Inleiding:
De opdracht die ik heb opgekregen voor de praktische opdracht, is het maken van een speech voor de Minister President. Deze speech moet de Minister President, net als elk ander jaar, voorlezen op de herdenkingsdag van de Tweede Wereldoorlog. Dit is op 4 mei.
Als voorbereiding op de speech moeten we verschillende deelvragen en hoofdvragen beantwoorden. Deze gaan over de Tweede Wereldoorlog, over bijvoorbeeld accommodatie en het zwart-wit beeld. De bedoeling is ook dat je de recensies van het boek ‘Grijs verleden’ van Chris van der Heijden samenvat en noteert wat de voornaamste bedoeling is van de schrijver.
Ik heb verschillende deelvragen. Deze heb ik gekozen, omdat ik het belangrijke vragen vond. Door middel van het antwoorden op deze vragen, kreeg ik een duidelijker beeld over de Tweede Wereldoorlog. Hierdoor kon ik mijn speech beter maken en beter beargumenteren.
De hoofdvraag luidt: Welk gedrag of welke houding hadden de Nederlanders in het algemeen ten opzichte van de Duitse bezetters?
Doordat ik bij de deelvragen deze aspecten al wel heb behandeld, is de hoofdvraag eigenlijk een samenvoeging van alle antwoorden. Het geeft zo een erg duidelijk beeld over de leefomstandigheden en personen uit de Tweede Wereldoorlog.
Ik hoop dat u met plezier mijn verslag leest, hiermee wens ik u ook veel succes!
* Inhoudsopgave
* Inleiding
* Recensie 1 + Samenvatting
* Recensie 2 + Samenvatting
* Recensie 3 + Samenvatting
* Deelvraag 1:
Wat gebeurde er in Nederland naarmate de bezetting van Duitsland langer duurde?
* Deelvraag 2:
Hoe is het zwart-wit beeld ontstaan en hoe keek men er in Nederland tegen aan?
* Deelvraag 3:
Wat was het verzet en wat waren de redenen voor iemand om in het verzet te gaan?
* Deelvraag 4:
Hoe verliep de accommodatie van de Nederlanders tijdens de oorlog?
* Deelvraag 5:
Wat waren de redenen om te collaboreren met de Duitsers?
* Hoofdvraag:
Welk gedrag of welke houding hadden de Nederlanders in het algemeen ten opzichte van
de Duitse bezetters?
* Speech Minister-President
* (Bronnenselectie) Bron 1 + Bronnenanalyse
* (Bronnenselectie) Bron 2 + Bronnenanalyse
* (Bronnenselectie) Bron 3 + Bronnenanalyse
* (Bronnenselectie) Bron 4 + Bronnenanalyse
* (Bronnenselectie) Bron 5 + Bronnenanalyse
* (Bronnenselectie) Bron 6 + Bronnenanalyse
* Logboek
* Nawoord
Recensie 1
Het kantelende beeld van de bezettingsjaren
Verschoten kleuren van een verre oorlog
Sinds de jaren tachtig roepen historici op tot een genuanceerder beeld van de bezettingsjaren in Nederland. Zwart en wit worden nu in een lijvige studie verruild voor grijstinten. Maar over welke oorlog gaat het? Analyse van een schimmengevecht tegen een allang gekanteld geschiedbeeld.
Bas Blokker
Een vrouw die de Tweede Wereldoorlog als meisje meemaakte, vertelde in deze krant eens over haar eerste herinnering uit die tijd: haar moeder die alle flessen drank door de gootsteen spoelt. De Duitsers waren in aantocht en wat wordt een binnenrukkend leger geacht te doen? Plunderen, brandschatten, zich bezatten en de vrouwen verkrachten. Haar tweede herinnering: de nuchtere vaststelling dat de Duitse soldaten zich in de meidagen van 1940 keurig gedragen.
Kijk nu naar een willekeurige film over de Tweede Wereldoorlog en de gestaalhelmde ariërs hollen door het beeld, Los! Los! Schnell! schreeuwend en ondertussen trappen uitdelend met die harde laarzen van ze.
'Eerst was er de oorlog, daarna het verhaal van de oorlog', zo formuleert de historicus Chris van der Heijden het verschil. 'De oorlog was erg, maar het verhaal maakte de oorlog nog erger.' Het zijn de eerste twee zinnen van Van der Heijdens Grijs verleden en we mogen ze opvatten als het program voor zijn werk.
Wie de oorlog gemaakt heeft, dat weten we wel. Maar wie heeft er dat verhaal van gemaakt? En waarom? Over het 'wie' laat Van der Heijden meteen in zijn voorwoord geen misverstand bestaan. Dat is bovenal prof.dr. L. de Jong geweest, schrijver van het standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 'Waar Lou de Jong helden en schoften, heldere lijnen en strakke ontwikkelingen waarneemt, zie ik vooral wanorde', schrijft Van der Heijden. 'Ik heb tijdens het schrijven vaak verzucht: had De Jong maar gelijk, het zou de wereld zoveel simpeler (en dit boek zoveel eenvoudiger) maken.' De schrijver van Grijs verleden probeert twee dingen. Hij wil laten zien dat de ervaring van de laatste, harde oorlogsjaren, de realiteit van de eerste oorlogsjaren heeft overschaduwd in het geschiedbeeld. Daarin overtuigt hij ook. De vele, verfrissende statistieken en dagboekcitaten die Van der Heijden hiervoor gebruikt, hebben kracht van bewijs: voor de meeste Nederlanders waren de jaren '40/'41 relatief normale, in sommige opzichten zelfs bétere jaren dan die direct voor de oorlog - al vergeet Van der Heijden te vaak dit voor sommigen, joden en niet-joden, beslist niet gold.
Maar Van der Heijden laat het daar niet bij. Hij ziet de overschaduwing van het beeld van de oorlog door de latere bezettingsjaren niet als een spontane ontwikkeling, aangezien de meest extreme gebeurtenissen nu eenmaal achteraf voorrang nemen in het geheugen. Volgens hem is het versimpelde geschiedbeeld een constructie, een uitvinding, en hij vraagt zich af waarom die zo succesvol is gebleken. Want dát is zeker waar. Vijftig jaar na dato wordt uitermate simplistisch over de oorlog gedacht, méér dan direct na de bevrijding. Veel van die simpele verhalen komen tegenwoordig uit Amerika. Auteurs als Daniel Jonah Goldhagen (Hitlers gewillige beulen, 1996) of recenter Edwin Black met IBM and the Holocaust vechten de oorlog nog eens uit. Maar ook in Nederland anno 2001 levert de Tweede Wereldoorlog nog bijna wekelijks nieuws op en verlopen recente discussies zoals die over het vertrek van koningin Wilhelmina naar Engeland of over de affaire-Aantjes helemaal in termen van 'goed' en 'fout'. Al is het wel opmerkelijk dat 'goed' en 'fout' in de laatste zaak gaandeweg van plaats zijn verwisseld, waardoor De Jong het etiket 'fout' heeft overgenomen van Aantjes.
Ondanks pleidooien in de jaren tachtig van historici als Hans Blom en Jan Bank om het perspectief op de oorlog te verbreden, blijkt het goed/fout-schema hardnekkig. Dat bewijst het succes van een boek als Om erger te voorkomen (1997) van Nanda van der Zee. Haar centrale bewering dat koningin Wilhelmina door haar vlucht naar Engelandmedeverantwoordelijk werd voor het wrange succes van de jodenvervolgingen in Nederland, is door vakgenoten aan mootjes gehakt. Toch is zij inmiddels in de media een veelgevraagde deskundige geworden.
Het onderzoek van Van der Heijden naar het hoe en waarom van dat gestolde geschiedbeeld is dus interessant en legitiem. De vraag is: slaagt hij erin een bevredigend aantwoord te geven? Weet hij de oorlog in het collectieve geheugen te nuanceren, te 'vergrijzen', en tegelijk degenen te ontmaskeren die 'schuldig' zijn aan het gestolde beeld? Nauwelijks. En daar zijn drie redenen voor: van stilistische, methodische en analytische aard.
Door het hele boek ondersteunt Van der Heijden zijn beweringen om te beginnen met armoedige retoriek. Het 'ongelooflijk' en 'onvoorstelbaar' vliegt je om de oren. Het is ongelooflijk, moet de lezer kennelijk vragen, dus die Seyss-Inquart was eigenlijk een 'gevoelig, gelovig en intelligent man'! Jazeker, antwoordt de auteur dan: 'Het lijkt onvoorstelbaar dat een schone-handenbeul als Seyss-Inquart over zoiets als gevoel zou kunnen beschikken. Toch was dat zo. Seyss-Inquart was zelfs een bijzonder 'gevoelig' mens.' Maar op elke plaats waar je zou willen weten: wie hééft dat beeld dan, waar kan ik dat nalezen, laat Van der Heijden je in het ongewisse. Dan is het hooguit 'men', of 'historici', of 'na de oorlog'.
Een voorkeur voor ongegeneerde zelffelicitatie zit ook in de zojuist aangehaalde verzuchting over de noodzaak om De Jong aan te vallen. Alsof hij de eerste is die dit waagstukje uithaalt. Terwijl de 'Geschiedschrijver des Rijks' - de scheldnaam kreeg De Jong in de jaren zeventig van journalist Jan Rogier - al jarenlang de nationale boksbal voor aanstormende historici is. Kern van dit boek, verantwoordt Van der Heijden zijn methode, is 'het cruciale verschil tussen de invalshoek van Lou de Jong - en tallozen in zijn voetspoor - en die van een klein, maar groeiend aantal onderzoekers met wie ik me verbonden voel. Dat verschil betreft het mensbeeld.' De mens is niet goed of fout, niet zwart of wit, de mens is zwak, de mens is grijs.
Het gaat Van der Heijden in die bepaling van grijstinten voornamelijk om de psychologie. Lees zijn oordeel over de krachtsverhoudingen tussen Nederland en Duitsland in mei 1940. Voorop staat dat 'het Nederlandse leger tegen de Duitsers nooit een schijn van kans' maakte. 'Misschien niet eens zozeer vanwege de getalssterkte en het materieel (wat dat betreft waren de Duitsers ontegenzeggelijk de meerdere) maar vanwege het moreel.' Het kon ook haast niet anders, aldus Van der Heijden. 'De Nederlanders waren gewend aan overleg en compromissen.' De Duitsers daarentegen 'waren buitengewoon gemotiveerd' en 'bereid voor Kultur te sterven'. Dit is massapsychologie van de koude grond, en niet minder zwart-wit toch dan De Jong.
Meer werk maakt Van der Heijden van de individuele psychologie. Hier treedt de historicus op zachte bodem. Soms zijn enkele zinnen uit dagboeken voor hem al voldoende om de mentaliteit van de schrijver te kunnen duiden, die hij vervolgens extrapoleert naar de mentaliteit van de gehele bevolking. Vooral de drie hoofdstukken 'k Dobber en blijf drijven, Fout en foutjes, Verzet en verzetjes - de titels verraden veel van het tut-tut-tutperspectief van de schrijver - gaan van lange halen snel thuis. Als iemand een week na de capitulatie schrijft: 'Op zichzelf kan het me weinig schelen of het nu Wilhelmina of Adolf heet, en of het lijntje nu hier of daar loopt. Wel blijft de kwestie natuurlijk: hoe zal het nu verder gaan? Onze geestelijke vrijheid was ondanks het schandalige misbruik (R.K. Geitenfokvereniging en de 101 politieke partijen die stromen tijd verknoeiden) toch wel wat waard', dan vindt Van der Heijden dat een ernstige vorm van 'aanpassing'. Schrijft een trotse vader: 'Hou zee, hier ben ik, Anton Adolf, Benito Jansen, een jonge Germaan, zoon van kam.[eraad] Jansen en kamske Jansen-Pieterse, 13 Sprokkelmaand 1943', dan sust Van der Heijden: 'Veel verder zal de collaboratie van deze familie vermoedelijk niet gegaan zijn.'Zoals De Jong te veel licht zette op Wilhelmina en het verzet, en de vijand te zeer in de schaduw stelde, zo buigt vergrijzer Van der Heijden de uitersten soms te sterk naar elkaar toe. Maak je de 'witte' Wilhelmina 'grijs' door te zeggen dat ze 'stuitend zuinig' was? Wordt de 'zwarte' Seyss-Inquart lichter door de lezer 'zijn voorliefde voor bergen en muziek' in overweging te geven? Bijna ridicuul wordt het als Van der Heijden de opwelling beschrijft waarin de latere dichters Lucebert en Hans Andreus zich naar de Meldungsstelle voor het Nederlands Vrijwilligerslegioen begaven. Andreus meldde zich wel aan, Lucebert deed het toch maar niet en 'vandaar', zegt Van der Heijden, 'dat Lucebert nooit het etiket 'fout' opgeplakt heeft gekregen.' De historicus vindt het maar oneerlijk, want 'toch was er tussen de mentaliteit van de vrienden nauwelijks of geen verschil'.
Voor zijn 'grijze' mensbeeld zoekt Van der Heijden steun bij Abel Herzberg, de rechtsfilosoof die na de oorlog uitermate genuanceerd over de jodenvervolging schreef. Over Herzberg merkte de historica Conny Kristel in haar boek Geschiedschrijving als opdracht (1998) op: 'Zijn geloof in en nadruk op de continuïteit en onveranderlijkheid van de joodse geschiedenis geeft blijk van een essentialistische visie en staat als zodanig op gespannen voet met de taak van een professionele historicus het verleden te contextualiseren. ' Een looiige volzin, maar wel op een interessante manier van toepassing op Van der Heijden. Ook hij lijkt met zijn mensbeeld soms meer last te hebben van de historische context dan dat hij die gebruiken kan.
Een voorbeeld is de reeds genoemde overtocht van Wilhelmina naar Engeland. Van der Heijden geeft veel voorbeelden van de woede en verbittering onder de bevolking over Wilhelmina's vlucht. 'Pas later', schrijft hij, 'en dankzij flink wat overtuiging - om niet te zeggen 'propaganda' - door Londen, Oranjegezinde politici en het verzet kwam er verandering in dit oordeel.' Om dit te staven citeert hij een illegaal gedrukt gedicht: 'Neen, het was geen vlucht, die U deed gaan/ Maar volgen, waar God riep.' Omdat het gedicht op 31 augustus is gedateerd, concludeert hij: 'Minstens zo lang duurde het dus tot men besefte dat Wilhelmina weleens verstandig gehandeld zou kunnen hebben.' Nog los van de vraag of Nederlanders door een illegaal (en in welke omvang?) verspreid geschrift ineens zouden hebben ingezien dat ze Wilhelmina verkeerd beoordeelden, laat Van der Heijden voor het gemak eerdere uitingen van Oranjegezindheid weg. Om de bekendste maar te noemen: Anjerdag, 29 juni 1940, toen veel Nederlanders een anjer in hun knoopsgat staken om de verjaardag van prins Bernhard te vieren.
Nog duidelijker blijkt Van der Heijdens problematische verhouding tot de geschiedenis als wetenschap in een vraaggesprek met deze krant (3 maart). Hij zegt daarin over de jodenvervolging: "We hadden allemaal bij de gaskamers kunnen staan, zowel aan de ene als aan de andere kant van de deur." Wie dat beweert, moet zichzelf geen historicus noemen maar psycholoog. Iedereen kan beul zijn, is een gratuite opmerking. En dat iedereen slachtoffer kan zijn, een a-historische: aan de verkeerde kant, de binnenkant, konden zich geen anderen bevinden dat zij die door de Duitse ambtenaren daarvoor waren geselecteerd. Het kan best zijn dat Hans Andreus en andere Nederlanders die de kant van de bezetters kozen, geen 'fascistoïde inborst' hadden, maar dat betekent niet dat zij in díe periode van de geschiedenis, op díe plaats in de wereld evenveel kans maakten om vergast te worden als een willekeurige jood. Conny Kristel zou zeggen: Contextualiseren svp.
Maar Van der Heijden contextualiseert waar het hem uitkomt. Hij is namelijk gebrand op iets anders. Niet op de rehabilitatie van 'foute' Nederlanders, dat zou een verkeerde interpretatie zijn van het 'grijs' in de titel. Van der Heijden wil aantonen dat 'goed' en 'fout' niet zozeer producten zijn van de historische werkelijkheid, maar dat de 'meedogenloze streep' ertussen een doelbewuste uitvinding is. Waarom worden mensen die aan de ene kant van de streep stonden doorgaans wit en de andere zwart afgeschilderd? En wanneer is die meedogenloze streep getrokken?
Van der Heijden geeft op verschillende plaatsen verschillende antwoorden. Als individuen komen De Jong en Jacques Presser steeds weer aan bod. De Jong wordt in dit verband door Van der Heijden de 'Londense propagandist' genoemd, een verwijzing naar zijn positie bij Radio Oranje, de zender die de spreekbuis was van de uitgeweken regering. In Londen is volgens Van der Heijden het beeld ontstaan dat 'door verzetskringen overgenomen werd en door genoemd instituut jarenlang hooggehouden is' - daarmee bedoelt hij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD, tegenwoordig NIOD) dat De Jong decennia domineerde. Het aldus gefabriceerde beeld was functioneel voor de naoorlogse samenleving, voor haar verwerking van de oorlog en voor haar houding ten aanzien van de toekomst. 'De nationale mythe van een onbuigzaam volk' was nu eenmaal een prettiger oorlogsverhaal om na te vertellen dan de nuchtere, de Herzbergiaanse stelling dat elke mens tot grote wreedheid in staat is. Doordat De Jong na de oorlog de 'verzetjes' oppoetste tot Verzet met een hoofdletter, konden de Nederlanders zichzelf weer recht in de ogen kijken.
Of het nu aan De Jong valt toe te schrijven of niet, het is zeker waar dat tot diep in de jaren zestig het Nederlandse beeld van de oorlog samenvalt met het Nationaal Monument op de Dam, een eerbetoon aan de moed van het Nederlandse volk. Maar daarna maakt Van der Heijden het zichzelf moeilijk. Want als het beeld in de loop van de oorlog in Londen is gefabriceerd met de bedoeling de naoorlogse democratie een vaste norm van goed en fout te geven, waarom duurt het dan tot halverwege de jaren zestig (als De Jong en Presser hun werken publiceren) voordat het bij de goegemeente wordt bezorgd? Je zou op dat moment eigenlijk het omgekeerde verwachten van wat Grijs verleden betoogt. De tijden zijn veranderd, de eerste na-oorlogse generaties zijn kritisch en anti-autoritair. Je zou denken dat die niet zitten te wachten op een simplistisch betoog van 'schoolmeester' De Jong. Maar volgens Van der Heijden is de tijd nu pas goed rijp voor het goed/fout-denken.
Hier gaat zijn betoog twee kanten op. Hij wijst enerzijds op het Eichmann-proces, toen de eerste beschuldigende stemmen opgingen tegen de lakse Nederlandse houding tijdens de jodenvervolging. Je zou zeggen: dit is de opmaat voor een belangrijke nuancering van het geschiedbeeld. Nederland was niet het land van het Verzet, maar het land van 'de burgerij die alles toeliet'.
Maar Van der Heijden houdt vast aan zijn doelwit De Jong. Dus moet hij nu de kritische geest van de jaren zestig verbinden met de publicaties van De Jong en Presser en met het langzaam doordringende besef wat er eigenlijk met de joden in de oorlog is gebeurd. Het lijkt ondoenlijk, maar Van der Heijden schrijft het gewoon precies zo op: 'Daarmee grepen oorlogsgeschiedschrijving, sjoa en jaren-zestigmentaliteit in elkaar. Het is deze combinatie die de Tweede Wereldoorlog tot een gebeurtenis maakte die de feiten ontstijgt: een mythe.'Zo kronkelt de redenering onder zijn handen vandaan. Want door in zijn voorwoord te stellen dat het verhaal van De Jong is ontwikkeld om 'het geestelijk fundament' te vormen 'van de hedendaagse democratie in Nederland en heel het Westen' - hier citeert Van der Heijden zijn collega Von der Dunk met instemming - verplicht hij zich een tamelijk grote geschiedvervalsersbende in kaart te brengen, die decennialang de macht had om genuanceerde tegenstemmen 'in het verdomhoekje te proppen'. Vanuit die optiek moet Van der Heijden ten slotte de hysterische scherprechter Adriaan Venema, die in de jaren tachtig alsnog de ene na de andere 'foute' beroemdheid 'ontmaskerde', een 'icoon' noemen. En dan ben je toch wel ver van de historische werkelijkheid verwijderd, laat staan van een 'nuchtere visie' daarop.
Van der Heijden kan in zijn opzet geen plaats vinden voor de nuanceringen die in de loop der jaren óók zijn aangebracht in het geschiedbeeld. Zowel in de literatuur, in het werk van Vestdijk, Hermans, Reve en Mulisch, als in de geschiedschrijving, met auteurs als de genoemde Blom, Wichert Ten Have (over de Nederlandse Unie) en Guus Meershoek (over de Amsterdamse politie). Zo kritiseert Grijs verleden eigenlijk de verkeerde tendens in de ontwikkeling van het geschiedbeeld in de periode 1945-2001. De werkelijkheid is allang anders. Het goed/fout-paradigma is aan het eind van de twintigste eeuw niet meer het schema dat met 'Onderdrukking en Verzet' - zoals een van de eerste naoorlogse geschiedwerken heette - wordt geassocieerd. Als er één significante verandering is in het beeld van de Tweede Wereldoorlog, is het wel dat die in de loop van een halve eeuw is veranderd van een oorlog van Helden in een oorlog van Slachtoffers. De oorlog van het Nationaal Monument is de oorlog van het Auschwitz-monument geworden.
De Holocaustisering van 'onze' Tweede Wereldoorlog is in hoge mate een Amerikaans importproduct. Daar zit een grotere propagandistische kracht achter dan het Radio Oranje van De Jong, namelijk het Hollywood van Steven Spielberg. Zo zullen de verschillende oorlogsbeelden die zijn ontstaan, steeds verder uit elkaar komen te liggen. Het grote publiek zal nog lang huiveren bij de serie Daders en Slachtoffers, de historici zullen het beeld voor een beperkt publiek steeds meer nuanceren. Een minstens even belangrijk moment in die ontwikkeling als het Eichmann- proces uit de jaren zestig is de Amerikaanse tv-serie Holocaust uit de jaren zeventig. En dáár heeft dr. L. de Jong niet aan meegeschreven.
Samenvatting recensie 1: Het kantelende beeld van een verre oorlog
Door: Bas Blokker
De voornaamste stelling van Van der Heijden is: ‘Eerst was er de oorlog, daarna het verhaal van de oorlog. De oorlog was erg, maar het verhaal maakte de oorlog nog erger’.
Van der Heijden probeert eigenlijk twee dingen te bereiken in zijn verhaal.
Ten eerste wil hij overtuigen en laten zien dat de ervaring van de laatste, harde oorlogsjaren, de realiteit van de eerste oorlogsjaren heeft overschaduwt in het geschiedbeeld.
Ten tweede ziet hij het versimpelde geschiedbeeld als een constructie, een uitvinding. Hij vraagt zich af waarom die zo succesvol is gebleven.
Van der Heijden zegt in zijn boek: ‘De mens is niet ‘goed’ of ‘fout’, zwart of wit, de mens is zwak, de mens is grijs. Het gaat hier volgens Blokker vooral in de psychologie.
Het gedeelte van de individuele psychologie van Van der Heijden vind Blokker beter. ‘Hier treedt de historicus op zachte bodem’. In deze hoofdstukken zegt Van der Heijden dat het oneerlijk is dat sommige mensen niet ‘fout’ worden beschouwt, terwijl dat volgens hem dan wél moet.
Volgens de recensist interpreteert Van der Heijden dingen hoe het hem het beste uitkomt. Hij is namelijk gebrand op iets anders. Van der Heijden wil aantonen dat ‘goed’ en ‘fout’ niet zozeer producten zijn van de historische werkelijkheid, maar dat de ‘meedogenloze streep’ ertussen een doelbewuste uitvinding is. Zo vraagt hij zich af waarom de een als wit en de andere als zwart wordt beschouwt en wanneer die meedogenloze streep tussen die twee is getrokken.
Het na de oorlog gemaakte beeld over de oorlog was volgens Van der Heijden wel ergens functioneel voor. Het was namelijk functioneel voor de naoorlogse samenleving, voor de verwerking van de oorlog en voor haar houding ten aanzien van de toekomst.
Van der Heijden kan in zijn opzet geen plaats vinden voor de verschillen die in de loop der jaren óók zijn aangebracht in het geschiedbeeld. Volgens Blokker kritiseert ‘Grijs verleden’ eigenlijk de verkeerde richting in de ontwikkeling van het geschiedbeeld in de periode 1945-2001. De werkelijkheid is volgens hem allang anders.
De recensist vind niet dat Van der Heijden erin is geslaagd om de twee stellingen te beantwoorden. (eerste; dat de laatste harde jaren de realiteit van de eerste oorlogsjaren hebben overschaduwt. Tweede; dat hij het versimpelde geschiedbeeld als een uitvinding ziet.)
Volgens Blokker zijn daar drie redenen voor: van stilistische aard (stijlbetreffend), van methodische aard en van analytische aard (op analyse berustende aard).
Recensie 2
Recensie door mw. dr. C. C. van den Haspel - 11 april 2001
Van der Heijden wil af van zwartwitidee over '40-'45
Grijs, grijzer, grijst
Eerst was er de oorlog. Toen was er het verhaal over de oorlog. En nu leven we met de mythe over de oorlog. Volgens de historicus-journalist Chris van der Heijden, auteur van ”Grijs Verleden”, is dat een betreurenswaardige ontwikkeling. De mythe ontneemt ons een evenwichtige kijk op wat er in de jaren '40-'45 werkelijk gebeurde.
Een mythe is een vertelling over gebeurtenissen, waarbij het geen bezwaar is dat de feiten in een samenhang worden gezet die niet altijd klopt; het gaat om de strekking van de vertelling. In zijn boek ”Grijs Verleden” beschouwt Chris van der Heijden niemand minder dan professor dr. Loe de Jong als de ontwerper van de mythe over de bezettingsjaren.
De Jong zou nooit losgekomen zijn van het beeld dat hij zich in Londen, waar hij voor Radio Oranje werkte, van de toestanden in bezet Nederland had gevormd. Dit Londense perspectief bleef De Jongs blik bepalen toen hij zoveel jaar later, van 1969 tot 1988, zijn hoofdwerk, ”Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog”, publiceerde. Voor de vraag of De Jong zich bij het schrijven van zijn 16.000 pagina's in twintig jaar, acht maanden en twintig dagen iets heeft aangetrokken van de kritiek die zijn werk ook ontmoette, heeft Van der Heijden geen oog. Dat behoeft ook niet. ”Grijs Verleden” is duidelijk een journalistiek werk, ondanks het meestal zorgvuldige notenapparaat en een uitgebreide literatuurlijst.
Beul
Als journalist heeft Van der Heijden heel wat vrijheid. Natuurlijk is ook hij verplicht de feiten waarheidsgetrouw weer te geven, maar in de interpretatie van de feiten heeft hij meer ruimte dan een wetenschapper. Zo zit hij niet vast aan een van de hoofddogma's uit de geschiedwetenschap: geen levensbeschouwelijk gekleurde interpretatie. Dat wil zeggen: bij de beschrijving en beoordeling van het verleden mag de levensvisie van de auteur geen rol spelen.
Als Van der Heijden toekomt aan de vraag die momenteel menig historicus bezighoudt –de vraag hoe het komt dat er verhoudingsgewijze zo veel Nederlandse Joden zijn weggevoerd– maakt hij van zijn journalistieke vrijheid royaal gebruik. Van der Heijden noemt slechts die factoren uit het door wetenschappers gehanteerde rijtje die hem passen en vult de overblijvende leemte op met de levensbeschouwelijke verklaring die de Joodse schrijver Abel Herzberg gaf: in ieder mens schuilt een beul; wij moeten ervoor zorgen dat de beul in onszelf en in anderen niet wakker wordt.
Zwart-wit
De Loe de Jong-mythe waar Van der Heijden zo'n hekel aan heeft, verloopt als volgt. In het eerste jaar van de bezetting waren de Nederlanders verbijsterd door de Duitse overrompeling. Maar dat bleef niet lang. Bij de Februaristaking in 1941 begonnen de uitersten zich al af te tekenen. Aan de ene kant stond het verzet en aan de andere kant stonden de Duitsers en de NSB'ers. Daartussen bewoog zich de massa van het Nederlandse volk. Het zwartwitschema van de mythe is duidelijk. De Witten, het verzet, werden een steeds sterkere pool. Weliswaar sloot niet iedere Nederlander zich bij het georganiseerde verzet aan, maar de oppositie kon wel rekenen op een groeiend aantal hulpvaardige sympathisanten. De NSB'ers en hun helpers bleven volharden in hun verdwazing.
Echter, het zwartwitschema onderging in de publieke opinie al snel een transformatie in morele zin. De Witten werden de Goeden en de NSB'ers waren de Fouten, om van de Duitsers maar te zwijgen. Het beeld dat Loe de Jong van de oorlog schetste, het beeld van de good guys en de bad guys, is dan ook onder de naam ”goed-foutschema” de geschiedenis ingegaan.
Tegenover deze mythe stelt Van der Heijden het verhaal dat volgens hem vlak na de oorlog leefde, maar verdrongen werd door het goed-foutschema. Vooral aan de hand van drie onderwerpen, de houding van de doorsnee Nederlander tijdens de bezetting, de Jodenvervolging en het verzet, ontvouwt de schrijver zijn these. De grote massa van de Nederlanders had tijdens de jaren 1940-1945 maar één doel: overleven. Men paste zich aan, uit angst, naïviteit, realisme of plichtsbesef. Ook de meeste bestuurders en ambtenaren toonden zich inschikkelijk. Anders gezegd: de meeste Nederlanders bewogen zich in de jaren 1940-1945 binnen de grijstinten van de meegaandheid. Er was geen heldendom op grote schaal, er was geen drama voor de meeste Nederlanders, maar aangepaste alledaagsheid.
Grijstinten
Natuurlijk sluiten deze grijstinten niet uit dat een enkeling spannende, gevaarlijke of angstige momenten kon beleven. Zij sluiten ook niet uit dat de enkeling voor de gewetensvraag kon komen te staan waar zijn aanpassing moest ophouden. De grijstinten laten echter duidelijk zien hoe goed en fout door elkaar heen liepen. Iemand kon door toeval goed zijn en het volgende moment door toeval fout.
Dezelfde grijsheid speelde de Joden parten. Zij waren natuurlijk slachtoffer van de Duitse uitroeiingspolitiek, maar ook van de Nederlandse burgerlijke cultuur waar zij zelf deel van uitmaakten. Ook zij geloofden in het begin van de bezettingstijd dat men via redelijk overleg en via een systeem van vrijstellingen (de Joodse Raad) tot een oplossing kon komen. De Joden die zich aan het gezag onttrokken en probeerden onder te duiken, stuitten vaak –niet altijd– op onwil, verraad of benepen bejegening. Er zij opgemerkt dat desondanks ongeveer 8000 Joden via onderduiking de oorlog overleefden.
Ook het verzet 'vergrijst' onder de handen van Van der Heijden. In vergelijking met Frankrijk en België waren er in Nederland heel wat minder verzetsstrijders, kwam het verzet verhoudingsgewijs laat op gang en viel ongeveer 95 procent van de wapens die vanuit Engeland in Nederland gedropt werden in Duitse handen. De strekking van Van der Heijdens verhaal is duidelijk: de bezettingsjaren waren niet goed of fout, niet zwart of wit, maar overwegend grijs.
Nuance
Overigens is Van der Heijden niet de eerste die pleit voor een genuanceerder beeld van de bezettingsjaren. De hoogleraren J. Bank en J. C. H. Blom waren daar in 1983 al mee begonnen. Sinds hun pleidooi voor meer grijs zijn er diverse studies verschenen –bijvoorbeeld van Trienekens, Wichert ten Have en Meershoek– die het beeld dat De Jong van de oorlog gaf bestreden of minstens relativeerden. Deze ontwikkeling in de wetenschap plaatst Van der Heijden voor de vraag waarom het goed-foutschema buiten de wetenschap zo'n lang leven beschoren is.
Ter verklaring reikt hij enige argumenten aan. Zo noemt hij de suggestieve schrijfstijl van Loe de Jong en de rebellerige mentaliteit van velen uit de jaren zestig, die het verzet verheerlijkten als een stormloop tegen autoriteiten, iets wat ze zelf ook deden. Hij verwijst verder naar het Eichmann-proces en naar de invloed van sommige films die afkomstig zijn uit Hollywood en die, zoals dat daar gebruikelijk is, gekenmerkt worden door een simpel good guys and bad guys-schema.
Maar wezenlijk voor de taaiheid waarmee het goed-foutschema zich buiten de wetenschap handhaaft, is volgens Van der Heijden een wereldbeeld. De mythe van goed en fout steunt op een haast manicheïsche kijk op het bestaan: het menselijk leven speelt zich af in tegenstellingen, dag en nacht, duivels en engelen, kapitalisten en verworpenen der aarde, goeden en fouten. Wie zo denkt is voor grijstinten niet ontvankelijk.
De dichter-historicus J. W. Schulte Nordholt heeft eens opgemerkt dat een land niet kan bestaan zonder een nationale mythe; deze werkt als bindmiddel. Zou het goed-foutschema Nederlands nationale mythe zijn? Kan een samenleving bij nader inzien ook van mythe veranderen? Wie dat wil weten, moet goed luisteren naar de officiële sprekers op de avond van 4 mei.
Abel Herzberg
Blijkens de inleiding heeft Van der Heijden grote waardering voor het denken van Abel Herzberg, de Joodse schrijver die bij alle secularisatie zijn gehele leven lang niet loskwam van de Aäronitische zegen, die zijn grootvader hem gaf (Numeri 6:24). Van der Heijden bewondert Herzberg, omdat Herzberg zijn eigen kijk op de oorlog behield en niet mee ging in het goed-foutschema.
Uit het denken van Herzberg herhaalt Van der Heijden steeds drie elementen: de eerder genoemde beul-in-iedere-mensgedachte, de bewering dat achteraf alles er veel simpeler uitziet dan op het moment zelf en de opvatting dat de geschiedenis een serie varianten is op het onveranderlijke. Daarmee wordt de holocaust als uniek verschijnsel gerelativeerd. Er zijn immers in de geschiedenis herhaaldelijk gruwelijke massamoorden geweest op Joden en anderen. Deze visie past Van der Heijden uitstekend. Het geeft hem de gelegenheid om ook de massaslachtingen op de Balkan en in Rwanda in zijn geschiedbeeld te integreren. Volgens Van der Heijden is het altijd al droefenis geweest op aarde; de moord op de Joden was daarin een van de dieptepunten.
Maar Abel Herzberg had meer te vertellen dan deze wat al te eenzijdige mensopvatting en dit cyclische geschiedbeeld. Hij heeft het ook over mensenliefde als een autonome norm. En in zijn prachtige verhaal over Labi snijdt Abel Herzberg de vraag aan waarom Adolf Hitler de Joden gehaat heeft. Het antwoord is: om een zin. De Joden hebben de eerste zin uit de menselijke beschaving geformuleerd: „De erkenning dat er iets is dat mag, en iets dat niet mag.” En niet minder indrukwekkend is het verhaal over de kamprechtspraak dat eindigt met de grote onzichtbare Rechter, die sprak: „Ik heb ze vergeven. Volgende zaak.”
Wie op de avond van 4 mei genoeg heeft van de officiële sprekers met hun nationale mythe kan de gewenste relativering bij Van der Heijden halen. Maar voor wijsheid moet hij ergens anders zijn – bijvoorbeeld bij Abel Herzberg, de wijze die voorbij ging.
Samenvatting recensie 2: Grijs, grijzer, grijst
Door: Mw. Dr. C. C. van den Haspel
Eerst was er de oorlog. Toen was er het verhaal over de oorlog. Nu leven we met de mythe over de oorlog. Volgens Chris van der Heijden is dat een betreurenswaardige ontwikkeling. ‘De mythe ontneemt ons een evenwichtige kijk op was er in de jaren ’40-’45 werkelijke gebeurde.
Tegenover deze mythe stelt Van der Heijden het verhaal dat volgens hem vlak na de oorlog leefde, maar verdrongen werd door het goed-foutschema. Vooral aan de hand van drie onderwerpen; de houding van de doorsnee Nederlander tijdens de bezetting, de jodenvervolging en het verzet, ontvouwt Van der Heijden volgens Van den Haspel zijn standpunt.
Op de vraag waarom het goed-foutschema buiten de wetenschap zo’n lang leven beschoren is, geeft Van der Heijden enkele verklaringen;
Zo noemt hij de suggestieve schrijfstijl van Loe de Jong en de rebellerige mentaliteit van velen uit de jaren zestig iets wat ze zelf ook deden. Volgens hem steunt de mythe van goed en fout op een haast manicheïsme kijk op het bestaan: het menselijk leven speelt zich af in tegenstellingen. Wie zo denkt is voor grijstinten niet bereikbaar.
Van den Haspel vind ‘Grijs verleden’ duidelijk een journalistiek werk, ondanks het meestal zorgvuldige notenapparaat en een uitgebreide literatuurlijst.
Ook heeft hij, als journalist, volgens haar heel wat vrijheid. Op de vraag hoe het komt dat er in verhouding zoveel Nederlandse joden zijn weggevoerd, maakt hij van zijn journalistieke vrijheid gebruik: Hij noemt slecht een paar factoren uit het standaard rijtje van wetenschappers en vult daarbij aan: in ieder mens schuilt een beul; wij moeten ervoor zorgen dat de beul in onszelf en in anderen niet wakker wordt.
Recensie 3
Chris van der Heijden, Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog (achtste, goedkope druk, Olympus/Contact & Veen, Amsterdam & Antwerpen, 2003, 470 blz., ISBN 90-254-1589-X, E 15,-)
Hein Klemann, Nederland 1938-1948. Economie en samenleving in jaren van oorlog en bezetting, (Boom & Denis, Amsterdam & Deurne, 2002, 696 blz., ISBN 90-5352-767-2, E 39,50)
De Tweede Wereldoorlog gold ooit voor de meeste Nederlanders en zeker voor de scholieren nog altijd een periode waarin de meesten zeer dapper weerstand boden aan de bezetter, hulp verleenden aan joden en andere onderduikers en slechts een kleine minderheid NSB-ers bewust ging collaboreren. Dat beeld hield ruim vijftig jaar stand en werd ondersteund door het monumentale epos van Lou de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (1969-1991). Dit pronkstuk van 16.000 bladzijden en 25 kilogram neemt bij vele Nederlanders een duidelijk zichtbaar deel van de woonkamer in beslag. Men is er terecht trots op. Telkens al er een deel klaar was, werd het onder massale mediabelangstelling aangeboden aan een prominente Nederlander, bij voorkeur de koningin of de minister-president.
Vraagtekens en dissidente geluiden
Met de afstand kwam er ook enige nuchterheid, eerst in academische kringen, sinds 1997 ook bij een breder publiek. Men begon vraagtekens te zetten bij de visie van De Jong. Rond die tijd werd ook onthuld dat o.a. Zwitserse banken niet al te netjes waren omgegaan met tegoeden van omgekomen joden. En toen kwam ook aan het licht dat tijdens de oorlog en ook nog in 1968 joodse bezittingen voor een prikje verkocht waren aan personeelsleden van het ministerie van financiën en aan het archief van Amsterdam. Toen verscheen ook het ophefmakende boek van Nanda van der Zee, Om erger te voorkomen. De voorbereiding en uitvoering van de vernietiging van het Nederlandse jodendom (Amsterdam 1997), die het waagde om koningin Wilhelmina te beschuldigen van medeverantwoordelijkheid aan de jodenvervolging. Verder was er Aalders die er in Oorlogsdocumentatie '40-'45: achtste jaarboek van het RIOD (1997), op wees dat 104.000 van de 140.000 joodse Nederlanders omgekomen waren. Dat is ongeveer de helft van het totaal aantal Nederlandse doden en veel meer dan in de buurlanden.
In 2002 voegde Ad van Liempt er zijn Kopgeld. Nederlandse premiejagers op zoek naar joden (Amsterdam 2002) aan toe. Ongeveer vijftig collaborateurs van de Colonne Henneicke maakten jacht op joden en pakten in 1943 achtduizend joden op. Ze kregen daarvoor een vast salaris en ook nog 7,50 kopgeld per opgebrachte jood. Bovendien verplichtten ze die joden om onderduikadressen van familie en vrienden bekend te maken. Dit ging gepaard met roof, chantage en seksueel misbruik.
Een andere wijziging van het gangbare beeld betrof Otto Frank, de vader van Anne. Carol Ann Lee beschreef in Het verborgen leven van Otto Frank (Amsterdam 2002) hoe NSB-er Tonny Ahlers tijdens en zelfs na de oorlog Otto Frank afperste met zijn dreigingen om bekend te maken dat Franks firma tijdens de oorlog zaken deed met Duitsers. Ahlers was misschien ook de verrader van mevrouw Frank, van Anne en Margot. Toch bezocht Frank hem na de oorlog en pleitte zelfs voor hem bij de rechter.
Economische toestand
Ook in 2002 gaf Hein Klemann een beeld van de Nederlandse economie tijdens de oorlog. Hij rekent af met de traditionele voorstelling dat Nederland door de Duitse bezetter systematisch beroofd en steeds armer werd gemaakt. In de periode van mei 1940 tot najaar 1942 draaide het Nederlandse bedrijfsleven goed mee in de Duitse economie. De Nederlandse bedrijven werkten intenser mee dan de Belgische. Tot 1944 bleef de Nederlandse economie nog groeien, o.m. door handel met de Wehrmacht.
Door het keerpunt in de oorlog, door de te grote ijver van collaborateurs en door de gretige bereidheid tot medewerking van het zich vlot aanpassende bedrijfsleven, verslechterde de situatie. Tot de hongerwinter van 1944-1945 kreeg de bevolking een behoorlijk rantsoen. Maar in die winter stierven ca. 20.000 Nederlanders van honger en vele anderen waren uitgemergeld. Dat beeld is uiteraard bewaard gebleven en generaties lang op school aangeleerd.
De uitmuntende studie van Klemann kwam op tijd, want over de economische situatie en de houding van de bedrijven was relatief weinig geschreven. Hij legt ook de link met de jodenvervolging en laat duidelijk zien hoe de economische conjunctuur van invloed was op de houding van de bevolking tegenover de bezetter: toen deze vanaf 1942 teveel ging uitbuiten, werd het verzet en onderduikgedrag veel heviger.
Klemann onderbouwt zijn stellingen met 66 statistieken, ook over de zwarte economie. Verder zijn er 65 bladzijden noten, 22 bladzijden bronnen en literatuur, een personen- en zaakregister.
Kwaliteitswerk !
Van der Heijden
En nu is er Chris van der Heijden. Zijn boek verscheen in 2001, had veel succes en is daarom in een drietal goedkope versies heruitgegeven: nu dus 470 bladzijden voor E 15,-.
De auteur geeft eerst een inleidend deel over het Interbellum (blz. 19-108). Dan behandelt hij in twee delen (1940-1942, 1942-1945) heel het oorlogsgebeuren (p. 109-342) en bekijkt tenslotte de reacties op de oorlog vanaf 1945 tot 2000.
In de twee delen over de oorlog legt hij uit hoe het Duitse bestuur in elkaar stak, hoe het aanvankelijk zacht was, maar dan harder werd onder druk van de oorlog tegen de geallieerden, welke vormen van collaboratie en verzet er waren, hoe kleine mensen en heel veel zwakkelingen vooral druk bezig waren met hun eigen zaken. Hij is niet mals in zijn bewoordingen: de houding van de overgrote meerderheid was er geen van 'luctor et emergo', ik strijd en ik kom te boven, maar van 'non luctor et emergo, sed fluctuo et fluo', ik vecht niet en kom niet te boven, maar ik dobber en blijf drijven (blz. 16 en 129).
Anders geformuleerd: zeer weinig Nederlanders hadden vanaf het begin de moed om krachtig nee te zeggen tegen de Duitsers; verreweg de meesten legden zich neer bij de toestand die hun overkwam. De consensus na de oorlog, belichaamd in het werk van De Jong, was er één van overwinnaars en gaf aan de toekomst een morele basis: wie fout was geweest, werkte hier niet aan mee. Die consensus bevorderde ook dat Nederland weer spoedig tot bloei kwam en bleef bloeien.
Los van het schuldvraagstuk, behandelen de delen II en III ook omstandig het dagelijkse leven. Met statistieken en dagboekfragmenten toont Van der Heijden, net zoals Klemann, aan dat de jaren '40-'41 normaal waren, in sommige opzichten zelfs beter dan de jaren '30, maar dat ze in het geschiedenisbeeld overschaduwd werden door de laatste, harde jaren.
Deel IV gaat over de verwerking of de naoorlogse bezinning over de vraag waarom zoveel joden omgekomen waren, over de diepere betekenis van de Tweede Wereldoorlog voor de geschiedenis van Nederland en van de wereld, over de uniciteit van de misdaden, het onvermogen om er in bepaalde omstandigheden iets aan te verhelpen. Hij verwijst daarbij naar Joegoslavië in de jaren '90.
Verder bespreekt hij de repressie, de uitgesproken straffen, het boek van Presser (Ondergang, 1965), het huwelijk van Beatrix en Claus, bekende Nederlanders (o.a. Luns) van wie later uitlekte dat ze NSB-er waren geweest of tijdens de oorlog aan de verkeerde kant hadden gestaan.
Beoordeling.
Chris van der Heijden schrijft vlot en geeft vooral een knappe, veelzijdige en tamelijk genuanceerde synthese van het dagelijks leven tijdens de bezetting. Hij synthetiseert ook het recente wetenschappelijk onderzoek, sinds Hans Blom en Jan Bank in de jaren '80 een eerste aanzet gaven tot een meer genuanceerde kijk.
De interpretatie zwart/wit/grijs heeft voor veel commotie gezorgd: niemand hoort graag dat hij of zijn ouders niet bij wit, maar bij grijs hoorde, dat ze niet handelden op basis van onwrikbare morele principes, maar zich lieten leiden door toevallige omstandigheden en opportunisme.
Ook de mening van de auteur dat een NSB-er niet per se een slecht mens was, maar een product van de Nederlandse cultuur van gematigdheid en van de omstandigheden, is voor menig Nederlander onverteerbaar. Weinigen zullen appreciëren dat de auteur rijkscommissaris Seyss-Inquart, behalve hard en geslepen, ook een gevoelig, gelovig en intelligent man noemt (blz. 170).
Het kan ook gevaarlijk zijn uit enkele dagboeken conclusies te trekken voor heel de bevolking en uit de bloei van de industrie af te leiden dat de gewone mensen zich ook goed voelden.
Misschien richt hij ook te veel pijlen op de inmiddels bijna negentigjarige Lou de Jong (geboren in 1914), destijds medewerker van Radio Oranje, de spreekbuis van de gevluchte regering en daarom de 'Londense propagandist' genoemd. Die energie had hij beter besteed aan zijn wetenschappelijk onderzoek zelf.
Het boek zelf oogt saai en eentonig, zeker in de goedkope edities. Alleen de leuke versjes en de vele, zeer nuttige tabellen zorgen voor visuele afwisseling in de bladspiegel.
Die statistische tabellen zijn enorm waardevol: je krijgt meteen een heldere kijk op de militaire uitgaven, wapenproductie van Engeland, VS, USSR, Duitsland, Japan, het aantal Nederlanders dat de ariërverklaring aflegde, de joodse zelfmoorden, het calorieënverbruik, de inkomens, prijzen van levensnoodzakelijke goederen, gezinsgrootte, hoge geboorteaantallen, huwelijken, echtscheidingen, inboedels van woningen, winstpercentages van middenstanders en bedrijven, werkgelegenheid, spaartegoeden, handel met (bijna uitsluitend) Duitsland, ledentallen NSB (gemiddeld 30.000 vóór, 74.000 tijdens de oorlog), Nederlanders bij de Waffen-SS, joodse slachtoffers in Nederland (71 procent) en in de andere Europese landen (België 44 procent), sabotagedaden, bombardementen op Nederlandse steden, repressie, verkiezingen van 1937 en 1946. Jammer dat het register enkel personen bevat en geen groeperingen zoals NSB, Nederlandse Unie etc. In de literatuurlijst mist overigens het boven genoemde boek van Nanda van der Zee.
Jef Abbeel
April-juli 2003
jef.abbeel@skynet.be
jabbeel@olvbreda.nl
Samenvatting recensie 3: Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog
Door: Hein Klemann
Van der Heijden legt zijn boek in twee delen uit hoe het Duitse bestuur in elkaar stak, hoe het aanvankelijk zacht was, maar dan harder werd onder druk van de oorlog tegen de geallieerden.
Volgens Klemann is hij niet mals in zijn bewoordingen; hij zei dat er zeer weinig Nederlanders vanaf het begin de moed om krachtig ‘nee’ te zeggen tegen de Duisters waren. Verreweg de meeste legden zich neer bij de toestand die hun overkwam.
De rest van het boek gaat over de omstandigheden in het dagelijks leven. Ook gaat het over de vraag waarom zoveel joden omgekomen waren en bespreekt hij de repressie en over de uitgesproken straffen.
Hein Klemann zegt zelf dat het boek saai en eentonig oogt. De versjes en vele nuttige tabbellen zorgen daar verandering in.
Van der Heijden schrijft vlot en geeft een knappe, veelzijdige maar ook genuanceerde synthese van het dagelijks leven tijdens de bezetting.
Klemann vind het af en toe wel gevaarlijk dat Van der Heijden conclusies trekt voor heel de bevolking, terwijl hij het uit enkele dagboeken had vernomen.
Misschien richt hij volgens Klemann wel te veel aandacht aan Lou de Jong, de spreekbuis van de gevluchte regering en daarom de ‘Londense propagandist’ genoemd. Volgens Klemann had hij die energie beter aan zijn eigen wetenschappelijk onderzoek kunnen besteden.
Deelvraag 1
Wat gebeurde er in Nederland naarmate de bezetting van Duitsland langer duurde?
Op 10 mei 1940 overschreden de Duitsers de Nederlandse grens en vielen Nederland binnen. Hoewel van verschillende kanten gewaarschuwd was voor de naderende overval, bleek het Nederlandse leger toch nauwelijks voorbereid op de aanval van de Duitsers.
Het bleek dat er te weinig luchtafweer was waardoor de luchtmacht al snel uitgeschakeld werd. Ook de verdedigingslinies bleken niet te handhaven.
Op 13 Mei vluchtten de koningin en de regering naar Engeland, om vanuit daar Nederland te besturen. Ze deden dat omdat ze daar zeker waren van een veilig verblijf.
Omdat Duitsland had gedacht dat de bezetting maar één dag zou duren, duurde het Duitsland te lang. Nederland bood namelijk al enkele dagen weerstand. Daarom gaf Hitler de opdracht om Nederland te bombarderen. Ze bombardeerden Rotterdam. Omdat ze dreigden Utrecht en Amsterdam ook te bombarderen, capituleerde Nederland; op 14 mei 1940 was de Duitse bezetting begonnen.
De Duitser Seyss-Inquart wordt door Hitler benoemt tot Rijkscommissaris van Nederland en de eerste maatregelen worden ingevoerd. Toch blijven de ambtenaren, burgemeesters, commissarissen van de koningin en de hoogste ambtenaren op de ministeries hun werk doen, om mogelijke chaos in de bevolking te verkomen. Wel komt er een Duitse politie om mogelijk verzet te onderdrukken.
De doelen van de Duitsers met de bezetting van Nederland werden snel duidelijk. Nederland moest zo veel mogelijk ingeschakeld worden bij de oorlogvoering, zonder Nederland direct in beslag te nemen.
In 1941 worden de maatregelen van de Duitsers steeds strenger, vooral de Joden zijn daar het slachtoffer van. Er komt namelijk ‘de Jodenvervolging’. Ook werd er een Joodse Raad ingevoerd. Deze bestond uit meerdere bekendstaande joden. Dat was bedoelt om de joden zich veilig te laten voelen. De mensen verzetten zich nog weinig omdat ze hoopten op een overwinning van Frankrijk, waardoor Nederland dus ook bevrijdt zou worden.
Niet alleen de Jodenvervolging werd ingevoerd, er werden nog meer maatregelen getroffen. Er wordt onder andere ‘de Arbeidseinsatz’, censuur en er werd voedsel uit Nederland naar Duitsland gevoerd.
‘De Arbeidseinsatz’ hield in dat alle mannen tussen de 18 en 45 jaar moesten werken voor de Duitsers. Ze moesten in bijvoorbeeld in Duitse fabrieken werken, om daar wapens te produceren voor het Duitse Rijk. Dat was allemaal natuurlijk in het belang van Duitsland zelf. Hierdoor duiken veel mannen duiken onder. Vooral de studenten doen dit op grote schaal. De georganiseerde onderduikhulp komt op gang en in het verlengde daarvan het vervalsingswerk en het gewapende verzet.
De censuur die er werd ingevoerd hield in dat er allerlei maatregelen met betrekking tot de media werden ingevoerd. Al het nieuws werd door de Duitsers gecontroleerd. Zij bepaalden vervolgens of het wel of niet bekend werd gemaakt. Alle radio’s moeten worden ingeleverd. Dit stimuleerde de illegale pers. Het land werd economisch volledig leeggeplunderd.
Niet alleen arbeiders, maar ook levensmiddelen gingen naar de Duitsers toe. Deze werden namelijk uit Nederland gehaald en vervolgens naar Duitsland gevoerd. In het begin van de oorlog hadden de Nederlanders overvloed in levensmiddelen, maar doordat de Duitsers het voedsel gingen innemen, kwam er schaarste. De Duitse bezetters gebruikten de rantsoenering als een middel om de Nederlandse bevolking in bedwang te houden.
In Februari 1941 breekt een staking uit als protest tegen de vervolging van de joden. De bezetters accepteerden het verzet niet en arresteerde de stakers die daarna doodgeschoten werden. De vervolging van de joden werd steeds erger, ze worden verplicht om een gele Davidsster te dragen, worden gedwongen om in aparte wijken te gaan wonen en mochten niet meer in openbare gelegenheden komen zoals bioscopen, trams, bussen en parken.
Ook worden de Joodse bloeddonoren van de lijsten geschrapt.
In de strenge winter van 1944-1945 heerst er in de steden grote hongersnood. Gas en elektriciteit worden afgesloten. Om aan brandstof te komen kappen de mensen bomen en slopen ze leegstaande huizen. De hoeveelheid voedsel die ‘op de bon’ kan worden verkregen daalt gestaag. Stadsbewoners maken hongertochten naar het platteland. Ze ruilen bij boeren kostbaarheden voor voedsel. Meer dan 20.000 mensen sterven van de honger.
Toch worden er diverse initiatieven genomen om de hongersnood te bestrijden.
De gezamenlijke kerken brengen 50.000 ondervoede stadskinderen onder in Noord- en Oost-Nederland. Eind januari 1945 voert het Rode Kruis per schip meel uit Zweden aan. Pas een maand later kan het legendarische Zweedse wittebrood worden uitgedeeld.
In april droppen geallieerde vliegtuigen, met toestemming van de Duitsers, voedselpakketten boven Nederland. Op 2 mei worden geallieerde vrachtwagens met voedsel toegelaten. Het viel overigens niet mee om een eerlijke verdeling te organiseren. Het meeste voedsel kon pas na de bevrijding worden uitgedeeld.
Vanaf maart 1945 veroveren geallieerde troepen het nog bezette deel van Nederland. Daarbij wordt zwaar gevochten en veel schade aangericht. Pas op 5 mei geven de Duitse troepen zich over. Er volgen chaotische dagen, waarin nog doden vallen.Tegelijk wordt overal de herwonnen vrijheid uitbundig gevierd. De hele zomer zijn er feesten.
Deelvraag 2
Hoe is het zwart-wit beeld ontstaan en hoe keek men er in Nederland tegen aan?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je eerst weten wat het zwart-wit beeld is.
Er is een zwart-wit beeld, wanneer mensen alleen maar aan goed en aan fout kunnen denken. Ze kunnen alleen denken dat mensen in de oorlog goed of fout waren. Het was niet zo dat er iets tussen in zat. Het was namelijk niet zo dat je er helemaal niet bij hoorde, want ook al had je nergens iets mee te maken, je was toch goed of fout. Je kon dus niet bij een één of andere groep ‘neutraal’ zijn. Dat bestond namelijk niet.
Dit beeld klopte natuurlijk niet. Waarschijnlijk was het grootste deel van de Nederlandse bevolking neutraal. Het kon zijn dat ze bijvoorbeeld wel tegen de Duitsers waren, maar dat ze dat niet durfden te uiten. Ze waren dan bang voor de Duitsers om hun tegen te spreken. Ze hadden het lef niet om mee te gaan in het verzet. Het kon natuurlijk ook zijn dat het júist de angst was om mee te gaan werken met de Duitsers. Als je namelijk met hun meewerkte vonden de Duitsers je namelijk aardig en hoefde je niet bang voor ze te zijn, want dan deden ze je geen kwaad.
Eigenlijk is het zwart-wit beeld pas na de oorlog ontstaan. In de oorlog zelf had men namelijk nog niet het gevoel dat er alleen maar slechte en goede mensen waren. Toen waren er namelijk nog mensen die er écht niets mee te maken hadden. Pas na de oorlog gingen mensen er over discussiëren. Waarschijnlijk komt het omdat het verhaal van de Tweede Wereldoorlog zo vaak is verteld. Bij het vertellen worden verhalen vaak overdreven, dus ook bij dit verhaal. Mensen gaan het anders opvatten, waardoor ze een ander beeld over de Tweede Wereldoorlog krijgen.
Chris van der Heijden schetst het beeld als volgt.
In het begin van de oorlog (het eerste jaar) hadden de Nederlanders nog niet echt veel tegen de Duitsers, ze waren overrompeld. Echter bleef dat niet lang, want in 1941, bij de februaristaking kwamen de uitersten van het Nederlandse volk al zwaar in opstand. Aan de ene kant stond het verzet en aan de andere kant stonden de Duitsers en de NSB'ers. Daartussen bewoog zich de massa van het Nederlandse volk. Het zwart-wit schema van de mythe is duidelijk. De Witten, het verzet, werd steeds sterker. Niet elke Nederlander sloot zich dan wel bij het georganiseerde verzet aan, maar de oppositie kon wel rekenen op een groeiend aantal leden. De NSB'ers en hun helpers bleven volhouden in hun denkbeelden.
Echter, het zwart-wit schema onderging in de publieke opinie (doorsnee gedachten van de bevolking) al snel een omschakeling in morele zin. De Witten werden de goeden en de NSB'ers waren de fouten, om van de Duitsers maar te zwijgen. Het beeld dat Loe de Jong van de oorlog schetste, het beeld van de goeden en slechten, is dan ook onder de naam ‘goed-fout schema’ de geschiedenis ingegaan.
Dus uiteindelijk staat het verzet bij de Nederlandse bevolking bekent als de goeden (‘Witten’) en de NSB’ers als de slechten (‘Zwarten’). Dat beeld bestaat nu nog steeds, maar over degenen die eigenlijk niets met de oorlog te maken hebben gehad wordt niet zo veel gesproken. Zo komt het dat de meeste mensen bij die personen geen echt beeld hebben, waardoor de mensen die weinig met de oorlog te maken hebben als het ware worden ‘vergeten’. Ook komt het voor dat die mensen juist bij de slechten of de goeden worden betrokken. Deze beelden komen dan doordat er personen zijn die het juist slecht vinden dat ze niet hebben meegeholpen aan de oorlog. Of ze vinden het goed dat ze niets hebben gedaan, dus worden ze maar bij de ‘Witten’ geplaatst.
Deelvraag 3
Wat was het verzet en wat waren de redenen voor iemand om in het verzet te gaan?
Het Verzet in de Tweede Wereldoorlog was een organisatie die weerstand bood tegen de bezetting van Nederland. Ook in andere Europese landen die bezet waren door het Duitse leger bestonden er verzetsgroepen, bijvoorbeeld in België, Polen, Joegoslavië, Frankrijk en Italië.
Je had verschillende soorten verzet in de Tweede Wereldoorlog.
De eerste soort was het passieve verzet, dat was bijvoorbeeld wanneer je de berichten van de illegale pers las, luisterde naar verboden radio-uitzendingen en het niet inleveren van koper dat in de Tweede Wereldoorlog allemaal ingeleverd moest worden.
De tweede groep is het actieve verzet, deze groep kan je ook weer onderverdelen in twee groepen. Je kan het actieve verzet onderverdelen in een groep die het geweldloos deed en een groep die het met geweld deed. Verzet zonder geweld is bijvoorbeeld door vervolgden te helpen, bedreigden te beschermen of te verzorgen of bijvoorbeeld eten langs de deuren te brengen. De andere groep, die de militante groep wordt genoemd, gebruikten meer geweld; zij probeerden hoe en waar dan ook de Duitsers de voet dwars te zetten, het waren die, die zich erop voorbereidden hun land te bevrijden en samenwerkten met de Geallieerden.
Dan is er nog onderscheid te maken tussen symbolisch verzet (bijvoorbeeld het schrijven van een V-teken op de muur) en het geestelijk verzet (bijvoorbeeld de strijd van de scholen tegen de benoemingsprocedures die door de bezetter waren uitgevaardigd). Dit verzet diende vooral het behoud van de volksaard.
Mensen die gepakt werden door de Duitse politie kwamen er niet goed vanaf. Met verzetslieden rekenden ze genadeloos af. Om hele verzetsgroepen op te rollen deden ze van alles. Van martelingen tot de dood door strop of kogel.
Als de Duitsers op een spoor kwamen, doken veel mensen onder. Dit was of in de steden, of op het platteland. Onderduiken moest je als je alleen al had gestaakt, of als er iemand bij jouw in je verzetsgroep was opgepakt. Je wist namelijk nooit of hij je naam zou noemen of niet, dus kon je beter het zekere voor het onzekere nemen.
Als je geen plek kon vinden dan waren er speciale organisaties, die een plek voor je konden vinden, of die je aan een andere identiteitskaart konden helpen.
Een bekende Nederlandse verzetsheld is Hannie Schaft. Zij hield zich met allerlei soorten verzet bezig. Haar eerste acties waren passief, ze weigerde bijvoorbeeld de loyaliteitsverklaring te tekenen. Dit hield in dat een student alleen nog maar op de universiteiten zou worden toegelaten als hij plechtig verklaart.
Toen Hannie Schaft aan het actieve verzet ging deelnemen, voerde ze ook verschillende acties uit. Als eerste stal ze persoonsbewijzen voor haar Joodse vriendinnen. Ze voelde echter dat ze meer wilde doen, en nadat ze zich aansloot bij de RVV (Raad Van Verzet), kreeg ze taken zoals illegale
kranten stencilen, wapens en levensmiddelen vervoeren, onderduikadressen zoeken en boodschappen doorgeven. Later nam ze ook deel aan het actieve, gewelddadige verzet. Samen met andere verzetslieden liquideerde ze verschillende, in hun ogen verkeerde, personen.
Iedereen heeft zijn eigen redenen om toe te treden tot het verzet. Dit komt doordat iedereen zijn eigen mening en kijk op de wereld heeft. Als men echter kijkt welke motieven opvallend vaak voorkomen, blijkt toch dat velen dezelfde redenen hebben gehad.
Een vaak voorkomend motief is toch wel de humanitaire overwegingen. Velen konden het niet aanzien hoe Joden en andere bevolkingsgroepen die in de ogen van de nazi’s het leven niet waard waren, beetje bij beetje het leven onleefbaar werd gemaakt. Velen waren ook tegen het fascistische beleid dat de nazi’s voerden. Vrijheid stond ook hoog in het vaandel. De meeste burgers konden het niet verdragen dat de Duitsers hun vrijheid beperkten en sommigen waren daardoor bereid voor hun eigen vrijheid te vechten. Motieven zoals Oranjegezindheid en een anti-Duits gevoel speelden een minder belangrijke rol. Sommigen zagen het verzet als een avontuur of zagen geen andere uitweg omdat ze kennissen of familie wilden helpen.
Er zijn echter vele motieven, en in de tijd die sinds de oorlog afgelopen is, kan de motivatie achteraf veranderd zijn.
Deelvraag 4
Hoe verliep de accommodatie van de Nederlanders tijdens de oorlog?
Accommodatie is één van de drie reacties die je kunt onderscheiden tijdens de bezetting in het goed of fout discussie. De andere twee zijn collaboratie en verzet.
Je kan deze vraag niet beantwoorden zonder te weten wat accommodatie precies is. Het betekent ook wel aanpassing; het grootste deel van de bevolking probeerde zo goed en zo kwaad als mogelijk het leven van voor de oorlog voort te zetten, te overleven door vergaande aanpassing.
In het begin van de oorlog veranderden de Duitsers zeer weinig in Nederland. Dit was vooral om de Nederlanders gerust te stellen. De Duitsers wilden de Nederlanders niet ongerust maken, dus begonnen ze heel erg rustig. Ze namen weliswaar het bestuur over, maar de ambtenaren, burgemeester, commissarissen van de koningin en de secretaris generaal bleven hun werk doen. Dit was allemaal ter voorkoming van chaos bij de Nederlandse bevolking. In het begin konden de Nederlanders zich dus nog niet echt aanpassen, want er was nog niets drastisch veranderd.
Later in de oorlog werd het aanpassen al moeilijker. De Duitsers veranderden namelijk steeds meer in het land. Sommige mensen waren het hier niet mee eens en gingen verzet tonen. Toch stemde het grootste gedeelte van de bevolking toe met de verandering in de samenleving, omdat ze bijna geen keus hadden. Als ze namelijk tegen de Duitsers in gingen, hadden ze grote kans dat ze werden veroordeeld.
Er waren ook mensen die zich niet konden aanpassen. Zij waren het echt niet met de Duitsers eens en konden er niet tegen dat de Joden werden vervolgt. Vaak moest je je wel aanpassen, want als je maar enig vertoon van verzet liet blijken, werd je al opgepakt. Bijvoorbeeld als je je ramen had geblindeerd, dan kon je al worden opgepakt. Het werd namelijk als soort vorm van verzet gezien, aangezien verzet ten strengste verboden was, kon je makkelijk opgepakt worden. Ook als Duitsers bijvoorbeeld hun ramen hadden geblindeerd, werden ze opgepakt. Het was dus niet zo dat de Duitsers zelf het wel mochten en de Nederlanders niet.
Deelvraag 5
Wat waren de redenen om te collaboreren met de Duitsers?
Met collaboratie wordt samenwerking met de vijand bedoeld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland wordt daar dus samenwerking met de Duitsers bedoeld.
In Nederland was zeker sprake van collaboratie. Het waren vooral NSB’ers die met de Duitsers collaboreerden.
De redenen van de Nederlanders die met de Duitsers gingen collaboreren liepen erg uiteen. Het was vaak een combinatie van verschillende redenen. Het kon zijn dat mensen oprecht geloofden in het nationaal-socialisme. Ze deden het dus omdat ze de Duitsers echt goed vonden en gingen zo dus met echte moed collaboreren. Vaak was het dat de mensen er financieel beter van werden. In die tijd was er weinig geld, van collaboreren kon je veel geld krijgen. Er waren ook mensen die werden gedwongen, of onder druk werden gezet. Ze zouden laf zijn als ze het niet deden of veel mensen die ze kenden gingen ook collaboreren. Het kon ook gewoon een zucht naar avontuur zijn.
Er was ook een ‘onzichtbare’ groep collaborateurs. Dat waren mensen die in het geheim de Duitsers hielpen door andere mensen te verraden. Per persoon kregen ze dan zeven gulden vijftig.
Vaak kwam dit pas na de oorlog uit. Behalve het geld dat je kreeg per verraden persoon, waren er ook andere redenen. Het kon gaan om burenruzies, stukgelopen liefdesrelaties, geld of wraak. Het blijkt dus wel dat je in de Tweede Wereldoorlog om de kleinste redenen verraden kon worden.
Je had ook economische samenwerking. Voor wie hieraan heeft meegeholpen is het moeilijk om na de oorlog te bepalen wat wel en wat niet als strafbare hulpverlening gerekend moet worden. Wie namelijk op economisch gebied werkzaam was, was vrijwel steeds aangewezen op de Duitse markt. Het was dus misschien wel onterecht om die mensen te straffen, als ze het namelijk niet hadden gedaan, hadden ze ontslag moeten nemen. Ze hadden dan geen inkomen gehad, want aan ander werk was tijdens de Tweede Wereldoorlog zeer moeilijk te komen.
De meeste mensen die niet collaboreerden mochten de wél collaborerende mensen niet. Dit was erg begrijpelijk, want door die mensen kon je makkelijk verraden worden. Je hoefde maar een klein ruzietje met deze mensen hebben gehad, of degene die collaboreerde mocht je niet en je werd al opgepakt. Toch waren er ook mensen die het wel een beetje konden begrijpen. Het is namelijk erg verleidelijk om te gaan collaboreren, als je anders geen kans hebt. Als je vrienden bent van de Duitsers kan je niet zomaar worden opgepakt. Vaak was het ook verleidelijk om geld te krijgen, vooral in die slechte economische tijden, elk klein beetje was namelijk van harte welkom.
Hoofdvraag
Welk gedrag of welke houding hadden de Nederlanders in het algemeen ten opzichte van de Duitse bezetters?
In de loop van de oorlog is houding en het gedrag van de Nederlander ten opzichte van de Duitse bezetters veranderd. De hoofdverklaring hiervoor komt door de Duitsers. Zij begonnen namelijk erg rustig met het bezetten van Nederland. Er veranderde in het begin nog niet echt veel, zodat er geen chaos in het land bij de Nederlandse bevolking ontstond. Hierdoor was de houding van de Nederlanders goed, want ze hadden ook weinig te klagen. Er was namelijk eten en geld genoeg, de Nederlanders waren over het algemeen tevreden.
Ze hadden een heel slecht beeld over de Duitsers. Doordat de Duitsers dat wisten, gingen ze rustig beginnen. Zo kregen de Nederlanders een beter beeld over ze en bleek de oorlog in het begin heel erg mee te vallen.
In de loop van de oorlog, gingen de Duitsers steeds meer hun eigen gang. Dat vond de Nederlandse bevolking natuurlijk niet fijn. Ze voelden de druk van onderaf steeds meer komen. Er kwamen namelijk allerlei eisen van de Duitsers en deze móesten de Nederlanders volgen. Op het niet volgen van de regels stonden namelijk straffen. Doordat er steeds meer maatregelen in het land werden getroffen (onder andere op de Joden) werd het in het begin rustige leventje steeds meer verstoord. Er kwam steeds minder eten en de goederen werden ook schaars. De Duitsers namen namelijk steeds meer goederen in beslag voor eigen gebruik in Duitsland. Hierdoor werden de Nederlanders alsmaar armer. De mensen begonnen in te zien dat het nu echt oorlog was. Toch hadden de mensen nog geen haatneigingen tegen de Duitsers.
Vanaf het begin van de oorlog waren er al mensen die zich hevig verzetten tegen de oorlog. Dit waren in het begin nog niet van die hevige acties, maar in de loop van de oorlog werd dit steeds meer. Omdat de Duitsers steeds meer Joodse mensen gingen oppakken en anti-joodse maatregelen namen ontstond er in Februari 1941 een grote staking. Deze staking werd later ook wel de ‘Februaristaking’ genoemd. Dit betekende dat er al veel meer burgers waren die tegen de anti-joodse maatregelen waren en het niet eens waren met de standpunten van Hitler. Dit was niet de enigste staking, er waren nog meer kleine stakingen gehouden. Er waren natuurlijk ook andere vormen van verzet die aantonen dat er steeds meer haat groeide tegen de Duitsers.
Toch heerste de meeste haat tegen de Duitsers tijdens de Hongerwinter. Zuid-Nederland was toen al bevrijd, maar de rest van Nederland was nog bezet door Duitsland. Ze gingen ontzettend veel van de Nederlandse bevolking eisen. Alle producten die in Nederland werden geproduceerd, werden doorvervoerd naar Duitsland. Ook veel eten ging naar Duitsland, waardoor er in Nederland heel weinig overbleef. Hierdoor ontstond een hongersnood. De Nederlandse bevolking stond nog wel onder druk, ondanks dat de Duitsers eigenlijk al wisten dat ze de oorlog niet meer konden winnen. Nederlanders werkten nog in Duitse fabrieken en de hele Nederlandse economie draaide voor Duitsland.
Tijdens de hongersnood was het in de steden het ergst. Hierdoor gingen veel mensen naar het platteland, om daar aan eten te komen. Veel mensen stierven van de kou en honger. Tijdens deze winter heerste er grote haat tegen de bezetters. Iedereen was het zat en wilde weer hun oude leventje terug. Het verzet had veel leden er bij gekregen en kwam zo dus heel erg goed op gang. Dit was het omslagpunt, de hele houding van de Nederlanders ten opzichte van de Duitsers was veranderd: het was nu echt een slechte houding.
Toen de oorlog voorbij was, kwam er nóg een andere houding. Er zijn dus eigenlijk drie fases geweest in de oorlog. De eerste was dat de houding neutraal was, de mensen hadden nog niet echt iets tegen de Duitsers. De tweede fase ontstond ongeveer tijdens de Hongerwinter, de burgers kregen echt een slecht gevoel over de Duitsers, een haatgevoel. De derde fase was na de oorlog, er kwam een zwart-wit beeld. Ook werden in deze fase, na de oorlog, ontzettend veel processen tegen de NSB’ers gevoerd. De meeste NSB’ers werden zeer zwaar gestraft. Voor de meeste NSB’ers werd een gevangenisstraf opgelegd. Dit was weliswaar niet hun hele leven, maar eigenlijk zijn ze wel levenslang gestraft. Wanneer de voormalige NSB’ers vrijkwamen hadden ze totaal geen plek waar ze zich thuis konden voelen. Ze werden verafschuwd door de burgers en totaal niet geaccepteerd door de Nederlandse bevolking.
Speech
4 mei 2005, Den Haag
Vandaag de dag, 4 mei 2005, precies 60 jaar geleden dat ons vaderland bevrijdt is van de 5 jaar lang durende bezetting, zijn wij hier bijeen om de slachtoffers te herdenken. Tijdens deze oorlog is er veel in ons land veranderd en gesproken over dit fenomeen. Toch is er na de oorlog veel meer over gesproken. Niet alleen is men er anders over gaan spreken, ook is men er anders over gaan dénken.
Velen hebben zo hun eigen mening over de mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. Óf ze vinden die mensen slecht, omdat ze niets hebben betekend tijdens de oorlog. Het kan ook zijn dat er mensen zijn die het júist goed vinden dat ze niets hebben betekend in de oorlog. Dat betekend dus ook dat ze niets fout kunnen hebben gedaan, maar ook niets goed. Daar zijn de meningen dus duidelijk over verdeeld.
Dit is een goed moment om even op het boek ‘Grijs verleden’ van Chris van der Heijden in te gaan. Veel mensen en hebben hier over gediscussieerd. Hij verteld in het boek over het zwart-witbeeld dat is ontstaan. Zijn stelling is dat er eerst de oorlog was, daarna het verhaal van de oorlog. De oorlog was erg, maar het verhaal maakte het nog erger. Hiermee wordt bedoeld dat er zo veel over de oorlog is verteld en geschreven, dat er van alles aan het verhaal wordt veranderd. Ook zegt hij de mensen vroeger meer in een grijs vlak leefden en niet zo met ‘goed’ en ‘fout’ bezig waren.
In het zwart-witbeeld dat er heerst, zijn de zwarten de NSB’ers uit de oorlog. Tegenwoordig worden deze mensen ook wel landverraders genoemd. Het zijn dus duidelijk de slechten. Met de witten worden de mensen die zich hebben verzet tijdens de oorlog. Het zijn de goede mensen. Deze mensen worden tegenwoordig geprezen. Degene die niet worden genoemd, zijn de mensen die én niet in het verzet zaten, én niet bij de NSB zaten. Deze mensen worden dus of bij de goeden, of bij de slechten gezet.
Tegenwoordig is het erg makkelijk om er over te discussiëren. Wij zijn namelijk vrije burgers, hoeven ons over weinig dingen zorgen te maken. Wij leven in vrede.
Dit is een mooi moment om even terug te denken aan de vreugde die 60 jaar geleden heerste, toen ons land bevrijdt werd. Tegelijkertijd denken wij terug aan de mensen die pijn geleden hebben, de slachtoffers en de nabestaanden van de oorlog.
Het is belangrijk om hier goed over na te denken. Het is goed voor u zelf, maar ook voor de samenleving. Als wij allen zo tezamen zijn, zorgt het voor een bepaald gevoel. Het gevoel van een vaderland.
Laten we allen sterk staan.
Bron 1
Bron 1 Van www.oorlogsschriften.nl (Schrift 3, bladzijde 3)
Onderwerp Een bekendmaking en een waarschuwing
Bijschrift -
Soort bron Primair
Geschreven
Beschrijving Wat lees je in de bron en rondom de bron? Bij het kopje ‘Bekendmaking’ wordt bekendgemaakt dat de vroegere Nederlandse beroepsofficieren weer in Duits krijgsgevangenis zijn gebracht.Bij het kopje ‘Waarschuwing’ wordt medegedeeld dat er een doodvonnis was voltrokken. De mensen zijn er niet van gediend en worden er door verschillende voorwerpen die er nog staan herinnerd. Ik zie twee krantenstukjes, waar boven staat geschreven, 17 mei 1942. De krantenstukjes zijn geplakt op een papier, uit bijvoorbeeld een schrift. Nee, er is niet echt gebruik gemaakt van symboliek. Het zijn gewoon twee krantenknipsels uit die tijd. Verder is er niets mee bedoeld, alleen dat het natuurlijk heel erg is wat er is gebeurd.
Wat zie je in de bron?
Is er gebruik gemaakt van symboliek?
Welke betekenis heeft de symboliek?
Interpretatie Welke betekenis geef je aan de bron? Ik geef niet zo’n grote betekenis aan deze bron. Het is wel echt gebeurd en het is ook heel erg wat er in deze bron staat, maar ik vind het erg jammer dat er geen mening in staat van de maker van dit papiertje.
Analyse bruikbaarheid Is de bron afkomstig uit de tijd zelf? Wanneer? De bron is afkomstig van 17 mei 1942. Het is dus afkomstig uit de tijd dat er oorlog heerste. De maker van de bron is iemand die in de tijd van de oorlog leefde. De maker is anoniem. Ik weet dus niet of het een hij of een zij is. Er staat verder niets bij over de maker. Ik denk dat de maker het niet goed vond dat de mensen werden terechtgesteld. Anders valt zo’n stukje je namelijk niet zo snel op. Hij of zij heeft hem namelijk uit de krant geknipt en vervolgens in zijn eigen boekje geplakt. Verder kan ik hier niets meer over zeggen, want er staat geen mening bij de bron beschreven. Ik denk dat het eerst voor eigen gebruik was gemaakt. Het was denk ik een soort dagboekje van de oorlog. Hier wilde hij alles bijhouden wat er in de oorlog gebeurde om het voor later misschien te bewaren. Ik denk niet dat het voor ander gebruik was gemaakt. Nee, er is verder niets aangegeven, het is gewoon een bladzijde uit een boekje. Er wordt in het krantenstukje feiten beschreven. Tegelijkertijd zit er ook een mening van de schrijver bij in. Er blijkt uit dat hij oorlog verschrikkelijk vind en dat hij het niet goed vind dat de Nederlanders worden veroordeeld. Nee.
Wie is de maker van de bron?
Wat weet je van de ideeën / idealen van de maker?
Met welk doel is de bron gemaakt?
Is de herkomst van de informatie aangegeven?
Wat voor soort informatie wordt geboden: feiten, meningen, vooroordelen?
Zijn er tegenstrijdigheden?
Bron 2
Bron 2 Van www.oorlogsschriften.nl (schrift 5, bladzijde 2)
Onderwerp Gedicht: ‘Wij willen Holland houen!’
Bijschrift
Soort bron Primair
Geschreven
Beschrijving Wat lees je in de bron en rondom de bron? Ik lees een gedicht over dat de Nederlanders Nederland willen houden. Ze blijven Nederland trouw, niemand anders kan Nederland krijgen. Het is een geschreven bron. Bovenaan de bron zie je een Nederlands teken. Dat is een leeuw met een zwaard. Verder is de bron, het gedicht, met de hand geschreven en met een eigen mening daarin. Ja, er is gebruik gemaakt van symboliek. Dat symboliek is het tekentje bovenaan het gedicht.Ik denk dat het teken staat voor vaderland. Het is een Nederlands symbool voor overwinning denk ik.
Wat zie je in de bron?
Is er gebruik gemaakt van symboliek?
Welke betekenis heeft de symboliek?
Interpretatie Welke betekenis geef je aan de bron? Ik geef als betekenis aan de bron dat de Nederlanders zich ten tijde van de oorlog zeer sterk voelde. Dit is een symbolische betekenis. Het is een gedicht over dat Nederland zeker de strijd tegen de oorlog aan zal gaan.
Analyse bruikbaarheid Is de bron afkomstig uit de tijd zelf? Wanneer? De bron is afkomstig uit de tijd zelf. Het is in september 1943 tot juli 1944, dat staat namelijk bij de site waar ik de bron vandaan heb. (www.oorlogsschriften.nl )De maker van de bron is onbekend. De maker is duidelijk voor het vaderland. Hij schrijft in het gedicht dat hij en zijn land zich nooit zouden laten overwinnen. Ze blijven van het land houden en houden het trouw. Ik denk om te overtuigen. Ik denk dat de maker alle Nederlanders wilden overtuigen om toch niet op te geven. De maker hoopt dat alle Nederlanders hoop blijven houden. NeeDeze bron bestaat alleen uit een mening. Dit is de mening van een nationalistisch persoon. Hij geeft zijn mening, want de maker van de bron wil dat de Nederlanders hoop blijven houden. Nee, alles is in het teken dat de Nederlanders hoop blijven houden.
Wie is de maker van de bron?
Wat weet je van de ideeën / idealen van de maker?
Met welk doel is de bron gemaakt?
Is de herkomst van de informatie aangegeven?
Wat voor soort informatie wordt geboden: feiten, meningen, vooroordelen?
Zijn er tegenstrijdigheden?
Bron 3
Bron 3 http://www.kb.nl/bc/zkw/zkw_10.html
Onderwerp Affiche tegen het bolsjewisme.
Bijschrift ‘Toont u een waarachtig Nederlander’ ‘Op-tegen het bolsjewisme! Meld u aan bij de WAFFEN SS’
Soort bron Primair
Ongeschreven
Beschrijving Wat lees je in de bron en rondom de bron? In de bron lees ik dat er reclame wordt gemaakt om je aan te melden bij de ‘waffen’. Ik zie een plaatje, waarop een man staat afgebeeld in het oranje op de achtergrond. Op de voorgrond staat tekst. Ook staan er soldaten afgebeeld die klaar staan om te schieten. Ja. De twee bliksemschichten achter de ‘Waffen’ staan voor symboliek. Ze staan voor SS, maar ik vind het meer op bliksemschichten lijken, ik denk ook dat ze dat daarmee bedoelen.Ik denk dat ze daar een soort machtsuitstraling mee willen bereiken. Ik vind het een soort alles-overwinnings-teken lijken.
Wat zie je in de bron?
Is er gebruik gemaakt van symboliek?
Welke betekenis heeft de symboliek?
Interpretatie Welke betekenis geef je aan de bron? Ik vind het gewoon een reclame affiche. Het maakt reclame om bij de ‘Waffen’ te gaan. Om de strijd tegen het bolsjewisme aan te gaan.
Analyse bruikbaarheid Is de bron afkomstig uit de tijd zelf? Wanneer? Ja, het is uit de tijd zelf afkomstig. Het is afkomstig van circa 1943De maker van de bron is niet bekend. Ik denk dat het gemaakt is door de leden van de Waffen SS groep. Uit het affiche blijkt dat ze tegen het Bolsjewisme zijn. Reclame maken, overhalen. Ze willen de mensen overhalen om toch de strijd tegen het Bolsjewisme aan te gaan. NeeMening. Deze mensen die zich aansluiten bij de groep zijn tegen de Bolsjewisten, dat is een mening. Nee, het is duidelijk een affiche tegen de Bolsjewisten, er zijn geen tegenstrijdigheden.
Wie is de maker van de bron?
Wat weet je van de ideeën / idealen van de maker?
Met welk doel is de bron gemaakt?
Is de herkomst van de informatie aangegeven?
Wat voor soort informatie wordt geboden: feiten, meningen, vooroordelen?
Zijn er tegenstrijdigheden?
Bron 4
ACHTERGROND - MARE 29, 25 april 2002
Erik Hazelhoff Roelfzema, verzetsstrijder van het eerste uur
Oorlogsheld zonder kapsones
Hij blijft bescheiden onder zijn heldenstatus, Erik Hazelhoff Roelfzema (85). De Soldaat van Oranje die dankzij zijn kordate houding het grijze Nederlandse oorlogsverleden nog enige glans gaf. Tegenwoordig is hij bescheidener en milder dan ooit. ‘Hoe word je een oorlogsheld? Leer goed schrijven.’
Ron Magnée
‘Ik ben geen grote Leidenaar. Nooit geweest ook. Ik heb geen grote job gehad bij mijn vereniging, het corps. Ik was niemand in Leiden. Tot de jaren zeventig, toen de film Soldaat van Oranje uitkwam. Toen is de mythe ontstaat. Maar eigenlijk loop ik die mythe in de weg. Het idee van de Soldaat van Oranje is prachtig, dan zie je een jeugdige Rutger Hauer. Maar als je naar mij kijkt, staat er ineens een oud mannetje.’
Aan het woord is Erik Hazelhoff Roelfzema. De op Hawaii woonachtige Nederlandse oorlogsheld is bescheidener dan ooit. En dat terwijl hij al tijdens zijn leven een mythische status heeft verworven.
Als zoon van een rijke planter in het toenmalige Nederlands-Indië, waar hij in 1917 is geboren, komt Hazelhoff naar Nederland om in Leiden rechten te gaan studeren. Wanneer tijdens zijn studie de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, is dat een keerpunt in zijn leven. In februari 1941 stelt hij het Leidse Manifest op. In het vlugschrift hekelt hij het plan van de Duitsers voor het instellen van een zogeheten numerus clausus. Daarmee wil de bezetter Joodse studenten van de universiteit uitsluiten. De strijdlustige student belandt uiteindelijk in het Oranjehotel, de beruchte gevangenis. De hechtenis is echter van korte duur en hij komt snel vrij.
Nog datzelfde jaar rondt hij zijn rechtenstudie af en weet hij naar Engeland te ontkomen. Hij raakt betrokken bij de organisatie Contact Holland. Het doel is om geheime agenten over te zetten naar Nederlandse kust. Het levert Hazelhoff al in de oorlogsjaren de Willemsorde op, Nederlands hoogste onderscheiding. Uiteindelijk belandt hij bij de Royal Air Force (RAF). Met een tweemotorige Havilland Mosquito maakt hij 72 vluchten naar Duitsland. In het laatste oorlogsjaar wordt hij benoemd tot persoonlijk adjudant van koningin Wilhelmina. Hij is het dan ook die samen met de vorstin, na vijf lange jaren ballingschap, voet zet op Nederlandse bodem.
Jongensboek
Eind jaren zestig zet de Engelandvaarder zijn ervaringen op papier, uit geldnood, onder de titel Soldaat van Oranje. Het boek wordt een bestseller waarvan er meer dan een miljoen exemplaren over de toonbank gaan. Als in 1977 het boek wordt verfilmd onder dezelfde titel, met Rutger Hauer in de hoofdrol, wordt zijn naam definitief toegevoegd aan het rijtje allergrootste oorlogshelden.
En toch, Hazelhoff blijft er zo bescheiden onder: ‘Voor iedere vent die de Willemsorde krijgt, zijn er zeker tien die ‘m net zo goed verdienen. En honderd die hem verdiend zouden hebben, mochten ze de kans ertoe hebben gekregen. De enige reden waarom zij de onderscheiding niet hebben gekregen, is dat hun daden niet bekend zijn. Als je dus de gave hebt om over dingen te schrijven, heb je een geweldige voorsprong. ‘Ik ben de Soldaat van Oranje, níet om wat ik gedaan heb, maar om wat ik geschreven heb.’ Laatst vroeg een jonge kerel aan mij: “Hoe word je een oorlogsheld?” Ik zei tegen hem: “Leer goed schrijven”.’
Dat neemt niet weg dat Hazelhoff’s levensverhaal leest als een spannend jongensboek. ‘Ik heb de oorlog meegemaakt van verschillende kanten: ik heb de bezetting meegemaakt, in de gevangenis gezeten, daar levend uitgekomen, naar Engeland gegaan. Ik ken zeker twee, drie jongens, die net zoveel meegemaakt. Maar ze zijn te lui om dat op te schrijven. De twee beste vrienden uit mijn Leidse tijd, Peter Tazelaar en Chris Krediet, hadden verrekt mooie boeken kunnen schrijven. Maar het enige waar ze energie voor over hadden was om mij te bekritiseren. Krediet is zelfs nog met mijn zusje getrouwd geweest. Er lopen dus Kredietjes rond die volle neven van mij zijn. En Tazelaar, een fantastisch man, maar ook een fantast, die ging de hele tijd een boek schrijven. Heeft-ie nooit gedaan.’
Verzet
Hazelhoff vergeet nog een belangrijke vriend uit die tijd: Aad Robertson. Een studiegenoot die in het boek Soldaat van Oranje Alexander Rowerth wordt genoemd. Robertsons ouders waren al voor de oorlog lid van de NSB en werden direct na de Duitse invasie door de Nederlanders opgepakt. Ontredderd belde hij Hazelhoff op met de vraag of hij niet een paar dagen bij hem wilde blijven logeren. Hazelhoff weigerde, een beslissing waar hij meer dan zestig jaar later spijt van heeft. ‘We hebben hem op het kwalijkste moment in de steek gelaten. Die jongen zat in een geweldig lastig parket. We hebben hem aan zijn lot overgelaten. En toen is hij de andere kant opgegaan.’ Robertson maakte uiteindelijk carrière aan de andere kant van de strijdende partijen, bij de SS. ‘Maar hij was zo’n jongen die best in de RAF had kunnen zitten.’
Zulke beslissingen moeten in de chaotische dagen van die tijd worden gezien, betoogt Hazelhoff: ‘Je moet je ook kunnen verplaatsen in de situatie. Als op 9 mei 1940 een Duitse toerist in een ijskoude gracht was gevallen, was ik ‘m achterna gesprongen om hem eruit te halen. Geheid. Een dag later, op 10 mei had ik ‘m gewoon laten verdrinken. Wat zeg ik? Hem er waarschijnlijk zelf in gedouwd! Die kerels waren hier binnengekomen terwijl we ze echt niet hadden uitgenodigd. Ze moesten eruit, daar deed je alles voor, omdat je van Nederland hield.’
Hazelhoff krijgt de vraag vaak genoeg gesteld: waarom hij binnen no time voor het verzet koos. ‘In de bezetting was het zo: je deed wat de Duitsers je opdroegen. Totdat je het niet meer pikte. Dan ging je in het verzet. Dan was de maat vol. Bij sommige mensen was die maat heel groot en vulde zich nooit. Bij mij was de maat heel klein en was al gevuld op het moment dat de eerste Duitser zijn poot over de grens zette. Ik heb het nooit iemand kwalijk genomen als hij niets in het verzet deed. Ik heb het wél kwalijk genomen als landgenoten samen met de Duitsers ons te lijf gingen, mensen verraadden en doodschoten.’
Jacht
Na de oorlog maakte Hazelhoff nog tal van verwikkelingen mee, vertelt hij. Een curieuze loop in de geschiedenis is het voorbeeld van Joseph Schreieder. Dat was de man die als hoofd van de SD in 1941 en 1942 verwoede jacht maakt op Hazelhoff. Jaren later, eind jaren vijftig, is Hazelhoff directeur van Radio Free Europe, een nieuwszender die het communistische Oost-Europa van ongecensureerd nieuws voorzag. Dezelfde Schreieder bleek bij deze zender zijn naaste collega te worden. Jarenlang werkten ze nauw samen, zonder problemen.
‘Die vent had in de oorlog zijn job gedaan en ik had mijn job gedaan. Toen wij na de oorlog bij elkaar kwamen om samen te werken, ging dat best. We werden geen boezemvriendjes, maar we werkten verrot goed samen. Ik weet nog goed wat hij zei toen ik hem voor het eerst tegenkwam. Dat moet ergens eind jaren vijftig geweest zijn. Hij zei: “Heer Hazelhoff, eindelijk ontmoeten wij elkaar. Toen heb ik gezegd: “Kerel, ik ben blij dat het niet vijftien jaar eerder is”.’
Bron 4 http://www.leidenuniv.nl/mare/2002/29/13.html
Onderwerp Oorlogsheld Erik Hazelhoff Roelfzema
Bijschrift Het is een tekst over Erik Hazelhoff Roelfzema zijn ervaringen.
Soort bron Secundair
Geschreven
Beschrijving Wat lees je in de bron en rondom de bron? Ik lees de ervaringen van Erik Hazelhoff Roelfzema en zijn mening over de Duitsers in de oorlog. Ook lees ik hoe hij ‘Oorlogsheld’ is geworden.Ik zie tekst, er zitten geen plaatjes of iets dergelijks bij. Nee, er is geen gebruik gemaakt van symboliek.Niet van toepassing.
Wat zie je in de bron?
Is er gebruik gemaakt van symboliek?
Welke betekenis heeft de symboliek?
Interpretatie Welke betekenis geef je aan de bron? Ik vind dat de bron een heel goed beeld geeft over hoe je oorlogsheld wordt. Ik ben het met de man eens, want het ligt er maar net aan hoe je met je daden om gaat. Het kan zijn dat je het de buitenwereld laat zien wat je hebt gedaan, maar het kan ook zijn dat je je daden voor jezelf houd en het de buitenwereld niet laat zien.
Analyse bruikbaarheid Is de bron afkomstig uit de tijd zelf? Wanneer? De man die voor deze bron heeft gezorgd komt uit de oorlogstijd, maar de bron is wel secundair. Het is namelijk opgeschreven in 2002. Ron Magnée en Erik Hazelhoff Roelfzema, zonder Erik kon dit stuk niet worden geschreven en zonder Ron kon het stuk niet worden ópgeschreven. Dus ze zijn allebei de makers. Van Ron weten we niets, omdat hij alles volgens Erik heeft opgeschreven. Erik was duidelijk tegen de Duitsers, hij zat namelijk in het verzet.Hij wil duidelijk maken dat eigenlijk heel veel mensen oorlogshelden worden. Ook wil hij informeren over hoe het ging in de oorlog. Ja, het is duidelijk aangegeven dat het van Erik Hazelhoff Roelfzema komt. Het is duidelijk vanuit zichzelf. Er worden voornamelijk meningen gegeven. Dat is vanuit het standpunt van Erik. De rest zijn feiten. Nee, er zijn geen tegenstrijdigheden.
Wie is de maker van de bron?
Wat weet je van de ideeën / idealen van de maker?
Met welk doel is de bron gemaakt?
Is de herkomst van de informatie aangegeven?
Wat voor soort informatie wordt geboden: feiten, meningen, vooroordelen?
Zijn er tegenstrijdigheden?
Bron 5
Bron 5 http://www.hoebeke.com/nl/
Onderwerp De voorkant van het boek: ‘Slagveld Sloedam’
Bijschrift Niet van toepassing.
Soort bron Secundair
Ongeschreven
Beschrijving Wat lees je in de bron en rondom de bron? Er is niets geschrevenHet zijn samengevoegde foto’s die allemaal gaan over het slagveld dat in ‘Sloedam;’ was. NeeEr is geen sprake van symboliek, dus heeft het ook geen betekenis.
Wat zie je in de bron?
Is er gebruik gemaakt van symboliek?
Welke betekenis heeft de symboliek?
Interpretatie Welke betekenis geef je aan de bron? Ik vind het bijzonder om de foto’s te zien, het gaat me hier niet om het boek, maar om de foto’s die op de voorkant van het boek staan. Het zijn foto’s van die tijd.
Analyse bruikbaarheid Is de bron afkomstig uit de tijd zelf? Wanneer? Nee, de bron is afkomstig uit deze tijd. De foto’s die op de bron staan, zijn wel afkomstig uit die tijd, maar het is samengevoegd en dat komt uit die tijd. De maker van de bron is R.E. Hoebeke.Daar weet ik niets van af. Je kan het niet opmaken door alleen deze foto’s te zien.Het is vooral gemaakt om mensen te informeren over het slagveld ‘Sloedam’. Nee. Er worden feiten weergegeven. De foto is namelijk een feit. Nee.
Wie is de maker van de bron?
Wat weet je van de ideeën / idealen van de maker?
Met welk doel is de bron gemaakt?
Is de herkomst van de informatie aangegeven?
Wat voor soort informatie wordt geboden: feiten, meningen, vooroordelen?
Zijn er tegenstrijdigheden?
Bron 6
A peace memorial, dedicated to the freedom from war and tyranny. It is erected on October 28th, 1994. The date of the 50th anniversary of the liberation of Kaatsheuvel.The monument has the shape of a grenade. In the bottom of the monument, the artist put some grenade shrapnel. So young people can feel how awful these pieces of metal are when used against other people.
Bron 6 http://www.warplaces.net/uk081_mast_kaatsheuvel.htm
Onderwerp Het is een monument, een standbeeld die staat symbool staat voor vrijheid.
Bijschrift A peace memorial, dedicated to the freedom from war and tyranny. It is erected on October 28th, 1994. The date of the 50th anniversary of the liberation of Kaatsheuvel.The monument has the shape of a grenade. In the bottom of the monument, the artist put some grenade shrapnel. So young people can feel how awful these pieces of metal are when used against other people.
Soort bron Secundair
Ongeschreven
Beschrijving Wat lees je in de bron en rondom de bron? In het bijschrijft staat dat het beeld op een soort granaat lijkt. Zo kunnen jonge mensen, die de oorlog niet hebben meegemaakt, voelen hoe erg de oorlog wel niet was. Ik zie een standbeeld van een soort granaat. Jahet staat voor de oorlog, hoe erg de oorlog wel niet was. Jonge mensen kunnen door deze vorm voelen hoe erg deze stukken van metaal waren wanneer ze gebruikt werden tegen andere mensen
Wat zie je in de bron?
Is er gebruik gemaakt van symboliek?
Welke betekenis heeft de symboliek?
Interpretatie Welke betekenis geef je aan de bron? Mijn betekenis aan de bron is dat ik het een heel mooi teken vind. Ik vind het een heel erg mooi monument. Dat komt omdat de tekst erbij is mooi is. Het heeft een granaatachtige vorm, waardoor jonge mensen kunnen voelen hoe scherp de oorlog wel niet was, en hoe erg het was. Dat vind ik heel erg bijzonder.
Analyse bruikbaarheid Is de bron afkomstig uit de tijd zelf? Wanneer? Nee, de bron is afkomstig uit latere tijden, dan de oorlog zelf.De maker van de bron is onbekend.De maker die vond dat het gewoon een teken moest zijn voor hoe erg de oorlog was. De maker was dus waarschijnlijk tegen de oorlog en vond het niet goed wat er is gebeurd. Andere mensen te laten zien hoe hard de oorlog was.Nee.Het is gewoon algemene informatie, over het standbeeld zelf, wat er wordt bijgeschreven. Nee.
Wie is de maker van de bron?
Wat weet je van de ideeën / idealen van de maker?
Met welk doel is de bron gemaakt?
Is de herkomst van de informatie aangegeven?
Wat voor soort informatie wordt geboden: feiten, meningen, vooroordelen?
Zijn er tegenstrijdigheden?
Logboekformulier
Datum Verrichte Werkzaamheden Op welke moeilijkheden stuitte je bij het uitvoeren van deze werkzaamheid? Hoe heb je deze moeilijkheid vervolgens opgelost?
3 november 2004 Opzet PO. Ik stuitte niet echt op problemen, maar ik vond het wel moeilijk om deelvragen te bedenken. Ik heb hier gewoon goed over nagedacht en goed gekeken naar de aanwijzingen.
18 november 2004 Bronnenselectie, deelvragen 1,2 en 3. Ik vond het heel erg moeilijk om de bronnen te vinden. Het duurde erg lang voordat ik ze gevonden had. Ik vond het moeilijk om secundaire bronnen te vinden. De deelvragen vond ik ook moeilijk. Ik hoop dat ik er een goed verhaal van heb gemaakt. Voor de bronnenselectie heb ik gewoon erg goed gezocht en tenslotte heb ik ze kunnen vinden. Voor de deelvragen hetzelfde.
19 december 2004 Recensies, deelvragen 4 en 5. Ik vind alles wel moeilijk, maar op een bijzondere moeilijkheid ben ik hier niet gestuit. Niet van toepassing.
21 december 2004 Hoofdvraag Hier ben ik ook niet op een bijzonderheid gestuit. Niet van toepassing
27 december 2004 Afwerking Ik heb tijdens de afwerking alles samengevoegd en tot een geheel gemaakt. Het was nog veel werk, maar ben er al met al toch nog uitgekomen. Toch was er één probleem, de printer was stuk (geen smoes!!!). Mijn vader heeft dit probleem opgelost, door de printer te maken. Toch was dit te laat en heb ik het alsnog moeten inleveren via internet. Dit was geen probleem, want het was toegestaan.
Nawoord
Mijn conclusie van dit verslag is dat er een hele verandering is gebeurd in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen moest Nederland zich helemaal weer herstellen van de oorlogsschade, maar er is ook een heel andere kijk op de Duitsers ontstaan.
Dit is het zwart-wit beeld dat er bij veel mensen uit de Tweede Wereldoorlog nog is. Veel mensen hebben een zwarte (slechte) kijk op (ex)NSB’ers, en een witte (goede) kijk op verzetslieden.
Dit verslag vond ik ontzettend moeilijk. Het is een heel erg groot verslag geworden en heb er ook veel tijd in gestoken. Het langste ben ik denk ik bezig geweest met het zoeken naar bronnen. Toch heb ik ze allemaal kunnen vinden.
De deelvragen vond ik echter ook heel erg lastig. Het was moeilijk om een duidelijk geheel te maken. Soms had ik gewoon té veel informatie over het onderwerp en wist ik niet goed wat ik wél en wat ik niet moest weglaten.
Ondanks dat ik het een moeilijk onderwerp vind, vind ik het wel een zeer interessant onderwerp. Ik vind het leuk om verhalen en dingen over de Tweede Wereldoorlog te weten. Luisteren naar verhalen over de Tweede Wereldoorlog vind ik ook interessant. Ik vind het dan leuk om te weten hoe de mensen in die tijd dachten over anderen en wat hun meningen waren over de oorlog.
Van dit verslag heb ik dan ook veel geleerd. Ik weet nu precies hoe de mensen in die tijd dachten over andere mensen en wat voor beeld er na de oorlog is ontstaan. Wat de schrijver Chris van der Heijden zegt over het zwart-wit beeld dat er ontstaan is, vind ik ook wel. Hij heeft wel gelijk dat er veel mensen zijn die vinden dat er alleen maar slechten of goeden waren in de Tweede Wereldoorlog. Toch zeggen mijn opa en oma dat er genoeg goede Duitsers in de oorlog waren. Dit geloof ik best. Deze Duitsers vonden de oorlog dan ook verschrikkelijk en gingen met tegenzin naar Nederland, maar ze hadden geen keus. Het zwart-wit beeld dat er bestaat vind ik dan ook onjuist.
Al met al vind ik mijn verslag geslaagd, ik hoop dat u er ook tevreden mee bent.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten