Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

maandag 10 maart 2008

Werkstuk Geschiedenis Jeanne d'Arc

De honderd jarige oorlog

Aanleiding tot het uitbreken van de honderd jarige oorlog was een gevecht om een troon. Het Franse koningshuis was uitgestorven. Het Franse parlement bood de troon aan Philips VI van het huis van Valois. Maar het probleem was dat de Engelse koning Eduard III ook aanspraak maakte op de Franse troon. Eduard was namelijk een zoon van Isabella van Frankrijk, de dochter van de Franse koning Filips. Volgens de Fransen zou Eduard nooit enige aanspraak kunnen maken op de troon omdat de Fransen erfelijkheid via de vrouwelijke lijn niet erkennen. In 1337 viel Eduard III Frankrijk binnen. De Engelsen hadden een enorm millitair overwicht. In beide troepen waren de verhoudingen groot. 25000 Engelsen versloegen 70000 Fransen. Eduard veroverde Calais, deze haven bleef twee eeuwen in bezit van de Engelsen. Aan de Engelse zijde waren de verliezen gering. Terwijl een groot deel van de Franse adel sneuvelde. Tijdens de oorlog brak de pest uit, dit eiste veel mensen het leven. De Fanse koning, Jan II, de Goede, werd samen met zijn zoon Philips gevangen genomen. Er werd de Fransen een enorme losprijs opgelegd voor hun koning. Om de koning weer vrij te laten moest Frankrijk een aantal belangrijke provincies aan Engeland overdragen. Jan II besloot om zijn zoon Phillips de provincie Bourgondië te geven. Du Guesclin had de Engelse tactiek goed bestudeerd, en zo kon Frankrijk den Engelse koning Richard de II terugdringen. Toen de hertog van Borgondië overleed werd hij opgevolgd door zijn zoon Jan zonder Vrees. Jan zonder Vrees was een goed politicus, hij begreep niet goed waarom Frankrijk door een krankzinnige koning en een onfatsoenlijke regent, de hertog van Orleans geregeerd werd. Het was een droom van het Bourgondisch volk om een groot Frans-Vlaams rijk, onder leiding van Bourgondië. Op 23 November 1407 vermoordde Jan zonder Vrees, Lodewijk de hertog van Orleans. De zoon van Lodewijk, Karel van Orleans volgde zijn vader op. Hendrik de V, de zoon van de koning gaf het Engelse leger weer het bevel om naar Frankrijk te gaan. Engeland veroverde Harfleur en Azincourt. Het was een overwinning voor Engeland. Aan de Franse kant waren er veel doden. De hertog Karel van Orleans werd de gevangene van Engeland. Engeland veroverde geheel Normandië dit zal tientallen jaren van Engeland blijven. In 1416 wordt een jongere zoon van Karel VI troonopvolger, hij is pas dertien jaar. De hertog van Armagnac heeft de leiding van de regering. Door hem ontstaat er een breuk tussen de troonopvolger en zijn moeder Isabeau en ze wordt van het hof verbannen. De koningin vlucht naar Jan zonder Vrees en wordt de minnares van deze man. Door deze vlucht is zij de vijand geworden van de dauphin, haar eigen zoon. In Mei 1418 breekt er een nieuwe oproer los, dat gevolgd wordt door een bloedbad van grote omvang. Zelfs de hertog van Armagnac wordt vermoord. De haat tegen de partij van de koning is in Parijs erg groot. De jonge dauphin wordt door toeval gered en naar het koningsgezinde Loiredistrict overgevracht. Een maand daarna houdt Jan zonder Vrees zijn intocht in Parijs. Jan zonder Vrees wordt door twee hoge geestelijke en vertegenwoordigers van de stad verwelkomd. De krankzinnige koning is nog steeds in Parijs. In het Louvre onmoet hij de hertog. De koning ontving de hertog en de koningin hartelijk. Maar de hertog van bourgondië en de koningin waren hier niet van gecharmeerd. Jan zonder Vrees begon de stad te zuiveren. De raadgever van de dauphin adviseerde een verzoening tussen de kroon en de hertog Jan zonder Vrees. Omdat de Engelsen weer op het punt stonden om Frankrijk binnen te vallen. De hertog en de dauphin moeten nodig tot een overeenkomst komen. Zij ontmoette elkaar op een brug bij Montereau ten zuiden van Parijs. Er ontstond een heftige woordenwisseling. Toen de dauphin bedroefd de brug verliet, klonk er wapengekletter. Wat er toen gebeurde is nooit precies achterhaald. Maar er wordt verondersteld, dat een van de mannen van Karel door woede Jan zonder Vrees achterna was gelopen en zijn strijdbijl in het hoofd van Jan zou hebben geslagen. Het deed de hertog boete voor zijn moord op Lodewijk van Orleans.

De zoon van Jan zonder Vrees, die later Philips de goede werd genoemd ontving in Charolais het bericht wat er met zijn vader gebeurd was. Hij viel flauw en zijn echtgenote, Michelle viel ook neer op de grond. Philips was een goedhartig man waardoor hij later de bijnaam ‘ de Goede’ kreeg. Het valse en zeer trouweloze verraad op Jan zonder Vrees was het algemene onderwerp van gesprek. Waardoor de belangen van de Bourgondiërs in hoge mate werden bevorderd. In het verdrag met de Engelsen dat gesloten werd in Troyes in het jaar 1420 wordt niet langer met de dauphin Karel gerekend, zelfs zijn eigen moeder wil niets meer van hem weten. De koningin van frankrijk en de hertog van Bourgondië sloten een verbond met de vijand van het rijk. De Engelse koning Hendrik V trouwde Catherine, de zuster van de dauphin. De Engelse koning stelde de dauphin aansprakelijk voor de moord, zonder een gegronde reden te hebben. Hendrik V wordt nu tot regent van Frankrijk benoemd, in afwachting van de dood van de krankzinnige Karel VI. In 1422 overlijdt Karel VI en de nieuwe Engelse regent Hendrik VI wordt koning van Frankrijk en Engeland genoemd. Maar ook de Franse troonopvolger, Karel VII neemt deze titel aan. Frankrijk wordt naar jaren weer koningsgezind. Maar van Karel VII wordt gefluisterd dat hij niet de wettige zoon van zijn vader is. De universiteit van Parijs keurt het verdrag van Troyes goed. Maar niet alle burgers zijn het hiermee eens in Frankrijk. Hendrik Viwas bij zijn troonsbestijging slechts een jaar oud. Onder leiding van Hertog van Bedford, de oom van Hendrik VI zetten de Engelsen de oorlog met succes voort. Karel VII durfde niet ten Noorden van de Loire-linie te komen en zijn raadgevers kregen ruzie onder elkaar.

Frankrijk bleek nu erg verzwakt. Door de ruïneerde al snel de rijkste provinciën. Vooral de boeren hadden het hard te voorduren. Door oorlogvoerende partijen, landlopers en rovers werden zij geplunderd. De landbouw wordt stil gelegd en zelfs de mensen die het vroeger goed hadden lijden nu honger. Het waarde van het geld daalt veel, er zijn veel valse munten in de omloop. De kosten van levensonderhoud stijgt. De oorlogsindustrie bloeit op, de wapensmeden kunnen zoveel vragen als ze maar willen. Het aantal misdaden stijgt enorm. Ook het aantal zelfmoorden neemt toe. Het houvast lijkt verdwenen te zijn, rechtsnormen en wetten bestaan niet meer.

De hertog van Bedford die met de zuster van Bourgondië is getrouwd, roept zich uit tot regent van Frankrijk gedurende de minderjarigheid van Hendrik VI. Het leger van de koning slaag er in om de Engelsen in korte tijd de baas te blijven. Maar bij de slag Verneuil op 17 Augustus 1424 wordt het Franse leger verslagen. Er zijn streken in het land die Karel VII door dik en dun trouw blijven. Hiertoe behoren Beauvais en Doornik in het Noorden die het verdrag van Troyes nooit erkend hebben. Ook de heilige stad Reims behoort hiertoe. Verder bestaat er in het land een verzet dat de oorlogvoering van de Engelsen tegenwerkt. In het oosten veroveren de Engelsen troepen Champagne, in het westen Pontorson. Een andere troepenmacht gaat richting het zuiden en omsingelt Orléans. Als deze stad wordt in genomen zal de oorlog beslist zijn. Hertog Karel van Orléans, de zoon van de vermoorde Lodewijk van Orléans is nog steeds in Engeland gevangen. Er zijn in deze wetteloze wereld toch nog bepaalde wetten van kracht. Het is niet toegestaan om land te veroveren, wanneer zijn wettige regeerder zich in gevangenisschap bevindt. De Engelsen kunnen dus Orléans niet bestormen, voordat ze de hertog vrijlaten. Dat zou nooit gebeuren. Dunois, de broer van de gevangen hertog, leidt de verdediging van de stad, en wordt de held van Frankrijk. Als Orléans valt is alles verloren. Karel VII doet alles wat mogelijk is. Onder leiding van Falstaff zijn er levensmiddelen op weg naar de Engelsen troepen bij Orléans. Koning Karel VII stuurt troepen om Falstaff tegen te houden, maar deze eenvoudige opdracht mislukt. De burgers zijn vastbesloten om zich nooit over te geven. Karel VII blijft over zijn lot piekeren. Als hij toch erfgenaam is van de Franse kroon waarom helpen God en de heiligen hem dan niet? Op dat ogenblik gebeurt er iets onverwachts…….

Tijdlijn

Honderdjarige oorlog
1413 De dood van Hendrik de Vierde
1415 Henrdrik de Vijfde valt Frankrijk binnen
1415, 25 oktober Het Franse leger verliest de strijd bij de slag om Agincourt
1417 Henrdrik de Vijfde begint de verovering van Normandië. In Troy wordt een vijandige Franse overheid opgericht.
1418 Hertog van Bourgondië neemt Parijs over. Kroonprins Charles vlucht ten zuiden van de Loire.
1419 Jean sans Peur wordt vermoord
1420 Verdrag van Troyes, Hendrik V krijgt toestemming om te gaan trouwen met Cathrine, de dochter van Karel VI
1422 In 1422 overlijdt Karel VI en de nieuwe Engelse regent Hendrik VI wordt koning van Frankrijk en Engeland genoemd.
1422-1429 De Engelsen behalen overwinningen in het noorden van Frankrijk.
1428 12 oktober vallen de Engelsen Orléans aan.
1429 De slag van Rouvray.

Jeanne d’Arc en de honderdjarige oorlog
1412 Jeanne wordt geboren in Domremy, ze is de dochter van Jacques d’Arc en Isabelle Romée.
1415 Jeannes vriendin Hauviette wordt geboren.
1424 In de zomer hoort Jeanne voor het eerst stemmen.
1428 Juli, het werd voor de bewoners van Domremy tijd om een tijdelijke schuilplaats binnen de wallen van de nabijgelegen stad Neufchâteau te zoeken.
1429 Januari – februari, Jeanne gaat naar Vaucouleurs.
24 februari Jeanne vertrekt naar Chinon
Eind februari ontmoet Jeanne de kroonprins.
22 maart, haar eerste brief aan de Engelsen
28 april gaat haar leger terug naar Blois om het leger te versterken
29 april arriveert Jeanne in Orléans
4 mei de inname van de vesting Saint-Loup
5 mei 3de bevelbrief naar de Engelsen, als waarschuwing
6 mei de inname van de vesting Augustins
7 mei de inname van de vesting van Tourelles, Jeanne is geblesseerd
8 mei bevrijding van Orléans
9 mei Jeanne en Dunois ontmoeten Karel VII
12 juni Inname van Jargeau
15 juni Inname van Meung
17 juni Inname van Beaugency
18 juni Overwinning van Patay
29 juni Vertrek naar Reims
30 juni Arriveren voor Auxerre
4 juli Arriveren bij Troyes
10 juli Komen Troyes binnen
14 juli Komen Châlons binnen
16 juli Komen Reims binnen
17 juli Zalving van Karel VII in Reims
20 juli Karel VII verlaat Reims
8 september Aanval op Parijs
21 september Het leger van Jeanne d’Arc valt uiteen in Gien
24 november Zegen van Charité-sur-Loire
24 december Statige brieven van Karel VII aan Jeanne en haar familie
1430 8 januari Huwelijk van Philippe le bon met Isabelle de Portugal
23 april Engelsen vallen Calais aan.

April Jeanne verlaat het kasteel Sully om verder te gaan aan de operaties In
Melun, Lagnu, Senlis
14 mei Jeanne naar Compiègne
18 mei Jeanne naar Soissons
22 mei Het Bourgondisch leger neemt Compiègne in
23 mei Jeanne wordt gevangen genomen in Compiègne
25 mei Universiteit beschuldigt Jeanne van ketterij
14 juli Pierre Cauchon onnderneemt stappen om in vergelijking met de hertog
Bourgondië om Jeanne te bevrijden van de Engelsen
25 oktober Opheffen van de vestigingsplaats Compiègne
23 december Jeanne wordt overgebracht naar Rouen
1431 9 januari Begin van het proces van Jeanne
februari Martin V wordt vermoord, Eugène IV wordt Paus
21 februari Eerste zitting
10 maart Een geheime ondervragingen
17 maart Opheffen van de instructie voor het proces
27 maart De opeising
9 mei Jeanne wordt bedreigd met marteling
19 mei Antwoord van de Universiteit van Parijs op de artikelen van de aanklacht
23 mei Laatste berisping
24 mei Jeanne zegt niet schuldig te zijn
27 mei Jeanne doet haar mannenkleren weer aan
28 mei Begin van het proces
30 mei Terechtstelling van Jeanne op de Oude Markt van Rouen
8 juni Bekent maken van de terechtstelling van Jeanne
16 december Kroning van Henri VI in Parijs
1435 14 september De dood van Bedford
21 september Verdrag van d’Arras tussen Frankrijk en Bourgondië
1436 13 april Opheffing van de bezetting van Parijs, geboorte van Christophe Colomb
1437 12 november Charles VII komt aan in Parijs
1443 Félix V gaat dood
1447 Eugène VI gaat dood
1449 29 oktober Opheffing van de bezetting in Rouen
1450 15 februari Een brief van Charles VII voor een onderzoek naar Jeanne’s proces
4-5 maart Een bekend theoloog, Guillaume Bouillé die tevens de raadgever van de koning was deed hier onderzoek na
15 april Overwinning op Formigny, Groot jubileum in Rome (Nicolas V)
1453 juli Overwinning op Castillon, veroordeling van Jaques Coeur
1455 8 april Pausschap van Calixte III
11 juni De koning en zijn raadgevers kwamen op het idee om de familie van Jeanne in te schakelen. Jeanne’s moeder, die nu een bejaarde weduwe was, pakte de zaak aan.
7 november Het proces van Jeanne werd in de Notre-Dame in Parijs op nieuw begonnen.
1456 7 juli In het paleis in Rouen werd de eer van Jeanne hersteld
1458 28 november Isabelle Romée gaat dood

Jeannnes jeugd en haar omgeving

In het dorp Domremy nam Jacques d’Arc een belangrijke plaats in. Een plaats die respect afdwong. Hij was in Ceffonds in Champagne geboren, in 1375. En kort voor zijn huwelijk kwam hij in Domremy te wonen. Hij trouwde met Isabelle Romée van Vauthon, een dorp dat op een paar kilometer afstand van Domremy lag. Men heeft Jacques als zeer arm, en soms als zeer welvarend afgeschilderd. De waarheid zal ongeveer in het midden gelegen hebben. Haar vader, Jaques d’Arc werkte als boer en had een aantal schapen. Ze leefden in een landelijke omgeving in een, wat wij tegen woordig een vrijstaand huis zouden noemen. Niet heel erg groot, maar net groot genoeg. In die tijd was hygiëne nog vreemd. Jacques d’Arc nam dan wel een betere positie in dan de eerste de beste boer. Maar de donkere kamertjes van zijn huis hadden bijna geen comfort. En hygiëne was ook ver te zoeken. Zoals overal in de kleine dorpen en steden van toen. In hun omgeving stonden ze goed aangeschreven, als eerlijke mensen en harde werkers. Jeanne d’Arc werd geboren in het dorpje Domrémy, in de streek Lotharingen, op 6 januari 1412.
Ze werd in het kerkje van Domremy gedoopt. Jeanne had twee oudere broers Jaques en Jean en een oudere zus Catherine, later zou ze nog een derde broertje krijgen. Ze hielp, zoals daar gewoon was, vanaf heel jong al mee in de huishouding en met het werk op het land. Hoogstwaarschijnlijk was ze niet erg lang en stevig gebouwd. Ze was stevig gebouwd omdat ze zwaar werk moest verrichten. Ze kon net als de meeste boerenkinderen niet lezen. Ze was zeer gelovig en ging dus vaak naar de kerk. Waarschijnlijk heeft de moeder van Jeanne een grote rol gespeelt in Jeanne’s katholiek geloof. Ze is streng opgevoed door haar vader en moeder. Er is nooit een portret van haar gemaakt, en ze heeft ook nooit iemand verzocht om een schilderij van haar te maken. Daarom zijn er veel fantasieportretten van haar gemaakt. Maar meestal werd de waarheid te veel overladen met sentimentaliteit en romantiek. Niemand weet eigenlijk echt hoe ze eruitgezien heeft.
Haar omgeving heeft veel voordeel gehad, dat het zo afgelegen ligt, in een uithoek van Frankrijk. Daardoor bleven de Engelsen, Bourgondiërs en Armagnacs uit de buurt, gewoon omdat daar niets te halen viel. De enige gevechten die er af en toe waren, zullen vechtpartijen van jongeren onder elkaar geweest zijn. Ze is dus in een hele rustige omgeving op gegroeid en merkte weinig van de oorlog. De enige onrust in Lotharingen was de geluiden van de oorlog tussen de Fransen en de Engelsen verderop. In haar omgeving lagen twee bossen ‘Bois Chenu’ en ‘Notre Dame de Bermont’. In dat laatste kwam ze vaak, ze hield van de bomen en de vrijheid. Ze kon de weg daar op haar duimpje. Het andere bos is beter bekend, daar kwamen de mensen nooit. Er zouden wilde wolven en zwijnen leven, en het stond bekend als ‘betoverd’. Jeanne heeft dat laatste nooit geloofd. Ze had nooit erg veel met haar leeftijdsgenootjes gespeeld, wel toen ze heel klein was, maar toen de stemmen begonnen was ze er mee op gehouden. Ze sprak volgens haar met heiligen, ze hoorde ze en ze raakten haar aan. Hoe onnozel moeten die kinderspelletjes dan wel geweest zijn voor haar.

Jeanne en haar stemmen

Ze was twaalf toen de heilige Michaël verscheen. Dat was in 1424. in een brief aan de hertog van Milaan staat: ‘…wilde zij weer naar haar kameraadjes gaan, toen eensklaps een lichtende wolk voor haar ogen verscheen. En uit die wolk kwam een stem, zeggende: “Jeanne, je bent voorbestemd een heel ander leven te gaan leiden en wonderbaarlijke dingen te doen, want door de Koning die in de hemel is ben je uitverkoren om het Koninkrijk Frankrijk te herstellen, Koning Karel te helpen en te beschermen, die men van zijn gebied verdreven heeft. Je zult mannenkleren aantrekken; je zult wapens gaan dragen en het hoofd van het leger zijn; en in alles zul je door je raadgevingen geleid worden” Toen de stem dat zo gezegd had, verdween de wolk, en het meisje, verstomd van zo iets wonderlijks en wist niet wat ze ervan moest denken. Overal ontstonden zulke visioenen, nieuwe of de oude die herhaald werden. Ze vertelde het tegen niemand, alleen als ze ging biechten. Het zou ongeveer vijf of zes jaar geduurd hebben’
Het verslag van haarzelf was veel duidelijker: ‘ik was twaalf toen God een stem zond om mij te geleiden. In het eerst was ik hevig verschrikt. De stem kwam tegen het middaguur in de zomer, in mijn vaders tuin. De vorige dag had ik gevast. Ik hoorde de stem aan mij rechterzijde, in de richting van de kerk. Zelden hoor ik iets zonder daarbij een licht waar te nemen. Dat licht verschijnt steeds aan die zijde van waar de stem vandaan komt’
De stemmen bleven en ze hoorde ze steeds vaker en duidelijker. Eerst begreep ze niet wat haar overkwam, maar na een paar keer was ze er van overtuigd dat het de heilige Michaël was en niemand anders. Ze zei dat ze hem herkende omdat hij de taal der engelen sprak. En hij verklaarde haar zoveel dingen dat er geen twijfel meer mogelijk was. En ze was er ook zeker van dat het de vijand niet kon zijn (uit het proces van Jeanne: Interroguée, se l’annemy se mectoit en fourme ou signe d’angle, comme elle cognoistroit que ce fust bon angle ou mauvais angle : respond qu’elle cognostroit bien se ce seroit Saint Michiel ou une chose contrefaicte comme lui. Interroguée comment elle cogneust que c’estoit Saint Michiel, respond: ‘Par le parler et le langaige des angles’, et le croist fermement…Respond que à la première fois, elle fist grant doubte se c’estoit Saint Michiel. Et à la première fois oult grant paour; et si le vist maintes fois, avant quélle sceust que ce fust Saint Michiel. Respond à la première fois, elle estoit jeune enfant et oult paour de ce :depuis lui enseigna et monstra tant, qu’elle creust fermement que c’estoit il. ‘)
Ze aanvaarde de bezoeken als een deel van haar dagelijks leven. Hij gaf zijn opdracht niet ineens, maar was voorzichtig. Eerst zei hij alleen maar dat ze braaf moest zijn en naar de kerk moest blijven gaan. Hij zei ook dat er binnenkort twee Heiligen op komst waren, namelijk de Heilige Catherina en de Heilige Magaretha en dat ze hun moest geloven. Ze zei er tegen niemand wat over. Daarna verschenen ze alledrie regelmatig. Ze kon ze aanraken en omhelzen. De gedaanten spraken haar aan in het Frans. Ze noemden haar Jehanne la Pucelle, fille de Dieu.

Jeanne’s eerste poging faalt

Ze was zestien jaar toen ze voor eerst met een opdracht naar de kroonprins probeerde te gaan. De stemmen werden steeds dringender. De stemmen zeiden dat ze naar Robert de Baudricourt, de bevelhebber van het Franse leger, moest gaan. Hij zou haar soldaten geven die haar bij de kroonprins zouden brengen. Ze was intussen op een leeftijd dat er al over een huwelijk kon worden gepraat. Haar vader wilde met die plannen opschieten, omdat hij dromen had gehad waarbij zij zou wegtrekken van huis in gezelschap van een soort leger. Hij zou haar verdrinken als er zoiets stond te gebeuren. Haar moeder had haar van de dromen van haar vader verteld en het was een marteling voor haar, te weten dat er waarheid in die dromen berusten.
Maar nooit zou ze iets vertellen wat haar allemaal overkwam.
Geruchten over een aanval van de Engelsen spoorden Jeanne aan om actie te ondernemen. Jeanne wilde naar Vaucouleurs. Haar aangetrouwde neef woonde met zijn vrouw te Burey-le-Petit, slechts drie kilometer van Vaucouleurs af. Daarom riep zij zijn hulp in. Ze had Vaucouleurs gekozen, omdat dat de dichtstbijzijnde legerbasis was. In die tijd was de bevelhebber daar dus, Robert de Baudricourt. In Jeannes ogen hing van hem veel af. Ze moest hem spreken voordat ze naar de kroonprins kon gaan. Ze probeerde haar neef er van te overtuigen, dat hij haar moest helpen om in Vacouleurs te komen. Hij deed wat zij wou. In Vancouleurs aangekomen, ontmoette zij, Robert de Boudricourt en vertelde hem dat de Heer haar gezonden had. En dat hij haar moest helpen. Hij moest een bericht naar de kroonprins sturen, met de boodschap dat hij zich rustig moest houden en geen veldslagen aan moest gaan, want de Heer zou hem te hulp komen aan het einden van de komende vastentijd. Hij lachte haar vierkant uit en gaf het bevel aan haar neef haar mee terug te nemen en haar een flink pak slaag te geven.

Voor Domremy begon het er slecht uit te zien. Vancouleurs werd bedreigd door de Bourgondiërs onder aanvoering van Antoine de Vergy en na een tijdje werd het voor de bewoners van Domremy tijd om een tijdelijke schuilplaats binnen de wallen van de nabijgelegen stad Neufchâteau te zoeken. Voor de vijand was daarom Domremy niets meer dan een spookstad geworden. Maar toen ze terug konden keren, vonden ze de kerk in puin en het dorp vrijwel verbrandt. Om nu nog naar de kerk te kunnen moesten ze naar het dichtstbijzijnd gelegen dorpje, Greux, omdat daar de kerk gespaard gebleven was. Jeanne opgehouden door alle gebeurtenissen, begon ongeduldig te worden, en lichtte puntjes van de sluier op door aan haar vriend te vertellen dat binnenkort een jong meisje, wonende tussen Coussey en Vaucouleurs, het zou klaarspelen de kroonprins van Frankrijk te kronen. En dat nog voor het einde van het jaar. Maar haar ouders hadden haar de keus gesteld: of trouwen of naar een klooster. Daarom moest ze haast gaan maken. Tegen de tijd dat ze Domremy ging verlaten, zullen haar vrienden en familie wel iets vermoed hebben van haar plannen. Maar ze wisten niet wanneer ze zou vertrekken. Raar, gezien dat haar ouders wilden dat ze een keuze maakte: of trouwen of naar het klooster. Maar het vreemdste is dat ze haar zo makkelijk hebben laten gaan, waarschijnlijk dachten ze dat ze het toch niet door zou zetten.

Jeanne’s tweede poging slaagt

In januari 1429, ze net zeventien geworden, verliet ze Domremy voorgoed. Dit vertrek was de beslissende stap voor de rest van haar leven. Vijf jaar lang had ze de gesprekken tussen de stemmen en haarzelf geheim gehouden. Nu zou ze die openbaar moeten maken. De stemmen en haar ouders hadden een grote druk op haar gelegd. Nu moest ze kiezen en het gevolg zou haar leven veranderen.

In januari vertrok ze naar Burey-le-Petit. Ze had gezegd dat ze weer naar haar neef ging, omdat zijn vrouw een baby verwachtte. En ze zou goed kunnen helpen.
In Frankrijk was de situatie nu veel wanhopiger geworden. Orléans was ingenomen door Engelsen.
Toen iemand Jeanne vroeg wat ze in Vaucouleurs deed, was haar antwoord, dat ze kwam voor Robert de Baudricourt. Om hem te vragen haar onder escorte naar de kroonprins te brengen. Ze moest voor het midden van het vasten op weg naar de kroonprins op weg zijn, als moest ze haar benen afslijten tot haar knieën. Volgens haar was er niemand anders dan zijzelf, die het Koninkrijk Frankrijk kon herstellen.
Ze wilde in mannenkleren op pad gaan, omdat ze in haar meisjeskleren geen oorlog kon voeren en teveel zou op vallen. Ze kreeg de kleren van de zoon van de heer van Nouillompont. Een vooraanstaand man met de naam Jean de Metz. Robert de Boudricourt had de eerste keer niet naar haar willen luisteren. Maar nu was de situatie in Frankrijk zo wanhopig geworden dat hij eigenlijk wel moest. Twee van zijn officieren geloofden haar en dat heeft hem waarschijnlijk over de streep getrokken, maar helemaal zeker van zijn zaak was hij nog niet.

12 februari 1429 hadden de troepen van de kroonprins een nederlaag geleden bij Orléans. Die dag melde Jeanne zich opnieuw bij Robert de Boudricourt omdat hij nog steeds niet besloten had of Jeanne mocht gaan. Ze vertelde hem van de nederlaag bij Oléans. Dat wist ze waarschijnlijk van haar stemmen. Ze zei ook dat er meer nederlagen zouden komen als zij niet snel zou gaan helpen. Robert de Baudricourt was stom verbaasd en wist niet of hij haar moest geloven. Ongeveer een week later kwam het bericht binnen dat er werkelijk een veldslag aan de gang was bij Orléans. Dit was de veldslag van Rouvray. Hij wilde eerst bewijs dat Jeanne geen heks was. En dat kon bewezen worden door haar samen te brengen met een dienaar van God. Zou ze slagen dan was ze echt gezonden door God, zoniet dan had de Duivel haar gestuurd. (Iedereen was zeer bijgelovig in die tijd.) Ze doorstond de toets met glans. En daarom stuurde Boudricourt haar 23 februari haar eindelijk naar Chinon.

De rit naar Chinon en de ontmoeting met Karel VII

Er was net een boodschapper van de kroonprins in Vaucouleurs aangekomen en die zou haar de reis naar Chinon begeleiden. Deze boodschapper, Colet de Vienne geheten, had waarschijnlijk het antwoord aan Robert de Baudricourt gebracht op de brief die hij had geschreven. De brief waarin hij vroeg wat te doen met Jeanne. De brief had waarschijnlijk het bericht dat ze daar aan het hof, dat boerenmeisje met die visioenen, wel eens wilden zien. Behalve de boodschapper ging ook Jean de Metz mee en ene Poulengy, met hun dienaren. Door de hulp van de burgers en Jean de metz kreeg ze het geld bij elkaar voor de uitrustingen. Van Robert de Baudricourt kreeg zij een zwaard en hij wenste haar veel geluk.
Ze verlieten Vaucouleurs door de Porte de France, om aan een reis van ongeveer 500 kilometer te beginnen. De reis zou ongeveer elf dagen gaan duren. De reis begon al niet goed omdat door het slechte weer de rivieren buiten hun oevers getreden waren en het overal verschrikkelijk geregend had waren de wegen ontzettend glad en modderig. Daarom hadden ze de hoeven van hun paarden omwonden met lappen. Soms reden ze ‘s nachts en soms overdag. Haar reisgenoten waren erg zenuwachtig, niet erg gek als je bedenkt dat ze maar met een paar man waren en niet wisten wat hun te wachten staat. Jeanne daarentegen was koel en vol overtuiging. Het moest en zou slagen. Haar blijvende vertrouwen sprak haar reisgenoten steeds weer moed in. Soms plaagden ze haar, door net te doen of ze wegreden, omdat er een aanval dreigde of door net te doen of ze bij de vijand hoorden. De grappen en plagerijen schenen haar niets te doen. Ze was er van verzekerd dat niemand hun kwaad zouden doen, omdat haar stemmen haar dat gezegd zouden hebben. Haar reisgenoten zagen wel in dat als hun missie zou slagen, ze in heel Frankrijk erkenning zouden krijgen. De mannen hadden respect voor haar en haar fantastische ideeën en ze geloofden haar blindelings. Ook hadden ze veel respect voor haar als vrouw.
Op de weg gebeurde hun helemaal niets, op zich al een wonder omdat veel mensen er belang bij zouden hebben als Jeanne en haar reisgenoten niet in Chinon aan zouden komen. Jeanne had van te voren gezegd dat God de weg vrij zou maken. En dit leek waar te worden. Ze werden zelfs niet overvallen door struikrovers, terwijl het gezelschap niet supersterk was of zo. Het was geen grote groep, en ze hadden een vrouw als aanvoerder, wat niet erg geloofwaardig overkomt in die tijd.
De eerste nacht van de reis zouden ze doorgereden hebben om zo snel mogelijk door de heuvels te komen die Vaucouleurs van Saint-Urbain scheidden. Pas daar werd voor het eerst gestopt. Het was wel logisch dat ze pas daar stopten. De weg was vol gevaren, de vijand kon overal zitten, het land was voor een groot deel overstroomd en er was niet veel maan meer. Er was dus geen tijd geweest om af te stijgen als ze voor zonsopgang Saint-Urbain wilden halen. In Saint-Urbain zouden ze veilig zijn, ze konden daar bij een familielid van Robert de Baudricourt terecht. De abt Arnould d’Aulnoy. Zij abdij was bijna onschendbaar. Sinds 1132 gelde zij als verblijfplaats voor misdadigers en als Jeanne en co achtervolgd zouden worden zouden ze daar voor enige tijd veilig zijn. Het was gewoon logisch dat ze daar als eerst stopten, het veilige klooster, want de mannen hadden daar vaak hun onderkomen gezocht toen ze er wel eens met de troepen door getrokken waren.
Ze kwamen daar aan op 24 februari 1429. Na Saint-Urbain trokken ze naar Auxerre, waar ze de kerkmis bijwoonden in de grote kathedraal met zijn prachtige glasramen. Veel meer hierover is niet bekend. Daarna trokken ze naar Gien, en daar aangekomen, vanaf daar bevonden ze zich voor het eerst in gebied dat aan de kant van het Franse Koninkrijk stond, nu hoefden ze niet meer vrezen voor vijanden en oorlog voeren. Ze liepen alleen de kans in handen te komen van struikrovers. Daarna trokken ze naar Fierbois, waar een kerk stond die gewijd was aan de Heilige Catharina, een van de stemmen die Jeanne hoorde. Ze kon daar voor het beeld van de Heilige bidden. Ze woonde er de mis die dag drie maal bij. Daar ook, dicteerde ze een brief aan de kroonprins met de boodschap dat ze alle een flink eind gevorderd waren en hem spoedig te hulp konden schieten. Ook dat ze van alles wist om hem goed te kunnen helpen. En het meest merkwaardige, dat ze hem aankon wijzen als de toekomstige koning ook al had ze hem nog nooit gezien en stond hij tussen vele andere personen.
Het einde van de reis naderde. Op Zondag 6 maart 1429 bereikten zij Chinon. De vestingmuren van het kasteel Chinon staken prachtig uit boven de daken van het gelijk genoemde stadjek die langs de oevers van de brede, donkere Vienne gebouwd is. Als je in de torens zou staan van het kasteel zou je een practig uitzicht hebben over de bossen en de het land van Touraine.
De kroonprins was een van 11 kinderen waarvan hij de 5e was. Zijn vader was onbekend. Hij had weinig energie voor een jonge kroonprins, kortom hij was gewoon een beetje lui en geen actief leven gewend. Hij was een prins wiens koninkrijk hem was ontfutseld en die in een kasteeltje woonde in een hoekje van ‘zijn’ koninkrijk. In zijn jeugd was hij erg verwend en dat sierde hem zijn verdere leven. Als hij hertog van Touraine had kunnen blijven, was dat was hij geweest totdat hij op de troon in aanmerking kwam, had hij een makkelijk leventje gehad zonder zware verantwoordelijkheden. Maar nu had hij helaas een plicht, de plicht om Karel VII van Frankrijk te worden. Het zou grappig zijn te bedenken wat Jeanne wel niet van deze slappe toekomstige koning gedacht zou moeten hebben, die weggestopt zit in een hoekje van zijn eigenlijke ‘koninkrijk’, zonder de macht die hij eigenlijk behoort te hebben. Terwijl Jeanne, een jonge maagd, 17 jaar oud, uit een piepklein dorpje genaamd, Domremy, het klaargespeeld heeft Robert de Boudricourt, Jean de Metz en nog anderen te hebben laten geloven dat zij bestemd was om Frankrijk uit zijn benarde positie te redden, dat ze stemmen hoorde van Heiligen, zoals de Heilige Catharina en dat zij bestemd is de toekomstige koning van Frankrijk naar zijn kroning te brengen. Toch noemt ze de koning ‘le gentil Dauphin’.

De kroonprins was maar half onder de indruk van Jeanne, van de ene kant bewonderde hij haar overtuigdheid die ze had en van de andere kant was hij van Jeanne’s vurige energie totaal niet onder de indruk. Hij zal haar meer als een vervelende lastpost beschouwd hebben. Voor saaie mensen zijn de mensen met overtuigingskracht, vastberadenheid en vol van energie altijd lastposten. Hij kon niet van haar af komen, haar opdrachten waren dwingend, waren nuttig en overtuigend. Ze drong binnen in zijn beschermde koninkrijkje, ze pikte hem daar weg waar hij zich verstopte en toen ze eenmaal beet had liet ze hem niet meer los. Een ‘normale’ toekomstige koning zou gekleed zijn in een mooie rode cape en veel goud. Maar deze niet hij was altijd gekleed in zijn gewone, groene en korte tuniek. Hij was niet echt wat je noemt een ‘lekker ding’ , hij was meer lelijk, met kleine, grijze ogen en een grote neus. Jeanne mag hem haar ‘gentil Dauphin’ genoemd hebben, niet iedereen was het daarmee eens. Anderen noemden hem ‘le Falot’ , de clown, niet echt een waardige bijnaam voor de toekomstige koning van het Koninkrijk Frankrijk. Hij was zelfs arm, leende af en toe geld van de kok en verkocht de koninklijke juwelenschat voor geld. Hij was zelfs zo arm dat men er versjes op maakte.

“UN JOUR QUE LA HIRE ET POTON
LE VINDRENT VEOIR, POUR FESTOYEMENT,
N’ AVOIENT QU’UNE QUEUE DE MOUTON
ET DEUX POULETS TANT SEULEMENT.”

Hij was jaloers op mensen die meer hadden dan hem, zowel lichamelijk als in geld uitgedrukt. En ook op Jeanne, het boerenmeisje, dat de geschiedenis zou in gaan als maagd van Frankrijk, Heilige en redden van het Koninkrijk Frankrijk.
Hij was onder andere zo geworden door zijn moeder, die tussen 1386 en 1407 twaalf kinderen op de wereld zette, die voor een groot gedeelte jong stierven. Door haar was hij een bastaard, wiens vader onbekend was en hem waarschijnlijk nog nooit gezien had.

De dauphin wist niet goed wat hij moest doen. Of hij nu dat kleine meisje bij zich moest laten komen, of niet. Zijn viertal raadgevers, zeiden van niet en zijn schoonmoeder zei van wel. Hij werd heen en weer geslingerd tussen raadslieden, familieleden en de mensen van het hof, en hij twijfelde en twijfelde.


Jeanne had ondertussen onderdak gevonden bij een vrouw die vlak bij het kasteel woonde. Ze moest er een paar dagen op de beslissing van de kroonprins wachten. Hij zond zijn boodschappers om te vragen wat ze eigenlijk kwam doen. Ze weigerde eerst te antwoorden, ze zou het zelf wel tegen de kroonprins zeggen. Maar toen de boodschappers verklaarden dat ze namens de kroonprins spraken, zei ze: ‘dat ze door Hem daarboven gestuurd was en dat ze twee opdrachten had: de bezetting van Orléans opheffen en de kroonprins naar zijn kroning in Reims brengen.’
Haar metgezellen werden ook ondervraagd. Die hadden in heel de stad rondgebazuind dat ze op wonderlijke manieren allerlei gevaren waren ontlopen. Na lang twijfelen mocht ze dan toch bij Karel de VII komen. Hij was in het begin erg voorzichtig, hij vertrouwde haar voor geen meter.
Ze moest een steile heuvel op en de ophaalbrug over gaan, onder de Tour de l’Horloge door, voor zij het Chateau du Milieu bereikte. Ze zou ontvangen worden in de Grande Salle, een grote zaal op de bovenste verdieping van het kasteel.
Hij wilde haar op de proef stellen en had zich tussen zijn dienaren verstopt. Maar Jeanne liep rechtstreeks naar hem toe, maakte een buiging en vertelde weer haar verhaal. Dat ze door Hem daarboven gestuurd was en hem naar Reims zou brengen en dat ze de bezetting van Orléans op zou heffen. Maar Karel zette nog door, zei dat hij de koning niet was maar wees een van zijn edellieden aan. Maar Jeanne zei daarop:’ in de naam van God, edele prins, u bent het en niemand anders.’ Toen gaf hij het toe. Het was een wonder dat ze hem aan had kunnen wijzen want er waren zeker driehonderd mensen in de zaal aanwezig.

De kroonprins nam haar mee naar een kamer zonder getuigen. Jeanne sprak: ‘ als ik nu dingen zeg die alleen u en God weten, zult u me dan geloven?’ ‘ Sire, weet u nog dat u een keer op Allerheiligen alleen, in de bidkapel van het kasteel te loches was? Dat u toen om drie dingen gebeden heeft?’ Hij zei dat hij dat zich goed herinnerde. En zij vroeg, of hij er ooit tegen iemand over gesproken had. Hij antwoordde nee, hij had het tegen niemand gezegd. Jeanne noemde precies de dingen op die hij gebeden had. Hij was zeer onder de indruk.

Jeanne zou hier in Chinon ook een hele goede vriend maken, namelijk de Hertog van Alençon. Hij was op jacht in Saint-Florent toen zij bij het hof van Chinon aankwam. Hij begaf er zich de volgende dag heen omdat hij had gehoord dat zijn neef de kroonprins een meisje had ontvangen, die zei dat ze door God gestuurd was en dat ze de opdracht had Orléans te bevrijden. Hij vond haar samen met de kroonprins en Jeanne vroeg wie hij was. Ze zei tegen hem dat hij zeer welkom was, hoe meer koninklijke lieden er bijeen waren, hoe beter.
De hertog van Alençon was kort daarvoor getrouwd met de dochter van de hertog van Orléans. En de hertog van Orléans zat zelf in krijgsgevangenschap in Engeland. Jeanne had hem nooit gezien, maar ze verklaarde dat zij hem behoeden moest, dat God hem lief had, en dat zij zonodig het Kanaal over zou zwemmen om hem uit Engeland te halen. Dit waren de drie mannen die ze graag mocht. De hertog van Alençon was ook een persoonlijke vriend van haar, vanaf het eerste moment. Na een paar dagen nam hij hem mee naar zijn vrouw en zijn moeder in Saint-Florent. Zijn vrouw ontving haar hartelijk, en Jeanne beloofde haar dat haar man veilig zou terugkomen. Ze moest weken wachten tot de Dauphin actie ondernam. Ze bleven haar ondervragen, om zeker te zijn dat ze te vertrouwen was. Toen ze in Chinon klaar waren met de ondervragingen, werd ze naar Poitiers gebracht. Ze wist niet waar ze heen gebracht werd en vroeg het. Toen ze de naam hoorde zei ze dat haar daar veel narigheid te wachten stond

Oponthoud en ondervraging

In Poitiers werd ze ondergebracht bij een zekere Jean Rabatteau. Ze werd ondervraagt, elke dag , vaak de hele dag lang. Maar Jeanne bleef vol zelfvertrouwen en bleef in God geloven, hoe vaak ze daar ook aan twijfelden. Ze bleef plannen maken, en legde ze voor aan de Raad van Onderzoek. Het was een schema, waarvan het gedurfde, hen stom van verbazing liet staan.
Punt een was dat de Engelsen vernietigd moesten worden nadat Orléans bevrijd was. Punt twee dat de kroonprins in Reims gekroond moest worden. Punt drie, dat Parijs weer onder Frans leiderschap zou moeten komen, en dan Fransen die aan de kant van de koning stonden. Punt vier, dat de hertog van Orléans terug zou komen uit zijn krijggevangenschap. Toen probeerden ze haar in de val te laten lopen. Ze had toch gezegd dat God wou dat Frankrijk bevrijd zou worden. Maar als hij dat wil dan is daar toch geen leger voor nodig. Hierop antwoordde ze: ‘de soldaten zullen vechten en God zal de overwinning schenken.’ Hier waren de aanwezigen erg door verbaasd, hun woorden hadden geen enkele uitwerking op dat kleine boerenmeisje. Jeanne moest haar ongeduld in bedwang houden en zich proberen te gedragen, maar de tijd begon te dringen.
Ze besloten , dat vanwege het gevaar voor Orléans en de dringende noodzaak, de koning het goed zou vinden dat het meisje hem zou helpen, en hij zou haar naar Orléans zenden. En ook natuurlijk omdat zij zomaar de koning had herkend uit driehonderd man en omdat ze de valstrikken zo handig terugkaatste.
Toch zou er nog meer oponthoud komen, na Poitiers stuurde men haar naar Tours en Blois, nog een groot tijdverlies. Jeanne wilde nu eindelijk haar leger hebben en naar Orléans, zonder dat ze telkens verantwoording af hoefde te leggen, geen ondervragingen meer.
Maar na veel ondervragingen, vielen al het oponthoud weg. Ze hadden eindelijk vastgesteld dat zij echt een meisje was, een maagd. En ze kwam niet van de duivel. Ze werd ingedeeld bij het leger, ze kreeg eigen onderdanen, een begleider en twee van haar broers kwamen van Domremy om zich bij haar aan te sluiten. In Tours verbleef ze bij Jean Dupuy. Ze kreeg een biechtvader toegewezen, ze kreeg een volledige wapenuitrusting en ze mocht het vijandelijk kamp een brief sturen. Aangezien ze niet kan lezen of schrijven liet ze hem dicteren. Daarin waarschuwde ze de Engelsen, ze zou hun de kans geven weg te trekken en als ze dat niet zouden doen dan zouden ze onheil over zich uit roepen. Waarschijnlijk heeft ze deze pas verstuurd toen ze Orléans binnen waren getrokken. Maar de Engelsen trokken niet weg.

Jeanne had het inmiddels zo ver geschopt, dat ze ook werkelijk invloed had. Wat zij zei dat gebeurde. Dat is een hele ommekeer vergeleken met een paar weken daarvoor, toen geloofden maar slechts enkelen haar. Ze was de hoop van Frankrijk geworden. Ze wilde persé een bepaald zwaard hebben, ze moesten het voor haar gaan halen. Het kon gevonden worden, begraven in de grond, achter het altaar in de kerk van de heilige Catharina te Fierbois. Niemand had ooit van dat zwaard gehoord.
Maar er was echt een zwaard en precies op de plek waar zij gezegd had. Iedereen was stomverbaasd, later zou dit tegen haar gebruikt worden, ze zou heks verklaard worden.

Naar Orléans

De bezetting van Orléans duurde nu al ruim zes maanden. Maar de engelsen hadden Orléans niet helemaal ingenomen, het oosten was niet bewaakt. Niet alle wegen waren afgesloten en voedsel kon er wel binnen gesmokkeld worden. Er was natuurlijk wel gebrek aan levensmiddelen, maar echt erge hongersnood, nee. Jeanne zou Orléans binnen een paar dagen heroverd hebben. Ze verscheen op een ogenblik toen de Engelsen geen moed en middelen meer hadden voor een grote aanval. De mensen in Orléans kregen weer moed en werden weer enthousiast.
De Fransen zaten zo’n beetje opgesloten in hun eigen stad, die geheel omgeven was met wallen. Op vier plaatsen was er een poort in de wallen, De poort van Bourgondië, van Parijs, Bannier en Regnard. De rivier, beschermde de stad aan de zuid kant. Er liep maar een brug over de Loire. Daar hadden de Engelsen twee plaatsen ingenomen, het ene was Bastille des Augustins, en de andere een fort op de brug zelf, les Tourelles. De twee brugbogen waren vernield, er was dus geen verbinding meer. In totaal had Jeanne, ongeveer 11.000 manschappen. Maar de Engelsen hadden ook ongeveer zoveel man.
Dus toen op vrijdag, 29 april 1429 het grote nieuws rondging dat er een troepenmacht onderweg was onder leiding van de Maagd, was dat een geruststellende gedachte voor de mensen in Orléans. En er was inderdaad een leger op weg, ze waren op de 27ste uit Blois vertrokken. Eerst kwamen er priesters en toen was er een lange stoet van ruiters, gewapende mannen te voet, wagens en 400 stuks vee. Het was een grote dag voor Jeanne, eindelijk had ze een grote troepenmacht bijeen, zo’n drie a vierduizend man. Jean de Metz en Poulengy waren nog steed aan haar zijde. Zij hadden vanaf het begin in haar geloofd. Ook haar broers hdden zich bij haar aangesloten, Pierre en Jean. Jeanne gedroeg zich als de leider van het leger, terwijl ze dat eigenlijk helemaal niet was. Toch besliste zij bijna alles.
De nacht nadat ze uit Blois waren vertrokken, sliepen ze in het open veld. Jeanne was nog niet gewend aan het zware gewicht van haar wapenuitrusting, ze ontwaakte vermoeid, stijf en bont en blauw. Ze had geweigerd haar uitrusting af te doen. De tweede nacht overnachtten ze tegenover het eiland Saint-Loup, op de zuidelijke oever van de Loire en ze waren nog maar bijna twee kilometer van Orléans verwijderd. Er was alleen een probleem en daar kwam Jeanne ook achter nadat ze voor Orléans stonden , met de rivier als hun scheiding. Zij dacht dat ze de hele tijd langs de noordelijke oever hadden gelopen. De leiding had dit waarschijnlijk gedaan omdat aan deze kant Orléans totaal niet goed beveiligd was en aan de andere kant maar al te goed, maar Jeanne wist hier niets van. Ze was buiten zichzelf van woede. Ze had erop gerekend voor de poorten van Orléans te staan, zonder dat er een rivier tussen stond. Ze had op de mannen vertrouwd en die hadden haar zomaar aan de verkeerde kant van de rivier geplant en dan was het nog niet zomaar een riviertje, maar de Loire. Voor haar betekende dit nog meer moeilijkheden en problemen.
Ze besloten een stuk terug te gaan, tot de hoogte van het dorpje Chécy, daar zouden ze op boten wachten die hun naar de overkant zouden brengen. Maar er was nog een probleem, de wind waaide de verkeerde richting op zo zouden ze niet aan de overkant komen. Ze wisten nu niet hoe ze dit Jeanne moesten uitleggen, ze was al zo boos, en dan kwam dit er nog bij. Maar Jeanne reageerde kalm en zei dat alles goed zou komen, ze moesten alleen geduld hebben. En ja hoor, plotseling begon de wind te draaien, het zoveelste wonder. Maar de problemen waren niet voorbij, er was te weinig man om Orléans te bevrijden, dus na veel gepraat stemde Jeanne er in toe dat het leger terug zou keren om meer soldaten te halen, zij zou samen met de bevelhebber van Orléans, en een paar opperbevel hebbers Orléans binnen treden. Na de nacht in Chécy te hebben doorgebracht, was het dan zover. Ze trad Orléans binnen, daar werd ze gelijk omgeven door honderden burgers en soldaten van Orléans, die haar kwamen bezichtigen of ze een God was.
De volgende morgen was ze van plan de brief, aan de Engelsen te laten bezorgen, om ze de kans te geven, terug te trekken. Maar eerst zou ze uitrusten.

Orléans ontzet

De aankomst van Jeanne bracht een pauze, vier dagen maar liefst, vier dagen ‘vrede’. Daar waren meerdere reden voor. Jeanne wilde eerst een kans voor de Engelsen om te reageren op haar brief. De bevelhebber van Orléans maakte zich zorgen of de troepen met wel genoeg versterking terug zouden komen en of ze wel terug zouden komen en reed daarom zelf naar Blois. De opperbevel hebbers hadden andere plannen, samen met een paar burgers trokken er op uit om het de Engelsen lastig te maken. Ze slaagden erin ze terug te drijven in het fort dat zij Paris noemden(Saint Pouair).

Jeanne kreeg nu eindelijk haar antwoord , de boodschappers die de brief gebracht hadden, werden teruggestuurd met de boodsschap dat Jeanne terug naar huis moest gaan en op de koeien moest gaan passen, als ze niet wilde dat ze op de brandstapel terecht zou komen. Een van de boodschappers was gevangen genomen en stond al op de brandstapel, maar om hem terecht te kunnen stellen, hadden ze toestemming nodig van Parijs. En de brief had de Engelsen woeden gemaakt maar ook aan het twijfelen. En voor het antwoord uit Parijs kwam waren ze gevlucht. Jeanne was geirriteerd over de manier waarop de engelsen de boodschappers hadden behandeld. Daarom betrad zij de brug die naar het fort ‘Les Tourelles’ leidde en riep naar de opperbevelhebber dat de Engelsen zich zouden overgeven als hun leven hun lief was. De Engelsen riepen ‘koeienmeid’ terug en dreigden haar te vangen en te verbranden. Het was raar dat ze alleen scheldwoorden uitten en geen poging deden om haar te vangen. Ze hadden zoveel kansen gehad Jeanne en haar metgezellen te vangen, maar deden dat niet. Jeanne kon vrij rond wandelen in Orléans zonder dat er iets gedaan werd, misschien vonden ze het de moeite waard niet. Maar de echte reden is niet echt duidelijk.
Op drie mei, begonnen de troepen van de nabij gelegen steden, Gien, Montargis, Château-Reynard en Châteaudun Orléans binnen te marcheren en tegen de avond kwam het nieuw binnen dat de troepen vanuit Blois naderden. Dit keer namen ze de noordelijke oever en de convooien en vee etc. namen de zuidelijke oever zoals de laatste keer. De Engelsen begonnen ’s nachts te posten. De volgende dag reed Jeanne ze met 500 man tegemoet en weer deden de Engelsen niets. Ze zeggen ook wel dat dit weer het werk was van Jeanne, dat ze ze onder een soort betovering hield, maar wij geloven dit niet echt.
Maar er kwam ook bericht dat de Engelse versterking onderweg was. Jeanne vroeg om een waarschuwing als die troepen ook daadwerkelijk dichtbij kwamen. Maar toen ze ging rusten en bijna in slaap was, sprong ze op en zei dat de stemmen haar beveelden de Engelsen aan te vallen. Maar ze wist niet of ze de versterkingen bedoelden die onderweg waren of de forten.
Toen kwam het bericht dat de Fransen in het nauw gedreven werden door de Engelsen. Jeanne was zo snel weg dat niemand de kans had gehad haar achterna te gaan, klaarblijkelijk was haar geduld op en ze wilde maar wat graag de Engelsen wegjagen. Ze was al bij Porte de Bourgogne toen ze ingehaald werd. Ze moesten opschieten bij Saint-Loup was het gevecht begonnen en daar moesten ze heen. De aanval op het fort zal eerder ingezet zijn dan verwacht, anders had Jeanne niet geprobeerd te rusten. Ze had de aanval wel met de bevelhebber besproken maar hij heeft haar blijkbaar overrompeld.
Het gevecht was al in volle gang toen ze aankwam. Een metgezel van Jeanne zei dat toen ze er aankwamen hij nog nooit zoveel Franse troepen bij elkaar gezien had. De Engelsen organiseerden hun verdediging tot in de puntjes maar toen de Franse troepen Jeanne zagen aankomen begonnen ze een triomfgeschreeuw en maakten de Engelsen met de grond gelijk. Ze brandden het fort af en doden honderveertien Engelsen en maakten er veertig krijgsgevangenen. De Engelse aanvoerder, moet ingezien hebben dat hij tegen een overmacht stond. Hij overweegde nog een aanval van de Bastille de Saint-Pouair(zij noemden die Paris) maar trok zich terug toen hij een troepenmacht van 600 man aan zag komen…
De kerkklokken van Orléans werden geluid om de overwinning te vieren.

De volgende dag zou er niet gevochten worden omdat het dan Hemelvaart zou zijn.
Maar in het geheim werd besloten, weer zonder Jeanne te raadplegen, dat ze een aanval zouden doen op het fort Saint-Laurent zodat de Engelsen aan de zuidelijke kant weg zouden gaan om hun troepen te helpen en op het juiste ogenblik zouden ze de zuidelijke kant aanvallen. Jeanne kreeg alleen van de eerste aanval weet, maar ze werd woedend en eiste dat ze alles zouden vertellen. En ze zagen in dat ze het maar beter konden vertellen.
Op de hemelvaartsdag zou Jeanne weer een brief sturen, en zeggen dat dit de allerlaatste waarschuwing was. Ze beveelde de Engelsen hun forten te verlaten, de brief werd aan een pijl geregen en afgeschoten, weer lachten de Engelsen haar uit en noemden haar hoer.
De volgende dag was er een strijd gaande en toen de Fransen de Engelsen hun zagen oprukken naar de zuidkant werd dat fort ontruimd en trokken zich terug op een groter fort. De Fransen wilden zich terugtrekken omdat ze zo’n fort niet meester konden worden, toen Jeanne en een opperbevelhebber aan kwamen gereden. Ze zagen dat de Engelsen in de rug wilden aanvallen. De Franse troepen maakten rechtsomkeer en gingen in de aanval, toen het einde van de dag naderde hadden de Fransen alle twee de forten in handen. De Engelsen hadden zich teruggetrokken in ‘Les Tourelles’.
Ze zaten aan het avondeten toen het bericht kwam, dat de Franse krijgsraad vond dat er te weinig man was om de Engelsen te verslaan en dat ze moesten afwachten tot er versterkingen van de kroonprins kwamen. Jeanne beet de boodschapper toe dat ze zouden doen wat goed was en dat was niet afwachten.
De Engelsen hadden geen idee van wat er boven hun hoofd hing.

‘Les Tourelles’ was de naam van het Engelse fort, dat voornamelijk door een paar zware stenen torens werd gevormd. Het stond aan het brughoofd van de brug over de Loire. De brug was niet heel meer, er ontbrak een stuk. Die opening betekende, dat de Engelsen zich aan die zijde veilig voelde. De Fransen konden daar niet zomaar overheen. En bovendien hadden ze nog een extra beveiliging een soort ‘buitenwerk’, zodat de muren nog beter versterkt waren. Dat was de stads zijde. Aan de andere kant, op het zuiden, werd het ook beschermd door een vestingwerk maar dan met hogere muren. Maar het was niet genoeg om de Fransen buiten te houden, de opperbevelhebbers waren nog voorzichtig geweest met de aanval, maar Jeanne en de stedelingen gingen er vol tegenaan en wisten ze om te krijgen, de hele dag was er gevochten en weer had het Franse leger een overwinning erbij. Nu zou Jeanne voor altijd de naam van Maagd van Orléans hebben. De Fransen met als leider Jeanne, hadden zo fel aangevallen, alsof ze dachten dat ze onkwetsbaar waren. Jeanne was gewond geraakt aan haar linkerborst, veel soldaten liepen gelijk op haar af om haar te verdedigen en te verzorgen. Maar in de middag verscheen zij weer. De bevelhebbers wilden het bijna opgeven en hadden al bijna de opdracht gegeven om de terugtocht te blazen. Maar Jeanne wilde niet terug nam de leiding, pakte een paard en reed een stuk weg en begon te bidden. Een van de soldaten wilde vooruit rennen met de vlag(de vlag was eigenlijk een soort standaard met een soort van vlag eraan) van Jeanne omdat dat de krijgers weer moed zou geven. Toen Jeanne terug kwam was haar vlag, alleen omdat de soldaat die hem gedragen had moe was en hem dus graag wilde af geven aan iemand die hem nu goed kon gebruiken, in handen van iemand anders. Ze wilde hem afpakken, dat zagen de soldaten als signaal en stonden paraat. Maar de soldaat pakte hem weer af en rende naar voren. Dat zorgde ervoor dat het leger samenstroomde en tot de aanval ging. Het ging er toen zo hard aan toe, dat de Engelsen geen schijn van kans hadden. Jeanne nu haar kans gezien, liep naar voren en beveelde de Engelsen terug te trekken. En dat deden zij. De Fransen aan de andere kant van ‘Les Tourelles, aan de kant van het gat in de brug, werden nu zo enthousiast, dat ze het gat overbrugden en het lukte nog ook. Moeizaam, maar het lukte. Toen bevonden de teruggetrokken Engelsen zich tussen twee legers een aan de noordkant en een aan de zuidkant. Ze wilden wegrennen naar de op haalbrug, maar ze staken die in brand en de brug bezweek. Veel soldaten gingen dood of werden krijgsgevangen gemaakt.
De vijand was verslagen en het sterke fort ‘les Tourelles’, dat onmogelijk kon worden verslaan, ging in vlammen op. De klokken in Orléans luidden. En iedereen vierde feest.

Naar Reims voor de kroning

Jeanne had nu de plannen om naar de kroonprins te gaan. De zou hem ontmoeten in Tours, want hij zou haar tegemoet komen. Toen ze voor hem stond boog ze, maar hij zei dat ze omhoog moest komen. Hij was erg vrolijk en omstanders dachten dat hij haar een kus zou geven. Hij wilde naar zijn kasteel in Loches om het te vieren, maar Jeanne wilde hem naar Reims brengen. Maar ze stemde in en ging mee, maar ze zou hem niet met rust laten. Ze bleef zeuren dat hij mee moest naar Reims voor zijn kroning. De kroonprins stemde er eindelijk in toe om naar Reims gebracht te worden, onderweg zouden ze de Loire-steden innemen. De kroonprins bleef aarzelen en zij bleef zeuren. Ondertussen hielp ze ook mee om de Loire-steden te heroveren. Zo veroverden zij Jargeau, na een korte strijd. De opperbevelhebbers hadden getwijfeld, moesten ze wel doorgaan met de aanval, maar Jeanne overtuigde ze en ze gingen door. Jeanne stond op een stormladder toen ze door een steen geraakt werd, ze sloeg achterover tegen de grond. Normaal gesproken zou je dan niet zomaar opstaan, maar Jeanne liet zich niet kennen en sprong op en zij dat ze de stad binnen het uur veroverd zouden hebben. En als een wonder werd de stad heroverd. Ook Jargeau was weer in Franse handen. Ze keerden terug naar Orléans en rustte daar een halve dag. Ze wilde de volgende ochtend naar Meung. 15 juni trokken ze Orléans uit op weg naar Meung. Ze veroverden de brug naar Meung en rustten daar, want ze hadden een belangrijker doel voor ogen, namelijk Beaugency, een fort van de Engelsen, een van de voornaamste. Het lag tussen Meung en Blois. Maar de opperbevelhebber had zich teruggetrokken en het Engelse leger voelde er weinig voor om tegen het Franse leger ten strijde te trekken. Ze trokken zich terug in het fort en de stad konden de Fransen zo overnemen. De volgende dag gingen ze het fort te lijf en om middernacht gaven de Engelsen zich over.
De volgende dag toen de Engelsen de stad ontruimden, kwam het bericht dat de Engelse versterking dichtbij was. Het was rond de 5000 man, maar ondertussen was er ook een soort van versterking van de Fransen aangekomen. Ze waren zonder aankondiging gekomen, Jeanne wilde ze eerst aanvallen, maar het bleken hulptroepen van de graaf van Richemont te zijn. Jeanne had er vertrouwen in dat ze de Engelsen zouden verslaan, ook al zouden ze bij bosje uit de lucht komen vallen. Ze had gelijk. De slag van Patay werd op 18 juni uitgevochten en het was de ergste nederlaag voor de Engelsen sinds Orléans.
Na deze overwinning ontmoette zij de kroonprins en hij zei dat ze nu eindelijk maar eens wat rust moest nemen. Maar dat wilde zij niet ze wilde hem in Reims hebben, voor de kroning. Ze verloor tenslotte het geduld en liet hem achter. Ze kampeerde twee dagen in open veld. Dit schijnt de Dauphin wakker gemaakt te hebben, want de hij volgde Jeanne en stond een paar dagen later voor de stad Auxerre. Eigenlijk wilde Jeanne aanvallen maar de troepen hadden voedsel en water nodig en ze sloten een verdrag dat ze hier hun spullen aan konden vullen, maar dan zouden ze de stad met rust laten in ruil daarvoor. Via Troyes en Châlons bereikten zij Reims. De intocht was groot en de kathedraal werd helemaal mooi aangekleed. De kerk was eigenlijk nog niet helemaal af. Er miste nog een boog bij de westelijke ingang. Daar brachten ze een enorme Fleur-de-lis, de lelie van Frankrijk, aan. Over de ceremonie zelf is erg weinig te vinden, eigenlijk wel raar. Maar over de reis heel veel. De ceremonie moet heel mooi geweest zijn. Jeanne stond in haar volledige wapenuitrusting, ze stond naart de nieuwe koning. Ze was op haar knieen gevallen en had gehuild.

Tegenwerking Parijs en terugtocht.

In Reims werd er nu met Karel gepraat over vrede. Karel de VII verkletste vier dagen in Reims, terwijl er een machtig Engels leger op weg was naar Parijs en dat met versterkingen aangevuld werd, terwijl de koning aan de praat gehouden werd. Een grote valstrik waar hij met open ogen in tuimde. Ze verlieten de stad na die vier dagen. En na twee dagen bereikten zij Soissons. De koning probeerde er onderuit te komen, hij wilde niet naar Parijs, hij wilde rust en veiligheid. Op 2 augustus kwamen ze in Provins aan en ze bleven er 3 dagen. Er was toen met de hertog van Bourgondië een wapenstilstand gesloten voor 15 dagen, daarna zouden ze Parijs aan de koning geven. Maar Jeanne geloofde er niet in, maar wilde de koning ook niet te veel bekritiseren. Het plan van de Engelsen was simpel, door die 15 dagen hadden ze extra tijd om alles voor te bereiden. De koning wilde terug naar het Loire gebied, maar de Engelsen verhinderden dat, ze dwarsboomden ze toen hij de Seine over wilde steken bij Bray, over een brug. Maar de Engelsen namen bezit van de brug juist toen ze over wilden steken. Tot het geluk van Jeanne en haar aanhangers, ze wilden naar Parijs. En dat leek nu toch nog te kunnen.
De Engelsen schreven een brief aan Karel, scholden hem uit, zeiden dat hij niet de ware koning van Frankrijk was en wilden een gevecht. En dat zou moet gebeuren in Brie, daar waren toen zowel Engelse als Franse soldaten gelegerd. Maar Karel wilde geen gevecht. Jeanne deed haar best het wel zo ver te laten komen. Het kwam nog niet zover. De Engelsen wilden Karel naar Compiegne op laten draven, Jeanne wilde dat niet, iets zei haar dat het niet goed zou gaan. Karel bleef onderhandelen met de vijand. Jeanne kreeg de toestemming om Parijs aan te vallen, maar de vijand kreeg de toestemming om hun leger verder te versterken.
Jeanne verbleef nu in Saint Denis, omdat het dichter bij Parijs was en omdat er de koningen van Frankrijk begraven lagen. Vanuit daar kon ze de zwakke punten van het vestingwerk van Parijs bestuderen.
Toen was het eindelijk zover, ze vielen Parijs aan. Weer was Jeanne daar waar de strijd het hevigst was. Ze werd weer gewond, aanhaar dij dit keer. Ze werd weggebracht, ze wilde niet, ze bleef volhouden dat als ze haar haar gang hadden laten gaan ze gewonnen had. De volgende dag wilde ze dat er een nieuw bevel kwam om Parijs aan te vallen, ze zou Parijs niet verlaten zonder het heroverd te hebben. Maar de koning besloot anders en gaf hun het bevel om naar Saint Denis terug te keren. Op het bevel van een van de opperbevelhebbers, die aan de kant van Jeanne stond, was er een tijdelijke brug over de Seine gemaakt en zo was er nog een kans om de stad via die brug te bereiken. Maar Karel liet hem afbreken, heel dubbel, want moest ze nou hem zijn koninkrijk teruggeven en Parijs veroveren of niet? Werd hij beetgenomen? Omgekocht? Karel kreeg zijn zin en op 22 september was hij terug aan zijn geliefde Loire. Door gebrek aan geld ontbond men zijn leger, Jeanne voelde zich overwonnen, ze kregen ook het bevel Parijs verder met rust te laten. Ze liet haar harnas achter in de kathedraal van Saint Denis.

Jeanne in gevangenschap

Er was vreugde bij de vijanden van Jeanne toen ze het nieuws hoorde dat zij gevangen was genomen. De hertog van Bourgondië kwam Jeanne direct opzoeken toen hij het goede nieuws vernam. De hertog keerde weer snel terug naar Coudun, want nog diezelfde avond schreef hij een brief aan de burgers van Saint-Quentin. Hij schreef in de brief dat er aan zijn zijden geen doden of gewonden waren gevallen, en dat de Maagd gevangen was genomen. Maar naar dat alle het nieuws verspreid was, was er een grote vraag: Van wie was Jeanne de gevangene? Er waren vijf mogelijke antwoorden:

1. Nummer een, degene die haar zelf van het paard trok, en gevangen nam. Dit was een boogschutter die in dienst was van de Bastaard van Wendomme.
2. De Bastaard van Wendomme, nummer twee, hij was zelf in dienst van Jean de Luxembourg.
3. Ook Jean de Luxembourg was weer aan anderen ondergeschikt, namelijk hertog van Bourgondië, maar eigenlijk kan Jean de Luxembourg Jeanne niet tot zijn eigendom benoemen omdat hij in de Engelse archieven als John Jussingburgh stond ingeschreven.
4. Luxembourg’s recht op Jeanne was weer ondergeschikt aan de koning van Engeland. Hij had ook recht op de franse gevangene, Jeanne viel daar dus ook onder.
5. Alsof dit alles nog niet genoeg was, kon ook de bisschop van Beauvais de Maagd voor zich opeisen, omdat Jeanne in zijn bisdom gevangen genomen was.

De boogschutter en de Bastaard van Wendomme werden al gauw uitgeschakeld en betaald. De Luxembourg, de hertog van Bourgondië, de koning van Engeland en de Kerk bleven over. Jean de Luxembourg konden ze makkelijk afkopen. Hoe machtig en hoe rijk de hertog van Bourgondië ook was, hij moest haar uit leveren als de koning van Engeland dat eiste. Karel VII had Jeanne kunnen redden van de ondergang. Door losgeld te betalen, dat was gebruikelijk. Maar Karel deed helemaal niets. Hij liet zijn trouwste vriendin aan haar lot over.

Jeanne was gewend overwinningen te voeren, maar ze zat nu tussen vier muren. In het begin werd ze niet echt slecht behandeld. Het was toegestaan om d’Aulon in haar dienst te houden. Jeanne werd overgebracht van het kasteel Beaulieu overgebracht naar het kasteel van Jean de Luxembourg te Beaurevoir, niet ver van Saint-Quentin. Daar zou zij veiliger zijn opgesloten, ze werd toevertrouwd aan drie vrouwen. De drie hooggeplaatste vrouwen deden alles wat zij konden voor Jeanne. Maar ze waren teleurgesteld toen Jeanne weigerde haar mannenkleding uit te doen. Het was haar niet ontgaan dat ze haar aan de Engelsen wilde verkopen. Ze verklaarder later, dat zij geen zelfmoord wilde plegen maar toch wel weg wilde komen. Het was haar grootste vrees om in de handen van de Engelsen te komen. Ze wilde weg uit het kasteel, maar haar stemmen gaven haar geen toestemming. Ten slotte nam zij zelf haar lot in handen, beval haar ziel aan God, en ze sprong van de 20 meter hoge kasteeltoren naar beneden. De bewakers vonden haar bewusteloos op de grond. Ze kon twee of drie dagen niet eten, ze had een lichte hersenschudding, maar niets gebroken.

Buiten de muren van Beaurevoir hadden de gebeurtenissen zich ook steeds verder ontwikkeld. Jeanne zou aan de Kerkelijke macht uitgeleverd worden. De Vicaris-generaal schreef drie dagen naar haar gevangenneming aan de hertog van Bourgondië, waarin hij haar uitlevering verzocht. In Juli komt er een nieuwe bisschop die de leiding overnam. De bisschop, Pierre Cauchon wilde Jeanne niet uit zijn greep laten ontsnappen. Hij koos de Engelsen zijden. Hij stond hoog in aanzien bij de paus Matinus V. Maar in 1429 werden zijn Engelsen vrienden uit Beauvais verdreven, en verloor hij zijn bisschopzetel. Hij begon zich te ergeren aan zijn aangedane onrecht en de successen van de Maagd. Hij voelde zich verdreven door een heks! Bedford gaf hem nu de rechtszaak in handen, wat waarschijnlijk zeer welkom was. Jeanne viel onder zijn geestelijke rechtspraak. Zij kon aan hem uitgeleverd worden. In November bracht men haar van Beaurevoir naar Arras. Van Arras werd zij in etappes naar Rouen gevoerd, in december 1430 kwam zij daar aan.

Zij wist hoe het was om gevangen te zitten voor zeven maanden, maar niet op die manier zoals het nu werd. Geestelijk en lichamelijk leed zij nu als nooit tevoren. De troost en de hulp van de kerk werd haar ontnomen. Jeanne werd in een gewone cel gezet en in de boeien geslagen. Dag en nacht werd Jeanne bewaakt door Engelsen soldaten, die haar altijd probeerden te kwetsen. De mannen hadden meerdere malen haar proberen aan te randen. Niemand mocht haar zomaar spreken, er moest toestemming worden gevraagd. De Engelsen waren erg bang dat Jeanne zou ontsnappen.

Verschillende bezoekers kwamen bij Jeanne langs. Vele burgers waren erg nieuwsgierig naar haar, en wilde de heks wel eens zien. Er was de vraag of Jeanne nog wel maagd zou zijn. Want door al dat paardrijden zou ze misschien lichamelijk letsel op hebben kunnen lopen. En zo kwamen er snel allerlei praatjes over Jeanne in de stad.

Het proces: Jeannes verhoor

Karel VII, La Tremoïlle en aartsbisschop stonden officieel aan Jeannes zijde. Daar tegenover stonden als eerst Cauchon, de bisschop van Beauvais, de mede-rechter Jean Lemaistre, Vicaris te Rouen. Jeanne werd beschuldigd van ketterij, godslastering, afgoderij en toovernarij. Voor een middeleeuwse man van de kerk kon niets zo afschuwelijk en gevaarlijk zijn als ketterij en een heks. Ze had weinig kans om voor al deze dingen de brandstapel te ontkomen. Ze zou wel hele goede antwoorden moeten geven om door de rechtbank te worden overgeleverd aan de beul. Als Jeanne toe zou geven wat ze gedaan zou hebben, dan had ze een lichtere straf gekregen, een aantal jaren of levenslang gevangenisstraf. De kerk was er principieel op tegen om bloed te vergieten. Couchon probeerde een aantal malen om Jeanne te verzoenen met de kerk. Hij had haar al veel eerder kunnen voordelen dan hij deed. De Engelsen waren zeer machtig in Rouen. Couchon nam er een maand voor, van 18 April tot 24 Mei, om haar nu en dan een kans aan te bieden.

De voorbereiding van het proces hadden bijna zes weken in beslag genomen. Van 9 Januari tot 20 Februari 1431, in die tijd waren tien zittingen gehouden. Woendag 21 Februari, leidde Jean Massieu Jeannne voor de rechtbank. Ze was daar zonder vriend of raadsman. De rechters merkte als snel dat het meisje geen angst had. Als ze haar vragen of ze de waarheid zal spreken, antwoord ze: zij weet niet wat voor vragen ze haar gaan stellen, misschien vraagt u mij iets was ik niet wil zeggen. Ze wilde niets vertellen over de openbaringen. Het systeem van ondervragen, was het van de hak op de tak springen, om te kijken of Jeanne niet met zichzelf in tegenspraak kwam. Het zal voor Jeanne erg moeilijk geweest zijn om de draad van de ondervragingen te vinden. Er kwamen vaak dezelfde onderwerpen aan de orde, de mannenkleding die zij droeg en de stemmen. Bij elk punt was er wel een verband met de stemmen. Alles wat zij gedaan had, was door de stemmen gewild, God had de stemmen naar haar toegezonden. Ze had niet alleen de stemmen gehoord maar ook de heilgen gezien, met ze gesproken ze aangeraakt, ze geroken en ze omarmd. Jeanne liet niet los wat de stemmen precies gezegd hadden, en wat hun persoonlijkheid was. Hier zijn een vragen uit verschillende ondervragingen onder elkaar gezet,

V Wanneer hoorde gij het laatst de stem tot u spreken?
A Ik hoorde haar gisteren en heden.
V Op welk uur hoorde gij ze gisteren?
A Driemaal hoorde ik ze: eens in den morgen, eens met de vesper, en ten derden male in den avond met het Ave Maria. Vaak hoor ik ze veelvuldiger dan ik zeg.
V Wat deed ge gisterenochtend toen ge ze hoorde?
A Ik sliep, en de stem week mij.
V Wekte zij u door u den arm aan te raken? ( Een vreemde vraag, hoe kan een stem dat doen? Het was misschien een strikvraag om haar lichamelijk contact toe te geven)
A Zij wekte mij zonder mij aan te raken.
V Was de stem in het vertrek?
A Dat weet ik niet ze was in het kasteel.
V Dankte ge haar niet, en knielde ge er niet voor?
A Ik dankte haar, maar zat in bed overeind. Ik voegde mijn handen samen en bad voor haar.
V Zei de stem niet iets bepaalds tot u , voordat u ge uw gebed tot haar richtte?
A Ja, maar ik verstond niet alles.
V Heeft de stem u verboden volledig te beantwoorden wat u gevraagd kan worden?
A Daarop wil ik geen antwoord geven.
V Heeft de stem verboden om over de openbaringen te spreken?
A Ik heb geen aanwijzingen ontvangen. Geef mijn vijftien dagen, dan zal ik antwoord geven.

Door vast te houden aan de realiteit van haar verschijningen had Jeanne zich in grootgevaar gebracht. Er waren nog andere hoofdpunten van de vele vragen die de rechters aan haar stelden. Waarom ze mannenkleding droeg, en of zij zich aan de kerk onderwierp. Waarom aan de kleren zoveel waarde werd gehecht, valt voor ons moeilijk te begrijpen. Maar aan het einde van het onderzoek wordt dat duidelijker. Het was veel veiliger voor haar als vrouw tussen de soldaten om mannenkleren te dragen. Ze vond de kleding zeer onbelangrijk, maar niemand deelde dit standpunt met haar.

Vreemd genoeg werd de vraag, of ze zich aan de kerk onderwierp of niet pas gesteld toen de vragen al bijna vier weken aan de gang waren. Met iemand die antwoorden af als Jeanne wisten zij niet anders te doen, dan het lichaam te vernietigen.

V Wilt ge u in al uw woorden en daden, goed of slecht, aan het oordeel van onze Moeder, de Heilige Kerk onderwerpen?
A Ik heb de Kerk lief, en zal haar met alle kracht, die voor het Christelijke geloof in mij is, hooghouden. Ik moest niet verhinderd worden ter kerk te gaan of de mis te hooren!
Met herhaalde de vraag, maar zij beef erbij:
A Ik vertrouw op God die mij uitgezonden heeft, Onze Lieve Vrouw, en al de heiligen in het Paradijs. Ik zie God en de kerk als een, en gij moest daar geen moeilijkheden over maken. Waarom doet ge dat?
V Beschouwt ge Uzelf niet verplicht, den paus, den Stedehouder Gods, de volle waarheid op alles te antwoorden, dat u gevraagd kan worden inzake het geloof of uw geweten?
A Breng mij voor hem, en ik zal alles beantwoorden wat ik moet beantwoorden.

Ten slotte begon men haar te bedreigen, ze zouden haar verbranden, als zij bij haar ketterij bleef. Ze zij dat ze hierover niets meer wilde zeggen. Al zou het vuur voor haar gereed staan, ze zou alles herhalen wat ze gezegd had, ze zou niets ander kunnen. Voor het laatst vroegen ze haar, of zij beslissingen van de kerk op aarde wilden aanvaarden. Zij wilde de kerk gehoorzamen, als die niet het onmogelijke vergt. Voor niets ter wereld wilden zij een verklaring afleggen over de openbaringen.

Het proces: het vonnis

27 maart is aangebroken, en de rechters verzamelen zich weer in de grote zaal om te bespreken. Ze moet opnieuw de eed afleggen, ze mocht uit de aanwezigen een of meer personen als raadslieden kiezen. Maar ze wilden geen raadslieden, en ze zweerden de waarheid te spreken. En de andere dag werden de 70 artikelen aan Jeanne voorgelezen. De 70 artikelen werden terug gebracht naar 12 artikelen, die als basis van het vonnis zou dienen. OP 12 April had Cauchon het rapport in handen, op iedere bladzijden stond wel het woord ketterij. Ze gingen weer naar Jeannes cel om te vragen of ze geen raadsman wilde, maar dit aanbod weigerde ze. Ze hadden haar ruim twee weken niet gezien. Jeanne was ernstig ziek, zelfs zo ernstig dat ze dacht dat ze zou sterven.

Maar ze sterfte niet, er gingen weer 2 weken voorbij. De volgende zitting werd op 2 mei gehouden in de chambe de parement. Er was 56 man in de rechtbank. Cauchon hield eerst een korte toespraak. Toen liet men Jeanne halen. En werden weer vele vragen gesteld op de al eerder behandelde onderwerpen.

De theologische faculteit van de universiteit Parijs gaf over de twaalf artikelen een mening.

1. De verschijningen van Jeanne leugenachtige en des duivels waren, men meede dat Belial, Satan, en Behemoth zich als heiligen Michaël, Catharina en Margaretha hadden voor gedaan.
2. Het teeken des hemels, aan den koning gegeven aanmatigend was en een aanslag betekende op de waardigheid der engelen.
3. Het gelooven in de bezoeken van de heiligen Michaël, Catharine en Margaretha in strijd was met de waarheid des geloofs, enz
4. Jeannes voorspellingen bijgeloof en wichelarij beteekenden.
5. Het dragen van mannenkleren op Gods bevel godslasterlijk was, de goddelijke wetten overtrad, enz
6. Jeannes brieven haar als verradelijk, wreed en begeerig om bloed te vergieten, strevend naar de macht en godslasterlijk toonden, enz
7. Jeannes vertrek naar Chinon kinder-ontrouw, overtreding van het gebod, zijn ouders te gehoorzamen inhield, enz
8. Het springen van de toren te Beaurevoir strijdig was met het verbod van zelfmoord enz
9. Het vertrouwen in haar heil leugenachtig en onverdraaglijk aanmatigend was.
10. Haar zeggen dat de heiligen Catharina en Margaretha geen engels spraken lasterlijk jegens die heiligen was.
11. De eerbewijzen aan haar heiligen betoond afgoderij waren en zij demonen aangeropen had.
12. De weigering zich aan de kerk te onderwerpen schismatiek, afvallig, en de autoriteit der kerk aantastend was.

Je zou denken dat er nu niet veel anders te doen viel dan het vonnis uitspreken. Maar toch probeerde ze tot het allerlaatste om haar weer bij de kerk te voeren. Cauchon en nog een aantal andere personen kwamen in het kasteel bijeen. Artikel twaalf werd aan Jeanne uitgelegd. Jeanne zei dat zij niets anders kon zeggen dan ze al gedaan had.

Die dag leest Cauchon het vonnis voor: Om al de 12 redenen, excommuniceren wij u als kettersche, en verklaren wij, dat gij zult worden overgeven aan het wereldlijk gezag, en als een handlangster van Satan van de Kerk zult worden afgesneden.

Jeanne was overmand door de woorden des doods. Van als haar voet-bij-stuk houden bleef niet meer over. De spanning van de volksmenigte barste los, er werd geschreeuwd en met stenen gegooid. Jeanne moest het document ondertekenen. Aan het einde van Cauchons toespraak veroordeelde hij Jeanne tot levenslange gevangenisstraf.

Op pinkstermaandag 28 Mei kwam Cauchon samen met Courcelles en Boisguillaume naar de gevangenis. In de laatste officiële tekst was op bevel van Cauchon een vervalsing aangebracht. Cauchon vond Jeanne weer in mannenkleren in de gevangenis. Hij vroeg haar of ze de stemmen van de heiligen nog har vernomen. En wat ze haar vertelden. Jeanne zei wat de stemmen vertelden:

Zij zeiden mij, dat God mij door hun bemiddeling van Zijn smart boodschapte, die Hij gehad had door het verraad, waarin ik toestemde, door af te zweren en te herroepen en dat mijn het leven redde, en dat ik met het redden van mijn lichaam mijn ziel verdoemde. Voor dien donderdag hadden zij mij gezegd was ik doen moest, en wat ik op dien dag moest doen. Zij zeiden mij, dat ik op de tribune dien prediker vrijmoedig antwoorden moest, hij was een valse prediker, hij zei dat ik verschillende dingen gedaan had die ik niet gedaan heb. Indien ik zou zeggen dat God mij niet gezonden had, zou ik mezelf verdoemen, want dat God mij zond is de volle waarheid. Sindsdien hebben mijn stemmen mij gezegd, dat ik groot ongelijk had te doen wat ik deed en ik moet bekennen dat ik daar verkeerd aan deed. Vrees voor het vuur bracht mij er toe te zeggen wat ik toen zei.

Zij zeiden mij, dat God mij door hun bemiddeling van Zijn smart boodschapte.

Toen Boisguillaume dit hoorde, schreef hij des doods op.

Het einde

Op woensdag ochtend 30 mei werd Jeanne officieel opgeroepen om te verschijnen op de marktplein in Rouen. Ladvenu deelde Jeanne mee hoe zij ter dood zou worden gebracht. Een bende Engelsen soldaten stonden op haar te wachten. Zij hadden zwaarden, bijlen en stokkenn bij zich, zodat niemand tegen Jeanne durfde te praten. Massieu en Ladvenu bleven dicht bij haar, zij konden hun tranen niet bedwingen. Toen ze op de markt kwamen, stond het bom vol van de mensen, wel tienduizend mensen. Er waren drie tribunes, een voor de rechters, een voor de priesters en een waarop een paal stond waar hout onder lag. Daarvoor was een plank aangebracht waarop stond: Jehanne die haarzelf la Pucelle noemde,leugenaarster, verderfelijk, bedriegster van het volk, tovenares, bijgelovig, godslasteraarster, aanmatigend, ongelovig in Jezus Christus, pralerig, in afgoden gelovend, wreed losbandig, aanroepster van duivelen, afvallige, schismatiek en ketterij.

Eerst werd zij voor de priesters geleid, en liet haar op het podium, zodat iedereen haar goed kon zien. Nicolas Midi zei: Jeanne, ga in vrede, de Kerk kan u niet langer beschermen, en levert u aan de wereldlijke macht over. Toen knielde Jeanne en bad luidt tot God en vroeg aan de mensen of ze voor haar wilde bidden, ze vergaf ze alle leed dat zij haar hadden aangedaan. Dit ging een half uur door, en vele mensen moesten huilen. Manchon liep weg want hij kon het niet verdragen. Massieu bleef en overhandigde Jeanne een kruisje, ze kuste het en stak het in haar kleren. En het vonnis werd voorgelezen.

De Engelsen werden ongeduldig en begonnen te roepen. Engelsen grepen haar vast en duwde haar op het schavot waar de brandstapel en de takkenbossen wachtten. Een grote papieren muts werd op haar hoofdgezet. Met de woorden: ketterse, werder tot zonde vervallen, afvallige, afgoden-aanbidster. Massieu, Ladvenu, en de la Pierre bleven bij haar staan. Massieu hield het kruisbeeld voor haar vast. Ze werd aan de paal gebonden, en sommige Engelsen moesten lachen toen Jeanne de heiligen riep. Toen de vlammen omhoog sloegen, riep zij luid een maar keer Jezus, en haar hoofd zakt voorover. Dat waren de laatste woorden dat men van haar vernam.

Jeanne als heilige?

Richemont nam de leiding van Karel VII over en ging verder met oorlog voeren. Het duurde niet lang voordat de toestand veranderde. In 1449 werd Rouen heroverd, in het jaar daarop behaalde Richemont met drie duizend man een geweldige overwinning op zes duizend Engelsen. Nu vielen de grote steden Honfleur Caen, Falaise, Cherbourg van Normandië. De beslissing viel bij Castillon in Périgord in de zomer van 1452, toen werden zes duizend Engelsen vernietigd. Daarmee was de honderdjarige oorlog zo goed als beslist en Frankrijk was van de Engelsen bevrijd.

Dat was achttien jaar nadat Jeanne verbrand was. Het volk en de koning waren haar niet vergeten, haar naam leefde voort. De koning wilde de waarheid van het proces van Jeanne weten. Een bekend theoloog, Guillaume Bouillé die tevens de raadgever van de koning was deed hier onderzoek na. Hij begon zeven getuigen te verhoren namelijk Jean Toutmouillé, Ysembart de la Pierre en Martin Ladvenu, zij hadden Jeanne in haar laaste uren bijgestaan, verder Guillaume Duval, een van de rechters, Manchon en Massieu en tenslotte de leider van het verhoor, Jean Beaupère. Bouillé stelde vast dat het proces ongeldig beschouwd moest worden. Het was een schande voor de koning van Frankrijk, dat hij had samengewerkt met een vrouw die als heks veroordeeld was. Toen de kardinaal d’Estouteville naar Frankrijk kwam, gaf de koning hem de opdracht om het vonnis van Jeanne te herzien. Maar de kardinaal was er eigenlijk voor om Frankrijk en Engeland met elkaar te verzoenen. Daarom kwamen de koning en zijn raadgevers op het idee om de familie van Jeanne in te schakelen. Jeanne’s moeder, die nu een bejaarde weduwe was, pakte de zaak aan.

Het proces werd op 7 November 1455 in de Notre-Dame in Parijs op nieuw begonnen. De voorzitters waren de aartsbisschop van Reims en de bisschop van Parijs. Jeanne’s moeder deed zo formeel mogelijk het voorstel om de zaak opnieuw te onderzoeken. De aangeklaagden en hun advocaten kwamen niet opdagen. Er werden vier uitgebreide onderzoeken gedaan in Domremy, in Rouen, in Orléans en in Parijs. Er werden ongeveer honderdvijftig mensen verhoord.

- Het proces in Rouen was onwettig. De vraag over de verschijningen en openbaringen kan alleen door door Paus beoordeeld worden. Er was geen beroep gedaan op de Paus. Jeanne was minderjarig en had geen advocaat of raadgever. Het stuk dat Jeanne had moeten tekenen, was niet hetzelfde als dat wast aan het gerecht was gegeven.
- De rechters waren niet zakelijk. Jeanne was ruw behandeld, er werden vele strikvragen gesteld.
- Door de nieuwe verklaringen werd bewezen dat Jeanne goed geleefd had, dat ze nooit tegen de kerk gehandeld had. En dat de mannenkleren noodzakelijk waren.

De laatste zitting van het proces vond plaats in Rouen. Op 7 Juli werd het vonnis bekend gemaakt. Er waren vele priesters aanwezig, Jeanne’s broer vertegenwoordigden de familie. De aartsbisschop van Reims las het vonnis voor. Op de plaats waar Jeanne verbrand was, werd een verzoeningskruis opgericht. In het hele land werd het nieuwe vonnis gevierd, vooral in Orléans.

In 1869 had de bisschop van Orléans een plan om ter ere van de jaarlijkse herdenking van Jeanne d’Arc de bisschoppen uit te nodigen van alle steden waar Jeanne tijdens haar tocht naar Reims en later tot haar gevangennemeing was doorgetrokken. De aanwezige bisschoppen schreven naar paus Pius IX dit:

Niet alleen Orléans en Frankijk, maar de gehele wereld buigt eerbiedig het hoofd voor de daden die God door middel van Jeanne d’Arc volbracht, voor de vroomheid en overgave van deze jonge maagd, voor haar reinheid en de onbuigzame zelfverloochening waarmee zij steeds Gods wil vervulde, alsook voor de heiligheid waarmee haar leven gekroond was, niet alleen in Domremy, waar zij als bescheiden boerenmeisje het vee van haar vader hoedde, en op het slagveld, waar zij de bekwaamheid en de moed van een groot legeraanvoerder toonde, maar ook op de brandstapel, waar zij haar onwankelbare overgave aan het christelijke geloof en de apostolische stoel bewees. De pausen van Rome hebben zich het lot van deze bewonderenswaardige heldin reeds ten zeerste aangetrokken en hebben haar onderscheiden, algemeen heerst nu de wens, dat Uwe heiligheid nu haar aandenken moogt eren en in het juiste licht plaatsen. Dat zou een waardige hulde betekenen voor Jeanne, die door de bevrijding van haar land bovendien Frankrijk nog voor ketterij bewaarde, hetgeen later een groot gevaar zou zijn geworden. Dat zou verder een onderscheiding betekenen voor het Franse volk, dat zoveel voor de godsdienst en de troon van de heilige Petrus gedaan en zich de naam ‘Strijder voor God’ waardig gemaakt heeft.

In Rome begonnen ze zich met Jeanne bezig te houden. In het jaar 1894 werd de zaak van de eerbiedwaardige dienares Gods Jeanne d’Arc ter hand genomen. De zaligverklaring werd uitgesproken door paus Pius X, de heiligverklaring volgde op 9 Mei 1920 door paus Benedictus XV. Daarmee was Jeanne de heilige van Frankrijk geworden. Haar afbeelding is het meest te zien in de franse kerken. Er zijn vele gedenkplaten en monumenten geplaatst in Frankrijk die je aan Jeanne’s tocht herinneren.

Geen opmerkingen: