Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

maandag 17 maart 2008

Samenvatting Geschiedenis Lage Landen, Hoge Sprongen - Nederland in beweging 1898-1998

Deze samenvatting is niet van het gehele boek, maar enkel van de hoofdstukken die ik voor mijn tentamen moest leren.

Allemaal Nederlanders, bladzijde 16 tot en met 31

Aan het begin van de negentiende eeuw was de infrastructuur zeer belabberd. Vele delen van Nederland waren slecht bereikbaar. Een kwart van het Nederlandse grondoppervlak was woest en verlaten. Elk deel van Nederland had een eigen gezicht. Het Westen was rijker, protestants of ongelovig. Het zuiden + delen van Twente en de achterhoek: katholieke boeren en arbeiders. Diagonaal over Nederland van Zeeland, via Gelderland, Overijssel, naar Groningen, oftewel de bible belt: orthodox-gereformeerden, werkzaam in ambacht, landbouw en visserij.
Het Westen was rijker ten opzichte van de rest. Wel weren de verschillen in deze periode langzamerhand minder.

Een kijkje nemen in de stad
Aan het einde van de negentiende eeuw deden zowel de fiets met luchtbanden (1890) als de trein (ongeveer 1870) hun intrede. De fiets werd een regelrechte hit, in de jaren dertig had elk gezin twee fietsen! De trein was aanvankelijk enkel voor de elite. In de loop van de eeuw werd de trein relatief aan het inkomen steeds goedkoper. In 1937 ontstond de NS, die al tientallen jaren bijna het monopolie had.

De inkrimping van Nederland
Met name door de trein werden de reistijden spectaculair minder. In 1850 kostte het je vanuit de uithoeken in het zuiden en vanuit Drenthe, Friesland en Groningen al gauw meer dan 12,5 uur om in Utrecht te komen. In 1870 kostte het zelden meer dan 10 uur vanuit de verste uithoeken van Nederland. In 1920 kwam je bijna altijd vanaf overal in Nederland binnen 5 uur in Utrecht. Na de tweede wereldoorlog zijn de reistijden minder spectaculair gaan krimpen.
Nescio werd geprezen om zijn landschapsbeschrijvingen.

De Gooische Moordenaar
Dat was de stroomtram (1881, Den Haag - Scheveningen, 15km per uur) die tussen Amsterdam en Utrecht ging rijden. Tussen 1899 en 1904 wel 25 doden. Door de spoorlijn tussen A'dam en Utrecht groeiden plaatsen als Hilversum en Bussum uit tot grote steden. Ook de geisoleerde dorpen zoals Huizen, Laren en Blaricum werden door de stoomtram bereikbaar.
De tram was in 1930 het meest succesvol, met wel 2500km aan interlokale tramnetten. Daarna werd de minibus, die in 1898 zijn intrede deed en met de militaire voertuigen van na WO1 explosief groeide, een te grote concurrent. Zij konden immers stoppen op elk moment en waren sneller. Het goederenvervoer ging ook per bus. Van Gend en Loos startten in 1930 een business. Vanaf 1938 was het zo goed als gedaan met de interlokale tram, ondanks de ingevoerde luxere dieseltrams.
In 1950 was de bus big business - vanaf 1960 kregen meer mensen een auto en dus gingen minder mensen met de bus. Standaardisatie: In 1928 waren er wel vijfhonderd busbedrijfjes. Aan het eind van deze eeuw werden dat er acht. In 1980 werd de nationale strippenkaart ingevoerd.

'In naam van de auto, doe open de tol!'
In 1895 of 96 werd de eerste auto in Nederland bestuurd. Al in 1898 werden nummerborden ingevoerd. In 1906 werd het rijbewijs en enkele verkeersregels ingevoerd. In 1908 waren er ongeveer 500 auto's in Nederland. In 1912 werd de eerste verkeersagent in Amsterdam aangesteld, dat was heel wat. In die tijd was de auto niks bijzonders meer in Frankrijk, Engeland en Duitsland. In 1910 werd er een propagandatocht voor de auto door Zeeland gemaakt, daar was nog nooit een auto geweest. In de jaren dertig werden pas verkeersbruggen over de grote rivieren aangelegd.
Bij de Zeedijk, Muiden, had iemand een tolpoort voor verkeer gevestigd. Tussen juni 1928 en november 1928 was het Floris Vos, die in naam van de automobilisten en later ondersteund door het KNAC en de ANWB, in opstand hiertegen kwam. Door de grote hoeveelheid aandacht van de pers, mede omdat Floris Vos een groep van fatsoenlijke burgers vertegenwoordigde en geen armen, heeft de overheid uiteindelijk de tolpoort voor 120.000 gulden afgekocht. De tolgaarder Käuderer werd hierna op de schouders gedragen, de zegevierende heren bleken good sports.

Drie soorten tijd
De overheid werd naast verkeer en vervoer ook nadrukkelijker aanwezig op het gebied van onderwijs, binnenlandse veiligheid en marktordening. Geweldige sprongen tussen 1890 en 1910. 1901: woningwet en gezondheidswet. 1907: wet op de CAO.
Gevolg: standaardisering. Gelijke posttarieven, overheidsuniformen. Telefoon kwam in 1888 in Nederland. In 1900 had het Rijk dit al grotendeels in handen, in 1913 volledig. Steeds meer mensen kregen een telefoon. In de stad tien a twintig %, op platteland 5 a 10 %.
Nederland werd internationaler. Dus: tijd moest gelijk gezet worden. Aanvankelijk overal eigen tijd aan de hand van de zon (verschilde kwartier door het ganse land). In de tweede helft 19e eeuw ging bijna iedereen over in Amsterdam vastgestelde zonnetijd. In 1892 schakelden spoorwegen, post en telegraafdienst over op West-Europese tijd gemeten in Greenwich. Die tijden liepen door elkaar. In 1909 hakte overheid knoop door: de zonnetijd in Amsterdam werd nationale tijd. Nederland was daarmee een buitenbeentje. Pas in 1940 werd dit door de inval van de Duitsers de Midden-Europese tijd.
Uiteraard kwamen ook kolonien dichterbij. Een wekelijkse telegraafverbinding na de eeuwwisseling. Vlak voor begin WO1 verzorgden vertrok er bijna om de dag een retourvaart naar de Oost. In 1916: vliegtuig op Schiphol. 1919: KLM opgericht. 1920: eerste eigen vliegtuig. Fokker F-2, vier passagiers. Lijndiensten naar London en Hamburg. 1931: wekelijkse vluchten naar Bandoeng (10 a 12 dagen).

Oudenrijn: van rotonde naar turbo-klaverblad
Oudenrijn was eerste knooppunt van enige twee snelwegen in Nederland. In 1939 werd hiervoor een tweebaans-rotonde aangemaakt en die later tot driebaans omgebouwd werd. In 1955 werd het voor het eerst overduidelijk: dit moest uitgebreider. Dus tochin 1967: klaverblad, zes keer zo groot als vorige rotonde. En in 1996: klaverturbine, nog groter.

Van heilige koe tot zwart schaap
Communicatie en transport rijzen tot duizelingwekkende hoogtes in 20e eeuw. Schiphol in 1947: 1000 passagiers per dag. 1998: 70000 per dag. Gebruik van spoorwegnet: vertienvoudigd. Met name auto's groeien gestoord hard. '50: 130.000. '60: 520.000. '70: 4.510.000. 1997: 5.740.000. 1927: verplicht rijexamen. 1963: parkeerzone en parkeerschijf. Problemen overheid: uitlaatgassen, natuurgebieden opgeofferd. Boosdoener toename files: woon-werkverkeer. Mede door fout in eigen spreidingsbeleid jaren tachtig(werk verspreidde zich niet, mensen wel). Tegenwoordig: nieuwe wijken aan stad vastbouwen, bedrijven aanmoedigen bij openbaarvervoersknooppunten te vestigen.
Ook luchtverkeer kreeg beperkingen. Voor binnen-Europees vervoer: hogesnelheidsspoorlijnen, ook milieubezwaren.
Al in 1905 werd er aan het milieu gedacht, zie oprichting Behoud van Natuurmonumenten. In de loop van de eeuw heeft elk stukje grond in Nederland een bestemming gekregen. Van 5 naar 15,5 miljoen inwoners. 800.000 leden van Natuurmonumenten. Dat is veel.

Van kamizool en PLO-sjaal
De klederdracht werd al in 1870 minder. In 1950 zo goed als verdwenen, op gemeenten als Huizen, Bunschoten, Spakenburg en Elburg na. Tegenwoordig enkel in Staphorst nog klederdracht uit overtuiging. Met name de vrouwen. Bijna geen enkele man.

Het 'uiterlijk' van Nederland
Na de watersnoodramp in 1953 werd er vaart achter het deltaplan gezet. Op 1 na alle eilanden werden direct bereikbaar. Toch verdwijnen niet alle veerboten.
De fiets blijft explosief groeien van 1970 (7 miljoen) tot nu (dertig miljoen).
De NS concentreert zich minder op korte trajecten, die zijn financieel niet erg interessant. Dus grote wachttijden en overstapregelingen voor reizigers in de jaren negentig. Firma Lovers probeert in 1996 in dit gat te springen, maar het project is inmiddels mislukt.
Er blijven tot op het einde van deze eeuw verschillen tussen de regio's. Het Westen blijft economisch machtiger. Salarissen en uitkeringen worden wel gelijk getrokken.
Tegenwoordig veel dezelfde winkels, wijken, boerderijen. Ook mensen zelf zijn moeilijker in hokjes in te delen. Individuen echter juist niet.
Als stroom tegen het vervlakken van de verschillen, zie je juist weer extra aandacht voor de regionale trots, zoals taal, muziek en lokale politieke partijen. Nederland vindt dit allemaal best: nu de eenheid daar is, kan een deel van de macht weer terug naar de mensen.

Eenheid is verscheidenheid
In 1955 speelde bij de hoeveelheid vernieuwingen op een boerderij de afstand naar de verharde weg een grote rol. Tegenwoordig zitten juist de grootste villa's aan een zandweg.
Mensen kiezen voor regionale dingen. Streekgerechten, fietsen en rustige boottochten moesten vroeger, nu mag het en wordt het als leuk ervaren.
De verscheidenheid zit hem niet meer in de groepen, maar in de individuen.
De integratie van tot een nationaal geheel heeft Nederland meer vrijheden opgeleverd, maar ook nieuwe vormen van onafhankelijkheid opgelegd. Geen natuurlijke barrières, sociale controle, tradities meer. Wel via onzichtbare draden verbonden met conventies, besluiten en marktsituaties op nationaal en internationaal niveau. Veel ontwikkelingen worden haast niet opgemerkt: in het buitenland pinnen bijvoorbeeld.
Nieuwe communicatietechnieken als fax, interactieve televisie en internet hebben voor iedereen het blikveld (inter)nationaal gemaakt. De 20e eeuw was er een van het overbruggen van afstand en tijd. Nu is er nog sprake van internetanalfabetisme, maar binnen afzienbare tijd is de afstand tot de elektronische snelweg voor iedereen even groot als die tot de verharde weg: nul.

'Eens komt een klare, schone dag', bladzijde 32 tot en met 49

Er wordt wel eens gezegd dat je in het Nederland voor WOII maar 1 minuut met iemand hoefde te praten om erachter te komen of diegene rooms, protestants, socialist of liberaal was. Soms al zonder met iemand te praten. In de 2e helft van de negentiende eeuw toen er steeds meer mensen bij de politiek betrokken raakte gebeurde dit vanuit hun geloofsovertuiging.

'De staat speelt straks den Almachtige'
De protestants-christelijken ontwikkelden zich het snelst. In de loop van de 19e eeuw scheidden zich enkele delen af van de Hervormde Kerk, deze zouden in 1892 de Gereformeerde Kerk oprichtten. Abraham Kuyper was hun leider. Hij pleitte voor soevereiniteit in eigen kring. Daarnaast richtte hij talloze dingen op: de Antirevolutionaire Partij (ARP 1878), krant De Standaard, vakbond Patrimonium (in 1909 CNV). In 1908 kwam het tot een splitsing toen de christelijk-historischen zich van de antirevolutionaire Kamerfractie losmaakten. In 1908 ontstond de CHU onder leiding van AF de Savornin Lohman, voor meer welvarende hervormden.
De katholieken waren wat traag. In 1888 werd de RK Volksbond opgericht, pas in 1925 een katholieke vakcentrale, het RK Werklieden-Verbond. Pas in 1926 kwam er een serieuze politieke partij: de RKSP. In 1923 de eerste Katholieke Universiteit, in Nijmegen.Wel leidden zij al vroeg hun eigen priesters op. Sinds de 17e eeuw waren de katholieken als het ware 'gedoogd' en hingen ze er een beetje bij.
Door verzuiling kon ieder zuil haar eigen feestdagen vieren en eigen Nederlandse geschiedenis vormen.

Getroffen door de antithese
De katholieken geloofden niet zo extreem als de protestanten in de soevereiniteit in eigen kring, maar in het 'subsidariteitsbeginsel' - de armeren hadden vaker een steuntje van onder nodig. Toch vormden de protestanten en katholieken een blok lijnrecht tegenover de liberalen en socialisten. Nolens stelde luid en duidelijk dat de katholieke fractie 'alleen in uiterste noodzaak' met de SDAP samen zou werken.
In 1881 werd de SDB door F Domela opgericht. In 1894 ontstond de minder extreme SDAP. In 1900 ontstond de krant Het Volk. In 1905 de rode vakvereniging NVV. Radicalere socialisten vormden zich in 1909 wat later een communistische partij zou worden. SDAP opende standaard met de klassenstrijd. De socialisten voedden de antithese dus ook.
Er waren ook overeenkomsten: het vroege socialisme had welhaast een religieus karakter. In het socialisme hebben (vrijzinnige) dominees een grote rol gespeeld. En zowel de protestanten als de socialisten 'grinnikten' om wat er bij de katholieken gebeurde.
De liberalen wilde geen zuilen, maar werden ook in een hok gestopt: die van de betere middenstand. Zij richtten in 1885 de Liberale Unie op. In 1921 werd dat de Liberale Staatspartij en in 1948 de VVD. AVRO is ook van hen.

Een milde vorm van apartheid
De 'antithese' werd vooral aangewakkerd door de schoolstrijd. In 1917 was de gelijkstelling van openbare scholen en christelijke een feit. Onder druk van de oorlog kwam datzelfde ook het algemeen kiesrecht voor mannen en in 1919 ook voor vrouwen. Dit betekende minder liberalen en meer katholieken en socialisten aan de macht. De pacificatie (voorloper poldermodel) zorgde voor een stabiele politiek.
Tussen WO1 en WO2 was de volledige verzuiling een feit op alle leefgebieden. Ook in overheidsbeleid. Dit was een milde vorm van apartheid. Wel was er respect en was men vriendelijk. Kinderen niet.

De drie levens van de Stille Omgang
De Stille Omgang is een katholieke traditie, ter herinnering aan het wonder dat zich in 1345 afspeelde: een heilige hostie zweefde in het vuur, zonder te verbranden. Het aantal deelnemers steeg tot de jaren 1950, daarna liep de belangstelling terug. Toch werd de traditie voortgezet, en tegenwoordig mag iedereen op zijn of haar manier meedoen.

Een blauwdruk van de 'Heren Zeventien'
In de jaren dertig werd Nederland de hokjesgeest zat, zelfs koningin Wilhelmina sprak zich er tegen uit. Om deze hokjesgeest tegen te gaan, moest ten eerste de SDAP de oppositiebanken verlaten. Pas aan de vooravond van WO2 vormden de socialisten met de katholieken een coalitie. Dat was mede mogelijk omdat de socialisten hun reserves tegen Oranje, de bewapening en de burgerlijke samenleving in een nieuw beginselprogram afzweerden.
Tijdens WO2 werd hard nagedacht over wat er na de oorlog op politiek gebied moest gebeuren. In een kamp waar de Nederlandse elite borg werd gehouden tegen verzetsacties bedacht men dat het roer radicaal om moest na de oorlog. De 'Heren Zeventien' waarin iedere partij behalve de communisten en hervormden zaten bedachten een nieuwe partij waarin elke Nederlander zich zou kunnen vinden, de Nederlandse Volks Beweging. Alles bleef wel erg algemeen en buiten het kamp was men niet erg te spreken voor zo'n integratie.

'Jullie hebben ook zo je dingen'
Na de oorlog had Wilhelmina hoge verwachtingen van de NVB en sprak hierover met Drees. Echter, vele partijen kwamen (onder een andere naam) terug: PvdA (SDAP), KVP (RKSP), VVD (LS), CHU en de ARP. Er waren haast geen veranderingen in de verhoudingen, enkel de CPN kreeg wat meer stemmen. Ook werd er vanaf dit moment gesproken van de verzuiling, in plaats van de schotjesgeest. Onder Drees' premierschap van 1948 tot 1958 waren het de vijf constructieve partijen die bijna alle zetels kregen.
De communisten ontwikkelden hun eigen minizuiltje, waarvan de positie niet verbeterde door de Koude Oorlog en de bloedige manier waarop de Hongaarse Opstand werd neergeslagen.
Men steunde hun zuil intens, door dik en dun.

De ontzuiling zet door
Nederland bleef in Europa tot in de jaren zestig een van de meest kerkgetrouwe naties in Europa. De ontkerkelijking kwam meer voort uit vervreemding in de stad dan uit een bewuste keuze. Na 1970 ging het hard met de ontkerkelijking.
De doorbraak werd alsnog een feit en door de vrije gedachte. Geloof is iets individueels geworden, politieke voorkeur is onderwerp geworden van een nuchtere afweging.

De soldaten van de Paus gedemobiliseerd
De Nederlandse katholieke kerken waren het trouwst. Tot in de jaren zestig zag niemand een revolutie aankomen en was Tilburg de minst ontkerkelijkte stad. Maar van 1960 tot 1995 daalde deze inzet met enorm tempo. Het percentage katholieken in de Nederlandse bevolking halveerde van 40 naar 20%. Vanaf de jaren zestig maakten de katholieken binnen tien jaar een ommezwaai van conservatief naar progressief, dat kwam ook door de katholieke intelligentsia. Het laatste wapenfeit van de katholieke zuil was dat zij zichzelf opblies.

'Samen op weg'
Tot de jaren zeventig waren het ideologische en religieuze zaken die families uiteen scheurden. Tegenwoordig zijn deze zaken enkel persoonlijk van belang. Bij het zoeken naar een fusiepartner, wordt er gekeken naar strategie. Het NKV en het NVV fuseerden tot het FNV. De ARP, CHU en KVP werden het CDA.
Deze toenaderende beweging tussen de kerkgenootschappen heeft ook met marketing te maken, om een steeds diverser samengestelde markt te bedienen is fusie en schaalvergroting nodig. De directies staan niet te springen om hun identiteit te laten varen, maar in de praktijk ontwikkelen zich dingen vanzelf.
Overigens blijkt in sommige verzuilde organisaties de afkalving taai. Bovendien creëren de immigrantengroepen hun eigen zuilen.

Wat betekende de verzuiling?
De kracht en de duur van de verzuiling en de daaropvolgende snelle ontzuiling hebben de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving in de afgelopen eeuw beslissend beïnvloed. Eerst behoudend en gezagsgetrouw, tegenwoordig doorgeslagen tot een soort anarchistisch laboratorium
De vraag is waarom deze verzuiling zolang heeft voortgeduurd, een duidelijk antwoord is daarop niet te geven.
Verzuiling bestond ook in andere Europese landen, echter, daar bestond een sterke staat die enigszins evenwicht gaf. Bijzonder aan Nederland was ook de vaart waarmee de ontzuiling plaats vond.

'Pretpakket' bij de religieuze Gamma
In de loop van de twintigste eeuw kwam het individu en de persoonlijke groei voorop te staan. Eerst waren het de katholieken, de arbeiders en kleine luiden die hun rechten opeisten. Daarna de homoseksuelen, kinderen, ouderen, patiënten en prostituees. Als laatste: het individu. Zal er nog wel genoeg saamhorigheid zijn om deze samenleving te besturen?
Als de ontkerkelijking doorzet, zal in 1920 slechts een kwart van de Nederlanders verbonden zijn aan een kerk. Wel heeft ieder zijn eigen geloof, samengesteld uit alles wat men tegenkwam, een pretpakket als het ware. Zal er een stevig fundament zijn voor burgerschap en moraliteit?
Drees legde in 1980 uit dat hij dit uit zichzelf had gehaald, maar staat iedereen zo sterk in zijn schoenen als hij?
Ongelovigen vinden rituelen ook mooi. Nu staan we met lege handen.

'Vreemd volk over de vloer', bladzijde 68 tot en met 85

Nederland was eerst uitbater van machtig koloniaal rijk, tegenwoordig thuisbasis van vooraanstaande multinationals. In de Gouden Eeuw waren er naar verhouding zelfs meer buitenlanders in Nederland dan nu. Aan het begin van de 20e eeuw waren er in Europees hoge concentraties Chinezen in R'dam, D'haag en A'dam. Ook veel Antillianen in D'Haag. Buiten deze steden waren er amper allochtonen. Een enkele Italiaan, Indische student of Surinaamse student.

Vreemdelingen uit eigen land
In de 19e eeuw bestond er in Nederland veel trekarbeid. Door de industrialisatie aan de ene kant en de landbouwcrisis aan de andere kant trokken mensen blijvend naar de stad. Mijnbouw in Limburg, hoogovens in Velsen en Philips in Eindhoven trokken ook vele mensen uit Friesland, Groningen en Zeeland aan.
Rotterdam groeide rond eeuwwisseling het snelst. De Nieuwe Waterweg bracht grotere schepen naar R'dam en dus meer werkplaatsen. Zoals de allochtonen van nu, was R'dam voor de Zeelanders en Zuid-Hollanders als buitenland. Integreren ging moeilijk en men kreeg meestal de zwaarste en gevaarlijkste beroepen. Pas de 'tweede generatie' ging zich thuis voelen in de stad.

'Mensen van de reis'
Westfaalse families die textiel en andere waren aan de man brachten werden later groten in de confectiedetailhandel: o.a. Clemens & August, Peek en Cloppenburg, Dreesmann.
Er kwamen mensen uit heel Europa naar Nederland, waarvan de zigeuners het minst werden gewaardeerd. Pas rond 1900 werd Nederland een 'natiestaat' en ging men aan de grens controleren wie er binnen kwam. Nederlanders kregen meer rechten en het moest duidelijk worden voor wie die rechten wel en niet gelden.
In 1892 kwam de Wet op het Nederlanderschap, die in 1915 aangescherpt werd. In 1900 werden eerste douanebeambten aangesteld, in 1904 werd toegang voor zigeuners geweigerd. Tijdens WO1 werd grenscontrole voor vluchtelingen verscherpt en in jaren dertig kwam de Vreemdelingenarbeidswet om met name de werklozen uit Duitsland te weren.

'Vreemd gespuis'
'Eigen volk eerst' werd het devies in jaren dertig. Daarvoor waren buitenlanders ook niet gewenst, maar nodig voor de groeiende economie. Na WO1 werden bezwaren opzij gezet, om mijnen op gang te krijgen waren ze echt nodig. Uit Duitsland, Italië, Slovenië, Tsjecho-Slowakije en Polen. Brave katholieke huisvaders die na enkele jaren gezin over lieten komen. Men was tevreden over hen.
In de crisis van de jaren dertig werden buitenlanders het eerst ontslagen en vaak ook over de grens gezet. Enkel als ze keihard werkten en trouwden met een Limburgse konden ze blijven. De Nederlandse vakbonden verzetten zich niet. In de jaren dertig werd het overgrote deel van de Chinezen in Nederland uit het land gewerkt. Ook de Italianen (met hun ijskarretjes) stuitten op verzet. Later kwam men bij zinnen en ging de Italianen imiteren.

Nederland als toevluchtsoord
Nederland genoot de reputatie dat mensen die om hun godsdienst of politieke gezindheid vervolgd werden altijd welkom waren. Toonde Nederland zich inderdaad dat veilige toevluchtsoord?
Tijdens WO1 ving Nederland een miljoen Belgen op en na de oorlog toonde Nederland zich opnieuw gastvrij richting de Oosterburen, zodat zij aan konden sterken. Duitse meisjes probeerde hier werk als dienstmeisjes te vinden, maar vanaf 1935 liep dit aantal van maximaal 40000 snel terug.
Tot dan toen was het kinderspel geweest. Vanaf 1933 (Hitler aan macht in Duitsland) werd het vluchtelingenvraagstuk een zaak van leven en dood. De grote toestroom van Joden en politieke vluchtelingen werden meer en meer gezien als bedreiging van de binnenlandse veiligheid. Vanaf 1938 werd bijna niemand meer toegelaten. Alleen in de Kristallnacht van 1938 nog zo'n tienduizend, onder de voorwaarde dat het Nederlandse joodse vluchtelingencomité beloofd had alle kosten te dragen. Van 1933 tot 1940 liet Nederland ongeveer 30000 Joodse vluchtelingen toe, dat was niet veel ivm andere landen.

Hollands schuldgevoel
De Nederlandse joden waren een duidelijk herkenbare groep. Er was wel sprake van antisemitisme, maar ivm het buitenland slechts gematigd. Het wegvoeren van joden door de Duitse bezetter liet Nederland niet passief over zich heen komen er was protest en verzet. In de praktijk kwam hier echter weinig van terecht. Trambestuurders, spoorwegmannen en de politie tekenden stilzwijgend voor de verwijdering van Joden. Gemeenteambtenaren zetten zelfs een extra stapje voor de Duitsers. Binnen bezet West-Europa werd een dergelijke ijver alleen aangetroffen in het antisemitische Vichy-Frankrijk.
De Nederlandse regering in Londen wijde nooit een kabinetszitting aan het lot van de joden en koningin Wilhelmina sprak over de radio slechts 1 keer over het lot van de joden, maar riep Nederlanders nooit op hun landgenoten te helpen. Na de oorlog was 75% van de Nederlandse joden gedeporteerd, het hoogste percentage in Europa, Duitsland inbegrepen.
Verklaringen: geografische en woonomstandigheden waren ongunstig voor verzet en onderduiken. In Nederland trok de sterk antisemitische SS aan de touwtjes, waar dat de Wehrmacht in andere landen was. In Nederland behoorden de joden tot het proletariaat, dus weinig geld om bescherming te kopen. Culturele eigenschappen Nederlanders: conformistisch (niet eigengereid), gezagsgetrouw.
Deze cijfers zorgden voor een knagend schuldgevoel onder het Nederlandse volk. Oplossing: zwijgen. Nationale Stilte.

'Repatrianten' uit Indië
Over het contact van de Duitse soldaten met de Nederlanders is weinig bekend. Na de oorlog werden 'moffenhoeren' kaalgeschoren. Het veel kortere verblijf van de Canadese bevrijders zorgde voor 2000 'war brides' en veel onechtelijke kinderen.
De Indo's (mensen van gemengd Indonesisch-Nederlandse afkomst) raakten tussen wal en schip in 1945. In de jaren vijftig besloten zij allen (180.000) naar Nederland te verhuizen. Ze werden op een redelijk vanzelfsprekende manier opgenomen. Een huzarenstukje dat internationale aandacht trok. Daarbij werd vergeten dat de Nederlandse overheid er alles aan had gedaan om deze stroom mensen tegen te houden. De integratie verliep goed, omdat de Indo's zeer nette mensen bleven. Ook kenden veel Nederlanders Indie al, op school hadden ze er over geleerd. Ten slotte, ze arriveerden in een tijd van economische opbloei.
Toen de toestroom van Indo's niet vermeden kon worden, zag de regering het als taak de integratie soepel te laten verlopen. Met diverse maatregelen verliep dit goed.
Ook kwamen er 12000 Molukkers (van een kleine eilandengroep in het Oosten van het Indonesisch archipel) naar Nederland. Zij wilden hun eigen staat, Republik Maluku Selatan, die al gauw onder de voet werd gelopen. Deze Molukkers waren voornamelijk KNIL-militairen en hun gezinsleden. Deze 'Ambonezen' werden bestempeld als voorlopige Nederlanders en integratie werd vermeden.

Tukkers en Italianen op de vuist
Eind jaren vijftig was Nederland de gevolgen van de oorlog te boven en waren er weer 'gastarbeiders' (zij zouden immers weer huiswaarts keren) nodig. Ditmaal met name Spanjaarden en Italianen voor de hoogovens. Wervingscommissies trokken steeds verder naar: Turkije, Marokko en Tunesië.
De integratie van Italianen in Twente verliep moeizaam. Deze jonge mannen werden bijvoorbeeld niet toegelaten in dancings in Enschede en Oldenzaal. Er braken gevechten uit in september 1961 tussen Tukkers en Italianen. Spanjaarden en Italianen gingen in staking. Concurrentie om de gunsten van het andere geslacht veroorzaakten wel vaker botsingen. In de jaren dertig 'kaapten' de Duitse dienstmeisjes de leukste jongens weg. De Canadese bevrijders kregen ook ruzie met de Nederlandse mannen. Nu dus Italianen die Nederlandse meisjes lastig vielen.

Naar een 'multiculturele' samenleving
In 1958, 1969, 1971, 1972 en 1976 waren er grote rellen tussen etnische groepen. In 1960 kwamen de allereerste Turken en Marokkanen naar Nederland. Tegenwoordig leven er ruim 200.000 Turken in Nederland en zo ook 170.000 Marokkanen. Op Surinamers na de twee grootste immigrantengroepen. In de loop der jaren werden Turken steeds ruwer behandelt. Ze durfden geen nee te zeggen.
De oliecrisis in 1973 zorgden voor een immigrantenstop, maar de gastarbeiders werden in tegenstelling tot de crisis in 1929 niet het land uitgezet. Zij hadden meegeholpen aan de bouw van de economie en mochten daar nu ook van meegenieten: het gelijkheidsideaal van de welvaartsstaat.
De overheid bood gastarbeiders aantrekkelijke remigratieprogramma's. Spanjaarden en Italianen wilden wel terug, omdat hun land er bovenop kwam. Turken, Surinamers en Marokkanen hadden daar veel minder reden toe. De immigratie liep door in de jaren tachtig in de vorm van gezinsvorming.
Vanaf de jaren zeventig kwam ook een grote immigrantenstroom uit Suriname op gang. Ruim eenderde van alle Surinamers trok naar Nederland!
Zij werden aanvankelijk ook gezien als tijdelijke Nederlanders, net zoals nog steeds de Molukkers. De Molukse jongeren konden in de jaren zeventig geen baan krijgen en dwongen aandacht af via de treinkapingen in 1975 en 77. De overheid ging door de bocht en ontwikkelde een op integratie gericht beleid. In 1983 gaf de overheid toe dat Marokkanen, Turken en Molukkers geen gastarbeiders of rijksgenoten waren, maar simpelweg immigranten. Er werd gewerkt aan integratie, een multiculturele samenleving en het inhalen van de grote maatschappelijk achterstand van deze etnische groepen.

Aanpassing aan het taboe
De maatschappelijke achterstand van de etnische groepen was groot, maar de eerdergenoemde Nationale Stilte leidde tot een taboe om hierover te spreken, zeker toen berichten over discriminatie en racisme opdoken. In 1976 werd een Turk in een Amsterdamse gracht geduwd en verdronk. In 1983 werd een Antilliaan vermoord. Tegen deze achtergrond werd het riskant gevonden van de nieuwkomers een zekere aanpassing te vragen. De integratie werd hierdoor bemoeilijkt.
Pas in de jaren negentig werd dit taboe verzwakt. Er werden eisen aan allochtonen gesteld, niet in de minste plaats omdat ze het zelf zat waren.

Grenzen van onze grootmoedigheid
De omslag van een 'knuffelende' naar een meer zakelijke benadering van minderheden had ook ingrijpende gevolgen voor degenen die als vluchteling toegang zoeken tot ons land. In november 1956 werden er 3000 Hongaren in Nederland opgevangen en met geld en cadeautjes verwend. Jaloezie was iets waarvoor je je moest schamen. Nederlandse grootmoedigheid, daar ging het om. Die gastvrijheid uitte zich op vele manieren, ook vluchtelingen uit Portugal, Griekenland, Chili, Oost-Europa werden opgevangen. Bovendien: er was weinig werkloosheid, er waren nog weinig buitenlanders en deze politieke vluchtelingen waren goed opgeleid en bereid om te integreren.
Toen asielzoekers uit landen waar Nederland weinig banden mee had en uit eigen initiatief voor de grens verschenen, was het de grote terughoudend die het bijna verbood de vraag te stellen: zijn dit eigenlijk allemaal wel politieke vluchtelingen? In de jaren tachtig begon deze twijfel te groeien. In de jaren negentig werd het beleid constant aangescherpt en de grens van erkend of illegaal liep soms dwars door gezinnen heen.

Minderheden in Nederland: een paradox
In de twintigste eeuw kreeg Nederland steeds meer vreemd volk uit steeds vreemder oorden over de vloer. Dat ging niet van harte. De opkomst van de verzorgingsstaat maakt het steeds moeilijker mensen terug te sturen naar het land van herkomst. Wie eenmaal officieel is toegelaten heeft dezelfde rechten als andere ingezetenen.
Wat racisme betreft heeft Nederland zijn naam waargemaakt. Zeker in vergelijking met bijvoorbeeld Engeland. Extreem-rechts kreeg ook steun in Nederland (een zetel in 1982, drie in 1994), maar slechts gering ivm bijvoorbeeld België, Frankrijk of Oostenrijk. De immigratie verliep in Nederland redelijk soepel, mede door het verstandig beleid van de overheid.
Nederland heeft, zo lijkt het, de sprong van in zich zelf gekeerde natie naar bont geschakeerde samenleving met relatief weinig kleerscheuren gemaakt. Maar er bestaat een paradox. Aan de ene kant waren er allerhande subsidieregelingen voor allochtonen, aan de andere kant was er de taboe op aanpassing. De Surinamers en Antillianen hebben hun maatschappelijke achterstand grotendeels ingelopen, de Turken en Marokkanen blijven nog achter, met name jongens. Velen leven in twee werelden, een culturele spagaat.

'Mohamed is heel capsoonis'
Sinds 1985 staat 'intercultureel onderwijs' in de Nederlandse Onderwijswet. Kinderen leren kennis maken met elkanders culturen en deze respecteren.

In den beginne was het woord (en aan het eind het beeld), bladzijde 86 tot en met 103

Lezen was belangrijk voor Nederland. Vanaf 1700 altijd een van de hoogste alfabetiseringniveaus. Rond 1900 kon het grootste deel van de bevolking lezen en schrijven. Lezen was een 'ware hartstocht'. De vrijheid bereikte je niet met vechten, maar met kennis vergaren. Eind 19e eeuw kwamen technieken als rotatiepersen en zet- en gietmachines in het gebruik. Gevolg: sensationele stijging druksnelheid en doorbraak op het gebied opmaak tekst. In 1896 waren er zo'n 60 dagbladen. 'Het nieuws van den dag' (voor een breed publiek) en de NRC waren de grootste. Liberaal: NRC, Algemeen Handelsblad, Het Vaderland. Katholiek: de Volkskrant, De Maasbode, De Tijd. Protestant: De Standaard (Colijn). Sociaal: Het Volk. De Telegraaf ging voor het eerst nationaal en velen volgden. De redactie van De Telegraaf bevatte mensen uit alle zuilen, andere kranten waren wel verzuild. Veel kranten vestigden zich in Amsterdam aan de Nieuwezijds.

Lezen bij de haard
Lezen werd geassocieerd met huiselijkheid. Vooral de geillustreerde bladen. De Huisvriend, Eigen Haard, De Spiegel, De Katholieke Illustrator. Eerst voornamelijk prenten. Rond de eeuwwisseling waren zij de eersten die foto's plaatsten. De wat meer journalistieke bladen zoals Panorama, Het Leven en De Wereldkroniek begonnen rond de eeuwwisseling pas te verschijnen. Het Leven was vooral populair met hun zomernummer met 'dames in onvoldoende kledij'. Ook De Katholieke Illustratie moest met hun tijd mee, vele verontschuldigingen hiervoor.
Ook de literatuur had in Nederland aanvankelijk een nogal stichtelijk karakter. Rond 1900 wilde men geen preken meer. De Stille Kracht van Louis Couperus en Van de Koele Meeren des Doods van Frederik van Eedens, werden door velen als moreel verwerpelijk beschouwd. In de loop van de negentiende eeuw ontstonden er steeds meer bibliotheken, zelfontplooiing achtte men belangrijk. Het aantal door de overheid gefinancierde Openbare Bibliotheken was laag. 31 in 1915. Pas in de jaren zestig werden dat er veel meer. In 1992 1200. In deze OB's was geen verzuilde censor.

Het woord krijgt concurrentie
Rond de eeuwwisseling komen in Nederland de eerste bioscopen. In 1906 de eerste bioscooptheaters, in 1918 al 200. Men vreesde slechte invloed die van het zedeloze en vulgaire bioscoopamusement uit zou gaan. De Nederlandse filmindustrie stelde aanvankelijk weinig voor, Nederlandse documentaires kregen wel een hoop lof. Steeds meer filmtheaters lieten de 'hoofdfilm' voorafgaan door een nieuwsjournaal, vanaf 1922 had Polygoon er ook zo een. In 1931 met geluid. Aanvankelijk waren mensen niet erg gewillig voor de camera te verschijnen. Toen Prinses Juliana zonder moeilijk doen voor dit nieuwsjournaal optrad, was het hek van de dam en durfden ministers ook wel. Na de oorlog raakte Polygoons Neerlands nieuws en Wereldnieuws bekend door commentaarstem van Philip Bloemendal.
In Nederland namen mensen een abonnement op een krant en beschouwden ze zich lid. Zo ook toen de radio-omroepen ontstonden. 1924: Nederlandse Christelijke Radio Vereeniging. 1926: Katholieke Radio Omroep. 1926: Vrijzinnig Protestantsche Radio Omroep. 1925: Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs. In 1927 ontpopte de HDO zich als Algemeene Vereeniging Radio Omroep, maar werd meer liberaal-conservatief dan algemeen. In 1930 werd de zendtijd eerlijk verdeeld onder de KRO, NCRV, AVRO en VARA. De VPRO nam genoegen met minder. In 1935 ontving de helft van Nederland radio. In 1924 werd het eerste kabelnetwerk aangelegd. Amateuristisch opgezet. Later uitgebouwd tot de Nederlandse Radio Centrale. Kabelradio gaf een betere kwaliteit. De censuur door de Radio Controle Commissie uit 1930 werd in 1947 afgeschaft. Wel bleef reclame verboden.

Het vrije woord bedreigd
De in 1848 gecodificeerde vrijheid van drukpers kende een restrictie. Een bepaalde bevolkingsgroep mocht geen 'aanstoot' nemen. Dus: geen pornografie, smalende godslastering en discriminatie. Niemand mocht gekwetst worden. Intussen stonden ideele en politieke persvrijheid onverminderd op hoog niveau. Gevluchte Duitsers mochten hier hun spul publiceren, een enkele uitzondering daargelaten om de neutraliteit van Nederland te behouden.
De Nederlandse uitgeverswereld was niet blij met deze Duitse concurrentie en de bedreiging van het woord aan de Oostgrens deed hen weinig. Toen de bezetting een jaar oud was werkte ze met alle hartelijkheid mee aan informatie verschaffen over Joodse uitgevers.
Een hoop kranten stopten tijdens de bezetting met uitgeven. Maar de meeste lieten de Duitse censuur gewoon over zich heen komen. Zelfs het ANP kwam bekend te staan Adolfs Nieuws Papegaai. Ondertussen ontstonden vele illegale krantjes, waarvan enkelen professioneel vervaardigd, nationaal gedistribueerd. Bijv: Christofoor (1942) Trouw (1943) De Waarheid, Je Maintiendrai, Het Parool. Het censureren van de kabelradio verliep de Duitsers goed, maar de ether was vrij voor bijvoorbeeld Radio Oranje. In 1943 moest iedereen zijn radiotoestel inleveren.
Over het algemeen waren kranten, omroepen en boekenwereld ontdaan van Joden en met Duitse censuur de realiteit. Waar was de houding van het vrije woord? Bij de illegale pers, deze was ivm andere landen zeer uitgebreid, maar nog steeds klein te noemen.

De 'Onverdraagzaamste Abonnee'
In 1949 bereikte de Niewezijds Voorburgwal zijn hoogtepunt onder de naam Amsterdamse Fleetstreet met negen landelijke dagbladen. Allen verzuild, Trouw protestants, Volkskrant katholiek, Het Vrije Volk socialistisch en de Waarheid communistisch. Alleen Het Parool en De Telegraaf onttrokken zich van de verzuiling. De Onverdraagzaamste Abonnee was een mannetje dat elke journalist in de gaten hield rekening te houden met het Nederlands moreel. Hoe ver dat ging bleek bij de Greet Hofmans-affaire. Hierover bewaarde de Nederlandse pers een diep stilzwijgen: een constitutionele crisis moest tot iedere prijs worden vermeden. Buitenlandse pers maakten het echter wel openbaar, echter, onder druk van het kabinet werden deze uitgaven van onder andere Der Spiegel in Nederland niet gepubliceerd. Pas toen de hele wereld er al over had geschreven kregen de Nederlanders er iets over te horen. Alleen de communistische De Waarheid en het ongrijpbare liberale weekblad De Haagsche Post schreven er wel over. Bij de persconferentie over deze affaire werden zij niet uitgenodigd.
Der Spiegel werd afgespiegeld als een schandaalblad die de journalistiek verantwoordelijkheid niet ter harte nam. De affaire werd in een reconstructie door Hofland geschetst als een botsing tussen het provincialisme en de buitenlandse opvatting van persvrijheid waarbij je bij autoriteiten niet een petje lichtte, maar extra oplettend werd.
Door middel van de Idil (informatiedienst inzake lectuur) hield de Kerk een oogje op het zedelijk gehalte van een boek en kon boeken als ongeschikt of Verboden Lectuur bestempelen. De overheid wilde zo ook nog wel eens ingrijpen.
Naast de Idil hielde alle katholieke kranten zich aan een bisschoppelijke censor. Ook riep het Vaticaan op geen socialistische kranten te lezen of op de VARA af te stemmen.

De televisie: potsenmakers gevraagd
Omdat Philips televisies produceerde, begon de Nederlandse tv in Eindhoven. In 1951 bracht Philips de eerste tv op de markt: een hondenhok dat gepromoot werd als 'beeldradio'. De eerste uitzendingen werden door de Nederlandse Televisie Stichting verzorgd. Het enthousiasme was groot, maar men was op zoek naar originaliteit, potsenmakers, revue-artiesten. In de loop van de jaren 50 kwam er meer van terecht. De elfstedentocht werd via de tv verslagen en in 1957 startte de VARA het oerpopulaire Pension Hommeles van Annie M.G. Schmidt. In 1970 had driekwart van de Nederlandse gezinnen een tv. Tot 1964 was er maar een net.

Ondergang van 'Het Bestel'
Al gauw kregen de omroepen ieder zo'n 500.000 leden, ook hier hield de verzuiling stand. Alleen bij groot nieuws, bijvoorbeeld de watersnoodramp, werd er samengewerkt. Commercie was strijdig met de opvoedende waarde. Van buiten Nederland werd er echter populaire Nederlandse radio gemaakt. Veronica vanaf een schip, geankerd buiten de Nederlandse Territoriale wateren of Radio Luxemburg. TV Noordzee en Radio Noordzee (REM) werden zo op een gegeven moment hard aangepakt. Uiteindelijk werd er pas tijden het kabinet-Cals besloten dat er reclame mocht worden uitgezonden, maar enkel in afzonderlijke blokken verzorgd door een aparte stichting, de STER. Deze reclame mocht de programma's niet beïnvloeden, commerciële televisie bleef verboden. De weg was vrij voor de TROS 1966 (als opvolger van de REM). Er werd meer naar de kijkcijfers gekeken en minder aan eigen identiteit vastgehouden. De EO en VPRO deden hier niet aan mee.
Toen de kabel er van kwam lag de weg voor commerciele stations open. In 1989: RTL4. 1993: RTL5. 1995: Veronica, SBS6, TV10Gold.
Ook bijna alle kranten lieten hun zuil gaan. Enkel De Waarheid bleef vastgeklonken aan CPN, totdat beiden in 1980 ten onder gingen. Sindsdien zijn alleen nog het Nederlands Dagblad (vrijgemaakt-gereformeerden) en het Reformatorisch Dagblad (Gereformeerde Gemeenten) aan een zuil verbonden. In het laatste kwart van de eeuw haalden De Tijd en Het Vrije Volk het niet. Verder werden er steeds meer landelijke kranten verkocht ten kosten van de regionale. Ook verlieten alle kranten de Nieuwezijds.

Het woord is beeld geworden?
De VARA kwam eens met een item over Beeldreligie: 'Geef ons heden ons dagelijks programma, wees met ons, o Beeld, want wij weten niet wat wij zonder u zouden moeten doen' Christelijk Nederland liep te hoop tegen dit godslasterlijk visioen.
Het woord is beeld geworden, maar dat de samenleving ontleest valt wel mee. Er worden nog steeds veel kranten gelezen. Bovendien is er veel functioneel lezen (instructieboekjes) en zijn er ondertitelingen op televisie. Wel worden er minder boeken gelezen. Dat het lezen afneemt heeft bovendien niet alleen met de tv te maken, maar ook met de vele andere mogelijkheden tot vrijetijdsbesteding. Ook wordt er meer gelezen buiten de tv-dagdelen.

Het woord wordt ongrijpbaar
Nog steeds heeft de Nederlandse pers iets opvoedends. Zie bijvoorbeeld commentaren van hoofdredacteuren, tegenwoordig geschreven door een team van specialisten. Ook wordt er nog steeds groot buitenlands nieuws op de voorste pagina's geplaatst, voordat lezers mogen genieten van de strips e.d.Ook nu de Onverdraagzaamste Abonnee niet meer is, heeft de pers zijn eigen taboes opgebouwd en wilde journalisten in grote mate politiek correct blijven. In de jaren negentig neemt de vrijheid toch weer toe.
De vrijheid is in Nederland vooral in de laatste helft van de eeuw snel toegenomen. De censuur werd steeds minder en is tegenwoordig bij de wet verboden.
Tegenwoordig bouwen we zelf wel weer censuur in. Een geweld-chip in tv of software om het internet schoon te houden.

Spierkracht en kennismacht, bladzijde 122 tot en met 139

Ondernemers waren haast avonturiers aan het begin van de twintigste eeuw. Niemand kon ze vertellen wat ze moesten doen. Alles deden ze intuïtief.
De familie Jurgens en de familie Van den Bergh maakten beiden margarine in Oss. Heftige concurrentie. In 1908 gingen ze aan markt- en winstverdeling doen. In 1927 fuseerden ze tot de Margarine Unie. Twee jaar later fuseerden ze met zeepfabrikant Lever Brothers tot UniLever. Ongekende grote. Uitgegroeid tot een van de grootste bedrijven van het heden. Omzet negentig miljard. Driehonderdduizend werknemers. Inmiddels is het bedrijf het stadje Oss allang ontgroeid. Oss is de hele eeuw een rare plaats geweest.

'Ben je nog niet uitgescheten'
Grote namen zoals de Jurgens en Van den Berghs of Philips waren adelaars in een door mussen bevolkt land. Het waren vooral de wat kleinere bedrijfjes waar de industrialisatie door gedragen werd. Door hen werden arbeiders overgeheveld van de ambachtelijk-agrarische wereld, naar het bedienen van stoommachines. De eisen die aan de (soms jonge) werknemers werden gesteld waren erg hoog. Door de snelle bevolkingsgroei waren daar genoeg werknemers voor. De industrialisatie zette al deze mensen aan het werk.
De industriele bedrijvigheid verspreidde zich redelijk over Nederland. Arbeidsintensieve bedrijven naar het Zuiden en Oosten vanwege de lage lonen. Kapitaalkrachtige bedrijven gingen naar R'dam of A'dam, voortbordurend op Hollandse handelstraditie. Naast de groei van de industrie, groeide de dienstverlening ook hard.
Ondertussen functioneerde de overheid als een 'nachtwaker' die zich alleen bezig hield met de basistaken.
Tot op de dag van vandaag bestaan er thuiswerkers die matten, sigaren, kleren etc. thuis maken. Echter alleen in kleine mate, de concurrentie met de industrie werd te groot.

'Gansch het raderwerk staat stil'
De industrialisatie zorgde voor een nieuwe dynamiek op het gebied van de verdeling van rijkdom en armoede. In heel West-Europa startten arbeiders massaal vakverenigingen. De eerste treinstaking in 1903 gaf aan dat er rekening gehouden moest worden met het volk. Alle eisen werden toegezegd. Met name Kuyper was minder blij hiermee en kwam met antistakingswetten. Tegen deze 'worgwetten' was veel protest, maar uiteindelijk betekende het het einde van de radicale vleugel van de vakvereniging..
Zowel de CNV (1909) en het NVV (1905) wilden zaken doen. (harmoniemodel)
De werkgevers gingen zich ook organiseren, bijvoorbeeld in de VNW (1899). Ook op politiek gebied zorgden de georganiseerde arbeiders voor veranderingen, geen enkele politieke partij kon om hen heen en dit leidde tot enkele sociale wetten: veiligheidswet (1895), ongevallenwet (1901), invaliditeitswet (1913), wet op het arbeidscontract (1907, met als gevolg: cao's), de arbeidswet (1919).

Kantoordames en fabrieksmeisjes
Het wilde kapitalisme werd aan wat regeltjes gebonden, maar in de realiteit maakten de patroons nog steeds de dienst uit.
Al deze regels betekende meer administratief werk. Ook bij de overheid. In 1910 behoorde 1 op de 7 a 8 werknemers tot dit 'salariaat'. Voor dit werk werden steeds meer vrouwen in dienst genomen, het bedienen van de telefoon en typemachine werd als typisch vrouwelijk gezien. Veel vrouwen leerden de beginselen van het kantoorwerk bij Instituut Schoevers. Er bestonden ook veel dienstmeisjes, die er op een gegeven moment achterkwamen dat het fabriekswerk beter betaalde en regelmatiger werktijden had. Daar waren ze welkom: goedkoop en precies. Verkade's inpakafdeling nam zelfs enkel vrouwen aan. Zij hadden het er erg naar hun zin. Mannen veel minder, omdat zij hun hele leven in de fabriek moesten vertoeven. Voor vrouwen was het hun jeugd, zodra ze trouwden moesten ze voor het gezin gaan zorgen.

Het einde van de romantiek
In de jaren twintig groeide de economie hard, met name dankzij de industrie. Deze genoot elektrische (en benzinemotoren) apparatuur. Ook de wetenschap had invloed op de groei van de industrie en leidde onder andere tot de chemische industrie. Ook de efficiëntie werd belangrijker, het productieproces werd opgedeeld in enkele taken, de lopende band zorgde voor het snelle transport tussen werknemers. Omdat onwillige of onhandige mensen het productieproces vertraagden werd er strenger naar kwaliteiten gekeken.
Pionierende ondernemers werden zaadloos van de omslachtige rompslomp. Nieuwe bedrijfsdirecteuren moesten met efficiëntie ipv romantiek aan de haal.

Onder de mat, achter de wc
Deze nieuwe generatie bedrijfsdirecteuren kregen het direct zwaar, in 1929 voltrok zich een economische crisis. Velen ontslagen vielen, Philips was het snelste met alles efficiënter en sneller te maken. In 1932 trok hun winst alweer aan. De economische crisis zorgde ervoor dat de nog steeds groeiende arbeidsmarkt niet meer opgevangen kon worden. Werklozen kregen een beetje steun van de vakbonden en de overheid. Steun overheid kwam voort uit armenwet (1912) die meerdere malen werd verlaagd: Jordaanoproer. Werklozen werden gecontroleerd door de Gemeentelijke Bureaus voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Als er spaarcentjes of zwartwerkers gevonden werden, dan verloren ze hun steun. Voor mensen die ook deze steun verloren bestond er de (onmenselijke) werkverschaffing. Voor dertig cent per uur zwaar werk voor de overheid verrichten: kanalen graven, wegen aanleggen etc.

De genezende krachten van de natuur
De SDAP en de NVV kwamen met het Plan van de Arbeid: gerichte investeringen in economie zouden werkgelegenheid en consumptie stimuleren. De regering-Colijn hield echter vast aan de politiek van afzijdigheid, en investeerde enkel in de landbouw en scheepsbouw. Deze politiek en het vasthouden aan de gouden standaard zorgden voor een langere crisis dan in andere landen. Toen die gouden standaard in 1936 eenmaal los werd gelaten, bloeide de economie weer aardig op.

Een stoomcursus 'efficiënt werken'
WO2 zorgde voor een nieuwe economische tegenslag, na de oorlog bleek de schade groter dan in andere West-Europese landen: een kwart van het productieapparaat was weg/kapot. Na de oorlog was de 'nachtwakersstaat' definitief failliet, de overheid kon zich niet meer afzijdig houden en het Plan van de Arbeid werd ingevoerd. De Marshallhulp kwam goed van pas bij de wederopbouw van de (industrie) van Nederland. Ook gingen veel Nederlandse werknemers naar Amerika voor een cursus 'efficiënt werken'.
Direct na de oorlog kwamen er meer sociale voorzieningen: de AOW (1947/57), de algemene bijstandswet (1965), WAO en Algemene wet bijzondere ziektekosten (1967). De verzorgingsstaat was een feit.

Het economisch wonder
Na de oorlog stond een ding vast: Nederland moest een industriestaat worden. Zeker na het verlies van Nederlands-Indie. Elke criticus was door de Koude Oorlog verdacht, de vakbonden werkten plichtsgetrouw mee en iedere zichzelf respecterende gemeente had een commissie tbv de uitbreiding van de industrie. Philips haalden arbeiders niet meer naar Eindhoven, maar ging het land in. De nog steeds snel groeiende beroepsbevolking kon weer goed opgevangen worden door de economie van na de oorlog. De periode 1950-1970 staat te boek als economisch wonder. Komt door combinatie efficiënt werken en lage lonen politiek. Heel Nederland was trots op haar prestaties, zie boekje van Lize Stilma, 'Werkend Nederland'

'Het was beestachtig'
Mensen deden de finishing touch, maar alles wees erop dat de machines de strijd met de mensenkrachten aan het winnen was. De automatisering gepushed door de goedkope arbeidskrachten in het buitenland zorgden voor een terugloop van arbeidsplaatsen. De mijnen sloten, de Twentse en Tilburgse textielindustrie volgde. In 1973 was de oliecrisis de druppel. De tweede oliecrisis in 1980 zorgde ervoor dat vrijwel alle fabriekshallen sloten, driehonderdduizend werkplaatsen vergingen.

'Laat je zoon studeren'
De working class heroes verdwenen van het toneel. Het werk zelf, maar ook de wil om daar te werken verdween. Ook ouders wilden dat hun kinderen gingen studeren. Het onderwijs breidde zich na de oorlog snel uit. Ook arbeiders konden een goede vervolgopleiding volgen. Werken was niet zozeer meer een manier om je brood te verdienen, werken moest leuk, spannend en uitdagend zijn.
Werken werd in de jaren zeventig geen plicht, maar persoonlijkheidsontwikkeling. De economie was iets vies, ondernemers kwamen in een slecht daglicht te staan, werklozen die niet wilden werken hoefden dat ook niet.

Geen bolknakken maar sjekkies
In werkelijkheid was dit niet alleen een naïeve, maar vooral gedateerde voorstelling van zaken. Er werden juist door de nieuwe bedrijvigheid leuke banen gecreëerd. De overheid werd grootste werkgever van Nederland, in begin jaren tachtig was 15% van de beroepsbevolking werkzaam voor de overheid. Waar de arbeidsplaatsen in de industrie terugliepen, was in 1988 veel werk in de dienstverlening, tot op de dag van vandaag is 50% van de beroepsbevolking hier werkzaam.
Inmiddels zijn er steeds meer vrouwen gaan werken. 50% van de gehuwde vrouwen heeft een (deeltijd) baan.

Stress en overspannenheid
De cultuur van arbeidsorganisaties is sterk veranderd. Meer vergaderd, omgangsvormen informeler, meer afdelingen en divisies, waardoor ingewikkeld. Individu moet en wil presteren, ambitie (moet) groot zijn.
Fysieke gevolgen van stress zijn normaal geworden. RSI bijvoorbeeld.
Sterke rechtsbescherming voor werknemers, geen handarbeid, maar administratief werk. Door snelle technologische ontwikkelingen moeten werknemers blijven leren.Wie op niveau wil blijven werken, moet blijven leren. Werken is mentale topsport geworden.

Binnenblijven en buitenstaan
Mensen blijven minder lang trouw aan hetzelfde bedrijf. Men is op zoek naar nieuwe uitdagingen, flexibiliteit en mobiliteit zijn belangrijke waarden geworden. Ook werkgevers hebben dat liever zo. De arbeidsmarkt bestaat daardoor uit twee delen: het binnenste segment met vaste werknemers, en een steeds groter wordend buitenste segment met jongeren die van baan naar baan springen, alsof het ijsschotsen zijn. Het werven van een vaste baan wordt steeds moeilijker. Uitzendwerk is groeiende.
Weinig zekerheden op arbeidsmarkt, het traditionele, minder creatieve, werk heeft aan waardering verloren. Mensen die niet goed gebekt zijn, snel aanpassen en doorzetten vormen buitenstaanders. Hiervoor zijn 'Melkert-banen' geschept. Een nieuwe onderscheiding op de arbeidsmarkt is in zicht: meedoen of toekijken/binnenblijven of buitenstaan.

De bevrijding van jeugdland, bladzijde 176 tot en met 191

Mei-avondvergaderingen waren door jongeren uitgevoerde avonden waar zure, norse en gierige dorpsgenoten er van langs kregen. Een morele ordedienst, waar bij verzet van het slachtoffer grote vechtpartijen en vernielingen plaats vonden.
Vrijwel alle kinderen volgden rond de eeuwwisseling lager onderwijs en gingen daarna aan het werk. Tot het moment dat ze een 'vaste verkering' (vaak ver in de twintig) hadden zaten ze in de tussenfase: kind-af maar nog niet volwassen. Kermissen en feesten werden georganiseerd door oudere jongeren en als jongeren van verschillende dorpen wilden er nog wel eens rake klappen vallen. Ook het flirten en vrijen hoorde bij het jongzijn.
In de stad was de ouderlijke controle minder en gingen jongeren meer hun gang. De politie had hun handen vol aan al de kleine overtredingen die ze pleegden. Vooral de burgerij ergerde zich aan hen. Tussen 1915 en 1919 werd er onderzoek gedaan en geconcludeerd dat jongeren buiten school en gezin opgevangen moesten worden. Door de vele veranderingen in de samenleving in de twintigste eeuw, was het voor opvoeders onmogelijk terug te grijpen naar hun eigen jeugd. Elk decennium was er wel weer een onderzoek wat 12 tot 18jarigen betreft. 'de jeugd van tegenwoordig'

Volksdansen op de speelweide
Om jongeren van de straat te houden werden onder andere padvinderijen gestart. Terug naar de natuur wilden ze de jongeren uit de stad brengen. Hierom werd in 1918 de AJC opgericht om de leden weerbaar te maken tegen 'individualistische verleidingen' dmv zaken als volksdans, volkslied en kamperen. Koos Vorrink werd de voorzitter en leidde tussen 1920 en 1934 de jeugd tegen de individualisering en 'ontworteling van de massa'. Massavermaak (bioscoop, dansen) en snoep, alcohol en roken waren niet in orde volgens de AJC. De Pinksterfeesten vormden het jaarlijkse hoogtepunt voor de AJC. Gezamenlijk ontbijten, lichaamsoefeningen, zingen, volksdansen, toespraken, lekenspel 'Goudvreugdes Ontwaken' etc.

Gelovig jong-zijn
Elke geestelijke stroming had haar eigen organisaties. In tegenstelling tot de AJC bleven daarbij de meisjes en jongens strikt gescheiden. De katholieke kerk treuzelde iets langer met zo'n organisatie, zij kenden patronaten, maar die bleken voor stedelingen minder aantrekkelijk. Opvallend: De Graal, Rooms-katholieke meisjesbeweging. Wereldbekering ende dienstbaarheid van de vrouw; daar ging het om. Ook eigenwaarde en zelfstandigheid van vrouwen hoog in het vaandel. Dat, en ook dat de leiding uit vrouwen bestond zinde de katholieke kerk niet. De Graal werd in de loop van tijd op een dood spoor gewerkt. Overigens was het 'Pinksterwegen' massaspel een geweldig spektakelstuk, waar zelfs AJC's 'Goudvreugdes Ontwaken' magertjes bij afstak.

Een demonstratieve zelfbeheersing
In die jeugdverenigingen was collectiviteit, een wijgevoel. Het gevoel dat ze de wereld iets te bieden hadden. Op het gebied van seksualiteit werd een demonstratieve zelfbeheersing gepredikt. Desondanks speelde het een grote rol, velen hebben hier uiteindelijk hun levenspartner gevonden.
De jeugdbewegingen bereikten ongeveer een kwart tot eenderde van de jongeren. Bovendien was het een typisch stedelijk verschijnsel, plattelandse jongeren zaten volop in de natuur. Op het platteland hielden traditionele omgangsvormen lang stand, in de jaren vijftig nog vonden er volksgerichten plaats.
Naast de plattelandse jongeren waren ook de ongeorganiseerde stedelijke jongeren niet geïnteresseerd in de jeugdbewegingen, maar juist in alles waar afkeer voor bestond: roken, alcohol, seks, bioscopen en dansen.

'Men gilt en giert, men jengelt en zeurt'
Vlak na WO2 leken de jeugdbewegingen even succesvol. De wat oudere jongeren waren echter minder geïnteresseerd hierin en steeds meer jongeren sloten zich aan bij de minder door idealen gestuurde sportverenigingen. Dit, maar ook het vrijen met de Canadese bevrijders baarde de ouderen zorgen. Er werd gesproken van 'asfaltjeugd'. Wederom was er een onderzoek naar deze 'massajeugd' en werd het waarschuwende vingertje geheven. Het rapport had weinig effect en waar men bezorgd om was gebeurde: de ontsnapping van de jeugd aan het ouderlijk gezag bleek niet te stoppen.

Middelbare schoolland
Doordat jongeren steeds meer naar school gingen, kon de jeugd niet meer als ontwetend weggezet worden. Ook konden jongeren op de middelbare school steeds meer ongestoord met elkaar omgaan. Nog steeds werkten veel jongeren, maar omdat ouders genoeg gingen verdienen hielden deze jongeren (een deel van) hun inkomen en hadden dus zakgeld. Ze gingen naar dansclubs en besteedden 10 a 20 gulden per week.
Iedere jongere had wel een fiets en kon dus makkelijker het ouderlijk gezag ontsnappen. Bovendien kregen heel veel jongens een brommer.
Meer attributen, beelden, idolen en geluiden raakten beschikbaar voor jongeren om een eigen identiteit aan te meten. Ook gingen ze eigen muziek maken, met name uit D'Haag kwamen veel succesvolle bands.

Vetkuiven en suikerspinnen
De nozems waren de eerste jongerengroep die zich onderscheidde door kleding, haardracht en eigen muziekvoorkeur. James Dean, Marlon Brando en Elvis Presley waren hun idolen en hun brommers symboliseerden hun behoefte aan vrijheid en ongebondenheid. De autoriteiten reageerden geschokt en de politie raakten regelmatig slaags met de nozems. Ze stonden bekend als oproerkraaiers, belhamels, vechtersbazen en dat beeld was niet geheel onterecht. D'Haag kenden in de jaren 50 West Side Story-achtige confrontaties tussen de Plu en de kikkers. Complete veldslagen om trots, territoriumdrift en ze-moeten-met-hun-poten-van-onze-meiden-af-blijven.
Ze haalden vaak het nieuws, maar daar werd het toch al vaak overdreven. Ze renden vaak harder voor de politie dan voor de tegenpartij en als de politie ze oppakten werden hun ouders ingelicht en daar had niemand zin in.

Top of flop
Het proces dat in de jaren vijftig was gestart, werd in de jaren zestig versneld voortgezet. Er ontstond een markt rond jongeren met tijdschriften, grammofoonplaten etc. Ook radiopiraat Veronica (1960) dat zich richtte op jongeren was bij dit proces van belang. Ze werden razend populair en introduceerden de Top-40. De Hilversumse zenders stonden wat onwennig tegen deze beatmuziek. Uiteindelijk draaiden ze bij en werd Hilversum 3 een aparte popzender. De tijdschriftenbusiness deed het beter met 'Muziek Expres' en 'Muziek Parade' bestonden twee zeer populaire muziektijdschriften voor jongeren. De Beatles werkten daar ook aan mee. De ouders vonden de muziek 'herrie', maar vonden het goed dat hun kinderen hun eigen smaak ontwikkelden en realiseerden dat zo streng als zij zelf opgevoed werden niet de juiste was voor hun kinderen.

'Ouderen zijn bang van ons, tieners'
Dat begrip werd al gauw minder toen tieners de confrontatie met de wereld van ouderen op gingen zoeken. Vanaf 1965 waren het niet alleen meer de laag opgeleide nozems, maar ook de middenklassers die zich balorig gedroegen. Vanuit A'dam verspreidde dit zich over alle steden van het land. Ze noemden zich Provo's en ging ook voor het provoceren zelf. De spot werd gedreven met alles wat los of vast zet. Vanaf augustus 1965 hadden deze Provo's elke zaterdagavond een bijeenkomst die de politie vanaf het begin in het verkeerde keelgat schoot. Elke week was er een veldslag. De opstandigheid breidde zich vanaf die zomer verder uit. Overal verschenen lokale ludieke blaadjes en Hitweek werd begonnen. 'Er is angst voor de vasthoudendheid en het razendsnelle improvisatievermogen waarmee wij de dingen aanpakken'
De autoriteiten voelden zich in het nauw gedreven en wilde de opstand met harde hand de kop in drukken. Daarmee het bewijs voor de jongeren leverend. Harry Mulisch verwoordde dit in 'Bericht aan de rattenkoning' perfect.

Jeugdland definitief bevrijd
Eind jaren zestig was het jeugdland definitief bevrijd. Alleen op het gebied van de seksualiteit nog niet en daar bracht de anticonceptiepil de uitkomst. Mensen kregen controle over huwelijk en ouderschap. Begin jaren zeventig kwamen er nieuwe omgangsvormen tussen jong en oud.
Enkele ouders hielden vast aan het autoritaire, maar dat duurde nooit langer dan enkele jaren voordat het vast liep. Ouders zijn het gezag kwijt en moeten alles uitleggen en beargumenteren.

Oud en nieuw
Al in de jaren vijftig waren er smaakvetes tussen aanhangers van rauw en relaxed. In de jaren zestig was dat minder, omdat de botsingen tussen jongeren en ouderen voorop stond. In de jaren zeventig ging de strijd om de verschillende stijlen weer verder. Punk ontstond in jaren zeventig: afrekenen met flowerpower gevoel van uitzichtloosheid in een confronterende stijl uitdrukken. Punkers stonden voorop in de kraakbeweging die in de jaren zeventig en tachtig volop botsingen met de politie had. Ook de jongeren van het platteland veroverden hun plek dmv discotheken. Groot verschil met vroeger is dat het tegenwoordig elk weekend raak is en dat er over seksualiteit minder geheimzinnig gedaan wordt. Tegenwoordig heeft bijna de helft van de zeventienjarigen ervaring met geslachtsgemeenschap.
De Evangelische Omroep doet wat de AJC vroeger deed, met het grote verschil dat de volksdansmuziek plaats heeft gemaakt voor 'reli-pop'.
Jeugdland is niet areligieus. Veel jongeren zijn zelf op zoek naar een diepere dimensie van het bestaan. New Age is populair.

Stylesurfers
Voor elke soort bestaat tegenwoordig een hokje, doe je er niet aan mee word je 'normalo' genoemd. Ze delen zichzelf echter niet zo makkelijk in als dat ze dat bij anderen doen. Blijkbaar houden ze toch niet zo van die hokjes. De verschillende stijlen veranderen razendsnel, maar het merendeel zijn variaties op eerdere stijlen. De twee buitenposities worden gevormd door kak (liberaal, traditioneel) en punk (kritisch, links, anarchistisch), de rest beweegt zich hier tussenin. Jongens doen meer aan zich een stijl aanmeten dan meisjes. Op het platteland zijn de beelden wat minder duidelijk maar ook daar is de verdeling te zien.
Veel jongeren stylesurfen tussen verschillende stijlposities. En jongeren zijn kritisch geworden, geven veel geld uit aan de juiste outfit.

De jeugd van tegenwoordig
Nog steeds bestaan er problemen voor de jeugd. Tien a vijftien procent vertoond problematisch gedrag, vooral jongeren met gescheiden ouders, zonder school of jeugdvoorzieningen. Deze jongeren hebben de deur open staan richting drugs en criminaliteit en het percentage lijkt met de toename van allochtone jongeren te stijgen.
De Turkse en Marokkaanse jongeren leven in twee werelden: de tradities van hun ouders zijn te conservatief, het jeugdland van Nederland is te progressief. Daarom kiezen velen van hen voor de 'normalo' stijl. Uit veiligheid.
De verleiding om de criminele wereld in te gaan wordt vooral door Marokkaanse jongeren niet weerstaan.
De bevrijding van jeugdland heeft voor meer criminaliteit en druggebruik onder jongeren gezorgd. De illegaliteit van drugs zorgt voor hoge prijzen en omdat druggebruikers meestal jong zijn dus ook meer vermogenscriminaliteit. Overigens heeft deze toename plaatsgevonden in de jaren zeventig, vanaf de jaren tachtig is dit gelijk gebleven. Wel wordt de criminaliteit steeds harder. Hoe dit aanpakken? Strenge jeugdkampen en harde straffen of aandacht geven aan de onderliggende problemen? De jeugdkampen die met subsidie van Lubbers in de jaren tachtig geopend werden, gingen in de jaren negentig alweer dicht wegens gebrek aan succes.

Eeuwig jong blijven?
Jongeren tellen mee en treden steeds eerder tot het jeugdland toe. Eerder met softdrugs experimenteren en vanaf hun 12e / 13e weten ze een hoop over seks. Met goede gevolgen overigens: weinig abortussen en ongewenste tienerzwangerschappen in Nederland. Jongeren blijven ook langer in jeugdland, willen niet direct aan een baan en hoeven het makkelijke ouderlijk huis niet zo nodig meer uit: zelfs thuis vrijen vormt niet echt een breekpunt meer. De wereld van volwassenen is zelfs een beetje in de schaduw van jeugdland komen te staan. Alle trends komen eruit voort, veel bedrijven richten zich direct tot de jeugd. Het ideaalbeeld van volwassenen is ook het jong zijn. Zie plastische chirurgie, haarimplantaties, crèmes.
Het paradoxale is dat jeugdland tegelijkertijd zijn oude thuisbasis kwijt lijkt te raken. Elke millimeter in Nederland is bestemd. Jeugdland heeft de wereld veroverd, maar tegelijkertijd is het een land zonder grondgebied geworden.

Hoe tucht een lelijk woord werd, bladzijde 192 tot en met 209

In het begin van de eeuw werd er over alles door hogerhand toegezien dat de regels nageleefd werden. Niet alleen in de bioscoop, maar ook kwamen er controleurs thuis langs om te kijken of het huis wel behoorlijk werd bewoond. Met name de katholieke kerk ging heel ver en had een geheel bijna juridisch systeem ontworpen. Ook het meest intieme gedrag was aan regels onderworpen. Op het gebied van seksualiteit bestond geen vrijheid en overtredingen op dit gebied betekenden onherroepelijk de hel. Ook waar burgers met de overheid te maken kregen golden strenge regels. Orde en tucht waren begrippen die toen zonder enige ironische bijbedoeling werden uitgesproken.
Rond de eeuwwisseling traden in Nederland snelle sociale en economisch veranderingen op, die een nieuw soort discipline vereisten. De daarvoor benodigde inzet, coördinatie en discipline waren vooral voor de arbeidersbevolking iets nieuws. De ANWB leerde weggebruikers de verkeersregels, de padvinderij wees jongelui de weg naar een passend bestaan. Andere organisaties hielden zich bezig met drankbestrijding en het propageren van lichaamsbeweging en volkszang. De Vereeniging Volksweerbaarheid werd opgericht. In 1908 een Tucht-Unie, om de tuchteloosheid die zich in alle delen van de bevolking de kop op stak te bestrijden. De weldenkende elite was bang dat het gevolg van deze vrijheidszin bandeloosheid zou zijn. De christelijken, vrijzinnigen en socialisten zag allen het belang van volksopvoeding.

Het oproer kraait
Nederland bleef tijdens WO1 neutraal, maar kon zich niet afsluiten voor de gevolgen. Meer geslachtziekten en relletjes in A'dam. De Tucht-Unie zag een ramp voltrekken.De rellen vormden de opmaat tot het Aardappeloproer (1917): door de oorlog waren levensmiddelen niet meer betaalbaar, de vrouwen namen de distributie in eigen hand: er werd geplunderd. De politie zag het niet zitten op vrouwen met schorten vol aardappelen te schieten. De soldaten die hun wapens wegdeden en zich mengden onder vrouwen en kinderen zouden er later met een heel of half jaar gevangenisstraf voor betalen. Toen de marechaussee van buiten A'dam ingezet werd, was het na een flinke hoeveelheid geweld afgelopen.
Na afloop van de oorlog braken er onder soldaten weer rellen uit, langdurige mobilisatie en slechte betaling waren de oorzaak. Op het platteland werd de geest van verzet gevoed door verpaupering en werkloosheid. Dat leidde in 1925 tot stakingen in de Friese Zuid-Oosthoek. Ook deze stakingen werden uiteindelijk neergeslagen. Op 4 juli 1934 brak de Jordaanoproer uit. Het steunbedrag ging met 1,50 gulden achteruit en de vlam sloeg in de pan. Zes doden, tientallen gewonden het gevolg van de inzet van marechaussees van buiten de stad. Ook in R'dam, Almelo, Enschede, Heerlen en Utrecht was het onrustig.

Het gezag wapent zich
Deze opstanden betekenden een reorganisatie van de politie, die aanvankelijk uit vier delen bestond: de gemeentepolitie, de Koninklijke marechaussee, het Korps Rijksveldwachters en het volk zelf dat kon worden benoemd tot buitengewoon gemeenteveldwachter. Dit alles was weinig overzichtelijk en kon de opstanden moeilijk aanpakken. De marechaussee werd uitgebreid en een nieuw onderdeel werd in het leven geroepen: het Korps Politietroepen. Daarnaast werden er stedelijk groepen georganiseerd die later de Mobiele Eenheid genoemd zouden worden. Ook kregen agenten een pistool. Ook in Nederlands-Indie deden zich opstanden voor. De bekendste was de muiterij op het schip de Zeven Provinciën in 1933. Uit protest van de inlanders tegen de grotere loonsverlaging dan die van de Europeanen gingen ze er met de boot vandoor. Uiteindelijk werd het schip gebombardeerd met 23 doden en 14 gewonden tot gevolg. De overlevende muiters kregen lange gevangenisstraffen. Colijn ging de verkiezingen in met de leus 'Voor krachtig staatsbestuur - Stemt Colijn'. De SDAP had wat kritiek en het socialisme werd vanaf dat moment op alle manier geweerd.

Autoriteiten en notabelen
Revolutie en oproer, muiterij, ordeverstoring en 'ongeregeldheden' waren de ergste vloeken in de strak geordende standen-, zuilen- en klassenmaatschappij die Nederland tot het midden van de eeuw was. Ondanks algemeen kiesrecht en emancipatie van de kleine luiden bleef er vergaande controle en de autoriteiten onttrokken zichzelf ervan. Gezagdragers straalden hun gewichtige positie nadrukkelijk uit, bijvoorbeeld door hun ambtskledij. Ook in spraak en houding accentueerden autoriteiten en notabelen hun afstand tot het gemene volk. Later noemde men deze afstand een kloof, destijds een vanzelfsprekende voorwaarde voor gezagsuitoefening.
Tijdens WO2 kwamen de zwakheden en fouten van de autoriteiten naar boven. Over een moedige houding of verzet was bepaald niet te spreken. Er werd gezaaid voor de antiautoritaire houding van twintig jaar later. In 1956 werd in de Haagsche Courant voor het eerst een onthulling over een autoriteit, ditmaal burgemeester, naar buiten gebracht. Het feit dat deze krant dit naar buiten had gebracht werd gehekeld, het was 'vuile politiek'. De burgemeester Schokking kreeg uiteindelijk toch op eigen verzoek ontslag, een ommekeer. Ook de religieuze autoriteiten deden hun best hun kudden strak in het gareel te houden. In de jaren zestig echter, kwam er in ongekend tempo een einde aan de gehoorzaamheid, mede dankzij de media. De pil werd binnen geen-tijd veel gebruikt, ook door katholieke vrouwen. De stok achter de deur van de godsdienst, de duivel en het hellevuur, raakte zijn gelovigheid kwijt. Zelfs de verhouding tot God werd haast horizontaal, tegenwoordig is God iemand die dichterbij de mensen is, die meelijdt en bij wie men zich geborgen mag weten.

Nederland wordt antiautoritair
Op alle gebied veranderde de gezagsverhoudingen. Op alle gebieden moesten de autoriteiten en traditionele autoriteitsfiguren (ouders, mannen) stappen terug doen. Alles wat met dwang en gezag te maken had kwam in een bedenkelijk daglicht te staan. De ideologie va mondigheid en democratisering maakt in Nederland nog sneller opgang dan in andere westerse landen doordat de geboortegolf, de belangrijkste draagster van dat gedachtegoed, er zeer omvangrijk was. Van alle typen controleurs en toezichthouders moest je er niet meer hebben dan absoluut nodig was en ze moesten een vriendelijker pet opzetten. Van 'bevelshouding' naar 'onderhandelingshouding'.
Op het gebied van verkeersregels (uitvaartstoeten doorsnijden) en in het leger (erkende organisatie Homoseksuelen in de Krijgsmacht en VVDM) werd veel gedemocratiseerd. Na een proces van enkele jaren werd de groetplicht afgeschaft. In 1971 ging ook het Voorschrift haardracht militairen eraan.
In de jaren zestig waren er weer rellen van formaat. Bouwvakkers, met steun van de Provo's demonstreerden tegen de korting op vakantiegeld. Vlak nadat er al rellen waren geweest bij het huwelijk tussen Claus en Beatrix. Tegen deze opstanden werd niet als vanouds ingebeukt, maar meegegeven, proberen in te kapselen, de confrontatie vermijden. Het zorgde voor een informalisering van de verhoudingen. De Nederlandse traditie van overleg, consensus, tolerantie en accommodatie stond borg voor een soepele overgang, die in het buitenland verbazing maar ook bewondering wekte.

'Normvervaging'
Aan het zojuist opgenoemde lijstje werd het woord 'gedogen' toegevoegd: in de jaren zeventig werd een bond van wetsovertreders opgezet, een 'Junkiebond', de Hell's Angels kregen subsidie, de hoeren een afwerkplek en de spijbelaars een spijbelbus. Naast de pragmatische benadering, speelde ook een ideologische gedachte mee. Achter problemen lag een maatschappelijk omstandigheid, en daar moest wat aan gedaan worden. De verzorgingsstaat werd steeds verzorgender, ging meer pamperen.
Het proces dat nu normvervaging genoemd wordt verliep snel, te zien aan bijvoorbeeld de verruwing van de sport. Toen Cruijff een rode kaart kreeg, werd hij voor maanden geweerd van het Nederlands elftal. Tegenwoordig doet de KNVB niets als een speler een rode kaart krijgt. De criminaliteit is sinds 1970 verviervoudigd en ligt nu boven het West-Europees gemiddelde. De geweldscriminaliteit is ook flink gestegen, vertienvoudiging van het aantal moorden tot 300 per jaar.

De terugkeer van de onbezoldigde hulpveldwachter
Via enkele processen werd de politie in 1993 gevormd tot 25 regionale politiekorpsen. Dat werd gestroomlijnd, maar de agenten zelf zijn tegenwoordig jonge mannen en vrouwen op rolschaatsen en mountainbikes, in bijpassende outfit. Bij metrostations is het allemaal nog gekker, stadswachten, politiesurveillanten en politieassistenten, wagenbegeleiders en metrocontroleurs, je komt ze allemaal tegen.
Bovendien bestaan er tegenwoordig veel particuliere veiligheidsdiensten, en buurtpreventieteams, een hedendaagse versie van de onbezoldigde hulpveldwachter.

Het klokje van gehoorzaamheid
Voor de jaren zestig sprak je je ouders aan met u. Tijdens de jaren zeventig ging bijna iedereen je en de voornaam gebruiken. Ook leraren raakten hun gezagspositie kwijt. Dat zou te maken hebben met 'de collaborerende gehoorzaamheid met de vijand' tijdens WO2. 'Mede daardoor heeft de pedagogiek het gehoorzaamheidsprobleem decennia lang geschuwd en daarmee tevens de hele morele opvoeding buiten discussie gehouden'.
Kinderen moesten hun eigen weg vinden, vrijgelaten worden. In 1974 werden in Amsterdam-Noord speelgoedgeweren toegelaten, nog jarenlang na het ingrijpen door ouders bleven gevechten voortduren.
In 1997 had een kwart van de schoolkinderen een wapen op zak. Niet voor niets, een op de zes maakten er echt gebruik van. De allochtonen ervaren deze liberalisering van de kinderopvoeding op een minder prettige manier. De kinderen weten er niet goed mee om te gaan, veel schoolverzuim, criminaliteit en werkloosheid als gevolg.
Er is nogal wat verzet tegen deze ontwikkelingen, er zou meer discipline moeten komen. Scholen werken samen met politie om wapens en agressie buiten de school te houden en ook op spijbelen wordt strenger toegezien.

Het gedogen voorbij
In 1948 toen Wilhelmina de fakkel doorgaf aan Juliana waren er tienduizenden monarchiefans. Hoe anders in 1980 toen Juliana de fakkel doorgaf aan Beatrix. Het fluiten van de menigte kon niet gestopt worden. Die dag was gehuldigd als nationale kraakdag en dit leidde tot extremiteiten. 1500 politiemensen werden ingezet en er vielen zo'n honderd gewonden. De tijden waren wederom veranderd, wat door de Provo's begonnen was als een alternatief 'witte-woningenplan', was ontaard in grimmige belangenbehartiging.
In 1990 weren de grenzen aan de groei van het gedogen bereikt: toezicht en controle 'mogen' weer.
Soms lijkt het wel alsof de klok sindsdien teruggedraaid wordt. Conducteuren zijn weer ingevoerd, bedrijfskleding wordt her en der weer verplicht en stemmen gaan op om de groetplicht in het leger weer in te voeren. Keert Nederland werkelijk terug naar de kadaverdiscipline van begin deze eeuw? Nee, dat niet.
We zijn ons gedrag steeds meer gaan beheersen, zonder dat daar toezicht op gehouden wordt. Burgers willen geen ingrijpen van hogerhand, het gezag heeft er ook geen zin in. We regelen onze zaakjes zelf wel, dat hebben we deze eeuw met vallen en opstaan geleerd.

God, Nederland en Oranje, bladzijde 210 tot en met 225

In 1898 werd de gouden koets na een initiatief van een oranjevereniging aan het koningshuis aangeboden. Het nationale karakter van het geschenk werd sterk benadrukt. Destijds was Nederland verdeeld in vier zuilen: protestanten, katholieken, liberalen en socialisten, met allen hun eigen opvattingen over de Nederlandse natie en de rol van het koningshuis.Voor de liberalen en protestanten was Oranje vooral de geen de opstand tegen Spanje veroorzaakte. God, Nederland en Oranje was voor de protestanten een hechte drie-eenheid. Voor de katholieken was Oranje een teken van nationalisme, dat boven de zuilen stond. De socialisten waren tegen elke vorm van nationalisme, dus ook het Koningshuis.

De Dik Troms van Europa
In de 19e eeuw was de vorm van een culturele naast een politieke eenheid voor Europese lande van belang, zodat hun inwoners belasting zouden willen betalen. Daarvoor leende het koningshuis zich perfect. Koninginnedag, prinsjesdag en het volkslied werden in deze tijd gestart. De Gouden Koets was zo ook een stukje nationalisme. De beschilderingen en ornamenten lieten zien wat allemaal kenmerkend was voor de Nederlandse natie: een 'ethische' koloniale politiek, sociale verheffing en zorg voor zwakken, dit alles op weloverwogen en voorzichtige wijze en met een oog gericht op het belang van het bedrijfsleven.
Eind 19e eeuw ging Nederland zichzelf promoten als thuishaven van vrede en recht, Nederland stond net als Dik Trom altijd klaar om blinden en oudjes naar de overkant te helpen. Nederlanders zagen zichzelf als de Dik Troms van Europa.

Nationalisme rond 1900: Atjeh en Zuid-Afrika
De Nederlanders hadden sympathie met de opstandige boeren in Zuid-Afrika tegen de Britten. Dat was iets ongerijmds. Nederland onderdrukte zelf ook een aantal landen, hun koloniaal rijk. De Atjeh-oorlog die in 1873 begon zorgde voor de dood van een kwart van de bevolking. Onder het motto van ethische politiek moest het hele archipel pacificeren, om de bevolking rechtspraak, gezondheidszorg en onderwijs te brengen. De Atjeh-oorlog was eigenlijk - alhoewel wat bloederig uitgevoerd - een beschavingsoffensief. Generaal J.B. van Heutsz, die de pacificatie leidde, werd naar Nederland gehaald en maakte per trein een speciale triomftocht voor het geheel bezetten van Atjeh.

De Eerste Wereldoorlog: vlakbij maar oneindig ver
Nederland (vooral Wilhelmina) realiseerde zich pas begin negentiende eeuw dat het om hun onafhankelijkheid en neutraliteit te bewaren een behoorlijke legermacht moesten opbouwen. De Duitsers waren erg geïnteresseerd in de rijke lage landen en de twee economieën raakte aardig met elkaar verstrengeld.
In 1913 opende Wilhelmina het Vredespaleis in D'Haag; een jaar later brak de oorlog uit. Het Nederlandse vertrouwen op 'Vrede door Recht' was de bodem ingeslagen, maar de neutraliteitspolitiek werkte. Het leger werd gemobiliseerd, maar deed niets dan wachtlopen langs de grenzen. Nederland herbergde tijdens WO1 onder andere een miljoen Belgen.
Omdat Nederland handel had gedreven met Duitsland en de Duitse keizer Wilhelm II opving na de oorlog, had Nederland geen goede naam in Europa. Belgie hoopte daar gebruik van te kunnen maken en eiste de volledige zeggenschap over de Westerschelde en de Scheldemonding, inlijving van Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen, en een kanaal dat Antwerpen zou verbinden met de Rijn. Nederland mobiliseerde een leger van 100.000 man, maar uiteindelijk is er niets gebeurd.
Net als in Duitsland heerste er een revolutionaire stemming. In 1918 had Troelstra een revolutionaire toespraak in de Tweede Kamer. Later moest hij echter erkennen zich vergist te hebben.
WO1 versterkte de vredesbeweging in Nederland. Totale ontwapening kwam in het program van de SDAP en later ook de VDB. In 1923 werd de Vlootwet (waarmee de marine versterkt zou worden) verworpen. Nederland hield angstvallig vast aan haar neutraliteit en durfde het regime van Hitler in Duitsland niet te veroordelen. Ook bij de inval in Polen, waarmee WO2 begon, bleef Nederland neutraal. Nederland was het leger wel al aan het versterken geweest, maar bij de inval door Duitsland, had Nederland een verouderd en slecht uitgerust stel soldaten. Ook de Japanners stuitten in 1942 op slecht uitgerust Nederlands-Indisch leger.

De bezetting
Binnen enkele maanden na de bezetting verloor de regering in ballingschap haar neutraliteit. Wilhelmina vormde een symbool van nationale saamhorigheid en onverzettelijkheid. Alles typische Nederlands kreeg een speciale betekenis.
De bezetter deed hetzelfde en vierde bijvoorbeeld uitbundig de 335e verjaardag van Rembrandt. De Februaristaking van 25 en 26 februari 1941 maakte duidelijk dat dit weinig succes boekte. Vanaf 1942 waren alleen Suriname en de Antillen nog vrij. In 1944 werd de onderste helft van Nederland bevrijd. Wilhelmina stapte over een symbolische streep Nederland binnen.

Het koninkrijk krimpt
Met de nederlaag van Japan kwam in 1945 ook een einde aan de bezetting van Nederlands-Indie. Het Koninkrijk had weer zijn oude grote, maar niet voor lang. Indonesie had geen behoeft aan een band, ook niet op gelijkwaardige basis. Sukarno riep twee dagen na de Japanse capitulatie de Republik Indonesia uit. Sukarno werd als collaborateur gezien en de minister van Overzeese Gebiedsdelen, Logemann, vond het onwaardig om met zo'n 'griezelige man' te praten. Besprekingen en verdragen met gematigder Indonesische leiders leverden uiteindelijk niets op. Dmv politionele acties (het zou om binnenlandse acties gaan) probeerde Nederland Indonesie weer tot rust te brengen. Na veel bloedvloeien, was het de VS die Nederland dwong de strijd te staken in 1949. In 1954 werd het 'Statuut van het Koninkrijk' gesloten: zoals Wilhelmina geschetst had, kregen de Nederlandse Antillen en Suriname een eigen bestuur en gekozen 'Staten'. Over buitenlandse politiek en defensie bleef D'Haag beslissen.
Net zoals Wilhelmina had Juliana ethische pretenties. Zo vertikte zij haar handtekening te zetten voor het executeren van de ter dood veroordeelde Lages, chef van de Amsterdamse Sicherheitspolizei. Ze redde zijn leven. Weinig mensen wisten dat zij onder de invloed was van de mystiek-pacifistische Greet Hofmans. In 1956 werd de invloed van Greet Hofmans een affaire, en moest ze oprotten. Republikein Willem Drees benaderde het geheel nuchter en leverde een belangrijke bijdrage aan het voortbestaan van de monarchie.
In 1960 ging Nederland nog eenmaal op een koloniale expeditie. Ditmaal om Nieuw-Guinea te behouden, Indonesië had er infiltranten gedropt. Na een slag waarbij 200 Indonesische en 9 Nederlandse soldaten sneuvelden, was het in 1962 wederom de VS die Nederland dwong te stoppen. Nieuw-Guinea werd tijdelijk bestuurd door de VN en vervolgens overgedragen aan Indonesië. In 1969 werden er mariniers naar Curacao gestuurd om rellen in Willemstad neer te slaan. Het nieuwe kabinet Den Uyl wilde dit soort ingrijpen voor altijd stoppen en drong aan op onafhankelijkheid. Suriname kreeg in 1975 haar eigen republiek. Met de Nederlandse Antillen werd een afspraak over onafhankelijkheid gemaakt, die in 1996 op de lange baan werd geschoven. Aruba kreeg in 1986 een 'status aparte' en werd een autonoom rijksdeel binnen het Koninkrijk.

De jaren zestig: heimelijk chauvinisme
Nederland blonk nooit uit in grootse monumenten, parades en andere nationalistische pronk, maar meer 'burgerlijke' uitingen van chauvinisme waren tot in de jaren vijftig heel gewoon. Uit sport, de KLM en de NAVO-taptoe (vanaf 1950) blonk trots. De hierop volgende generatie stond wantrouwig tegen alle vormen van nationalisme, want was in WO2 niet gebleken dat dit snel omsloeg in vreemdelingenhaat? Er ontstond een soort besmuikte nationale trots. Juist in de ontkenning van al wat riekt naar glorie en grandeur, juist in d at nationale parool 'doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg', doet een heimelijk soort chauvinisme zich gelden.
Alleen bij bepaalde gelegenheden stijgen deze nationalistische gevoelens ons naar het hoofd. Bij elke sportwedstrijd met Duitsland bijvoorbeeld. Duitsland is voor Nederland zowel ex-bezetter als de onontkoombare Grote Broer, een cocktail met een bijzonder koppige uitwerking. Nederland bleef zo ook het enige land waar nog Duitse oorlogsmisdadigers vastzaten, pas in 1989 werden de laatste twee vrijgelaten, die enkele maanden later stierven. Ook ex-Hitlerjugendlid Claus von Amsberg was aanvankelijk niet erg welkom in Nederland. In 1966 werden voor het eerst republikeinse geluiden gehoord, maar echt indrukwekkend zijn de aantallen nooit geweest. Het percentage republikeinen kwam nooit boven de tien.

'Hollanditis'
De VS was Nederlands belangrijkste referentiepunt als bevrijder en Marshall-hulpgever. Pas tijdens de oorlog met Vietnam werd Nederland kritischer tov de VS. Het Nederlandse leger kwam bekend te staan als the hippy army, met hun lange haren en geen groetplicht. 3,7 miljoen Nederlanders tekenden in 1985 de petitie tegen kruisraketten in Nederland. Het hele land leek aangestoken door de 'Hollanditis': een verlangen om buiten de wereldproblemen te blijven, gekoppeld aan een afkeer om geld uit te geven aan defensie.
Intussen verloor Nederland de economische belangen niet uit het oog en stond voorop bij de Europese samenwerking. In 1948 ontstond de douane-unie de Benelux. In 1957 samen met Italie, Duitsland en Frankrijk de EEG. In 1992 omgedoopt tot de EU.
Nu Nederland op bestuurlijk en economisch gebied steeds afhankelijker wordt van 'Brussel', steekt het nationalisme weer de kop op. Er wordt meer waarde gehecht aan nationale symbolen en tradities, de Nederlandse taal en vlag. Het vorstenhuis is weer populair, koninginnedag elk jaar een groot succes. De koningin komt bovendien de mensen opzoeken, in tegenstelling tot vroeger.

De oorlogsherinnering als civiele religie
Nederland pretendeert nog steeds gidsland te zijn. Na de 'ethische politiek' en het verslaan van de kruisraketten in Nederland, nu op het gebied van menselijke kwesties als softdrugsbeleid en euthanasie. Ook staat Nederland altijd voorop om mee te werken aan VN-missies. Er werden door de jaren heen heel wat Nederlandse blauwe helmen de wereld overgestuurd. In Juli 1995 werd deze reputatie ernstig beschadigd toen Nederlandse blauwhelmen genocide in Srebrenica gedoogden.
Nu de Koude Oorlog met een sisser is afgelopen is er ook geen groot leger meer nodig: in 1996 werd de dienstplicht afgeschaft.
De Nederlandse waarden die op de Gouden Koets verschenen gelden nog steeds. Klein maar dapper. Vrij van bombast en overdrijving. Op de bres voor vrijheid, tolerantie en overleg. Strijdend voor sociale rechtvaardigheid, ook in de Derde Wereld. Bovendien zedelijk bevlogen en dus gerechtigd tot verontwaardiging over gebeurtenissen in andere landen.
Het beeld van het absolute kwaad is niet meer de Opstand tegen Spanje, maar de concentratiekampen en SS'rs van de Duitse bezetting. Ondanks dat er nu een generatie aan het roer zit die de Duitse bezetting niet hebben meegemaakt, wilden de Nederlanders in 1995 geen Duitsers bij de herdenking van de bevrijding van 50 jaar geleden.
Misschien aan de ene kant rancuneus en zielig, maar ook heeft het goede kanten. Na het verlies van invloed van kerken, heeft deze herinnering als leidraad voor het gehele Nederlandse volk, en niet slechts een deel, gediend. Een soort 'civiele religie'.

Geen opmerkingen: