Een schorslaag (cortex)
Het merg (medulla)
De wol die op een schaap groeit is niet overal gelijk, waardoor ook de kwaliteit verschilt. Men onderscheidt:
Wol van de flanken, schouders en rug
Wol van de dijen
Wol van de buik
Wol van de overige delen.
Eigenschappen van wol
Wol is een goede isolator tegen koude. Dit komt doordat er tussen de kleine gekrulde vezels van de wol zich veel stilstaande lucht bevindt. Stilstaande lucht geleidt warmte zeer slecht. Alleen als het hard waait heeft wol minder goede eigenschappen. Wol kan veel vocht (tot 40% gewichtsprocenten) uit de lucht opnemen zonder zelf vochtig aan te voelen. Tot een vochtgehalte van 17% treedt geen verandering van de eigenschappen van de vezels op.
Wol is van nature een veerkrachtige vezel, waardoor wollen kleding zacht aanvoelt. Dit heeft als nadeel dat dunne wollen kleding snel kreukt. Een ander nadeel van wol is dat het makkelijk pluist, en moeilijk wasbaar is.
Wol is zeer elastisch en kan 30 tot 40% worden uitgerekt zonder te breken. De treksterkte? van de vezel is veel lager dan die van vele andere vezels (linnen?, katoen of kunstvezels?).
Toepassing van wol
Wol wordt toegepast in:
Kleding (door breien, haken? of weven?)
Tapijt? (knopen? of weven)
Dekens
Hoeden (vooral als vilt?)
Tegenwoordig (2003) wordt wol, bij het verdwijnen van de deken uit de slaapkamers?, ook toegepast in dekbedden?.
Diersoorten
Diersoorten die haarvezels en wol leveren zijn:
Schaap. Gedomesticeerd vee dat gehouden wordt om vlees, melk en wol.
Lama?. Vooral de Alpaca?, die leeft in de Andes in Zuid-Amerika. Ook de kleinste lama, de Vicuña?, levert wol.
Konijn, dat wil zeggen het angorakonijn?. De angorawol is bijzonder zacht en heel licht. Om hem sterker te maken wordt angorawol vermengd met schapenwol of andere vezels.
Geit. Kasjmierwol (ook gespeld als cashmere) wordt geschoren van de Kasjmiergeit?, die voorkomt in Angola en Mongolië. Deze dieren leven in het wild in onherbergzame gebieden. De wol wordt gewonnen door met de hand 100 tot 200 gram uit de ondervacht van de buik te kammen en wordt ook wel pashmina genoemd. Mohair is afkomstig van de angorageit?.
Kameel, licht of donkerbruin haar dat wel wordt gebruikt in jassen en blazers.
Diverse schapenrassen
Merino wordt gezien als het oorspronkelijke schapenras dat fijne scheerwol levert. Het ras is afkomstig uit Spanje en 200 jaar geleden naar Australië gebracht. De vezels van Merinowol zijn sterk gekroesd. Met deze wol worden soepele weefsels gebreid of geweven, bijvoorbeeld voor gebruik in sjaals.
Nieuw-Zeelandse schapenrassen zijn:
Border Leicester
Coopworth
Drysdale
Lincoln
Perendale
Nieuw-Zeelandse Romney
Andere schapenrassen die door kruising zijn ontstaan:
Cheviot
Corridale
Fat tailed
Hampshire down
Romney
Scottish blackface
Shetland (waarschijnlijk door de Vikingen naar de Shetland eilanden? gebracht.
Southdown
De meeste schapenrassen leveren dikkere, maar daardoor ook stevigere vezels, dan het Merino schaap. Dikkere vezels zijn geschikter voor veel gedragen kleding.
Productie van wol
De productie van wol vindt plaats in een groot aantal stappen. Hieronder wordt het houden en fokken van schapen daarbij nog buiten beschouwing gelaten.
Scheren
Schapen worden elk jaar in het voorjaar geschoren. Een ervaren scheerder kan tot ongeveer 150 schapen per dag scheren. Tijdens het scheren blijft ongeveer 2 centimeter wol staan.
Na het scheren wordt de vacht opgerold en verpakt in balen, die elk 170 kilogram wegen. Het schaap wordt na het scheren door een ontsmettend bad gestuurd, waarbij parasieten gedood worden. Sommige dierenbeschermers? zijn van mening dat de schapen veel stress ervaren door dit scheren, en door de plotselinge blootstelling aan de buitenlucht. Veganisten zien op dezelfde grond dan ook af van het gebruik van wol.
Reinigen
De wol die van een schaap afkomt is vervuild met vet, zweet?, gras en andere plantaardige resten. Rond de anus van het schaap zit ook ontlasting. Door de wol te wassen wordt het vuil verwijderd. Voor het spinnen is het echter nuttig als de wol nog enigszins vet is. Van nature bevat wol lanoline?. Dit is een grondstof die in cosmetica? wordt gebruikt.
Kaarden
Voor het spinnen wordt de wol gekaard. Daarbij worden de vezels ontward. Het kaarden gebeurd met een soort kam met stalen punten. Het kan ook machinaal gebeuren met een snel ronddraaiende cilinder voorzien van stalen punten. De vruchten van een plant, de kaardenbol? zijn hier misschien ooit voor gebruikt. Met het kaarden verdwijnen ook de laatste restanten vuil. Na het kaarden kan er eventueel direct gesponnen worden. Voor een fijner resultaat moet echter eerst nog gekamd worden.
Spinnen
Hoe sterker de wolvezel, des te dunner kan de draad gesponnen worden. Van de beste kwaliteit wol kan 200 kilometer draad uit één kilogram wol gesponnen worden.
Tijdens het spinnen wordt de wol rondgedraaid. Hiermee worden de vezels met elkaar verbonden en wordt de draad sterker. Door te spinnen ontstaat een enkele draad.
Twijnen
De enkele draad die na het spinnen is ontstaan wordt met één of twee andere draden in elkaar gedraaid, waardoor een nog steviger resultaat ontstaat. Dit in elkaar draaien van meerdere draden heet twijnen en gebeurt in de tegengestelde draairichting als het spinnen. Hiermee wordt voorkomen dat de draden weer uit elkaar rollen, of juist in elkaar krinkelen.
Zetten
Om te voorkomen dat de gesponnen garens weer losdraaien wordt de wol soms gezet. Dit is vooral nodig voor gebruik in tapijt, omdat daar korte draadjes wol voor worden gebruikt. Het zetten gebeurt chemisch, of met gebruik van stoom in een autoclaaf?.
Verven
Het verven kan in verschillende stadia van de productie van wol plaatsvinden, bijvoorbeeld voor het spinnen, maar ook na het weven. Ook wordt een geweven wollen lap of een tapijt wel bedrukt met verschillende kleuren.
Donkere wol, van een zwart schaap, blijft vaak ongeverfd.
Van streng naar bol
Na het spinnen is de wol in een streng gewikkeld. Om hiervan een handzamer formaat te maken om bijvoorbeeld te breien, moet de streng omgewikkeld worden in een bol wol.
Vilt
Vilt is een oude techniek om wol te verwerken. Het vervilten van wol wordt ook wel vollen genoemd. Voor het maken van vilt kan wol van een mindere kwaliteit gebruikt worden. Na het kaarden wordt de wol kruiselings neergelegd. Daarna wordt de wol ingewreven met warm water en zeep. Door voortdurend te kneden wordt het water uit de wol geperst en ontstaat uiteindelijk vilt. De vilt moet tenslotte plat geperst worden. Vervilten van wol kan ook per abuis gebeuren, bijvoorbeeld bij te heet wassen.
Onderhoud van wol
Wol is een teer weefsel. Het kan tegen weer en wind, maar komt zolang het aan het schaap zit natuurlijk niet in aanraking met zeep en warm water. Truien die over een hemd of T-shirt gedragen worden, kunnen beter niet te vaak gewassen worden. Hetzelfde geldt voor mantels. Luchten kan vaak volstaan. Maar als het toch moet, kan wol wel gewassen worden.
Dit geldt echter niet voor alle wolsoorten, en het heeft eigenlijk altijd de voorkeur wol met de hand te wassen, al doen fabrikanten van wasmiddelen en wasmachines soms anders geloven. In elk geval moet het etiket in kleding hier goed op worden bekeken. Staat op het etiket een handje in een tobbe, dan moet de wol absoluut met de hand gewassen worden. Bij het wassen met de hand dit doen in lauw water, met een wolwasmiddel. Nooit de wol uitwringen, maar voorzichtig uitknijpen. Na het wassen ook in lauw water een aantal malen uitspoelen.
De wastemperatuur moet ook nooit hoger zijn dan 30 graden. Laat wol nooit weken, want daardoor kan het gaan vervilten. Centrifugeren? kan beter ook achterwege gelaten worden.
Tere wollen kleding kan men het beste liggend, of goed ondersteund laten drogen, waarbij het kledingstuk zo goed mogelijk in vorm wordt gebracht. Hang nooit een trui aan de mouwen met een paar wasknijpers? op.
Wol in de taal
Veel geblaat en weinig wol, of "veel geschreeuw maar weinig wol", of "veel gescheer en weinig wol". Dit betekent allemaal dat er meer rumoer is dan inhoud.
Onder de wol kruipen - gaan slapen
Door de wol geverfd - veel ervaring hebben, in ongunstige zin: doortrapt zijn.
In het sprookje Doornroosje komt het spinnewiel voor.
Geen wol
Staalwol?, Steenwol?
Tennisracket (wilson)
Hoofdstuk 7: Artikel 3 (aluminiumracket).
1. Artikelkennis
Grondstoffen:
Een tennisracket is voor een groot deel gemaakt van metaal, en het Wilson racket waar ik het over doe is gemaakt van aluminium. De bouwstoffen van metaal zijn mineralen. Aluminium is zacht en licht, maar niet sterk. Legering met kleine hoeveelheden, andere metalen maken het echter zeer sterk. Aluminium voorwerpen zijn roestbestendig. Dat komt omdat snel een dun laagje van aluminiumoxide ontstaat, dat de rest van het voorwerp beschermt. Bij veelvuldig gebruik is deze bescherming onvoldoende, omdat het laagje steeds afbrokkelt. Daarom worden meestal legeringen gebruikt, die min of meer roestvrij zijn. Aluminium wordt veel gebruikt in materialen die licht moeten zijn; het is 3 keer zo licht als staal. Als het buitenmateriaal (onder andere voor doelpalen) is het zeer geschikt, omdat het weinig invloed ondervindt van regen en wind. Toepassingen in sportartikelen zijn honkbalknuppels, skistokken, buiswerk van tenten, tuinmeubelen, de kern van de evenwichtsbalk (bekleed met kunstleer), hekwerk, dakbedekking en natuurlijke racketframes.
Productieprocessen + Verpakking.
Productieprocessen in Hoofdlijnen:
Staal is hard en zeer goed te verwerken. Gietijzer is min of meer bros. Veel staalproducten (zoals fitnesstoestellen) worden verchroomd. Staal met chroom is roestvast en wordt dan ook veel toegepast, onder andere in messen. Voor het snijgedeelte van messen wordt veelal chroomstaal met een laag koolstofgehalte gebruikt. Hoe minder koolstof hoe harder het staal, maar hoe meer koolstof hoe scherper het mes. Ook verwerking van andere metalen komt voor (molybdeen, tin en andere). Staalproducten die niet roesten worden roestvrijstaal, stainless steel, nirosta of inox genoemd. De toepassing van gietijzer in sportartikelen vindt plaats in onder andere gewichten. Staal wordt gebruikt in algemeen materiaal (toestellen, standaards, latten, gewichten, veren, kabels) en allerlei materiaal waarin hardheid vereist is: golfclubs, ballen voor jeu de boules, doelpalen, fitnessapparatuur en fietsframes. Harde staal soorten worden gebruikt voor schaatsijzers en staalkanten van ski’s. Ook in tribunes en dakbedekking word staal toegepast. Staal is een minerale grondstof en word uit de grond gewonnen. Daarna gaat het naar de smelterij (grondstoffenproducent), die levert het dan weer door naar de grondstoffengroothandel. Die verzamelt de grondstof en verwerkt of bewerkt ze zodat ze bruikbaar zijn voor de industrie. Vervolgens gaat het staal naar de fabriek (artikelindustrie) waar de onderdelen worden samengesteld en doorvervoerd worden naar de groothandel.De geproduceerde artikelen moeten vanuit de fabriek worden verdeeld over de hele wereld. Die verdeling heet distributie. Zo komt het uiteindelijk in de detailhandel (verpakt en al) die het dan weer kan verkopen aan de consument; bijvoorbeeld een tennisracket met mooi aluminium frame in een tennishoes.
Bedrijfskolom:
- Grondstoffenproducent.
- Grondstoffengroothandel.
- Artikelindustrie.
- Groothandel.
- Detailhandel.
- Consument.
2. Artikelbehandeling.
Ontvangst goederen:
De goederen worden door verkocht naar aan verschillende winkels zoals: discounters, warenhuizen, sportzaken etc. Als een bedrijf ook maar metalen goederen georderd hebben krijgen ze dat geleverd. In dit geval zijn het natuurlijk tennisrackets. Die worden net als veel andere artikelen geleverd met een verpakking (tennishoezen) met daar weer een plastieken omhulsel omheen. Deze artikelen worden dan vervoerd in containers naar de desbetreffende winkel. In de winkel aangekomen worden de artikelen (tennisrackets) op de juiste plaats gepresenteerd.
Intern transport:
De handelaar verkoopt het leer aan de smelterij (grondstoffenproducent) en die verhandelt het weer door naar de grondstoffengroothandel. Zij maken er verkoopklare producten van zoals: bestek, scharen, dartpijlen, autovelgen en natuurlijk tennisracketframes. Deze producten worden dan weer per vracht verdeeld en naar verschillende filialen of bedrijven gevoerd.
Verkoopklaar maken:
Als de vracht eenmaal is geweest (deze komt eens in de zoveel tijd), worden de containers naar binnengehaald. De vracht wordt uitgepakt en verdeeld. Voor de producten op de juiste plaats worden gepresenteerd worden de producten in de meeste bedrijven of filialen gelabeld.
Derving:
Van derving tijdens het verwerk proces van het metaal is bijna geen sprake. Dit komt natuurlijk ook omdat ijzer zo weer gerecycled kan worden als er eventueel overblijfselen zijn van het vorig gemaakte product. Van derving in de winkel is althans meer sprake, maar met tennisrackets zal dit wel meevallen, vooral omdat tennisrackets grote artikelen zijn en moeilijk op te bergen zijn. Dit wil niet zeggen dat ze niet gestolen kunnen worden. Er zijn namelijk altijd mensen die de labels van het product afhalen en bijvoorbeeld zo een tennisracket in hun sporttas opbergen en zomaar de winkel uit lopen.
3. Artikelpresentatie.
Doelmatigheid en sfeer:
De wijze van presenteren is in de eerste plaats afhankelijk van de winkelformule. De winkelformule in Scapino bestaat bijvoorbeeld vooral uit; Vracht binnen halen en bijvullen of invakken, van de artikelen die bijgevult of ingevakt moet worden. Zo dat ze zo snel mogelijk het artikel weer hebben dat zo juist verkocht is. De doelen worden bereikt door de juiste sfeer. Sapino (hoogeveen) heeft bijvoorbeeld een zelfbediening en semi-zelfbediening service, maar dat gaat veranderen. Het wordt namelijk echt een verkoopservice (bediening).
Presenteren:
De presentatie van mijn winkel Scapino (sportbrache) was uitstekend. Ik heb zelf een extern onderzoek gedaan over presentaties, sterke en zwakke punten van een winkel van 3 verschillende winkels aan de hand van een paar belangrijke marktinstrumenten.(zie bijlage). De lay-out van Scapino was goed duidelijk en overzichtelijk. Je hebt een goed en duidelijk overzicht over de hele winkel, zodat je goed kunt zien welke schoenen en wat voor kleding er gepresenteerd zijn. Dit is heel belangrijk voor je presentatie. Het moet duidelijk en goed overzichtelijk zijn. Ik heb bijvoorbeeld zelf ook een etalage mogen maken. Dat is mij gelukt zonder hulp en in 1 keer ging het gelijk goed. De etalages worden aan de hand van de folders om de 2 weken aangepast. Zo trekt de winkel klanten aan door middel van presentatie van artikelen met voortdurende acties zoals; uit onze folder, nieuwe collecties, of zelfs eventuele % korting.
4.Verkoopassistentie.
Doelgroep en behoeften:
Elk artikel heeft zijn doelgroep, mensen met bepaalde kenmerken, koopmotieven en koopgedrag. De doelgroep is betreft tennisrackets en andere racketsporten natuurlijk wel overduidelijk. Mensen die racketsporten beoefenen hebben natuurlijk baat bij deze producten. Al zit er toch wel weer een groot verschil tussen amateurs, meer ervarende, semi-profs en profs. Zo verkopen ze bijvoorbeeld in een discounter zoals Scapino rackets van hooguit €40,- Terwijl ze bij Intersport gewoon rackets verkopen van wel €300,- En in speciaalzaken zijn er zelfs tennisrackets van €500,- te verkrijgen. Dus de prijzen van artikelen van racketsporten kunnen variëren van €5,- tot wel €500,- Natuurlijk worden deze producten weer verkocht aan mannen en vrouwen, kinderen en volwassenen, dik, dun, groot of klein.
De kwaliteitsaspecten van de artikelen zijn:
- Materiële eigenschappen.
- Dienstverlenende eigenschappen.
- Symbolische eigenschappen.
- Milieueigenschappen.
De behoeften van de doelgroep kun je onderscheiden in:
- Exclusiviteit.
- Gemak.
- Genot.
- Het nieuwe.
- Solidariteit.
- Veiligheid.
- Voordeel.
- Vooruitgang.
Voorbeelden:
Materiële eigenschap: het artikel is gemaakt van onbreekbaar plastic.
Behoefte van de doelgroep: veiligheid, het nieuwe, gemak.
Dienstverlenende eigenschap: Het vraagt weinig bereidingstijd, (saus) het zit
in een handig hersluitbaar zakje (saus).
Behoefte van de doelgroep: gemak, het nieuwe, voordeel.
Symbolische eigenschap: Het artikel heeft een rode kleur, is het bijna onbetaalbaar en draagt de naam `Ferrari`.
Behoefte van de doelgroep: exclusiviteit.
Milieueigenschap: De verpakking is biologische afbreekbaar.
Behoefte van de doelgroep: solidariteit, veiligheid, vooruitgang.
Verkoopargumenten:
Tijdens de assistentie van de verkoop probeer je potentiële kopers ervan te overtuigen dat jouw artikelen aansluiten bij hun behoeften of koopmotieven. Daarbij gebruik je verkoopargumenten.
Let hierbij op:
- Afwerking.
- Kleurencombinaties.
- Modebeeld.
- Pasvorm.
Mijn verkoopargumenten:
Aluminium tennisracket (Wilson):
- Licht in gewicht.
- Maar door de juiste combinaties toch stevig en sterk.
- Het is mooi.
- Het is zeer functioneel.
Hoofdstuk 8: Bijlage Rackets.
Tennis
Soort sport, veld en omstandigheden:
Bij tennis is het de bedoeling een bal met een racket over een net in het vak van de tegenstander te slaan, zodanig dat de bal niet reglementair kan worden teruggeslagen voordat hij voor de tweede keer stuit. Een speler mag de bal terugslaan na een keer sluiten van de bal, of voordat de bal stuit (volley). Het baan-oppervlak kan bestaan uit gras, kunstgras, bitumen, gravel, kunststof, tapijt, hout en beton. Tennis wordt zowel buiten als binnen gespeeld, zonder verschil in regels. Buiten word alleen gespeeld bij goed weer (vaak warm zomerweer); bij regen wordt de wedstrijd gestaakt. Er is een enkelspel en dubbelspel voor dames en heren en ook gemengd dubbel komt voor.
Doelgroep:
De tennissport is zeer populair: er zijn meer dan 700.000 mensen lid van de tennisbond. Tennis wordt door evenveel mannen als vrouwen gespeeld. Tennis is een lifetime sport: dat wil zeggen dat tennis door mannen en vrouwen van alle leeftijden wordt beoefend. Kinderen kunnen al vroeg beginnen met tennis en tennissen is tot op hoge leeftijd vol te houden. Een speler zal door het ouder worden minder snel over de baan bewegen, maar hij kan dat compenseren door een grotere techniek en spelervaring. Veel tennissers zijn mode gevoelig; er is een sterke identificatie met topspelers.
Bewegingspatroon:
Een tennisser beweegt explosief over het veld, waarbij veel wordt gesprint en gedraaid. Bij het positie innemen voor het retourneren van de bal word meestal voorwaarts en zijwaarts op de
voorvoeten gedanst. Beide armen maken lange en korte zwaaibewegingen, die niet door de kleding mag worden belemmerd. Er zijn verschillende slagtechnieken zoals de service (bovenhandse opslag), forehand, backhand, slice, lob en volley.
Er wordt hard maar ook met gevoel geslagen; een tennisracket moet beide mogelijk maken.
Blessures:
Een kenmerkende blessure is de tennisarm of tenniselleboog. Deze ontstaat door overbelasting van de pees die de spieren van de onderarm verbindt met het ellebooggewricht. De belasting ontstaat op het moment dat de bal niet met het midden van het racket wordt geslagen. Daarom is trillingsdemping in het racket zeer belangrijk. Bij tennis worden geen beschermers gedragen, maar soms gebruikt een speler een bandage (brace) om de pols of elleboog te ontlasten.
Tennisrackets
Een racket bestaat uit de volgende onderdelen:
- Een steel of handle, die aan het eind iets uitloopt in een verdikking, de zogenaamde “knobbing” (onder aan de steel zit een butcap).
- Het blad met een bespanning van snaren.
- De overgang van steel naar blad wordt het hart genoemd.
- Steel en blad (zonder bespanning) word het frame genoemd.
Balans:
Erg belangrijk is de gewichtsverdeling. De balans (of het zwaartepunt) zit in de hals van de steel in de buurt van het blad. Hoe dichter de balans bij het blad zit, hoe meer kracht op de bal wordt uitgeoefend. Dit heet het framegewicht of top weight; met top weight kan harder worden geslagen. Hoe dichter de balans bij de steel ligt, hoe beter de bal kan worden gestuurd. Dat heet het gripgewicht of handle weight; met handle weight kan meer met gevoel worden geslagen. De meeste moderne frames met hun grote bladen zijn top weight. De plaats ban het evenwichtspunt wordt gemeten vanaf de onderkant van de butcap en aangegeven in centimeters. Het bepalen van het evenwichtspunt moet gebeuren in bespannen toestand, omdat de bespanning ongeveer 10 gram weegt. Een gemiddeld racket (met een enorme lengte van 68,5 cm) met middle weight heeft het evenwichtspunt op 32,5 cm van de butcap
(dus niet precies in het midden van het frame).
Gewicht:
Frames zijn door het gebruik van lichte kunststoffen (aluminium) veel lichter dan vroeger en toch stijf genoeg. Enkele fabrikanten brengen extreem lichte frames op de markt met een gewicht van minder dan 250 gram. Op het racket komt de gewichtsaanduiding voor, bijvoorbeeld XFL
(extra feather light, 260 – 280 gram). Met bespanning zijn de meeste rackets ongeveer 300 gram. Omdat met een licht racket snel kan worden geslagen, kan de bal een hoge snelheid krijgen. Zwaardere rackets geven een iets betere controle over de bal.
Frame:
De lengte van het frame is normaal 68,5 cm, maar de longbody frames zijn bijna 73,6 cm (29 inch). De lengte wordt aangegeven in inch; de inchmaat staat vaak op het racket heeft een grotere reach en er kan harder mee worden geslagen. Voor junioren bestaan de centimetermaten 52, 56. 60 en 64. Maat 66 wordt beschouwd als de overgang van junior naar senior. Voor kleine dames rekent men ook vaak 66 cm. Deze maten zijn niet voor geschreven, maar komen veel voor. De lengte van het frame is en kwestie van voorkeur. Voor kinderen geldt dat als ze rechtop staan het racket langs hun lichaam houden, het blad van het racket tot op de enkel moet komen. Frames worden gemaakt van metaal (aluminium) en kunststof. Bij het metalen frame wordt meestal een legering van aluminium gebruikt, maar chroomstaal en samenstellingen van magnesium, chroom, koper en zink komen ook voor. Het dure metaaltitanium wordt wel gebruikt om het frame sterk te maken. Het frame is een goede vorm geperste buis of stang. Metaal heeft als nadeel, dat het stug is en trillingen niet zo goed dempt, waardoor de kans op een tennisarm vergroot wordt. Het voordeel van metaal is dat het sterk is en geen last heeft van weersinvloeden. Bovendien is het licht en snel materiaal.
Tegenwoordig worden aluminium frames alleen in goedkope prijssegmenten verkocht voor kinderen, beginners en recreanten. Voor een kunststof frame worden materialen zoals glasfiber, polyetheen en als bindmiddel epoxyhars onder hoge druk en bij hoge temperatuur in een goede vorm geperst. Deze materialen worden vaak in filamentvorm als weefsel of vlechtsel verwerkt. Vermenging met grafiet of koolstof (carbon fibre en kevlar) kan het frame versterken. Voordeel van kunststof frame is dat zeer precies een gewenst frame gemaakt kan worden, wat betreft gewicht, vorm en stijfheid. Bovendien is het materiaal lichter en betrekkelijk trillingsvrij. Door verschillende kunststoffen te gebruiken, worden de verschillende voordelen van een aantal materialen verenigd.
Stijfheid:
In het algemeen geldt hoe stijver het frame, hoe preciezer geslagen kan worden, maar hoe meer trilling de arm te verdragen heeft. Bovendien krijgt de bal in een kortere tijd dat er contact is met de snaren een hogere versnelling. Het is moeilijker spelen en moet alleen aangeraden worden aan technisch betere spelers. Ook de bespanning moet zijn aangepast aan de framestijfheid. Een verkeerde of te strakke bespanning kan een frame vervormen. De stijfheid kan worden gemeten met verschillende apparaten en uitgedrukt in een R.A. waarde. RA staat voor `resistant amplitude` (de weerstand tegen verbuiging). Een racket met een gemiddelde stijfheid heeft een RA-waarde van 60 tot 65.
Vorm van het frame:
Vroeger waren de frames van bovenaf gezien overal even dik, maar daardoor hadden ze veel luchtweerstand. Nu hebben frames ongeveer de vorm van een vliegtuigvleugel, zodat ze bij de slag als het ware door de lucht snijden. Ook vanaf de zijkant gezien is het frame niet overal even dik. Als het blad groot is, wordt de stijfheid behouden door het frame op verschillende plaatsen wat dikker te maken (wide body).
Dikte van het frame:
Frames kunnen verschillend van dikte zijn en de bespanning kan op verschillende manieren door het frame worden geleid. In de brede frames (wide body) zijn de gaten voor de bespanning tussen buitenranden min of meer verzonken. Dat geeft de mogelijkheid tot plaatselijke extra versteviging en het beschermt de bespanning tegen beschadigingen bij het over de grond slaan. De bedrading kan door buisjes lopen die in het frame zitten. Dit is `tubing` van het frame. Vroeger werd ieder gaatje van een aparte tube voorzien. Er wordt nu gebruik gemaakt van kunststof beschermranden (grommets) om beschadiging bij over de grond slaan te voorkomen. De tubes zijn hierin verwerkt. De beschermranden zorgen ervoor dat de snaren niet op de scherpe randen van de framegaten schuren.
Blad:
Er zijn bladen van verschillende grootte: midsize, midplus (komt weinig voor) en oversize. Vroeger was het kleinste blad `normaal`, maar deze maat bestaat niet meer. De maat wordt aangegeven in vierkante inch; het normale blad was 70 vierkante inch. De maten kunnen op het racket of de verpakking staan:
- Midsize: 90 (vierkante) inch.
- Midplus: 91-104 (vierkante) inch.
- Oversize: Meer dan 105 (vierkante) inch.
Met een groter blad kan harder worden geslagen. Een groter blad moet een hogere snaarbespanning hebben. Het is moeilijker de bal te vertragen, hoewel met effect spelen gemakkelijker gaat. De bal moet in principe altijd getroffen worden met een klein, bepaald deel in het midden van de bespanning, de zogenaamde sweet spot. Bij een groter blad is de sweet spot iets groter, waardoor het raken van de bal iets gemakkelijker is.
Greep:
De omtrek van de greep (of grip) moet zijn aangepast aan de grootte van de hand. De regel is: bij het vasthouden van de greep moet er tussen vingertoppen en muis van de hand ongeveer 0,5 cm ruimte zijn. Sommige spelers willen een smallere greep, zodat vingers en muis bij elkaar aansluiten. Een te groot gekozen grip gaat in de hand draaien; een te kleine grip moet met te veel kracht worden vastgehouden en veroorzaakt eerder een tennisarm. De omtrek wordt aangeduid met een nummer van 00 tot 5, of op de Engelse wijze van 37/8 tot 45/8 met gradaties van 1/8 inch (0,32cm). De grip 0 of 4 heeft een omtrek van 4 inch
(10 cm). De volgende maat (1 of 41/8 is 1/8 inch (0,32 cm) groter.
De telling is dus als volgt:
- 00 3 7/8
- 0 4
- 1 4 1/8
- 2 4
- 3 4 3/8
- 4 4 1/2
Er zijn nog kleinere maten (voor kinderen), zoals 000 (3 3/4). De keuze van de grip hangt af van de grootte van de hand en persoonlijke voorkeur. De greep is omwonden met gripband.
Daarmee wordt ook de grip op de juiste maat gebracht. Als een speler een grotere grip nodig heeft dan maat 5, wordt de grip vergroot met gripband. Vroeger waren de grips van leer of badstof. Andere overgrips zijn er van vochtabsorberend materiaal voor een betere grip, soms nog omwonden met een extra strook van badstof. Er zijn grips met verschillende vorm, van enigszins rechthoekig tot anatomisch gevormd. Sommige grips hebben aparte schokdemping.
Snaren:
De bespanning van het racket bestaat uit een snaar van ongeveer 10 meter. Er zijn ook snaren los voor 1 frame (zogenaamde`set`) of voor een aantal frames (een zogenaamd `coil` met lengte van 100 of 200 meter). De bespanning heeft invloed op de speeleigenschappen. Er zijn rackets met een standaardbespanning en frames waar de bespanning apart in moet worden gezet. Er zijn snaren die worden gemaakt van darmen. Voordelen van darmsnaren zijn de grote veerkracht, de spankracht die niet snel achter uit gaat en de goede trillingsdemping. Nadeel is de prijs en de kwetsbaarheid voor vocht. De kunststof (of synthetische) snaar is beter vochtbestendig. Producenten proberen de speeleigenschappen gelijk aan de darmsnaar te maken. De synthetische snaar is lichter en daardoor beter geschikt voor frames met
grotere bladen. De snaar kan bestaan uit een enkele draad (monofilament) of uit meerdere draden nylon (multifilament), hetzij in strengen in elkaar gedraaid (twisted nylon), rond een geslaagde kern gevlochten (braided nylon), of vervlochten met metaaldraad. Er bestaan ook met een olievulling in de kern. Er zijn snaren in verschillende diktes en met verschillende elasticiteit.
Een dikke snaar is stugger, een dunne snaar is gevoeliger (maar eerder stuk). Snaren blijven altijd zeer ontvankelijk voor vuil en veranderingen van temperatuur. Het gebruik van hoezen en warmte-isolerende tassen (thermobags) is aan te bevelen. Ook vocht kan de snaren aantasten.
Spankracht:
De trekkracht waarmee de snaren worden gespannen, varieert van 17 kg tot 30 kg. De trekkracht hangt samen met het racket en het type spel. Hoe groter het blad, hoe groter de trekkracht moet zijn: oversize rackets hebben een trekkracht bij het bespannen nodig van minimaal 25 kg. De trekkracht bij de bespanning is ook een kwestie van voorkeur. Iemand die speelt met veel gevoel kiest voor een hoge trekkracht. Een hard hitter kiest voor een elastische bespanning. Een fabrikant geeft bij ieder racket een bespanadvies. Het is belangrijk dat de detaillist zich hieraan houdt Voor het bespannen van rackets is er aparte apparatuur. Het bespannen van een racket is specialisten werk. Er zijn ook apparaten waarmee de kwaliteit van de bespanning kan worden gemeten. Eventueel kan een vibra-stop in de twee of vier langste snaren in de buurt van de hals vlak boven het hart wordt geklemd. De vibra-stop is een klein voorwerp de korte trillingen moet wegnemen. De vibra-stop wordt ook wel een tennisdemper genoemd.
Hoofdstuk 9: Bijlage Metaal.
Hoe het voorkomt op aarde
Men onderscheidt 3 soorten ertsen:
Magneetijzer, dat in de regel een hoog gehalte en een grote zuiverheid heeft, doordat het door kristallisatie in stollingsgesteenten of in metamorfe gesteenten afgezet is, dit wordt o.a. gedolven in Zweeds-Lapland.
Erts in afzettingsgesteenten met meestal een lager gehalte en van geringere zuiverheid, zoals de bekende minette, bruinijzererts in de Doggerkalken van Lotharingen en Luxemburg.
Ertsen in aangeslibde, alluviale gronden, opgebouwd uit afbraak van ijzerhoudende kristallijne of metamorfe gesteenten, dan wel in eluviale, uitgeloogde bodems.
Nu zullen wij vertellen waar de voornaamste mijnen zijn; mijnen zijn pas echt voornaam als ze in de buurt van een dichtbevolkte bevolkingsconcentratie gelegen zijn.
De vroegere USSR levert 30% van de wereldproductie en de VS levert 15%. In West-Europa is Frankrijk de belangrijkste producent met 50 miljoen ton, hoofdzakelijk uit Lotharingen (95%). Ook Zweden is een belangrijke leverancier (5% van de wereldproductie). In België en Nederland wordt geen ijzererts gedolven.
De meest voorkomende ijzerertsen zijn:
Hematietè72,4% ijzer, Fe2O3 }bron 3
Magnetietè70,0% ijzer, Fe3O4 }"
Limonietè59,9% ijzer, FeO(OH) }"
Siderietè48,3% ijzer, FeCO3 }"
Puur ijzer komt in de natuur (bijna) niet voor, doordat ijzer zeer snel oxydeert en het oxyde zeer poreus is, en het dus constant in aanraking komt met zuurstof (lucht) en waterdamp, dat nodig is bij de oxydatie van ijzer. IJzerroest is eigenlijk gehydrateerd ijzer(III)oxyde: Fe2O3 x n H2O
IJzer maakt 38% van de massa van de aarde uit. Het is het 2e meest voorkomende metaal op aarde en het 4e meest voorkomende element in de aardkorst.
Mengsels
IJzer is een van de meest vermengde metalen.
Een bekend voorbeeld van een mengsel met ijzer is staal, hier komen wij later op terug.
Maar ijzer wordt ook vaak gebruikt in alliages, met andere metalen dus.
Nikkel wordt hierbij vaak gebruikt door de gunstige effecten, die het heeft op ijzer binnen een legering, omdat het redelijk sterk is. Vaak wordt nikkel in een alliage met ijzer ook met koolstof gemengd met ongeveer 3-5% nikkel en 0,15 procent koolstof. Ook wordt nikkel alleen in een alliage met ijzer gebruikt in - meestal - een verhouding met ongeveer 25-40% nikkel.
Chroom wordt gebruikt omdat het zeer sterk en hard is; alliages met 0,5-2,5% chroom komen vaak voor en 12-20% chroom levert het bekende roestvrije metaal op. Samen met nikkel in een verhouding van ongeveer 18% chroom, 8% nikkel en 74% ijzer is de meest roestvrije vorm van ijzer. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt in bestek.
Vanadium wordt ook gebruikt door zijn elasticiteit, sterkte en ruwheid.
Mangaan is ook veel voorkomend in ijzeralliages.
Silicium wordt gebruikt voor de goede elektrische eigenschappen.
Kobalt wordt gebruikt vanwege zijn magnetische eigenschappen.
Koper wordt gebruikt in staalmengsels met koolstof en ijzer om de corrosie tegen te gaan.
Tin en Zink helpen ijzer eveneens aan beperkte roestvrijheid.
Staal
Staal bevat 0,5 - 1,7 % koolstof en vaak ook een ander metaal.
Staal wordt gemaakt door middel van reductie in de hoogovens en zuivering in de converter.
Een hoogoven is een meer dan 20 meter lange stalen toren, die van binnen is belegd met vuurvast steen. Het ijzererts wordt langs boven aangebracht in lagen, die afwisselen met cokeslagen. Van onderen uit wordt, onder druk, warme lucht ingeblazen, die de cokes doen gloeien en waardoor het ijzererts geroost en omgezet wordt in ijzeroxyde. Het roosten heeft ook tot gevolg, dat de vluchtige oxyden, zoals CO2, SO2, N2O5, As2O5, etc. .... worden uitgedreven (langs de bovenzijde). Ook wordt er kalk toegevoegd, dat de vorming van silicaten stimuleert, wat een lager smeltpunt heeft dan ijzeroxyde en kunnen afvloeien. Dit zijn de slakken.
De reductie gebeurt als volgt:
Het CO2-gas, dat gevormd wordt door de verbranding van cokes in aanwezigheid van lucht, wordt op een temperatuur van 1600°C gebracht. Dit gas wordt bij zijn doorgang door een gloeiende cokeslaag gereduceerd tot koolstofmonoxide. Men krijgt dan de omkeerbare reactie: CO2 + C Á 2 CO
waarvan het evenwicht bij hoge temperaturen naar rechts ligt.
Het koolstofmonoxide reduceert nu het ijzeroxyde tot ijzer:
Fe2O2 + 3CO Õ 2 Fe + 3 CO2
Omdat het ijzer door de cokeslagen dringt, wordt het koolstofhoudend. Hierdoor verlaagt zijn smeltpunt.
Het hoofdproduct van de hoogoven is dus het ruwe ijzer en het bijproduct de metaalslakken.
De converter levert op zijn beurt van het ruwe ijzer uit de hoogovens als hoofdproduct staal en smeedijzer en als bijproduct zogenaamde thomasslakken, die als kunstmest kunnen worden gebruikt.
N.B.: smeedijzer bevat in tegenstelling tot staal minder dan 0,5 % koolstof en is dan ook veel moeilijker smeltbaar.
Etymologie
IJzer gaat via het middelduits isen en het gotisch eisarn terug op het keltisch-illyrisch isarno. Ferrum komt letterlijk uit het latijn.
Atoombouw è elektronenstructuur + atoombouw è isotopen
IJzer = Ferrum; afkorting = Fe
IJzer heeft atoomnummer 26 en 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil, 14 elektronen in de M-schil, en 2 elektronen in de N-schil. In een ion kan ijzer 2+ of 3+ zijn.
IJzer heeft verscheidene isotopen; namelijk 6; met de atoomnummers 54, 55, 56, 57, 58,en 59
54; is 5,8% van de natuurlijke ijzervoorraad
55; bestaat niet in de natuur en heeft een halfwaardetijd van 2,9 jaar
56; maakt 91,75 van de natuurlijke ijzervoorraad uit
57; maakt 2,2% van de natuurlijke ijzervoorraad uit
58; maakt 0,33% van de natuurlijke ijzervoorraad uit
59; bestaat niet in de natuur, heeft een halfwaardetijd van 45 dagen en negatieve b-straling en / of g-straling.
Overige informatie over ijzer
Gemiddeld atoommassa: 55,847
Gemiddeld atoomvolume: 7,1 cm³/mol
Staat: solidus
Smeltpunt:1808,2 K
Kookpunt: 3023 K
Groep in het periodiek systeem: 8
Dichtheid op 293 K: 7,86 g/cm³
Elektronegativiteit: 1,9
Kleur: zilverwit, grijs ( verschillende bronnen )
Kosten puur: 6,7 $/100 g
Toepassingen
Er zijn zeer veel toepassingen die betrekking hebben op ijzer en vooral staal, dat vaak met ijzer geïdentificeerd wordt. Daarom begin ik met de geneeskundige toepassing van ijzer.
De meeste instrumenten zijn van een legering van ijzer gemaakt, maar ook de farmaceutische industrie gebruikt ijzer in hun medicijnen. IJzer komt voor in hemoglobine dat zuurstof vervoerd en ijzer is dus essentieel voor het lichaam, als dit ontbreekt in hoge mate zal er bloedarmoede ontstaan. Er zijn dus medicijnen met ijzer voor mensen met bloedarmoede (bron 8). Ik denk dat ijzer het meest gebruikt wordt van alle metalen, dus is het opnoemen van de toepassingen een onbegonnen zaak. Slechts zal ik zeggen dat staal het vaakst gebruikte mengsel van ijzer is. Graag laat ik het hierbij.
Milieu
IJzer kan slecht voor het milieu zijn als men dit bijvoorbeeld dumpt en niet recyclet. Het recyclen van ijzer is echter wel makkelijker dan verscheidene andere materialen, doordat het magnetisch is en het via een (elektro-)magneet uit de afvalstapel gehaald kan worden. Toch wordt het erg vaak gebruikt en is het dus toch een gevaar, mede doordat ijzer biologisch onafbreekbaar is.
Ook is het slib dat overblijft uit het erts, dat ontstaat bij het proces van de hoogovens, enigszins milieuonvriendelijk.
10. Geschiedenis
IJzer werd pas in de ijzertijd massaal gebruikt. Deze ijzertijd bij de bekende Oosterse beschavingen en kwam in het eerste millennium in West-Europa aan. Er waren twee perioden in de ijzertijd: de Hallstattcultuur en de La Tène cultuur. In de eerste periode was de invloed van de Kelten nog magertjes. In de tweede echter waren de kenmerken duidelijk Keltisch. In deze periode werd de wapenuitrusting geperfectioneerd en werd er bijna niet meer van bronzen materialen gebruik gemaakt. De toepassing van ijzer in de wapens heeft een beslissende rol in de geschiedenis gespeeld. Door deze nieuwe technologie konden degenen die ijzeren materialen gebruikten gemakkelijk overwinnen.
Katoenen
T-shirt
Hoofdstuk 10: Artikel 4 (katoenen T-shirt).
1. Artikelkennis.
Grondstoffen:
De bouwstoffen van katoen bestaat uit cellulose. Katoen is een plantaardige grondstof. Katoenvezels (CO) komen van de pluis van de katoenplant. Katoenvezels zijn stroef en houden elkaar goed vast als ze tot een draad zijn gesponnen: katoenen garens zijn daardoor vrij sterk. Katoen is betrekkelijk goedkoop, neemt snel vocht op en staat vocht ook weer snel af. Het voelt koel aan en is goed te wassen, zodat de vezel voor zeer veel soorten artikelen kan worden gebruikt. Katoen kreukt snel. Shirts, T-shirts, sweatshirts, sokken en spijkerbroeken zijn vaak van katoen. Katoen is de meest gebruikte vezel in kleding in kleding. Het wordt zelfs gebruikt als dat niet functioneel is. Veel consumenten hebben een voorkeur voor katoen, omdat ze denken dat het altijd goed is als de kleding veel vocht opneemt. Vochtige kleding kan echter de beweging belemmeren of tot te grote afkoeling leiden.
Katoen:
Katoen is de naam van zowel een vezel als van het plantengeslacht ‘Gossypium’ (van het Latijnse woord ‘gossipion’ = katoenplant), dat deze vezel levert. Het geslacht Gossypium behoort tot de Kaasjeskruidfamilie en telt zo ongeveer 40 soorten. De wilde soorten uit Azië, Australië, Afrika en Amerika zijn heesters of kleine bomen, vnl. in droge streken groeiend, met handvormig gelobde bladen en vrij grote bloemen. De doosvruchten bevatten vele zaden, waarvan de zaadhuid bezet is met eencellige, 1–5 cm lange haren, die – indien ze lang genoeg zijn – gesponnen kunnen worden. Het is dan ook een zeer oud cultuurgewas, dat thans in veel tropische en subtropische streken geteeld wordt. De vezel voorziet voor bijna de helft in de grondstof voor de totale wereldbehoefte aan textiel. Uit de zaden wordt katoenzaadolie geperst of geëxtraheerd. De pers- of extractiekoek wordt tot veevoeder verwerkt.
Productieprocessen + Verpakking.
Productieproces in Hoofdlijnen:
Men plukt of haalt het pluis van de katoenstruik af en laadt het katoen in een verwerkingsmachine (grondstoffenproducent). In een katoenspinnerij worden balen katoen verwerkt en tot garen versponnen; de garen wordt vervolgens gebruikt voor de vervaardiging van stoffen. Voordat katoen echter kan worden versponnen, moet het worden gedroogd, losgemaakt, gemengd en gereinigd. Hierna verhandelen ze het door naar de grondstoffengroothandel, die verzamelt de grondstof en verwerkt of bewerkt ze zodat ze bruikbaar zijn voor de industrie. Vervolgens gaat het staal naar de fabriek (artikelindustrie) waar de onderdelen worden samengesteld en doorvervoerd worden naar de groothandel.De geproduceerde artikelen moeten vanuit de fabriek worden verdeeld over de hele wereld. Die verdeling heet distributie. Zo komt het uiteindelijk in de detailhandel (verpakt en al) die het dan weer kan verkopen aan de consument; zoals katoenen T-shirts.
Bedrijfskolom:
- Grondstoffenproducent.
- Grondstoffengroothandel.
- Artikelindustrie.
- Groothandel.
- Detailhandel.
- Consument.
Cultivars:
Van de geteelde soorten zijn veel cultivars gekweekt; de belangrijkste cultivars behoren tot de volgende soorten: G. arboreum, een tot 2 m hoge heester, vooral in India, en G. herbaceum, van Afrikaanse oorsprong en belangrijk als katoenleverancier in de Oude Wereld (vroeger ook in Zuid-Europa) en de Verenigde Staten. De genoemde twee soorten zijn diploïd (zie diploïdie) en hebben dertien paar grote chromosomen. Upland-katoen, een cultivar van G. hirsutum, stammend uit Midden-Amerika, en Sea-Island-katoen, een cultivar van G. barbadense, uit Zuid-Amerika, zijn in wilde toestand onbekend; het zijn de belangrijkste katoenplanten van de Nieuwe Wereld; beide zijn tetraploïd en hebben dertien paar grote en dertien paar kleine chromosomen. Of de introductie van de set grote chromosomen (die tot dusverre niet bij wilde Amerikaanse soorten gevonden zijn) in de tetraploïden, die kennelijk door bastaardering moeten zijn ontstaan, het gevolg is van een precolumbiaanse invoer van katoen vanuit Afrika of Azië in Amerika, staat niet vast, maar wordt vaak als de meest aannemelijke verklaring gezien. Cultuur en gebruik van katoen stammen ongetwijfeld uit India (3000 v.C.). Egyptische katoen wordt vaak geleverd door G. peruvianum (Brazilië en Egypte).
Teelt:
De struik wordt 80–100 cm hoog, verlangt vruchtbare, doorlatende gronden, een temperatuur tussen 15 en 30 °C, tijdens de groei een goede watervoorziening en tijdens de rijping van de vruchten een droge periode. Het gewas staat zeven (bij machinale oogst) tot negen (bij oogst met de hand) maanden te velde. Het onderhoud bestaat uit wieden, uitdunnen, bemesten (met vooral stikstof, fosfaat en kalium) en bestrijding van soms ernstige ziekten en plagen. Het oogsten met de hand levert het beste product. In de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Australië wordt machinaal geoogst; deze methode levert vezel van meer uiteenlopende kwaliteit en sterker vermengd met onzuiverheden. Het gebruik van ontbladeringsmiddelen leidt tot een schoner product.
De vezel bestaat uit een door een gelaagde cellulosewand omgeven holte die bij rijpheid dichtklapt. De oogst was in 1990 gemiddeld 1800 kg zaadkatoen (bestaande uit 600 kg vezel en 1200 kg zaad) per ha. De scheiding tussen vezel en zaad, het ontpitten, en de zuivering geschieden mechanisch. De aldus verkregen vezel (lint) komt in verschillende kwaliteiten van lengte – stapellengte – en zuiverheid op de markt. Naast het lint draagt het zaad kortere haren: de linters. Deze worden apart mechanisch gewonnen. De lange linters worden versponnen tot dik zacht garen; de kortere vormen de grondstof voor o.a. papier. Het lint wordt gebaald afgevoerd naar binnen- of buitenlandse spinnerijen, alwaar het nog eens wordt gezuiverd alvorens te worden versponnen tot garens, de grondstof voor de textielindustrie. De spinkwaliteit wordt bepaald door de stapellengte, zuiverheid, kleur, gelijkmatigheid, sterkte, elasticiteit en fijnheid.
Gesponnen katoen, Oezbekistan:
In Oezbekistan, een voormalige unierepubliek van de Sovjet -Unie, wordt veel katoen geproduceerd.Bijna 70% van de totale katoenproductie in de voormalige Sovjet-Unie komt uit Oezbekistan.
Katoenplantage in Amerika:
Begin 19de eeuw bestond de landbouw in het zuiden van de Verenigde Staten voornamelijk uit de verbouw van katoen. Het grootste gedeelte van de katoen werd verbouwd op grote plantages waar slaven werden gebruikt, zoals deze aan de rivier de Mississippi.
Katoenplant met rijpe katoenvruchten:
Katoen behoort tot dezelfde familie als de hibiscus en de okra en produceert een natuurlijke plantenvezel die wordt gebruikt voor de productie van stoffen. Katoen brengt een zoete geur voort die verschillende soorten schadelijke insecten aantrekt, zoals de boll weevil, de boll worm, de soldaatworm en de rode spin. Behalve de insecten bestaat er tevens een zeer schadelijke schimmel, die de wortels van de katoenplant aantast.
Katoenspinnerij, Vietnam:
Een arbeider in een Vietnamese katoenspinnerij laadt katoen in een verwerkingsmachine. In een katoenspinnerij worden balen katoen verwerkt en tot garen versponnen; het garen wordt vervolgens gebruikt voor de vervaardiging van stoffen. Voordat katoen echter kan worden versponnen, moet het worden gedroogd, losgemaakt, gemengd en gereinigd. Katoen wordt gebruikt om het grootste deel van de mensheid van kleding te voorzien. Het speelt een belangrijke rol in de economie van vele landen, zoals China, India, de Verenigde Staten en Vietnam.
2. Artikelbehandeling
Ontvangst goederen:
Ze verkopen het dan door aan winkels zoals Scapino en talloze andere winkels.
Daar wordt het heen vervoerd in plasticzakken en die zitten weer in container’s.
In de winkel aangekomen kan het overal worden gepresenteerd.
Intern transport:
De handelaar verkoopt het leer dan aan weverijen. Die maken er verkoopbare producten van zoals; T-shirts, sweatshirts, sokken en spijkerbroeken.
Dat wordt dan weer per vracht verdeeld en naar verschillende filialen of bedrijven vervoerd.
Verkoopklaar maken:
De vracht wordt binnen gehaald en verdeeld, daarna word de vracht uitgepakt en de desbetreffende winkel ingebracht. Na dit alles worden de katoenen producten/artikelen bij de meeste filialen en bedrijven gelabeld. Als dit gedaan is worden de katoenen producten/artikelen ingevakt of bijgevult/aangevult.
Derving:
Van derving in het hele proces is bijna geen sprake van.
Soms gaat er wat verloren, omdat er ook delen van de katoenplant (pluis) aanwezig is dat onbruikbaar is of omdat dat in zoverre beschadigd is. Maar in de winkel tijdens het presenteren en verkoop, vind er meer derving plaats dan je lief is. Er is dan wel preventie door middel van personeelsleden en veiligheidslabels. Maar er bestaan tegenwoordig slimme trucjes om artikelen te stelen. Bijvoorbeeld je artikelen in een diepvries zak stoppen om zo ongemerkt door de detectiepoorten te lopen. (Je kunt katoenen T-shirts wel gemakkelijk opbergen en in een tas stoppen). Of om artikelen te ontlabelen door speciale ontlabelaars en dan zo in een sporttas stoppen en de winkel uit lopen.
3. Artikelpresentatie.
Doelmatigheid en sfeer:
De wijze van presenteren is in de eerste plaats afhankelijk van de winkelformule. De winkelformule in Scapino bestaat bijvoorbeeld vooral uit; Vracht binnen halen en bijvullen of invakken, van de artikelen die bijgevult of ingevakt moet worden. Zo dat ze zo snel mogelijk het artikel weer hebben dat zo juist verkocht is. De doelen worden bereikt door de juiste sfeer. Sapino (hoogeveen) heeft bijvoorbeeld een zelfbediening en semi-zelfbediening service, maar dat gaat veranderen. Het wordt namelijk echt een verkoopservice (bediening).
Presenteren:
De presentatie van mijn winkel Scapino (sportbrache) was uitstekend. Ik heb zelf een extern onderzoek gedaan over presentaties, sterke en zwakke punten van een winkel van 3 verschillende winkels aan de hand van een paar belangrijke marktinstrumenten.(zie bijlage). De lay-out van Scapino was goed duidelijk en overzichtelijk. Je hebt een goed en duidelijk overzicht over de hele winkel, zodat je goed kunt zien welke schoenen en wat voor kleding er gepresenteerd zijn. Dit is heel belangrijk voor je presentatie. Het moet duidelijk en goed overzichtelijk zijn. Ik heb bijvoorbeeld zelf ook een etalage mogen maken. Dat is mij gelukt zonder hulp en in 1 keer ging het gelijk goed. De etalages worden aan de hand van de folders om de 2 weken aangepast. Zo trekt de winkel klanten aan door middel van presentatie van artikelen met voortdurende acties zoals; uit onze folder, nieuwe collecties, of zelfs eventuele % korting.
4. Verkoopassistentie.
Doelgroep en behoeften:
Elk artikel heeft zijn doelgroep, mensen met bepaalde kenmerken, koopmotieven en koopgedrag. De doelgroep is betreft tennisrackets en andere racketsporten natuurlijk wel overduidelijk. Mensen die racketsporten beoefenen hebben natuurlijk baat bij deze producten. Al zit er toch wel weer een groot verschil tussen amateurs, meer ervarende, semi-profs en profs. Zo verkopen ze bijvoorbeeld in een discounter zoals Scapino rackets van hooguit €40,- Terwijl ze bij Intersport gewoon rackets verkopen van wel €300,- En in speciaalzaken zijn er zelfs tennisrackets van €500,- te verkrijgen. Dus de prijzen van artikelen van racketsporten kunnen variëren van €5,- tot wel €500,- Natuurlijk worden deze producten weer verkocht aan mannen en vrouwen, kinderen en volwassenen, dik, dun, groot of klein.
De kwaliteitsaspecten van de artikelen zijn:
- Materiële eigenschappen.
- Dienstverlenende eigenschappen.
- Symbolische eigenschappen.
- Milieueigenschappen.
De behoeften van de doelgroep kun je onderscheiden in:
- Exclusiviteit.
- Gemak.
- Genot.
- Het nieuwe.
- Solidariteit.
- Veiligheid.
- Voordeel.
- Vooruitgang.
Voorbeelden:
Materiële eigenschap: het artikel is gemaakt van onbreekbaar plastic.
Behoefte van de doelgroep: veiligheid, het nieuwe, gemak.
Dienstverlenende eigenschap: Het vraagt weinig bereidingstijd, (saus) het zit
in een handig hersluitbaar zakje (saus).
Behoefte van de doelgroep: gemak, het nieuwe, voordeel.
Symbolische eigenschap: Het artikel heeft een rode kleur, is het bijna onbetaalbaar en draagt de naam `Ferrari`.
Behoefte van de doelgroep: exclusiviteit.
Milieueigenschap: De verpakking is biologische afbreekbaar.
Behoefte van de doelgroep: solidariteit, veiligheid, vooruitgang.
Verkoopargumenten:
Tijdens de assistentie van de verkoop probeer je potentiële kopers ervan te overtuigen dat jouw artikelen aansluiten bij hun behoeften of koopmotieven. Daarbij gebruik je verkoopargumenten.
Let hierbij op:
- Afwerking.
- Kleurencombinaties.
- Modebeeld.
- Pasvorm.
Mijn verkoopargumenten:
Katoenen T-shirt:
- Katoen is sterk.
- Het is vrij goedkoop.
- Het voelt lekker koel aan.
- Katoen is goed te wassen.
- Katoen neemt snel vocht op en staat vocht ook weer snel af.
Hoofdstuk 11: Bijlage Katoen.
De katoenindustrie vóór de industriële revolutie
De katoenindustrie was gebaseerd op het idee van arbeiders die ruwe materialen van kooplieden kochten en het mee naar huis namen om daar bepaalde producten van te maken. Voordat de machines waren ingevoerd werden alle producten met de hand gemaakt. Het duurde dan ook lang voordat iets af was. Daarom was alles ook duur. Het waren met name de rijke mensen die zoiets kochten. De arme mensen konden dus ook weinig nieuwe dingen kopen en moesten ze van giften en 2e hands dingen leven. De mensen die dat maakten hadden geen speciale werkplek nodig maar deden alles thuis. De meester/ gezelrelatie was zo dat de meester de familie van de knecht (gezel) kende en als bijv. de vrouw van de knecht ziek was, dat de meester de knecht een dagje vrij gaf om voor zijn vrouw te zorgen. De meester kende al zijn knechten, het waren er meestal niet veel.
Met de komst van het kapitalisme werd dit helemaal vernietigd. In de fabrieken werkten vaak 1000 mensen of meer en de baas kende dan ook weinig mensen. Dat was ook niet het grootste probleem, maar als de man/ kind/ vrouw van de arbeider ziek was, hoefde je ook niet bij je baas aan te komen voor een dagje vrij, want dan zei de baas: "voor jou 10 anderen."
Machines waren duur en er was een grote winst te maken als een persoon een aantal machines en mensen bezat die massaproductie konden maken.
Toen het fabriekssysteem overliep van de arbeiders waren de omstandigheden verslechterd, de lonen waren heel laag en de haat tussen de arbeiders en de baas liepen op. Het fabriekssysteem ging uit van het principe van een persoon met zijn eigen vermogen die een eigen fabriek stichtte. De persoon met het kapitaal kon talloze machines kopen en in een gebouw neerzetten en dan mensen aannemen om in het gebouw te komen werken. Dit werd bekend als het fabriekssysteem. Het fabriekssysteem was een betrouwbare manier om lage prijzen voor goederen te krijgen. Maar de kwaliteit van het leven van de arbeiders werd heel slecht. Als je 's ochtends naar je werk ging, wist je niet of je 's middags je werk nog had. De arbeiders leidden een slavenleven. Ze moesten in de krottenbuurten van de steden wonen. Zonder de inkomsten van de kinderen had het gezin geen eten. Er waren heel extreme werktijden met ook wel 20 uur per dag werken vanaf je vijfde of zesde.
Er werden na een tijdje alleen nog maar vrouwen en kinderen toegelaten bij de fabrieken, omdat die goedkoper waren dan mannen. Kinderen en vrouwen werkte lange, saaie, vreselijke uren en velen kregen bochels.
Er verongelukten ook vele kinderen als ze hun gevaarlijke werk deden. Toen arbeiders inzagen wat voor rechten ze hadden, maar niet kregen stichtten ze Labor Unions. Deze groepen gaven rechten aan de arbeiders en gaven hun de macht om te staken. Nadat er meer en meer wetten waren gekomen, en de arbeiders zich meer op hun plaats voelden, begon het fabriekssysteem op te bloeien.
De machines zelf, hoe en door wie zijn ze ontwikkeld?
Er zijn natuurlijk veel uitvindingen gedaan. De belangrijkste was wel de stoommachine. Deze uitvinding was erg belangrijk voor de toekomst van de hele wereld.
De stoommachine was uitgevonden door James Watt (hij was de eerste die er octrooi op aanvroeg). Er waren natuurlijk ook mensen voor hem die het ongeveer hadden uitgevonden. Het eerste gebruik van stoomkracht was in de kolenmijnen waarbij het grondwater naar boven gepompt werd. James Watt werd in 1736 geboren en is gestorven in 1819. Hij verbeterde de stoommachine. In zijn machines werd de stoom buiten de cilinder gecondenseerd en verder veranderde hij de heen en weer gaande beweging in een ronddraaiende. Daardoor kon de machine ook gebruikt worden in de nijverheid. Dat was tegen 1785. James was ook de eerste die paardenkracht gebruikte om het vermogen van een machine aan te duiden.
Er waren natuurlijk ook variaties op te vinden. De locomobiel was ook een stoommachine en werd gebouwd aan het einde van de vorige eeuw door Marshall Sons & Co. Deze machine die werkte als een grote dieselmotor bestond vooral uit koperen en ijzeren onderdelen. De eerste stoommachines waren heel groot en zwaar en niet verplaatsbaar. De fabriek werd dan ook meestal om de machine heen gebouwd. Door de komst van de stoommachines maakte de industriële revolutie een grote sprong vooruit.
Er waren ook nog meer uitvindingen uitgevonden. Zo vond Joseph Marie Jacquard (1752-1834) een manier uit om het weven van patronen en textielstoffen te versimpelen. Jacquards weefgetouw die ook wel weefstoel genoemd, werd bediend door een wever die door op een pedaal te trappen de aan de beurt zijnde kaart uit een 'ketting' van ponskaarten naar voren kon trekken. Afhankelijk van posities van de gaten in de kaart werden naalden naar voren geschoven of juist naar achteren geduwd. Met als gevolg dat de schering draden op hun plaats bleven of omhoog getrokken werden.
De machines bleven natuurlijk niet alleen in het land waar ze gemaakt zijn, maar de ideeën werden ook overgebracht. De technische kennis kwam naar België door Engelse immigranten of via de smokkel van machines. William Cockerill was een Engelse immigrant die machines leverde aan de plaatselijke lakennijverheid van Vervier. Dit was de aanzet tot de volledige mechanisering van de Vervierse Wolindustrie. Er was ook smokkel van machines, dit gebeurde door Lieven Bauwens in Gent. Hij richtte in Gent een mechanische spinnerij en weverij op voor katoen. Dankzij die mechanisering was Gent lange tijd de enige geïndustrialiseerde stad in Vlaanderen.
De inkomsten waren voor de ouders die het geld ook heel erg nodig hadden. Anders hadden ze geen geld voor eten. Zonder eten ga je dood. Er zullen ook veel mensen onwijze honger hebben gehad in die tijd. Dat is in deze tijd niet echt meer voor te stellen, nu hebben wij allemaal regeltjes en wetjes die er weer voor zorgen dat iedereen eten heeft.
Dit is een plaatje van mensen in de katoenindustrie die de katoenmachines bedienen. Het is zeer gevaarlijk en zeer slecht betaalt werk. Er gingen ook veel mensen dood bij dit soort werk, in verhouding in wat er eerder dood ging in vergelijkbaar werk, toen het nog niet gemechaniseerd was. Er werkte ook geen deftige mensen, voorname mensen, omdat die het natuurlijk niet wilden doen.
De verschillende soorten katoen of stof dat werd gemaakt, met de hand of met machines.
De grote ontwikkeling in de katoenindustrie kon niet zonder de stoommachine. De stoommachine was echt hard nodig voor het hoge tempo waarmee de katoen werd verwerkt. Katoen komt van het zaadpluis van de katoenplant. Je kon natuurlijk ook van andere planten een stof maken. Vlas, hennep en jute komen uit stengels. Van deze 3 is vlas het meest geschikt om te verspinnen. Gesponnen vlas heet linnengaren. Uit kokos, dat komt van een vrucht en deze vezels zijn vrij geschikt voor grove garens. Sisal Manilla komt van bladeren en is voornamelijk geschikt voor het maken van touw. Je hebt ook natuurlijk dierlijke vezels. Zijde, van de cocon van de zijdevlinder. Je hebt schapenwol van verschillende rassen en in verschillende kleuren. Lamawol komt van de lama, Angorawol van het Angora konijn, Alpacawol van het Zuid-Amerikaanse kameelschaap, Kasjmierwol van de Kasjmiergeit en Mohairwol komt van de Angorageit. Je kon natuurlijk ook wol maken van kameelhaar, of van hondenhaar, maar alleen haar van honden met wollig lang haar kon versponnen worden.
Kinderarbeid in de fabrieken.
In de fabrieken werd er veel gebruik van gemaakt. Kinderen waren natuurlijk goedkoop, wilden niet echt protesteren en als ze gingen protesteren, werd er niet naar ze geluisterd. Veel kinderen in de textielfabrieken moesten 13 uur per dag wol uit elkaar trekken en op een lopende band doen. Ze moesten dan snel de eindjes aan elkaar knopen.
Rond 1860 werkten een half miljoen Nederlandse kinderen in fabrieken. Het was heel gevaarlijk werk en erg ongezond. Er was natuurlijk ook geen tijd om naar school te gaan. Toch stuurden veel ouders hun kinderen naar de fabriek. Ze moesten wel, ze waren arm. En dan is elke stuiver meegenomen.
Omstreeks 1775 vond men in Europa uit hoe je katoen kon verwerken met een machine. Er was toen heel veel vraag naar katoen, vooral uit Amerika. Daar was veel ruimte, maar er waren geen slaven of arbeiders genoeg. Dus brachten de mensen uit Europa veel slaven uit Afrika naar Amerika. Die slaven moesten dan ook van de vroege ochtend tot de late avond werken, omdat de plantages zo uitgestrekt waren.
Er waren dus (kijk dan hoe onmenselijk dit is!) Tegen de slaven en kinderarbeid. Dat was toen, maar dat is nu ook nog zo. Dit is niet zo opmerkelijk, want dat kán toch niet, zoiets. De tijden zijn ook veranderd, want als iemand dat nu zou doen, zou die een hele grote boete krijgen of een gevangenisstraf.
De emancipatiebewegingen en de initiatiefnemers in de tijd van de industriële revolutie
De groei die vanaf 1870 begon in de nijverheid/ industrie had ook een andere, negatieve kant, met name op sociaal gebied. Wat betreft de aanpak van het probleem was Nederland onderontwikkeld. Toch waren er 'heren' die hiertoe het initiatief namen. Hun persoonlijke reden waren in gevoelens van morele verplichting, eigenbelang en soms ook wel medelijden. Het was vaak het eigenbelang. Men vreesde ook opstanden onder de massa's als er niets zou gebeuren. In de politiek waren het vooral de liberalen die het voor de massa's opnamen (liberalen zijn mensen onder het motto: vrijheid, blijheid, broederschap). Van de liberalen was een deel tegen overheidsmaatregelen (onder andere J. R. Thorbecke) en een deel vóór (S. van Houten). Er waren een hoop verenigingen in Nederland die zo hun eigen doel hadden. De grootste en de bekendste was de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen die opgericht was in 1784. Deze maatschappij was een verzameling van genootschappen van de welgestelde burgers en een aantal industriëlen (industriëlen zijn mensen die de baas zijn van een fabriek). Zij rekenden het tot hun plicht het lichamelijk en geestelijk welzijn van minder rijke mensen en het hele land te bevorderen. Kortom, ze waren vóór de armen. De wijze waarop Het Nut dat deed was bijvoorbeeld door bevordering van het onderwijs en verbetering van de woningen van de arbeiders. Er waren nog veel meer van dat soort verenigingen, vooral op lokaal niveau. Rijke ondernemers richtten verschillende verenigingen en maatschappijen voor arbeiderswoningen op: Bouwmaatschappij Rotterdam, Maatschappij voor Werkmanswoningen Feyenoord, Het Westen, Vereniging voor Gemeente- en Volksbelangen (hieruit ontstond het comité voor goedkopere woningen) en Maatschappij voor Volkswoningen (die als eerste bouwde op basis van een voorschot uit de Woningwet, de eerste Rotterdamse woningcorporatie).
Ook de industriëlen gingen zich emanciperen (emanciperen= bevrijden van wettelijke, sociale, politieke, morele of intellectuele beperkingen, toekennen van gelijke rechten, gelijkstellen voor de wet.). Vanuit het parlement was er in Nederland weinig interesse voor de industrie. Men dacht voornamelijk aan de handel. De volksvertegenwoordiging had weinig ervaring en had ook helemaal geen aandacht voor de groeiende stand van de industriëlen. Die bestond bijna helemaal uit ambtenaren, burgemeesters, beoefenaren van vrije beroepen (zoals advocaten en mensen in die richting), grootgrondbezitters en landbouwers. Industriëlen waren niet vertegenwoordigd.
De emanciperende maatschappij eiste van de overheid niet alleen wetgeving en sociale voorzieningen, maar ook een beter en eerlijker belastingstelsel. Nadat de verandering in het belastingstelsel eenmaal doorgevoerd was, kwam er onmiddellijk een reactie van de deftigere, rijkere mensen.
De textielnijverheid, hoe was het daarmee gesteld???
In de Late Middeleeuwen ging de lakennijverheid in de Vlaamse en Brabantse grote steden sterk achteruit. Hun lakens werden te duur en konden niet meer concurreren met dezelfde soort producten uit kleine steden, het platteland of het buitenland. De wolnijverheid in de grote steden vond echter een uitweg in het weven van tapijten en in de gespecialiseerde mode- en luxe-industrie, waar de productiekosten minder belangrijk waren. Dat kwam doordat de mensen die dat soort kleren kochten, toch al rijk waren. Als je hard werkte, had je ook geen tijd en geld om dat soort kleren te kopen.
In de kleinere steden en op het platteland werkte men met goedkopere Spaanse en inlandse wol. Bovendien waren de loonkosten veel lager door de afwezigheid van ambachten. Men vervaardigde er lichtere en goedkopere stoffen, die meer overeenkomen aan een nieuwe mode om meer lichtere stoffen over elkaar te dragen in plaats van 1 best wel zwaar kledingstuk die er ook nog dom uitzag. Die lichte stoffen hadden ook in het buitenland een groot succes. Zij werden naar de Oostzee en het Middellandse-Zeegebied gebracht.
In de Late Middeleeuwen werd ook de vlasnijverheid belangrijk. Zij speelde zich vooral af op het Vlaamse en Henegouwse platteland. In de grotere steden kwam er eveneens een vlasindustrie tot stand. Zij beperkte zich tot duurdere weefsels zoals het fijne tafellinnen, omdat de stedelijke nijverheid niet kon concurreren tegen het heel veel goedkope linnen van het platteland.
In de verschillende onderdelen van de textielnijverheid kwam er dus een splitsing tot stand tussen de stad en het platteland. In de stad werden de meer gespecialiseerde en duurdere producten vervaardigd.
Op het platteland spitste de productie zich toe op goedkopere massa-artikelen. De stad kon dus niet meer tegen het goedkope van het platteland dus moest het wel duurdere, fijnere, mooiere en voor deftigere mensen maken.
Dat iets nijverheid was kon je herkennen door een meer doorgedreven arbeidsverdeling. Dit betekent dat elke arbeider of elk bedrijfje een bepaalde taak uitvoert (wassen, spinnen, weven, verven...), waarna iemand anders de volgende stap verricht. Het was dus meer een stappenplan met niet heel veel mensen die een taak uitvoerde.
Hoofdstuk 12: Bijlage Algemene Bedrijfskolom
Bedrijfskolom:
Alle mensen en bedrijven die werkzaam zijn bij de totstandkoming van sportartikelen, worden samen de sportartikelenbranche genoemd. De weg van de artikelen door de branche, van grondstof tot artikel in de winkel, wordt in een schema weergegeven. Zo`n schema is een bedrijfskolom. Omdat in de sportbranche zo veel verschillende soorten artikelen worden geproduceerd, is de gang van het artikel nogal verschillend. Een praktijkvoorbeeld: een fabriek in Pakistan koopt hout van de nabijgelegen houtproducent en lijm, gripband en kunststof van andere grondstoffengroothandels en maakt hockeysticks. Die gaan naar een importeur in Nederland (vaak van een bepaald merk). Die levert aan de detaillist (winkelier). De detailhandel (winkel) levert aan de consument; die hoort niet tot de bedrijfskolom, maar het is natuurlijk wel degene waar alles om draait.
Grondstoffenproducent:
Voor elk product zijn grondstoffen nodig. Om dons te verkrijgen door de vulling van jacks worden eenden gefokt; katoen voor sportkleding komt van de katoenplant. Moerbeibomen leveren hout voor de hockeysticks. Leer wordt gemaakt van dierenhuiden. Niet alle grondstoffen komen in de natuur voor, er worden ook grondstoffen gemaakt in de fabrieken van de chemische industrie. Daar wordt bijvoorbeeld van aardolie polyester gemaakt.
Grondstoffengroothandel:
Een grondstoffenproducent kan rechtstreeks leveren aan de industrie, zoals in het voorbeeld van de hockeystick, maar dat is een uitzondering. Meestal zit er een groothandel tussen. De groothandel verzamelt de grondstof en verwerkt of bewerkt ze zodat ze bruikbaar zijn voor de industrie. Dat verzamelen heet ook collecteren: de grondstoffengroothandel wordt daarom ook de collecterende handel genoemd.
Artikelindustrie:
De (grond)stoffen gaan naar de fabrieken. Kleding, schoenen en hardwaren bestaan bijna altijd uit verschillende onderdelen die in fabrieken worden gemaakt en aan elkaar gezet. In de schoenenfabrieken worden schoenen samengesteld uit zolen en bovenwerk. Ook veel hardwaren worden in de industrie in serieproductie uit de onderdelen samengesteld.
Groothandel:
De geproduceerde artikelen moeten vanuit de fabriek worden verdeeld over de hele wereld. Die verdeling heet distributie. De groothandel die levert aan detaillisten (winkeliers) wordt ook de distribuerende handel genoemd. De distribuerende handel uit de bedrijfskolom verkoopt de kant en klare artikelen van de fabriek aan de detailhandel. De detaillist kan inkopen bij een grossier die de voorraad van verschillende merken houdt, of hij kan bestellen bij een importeur. In de sportbranche is het meestal een merk, dat een serie artikelen verloopt. Vaak is er een agent als tussenpersoon; dat is iemand die de fabrikant vertegenwoordigt. Veel grossiers, agenten en importeurs hebben een showroom in het Sport Business Centre in Leusden. De merkenimporteurs laten ook vertegenwoordigers bij de detaillisten langs gaan om te laten zien wat er te koop is; ze `orderen` dan bij de vertegenwoordiger.
Detailhandel:
De detailhandel is de laatste schakel`in de bedrijfskolom. De detailhandel levert rechtstreeks aan de consument.
Welke winkels?
De detailhandel in sportartikelen vind plaats in:
- Waren huizen zoals V&D, met een sportafdeling die vrij algemene sportartikelen verkoopt;
- Grote sporthuizen, zoals Perry, Actie Sport, Bever Zwerfsport, Footlokker, Olympus Sport en Pro Sport, waar vooral van de populaire sporten een groot assortiment wordt verkocht. De omzet in kleding is groot, deze sporthuizen zijn vaak op locaties in de stad waar veel mensen komen (zogenaamde A1 locaties);
- Megastores, waarin veel speciaalzaken zijn verenigd. Deze megastores zijn vooral op locaties buiten de stad die goed bereikbaar zijn en waar parkeergelegenheid is;
- Sportzaken, waarin vaak naast een algemeen assortiment van schoenen en kleding speciale aandacht is voor 2 of meer sporten, meestal een zomersport zoals tennis, met een wintersport zoals skiën;
- Speciaalzaken, waar het assortiment zich richt op 1 sport, of een groep bij elkaar horende sporten. Voorbeelden zijn speciaalzaken voor paardensport, golf, buitensport (kamperen, klimmen), skaten, skateboarden en schaatsen. Meer dan 70% van de detaillisten is aangesloten bij een commercieel samenwerkingsverband (Vennootschap Onder Firma). Er zijn ook nog andere verkooppunten van sportartikelen, waarvan de vraag is of ze tot de sportbranche behoren. Voorbeelden zijn fietsenwinkels (racefietsen en wielrenartikelen), motorwinkels (motoren en artikelen voor motorsport), schoenwinkels, kledingwinkels en winkels met artikelen voor hengelsport. Sportartikelen worden ook verkocht door postorderbedrijven. De omzet via Internet is klein, maar zal zeker stijgen.
Probleem van de detailhandel.
1ste probleem.
Een financieel probleem van de detailhandel is dat er grote investeringen moeten worden gedaan in de voorraad. Een sportzaak moet veel in de winkel hebben, omdat er op elk moment een klant naar iets speciaals (vooral hardwaren) kan vragen. Daarom moet de ondernemer voor een goede voorraad investeren. Sportkleding is mode gevoelig, maar ook van hardwaren is er elk seizoen een nieuwe collectie. Modieuze artikelen moeten na enige tijd in de aanbieding worden gedaan. Volgens de cijfers van het IEM verkoopt iedere sportzaak gemiddeld 2 keer per jaar zijn gehele voorraad.
2de probleem.
Een tweede probleem is dat de detaillist een keuze moet maken uit het assortiment: er is een enorm aanbod in sportartikelen. Dat aan bod verschilt zowel kwantitatief (per sport zijn er vaak tientallen artikelen), als kwalitief (per artikel is veel verschil in kwaliteit: badmintonrackets zijn er van 3 tot 250 euro).
De sportzaak moet een keus maken uit de sporten (en spellen) waarvoor hij artikelen verkoopt, maar zelfs binnen elke sport zijn er veel leveranciers. Voor badminton zijn er meer dan 40 fabrikanten die rackets en andere artikelen leveren. Voor het populaire zijn er meer dan 60 fabrikanten.
De detaillist moet beslissen wat voor soort assortiment hij wil: breed of diep. Breed wil zeggen: voor veel verschillende sporten de meest gangbare artikelen. Diep wil zeggen: per sport zeer veel artikelen, van verschillende merken, in diverse prijsklassen, van fashion tot zeer functioneel. In de branche komen twee ontwikkelingen voor: een steeds breder en algemener assortiment. Twee sportzaken kunnen elkaar daar in beïnvloeden: als de ene zaak zich gaat specialiseren in bijvoorbeeld tennis, dan zal ander nog maar weinig tennisartikelen verkopen. Hij kan zich dan beperken tot de zeer algemene tennisartikelen en zijn assortiment uitbreiden in de breedte (met andere sporten).
De Consument:
De consument behoort niet tot de bedrijfskolom, maar is wel het einddoel van iedereen die in de bedrijfskolom werkt. De detaillist verkoopt aan gewone klanten, maar ook is er veel verkoop aan clubs. De hockeyclub bijvoorbeeld koopt ballen en materiaal voor de keepers in 1keer in voor het hele jaar. Iemand die op een atletiekclub zit, koopt nooit voor zichzelf een kogel of een horde, dat doet de club; vergelijk ook de turnvereniging die toestellen koopt. De detaillist moest ook rekening houden met de start van het seizoen van verschillende sporten. De vervanging van de veldsportschoen kan natuurlijk in principe op elk moment in het jaar plaatsvinden, maar de meeste aankopen worden voor het begin van het nieuwe seizoen gedaan.
Deze hulpbronnen heb ik gebruikt:
- Het Branche boek.
- Internet.
- www.schapennet.nl
- www.schoenen.nl
- schoenen.pagina.nl
- www.scapino.nl
- www.ilse.nl
- www.google.nl
- Eigen kennis.
- Scapino.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten