Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

maandag 10 maart 2008

Scriptie Geschiedenis De jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog

Inleiding

De keuze van mijn scriptie is gevallen op het onderwerp: de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het onderwerp is zeer veel omvattend.
Ik heb in mijn scriptie de oorzaken, de uitvoering en de gevolgen van de Jodenvervolging in Nederland willen aangeven.
Mijn scriptie begint met de Jodenvervolgingen in de Middeleeuwen, waarom vonden deze plaats etc. Vervolgens ga ik in op de economische en politieke situatie in Duitsland in het interbellum. Wat hebben deze te maken met de opkomst van de NSDAP en Hitler ? Ik ga in op de standpunten van de NSDAP en de geschiedenis van de partij. Dan ga ik belangrijke mensen van het Derde Rijk beschrijven, de oprichting van partijorganisaties en de machtsovername van de NSDAP.
Dan zal ik het begin van de Tweede Wereldoorlog, zowel voor Europa als voor Nederland specifiek. Ik kom dan op de Jodenvervolgingen in Nederland. Hoe zijn de eerste oorlogsmaanden voor de Joden verlopen ? Wat waren de eerste anti-joodse maatregelen ? Hoe heeft het Nederlandse volk gereageerd op de Jodenvervolging ?
Ik beschrijf vervolgens een groot deel van de verboden voor Joden. En kom vervolgens terecht bij de echte deportaties van Joden. Wanneer hebben de Duitsers besloten om de Joden te vermoorden ? Ik beschrijf hoe deze in Nederland zijn uitgevoerd, welke kampen in Nederland waren en hoe de deportaties verliepen en waarnaar toe ? Tot slot zal ik de balans opmaken.

Mijn probleemstelling luidt:
Hoe zijn de Jodenvervolgingen in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog in zijn werk gegaan ? Door wie zijn ze uitgevoerd en waarom ?

H 1: Jodenvervolging door de eeuwen heen

§ 1: Jodenvervolging van voor en tijdens de Middeleeuwen

De joden kregen tijdens het Romeins bestuur, vreemdeling zijnde, verschillende privileges en verspreidden zich dan ook van Babylonië (Saudiarabië, Irak, Jordanië, Syrië) tot aan West-Europa. De joden kregen het echter zwaar nadat het christendom tot staatsgodsdienst werd verheven.
De gehele Middeleeuwen staan in het teken van het beschamende treffen tussen de christenen en de joden. Vooral tijdens kruistochten waren joden het middelpunt van vervolging. De joden werden beschuldigd van rituele slachtingen, heiligschennis etcetera. Dit leidde tot massamoorden, verplichte doop, verdrijving uit verschillende landen. Tijdens de vervolgingen hadden zij alleen maar medelijden met de 'onwetende' christenen. Zij zagen die vervolgingen als een continu klaar staan van God.
De christenen dachten dat er pas sprake van totale wereldverlossing was, als de joden zich zouden bekeren tot het christendom.
Niet alleen de christenen waren anti-joods, ook de islam was tegen het jodendom. Joden werden verplicht om zich zó te kleden dat ze herkenbaar waren als jood. Ze moesten wonen in bepaalde wijken, waar ze geen rechten hadden en geen beroep konden uitoefenen.
Sinds de Middeleeuwen werden mensen van joodse afkomst stelselmatig vervolgd. Deze vervolgingen vonden in Europa plaats onder aanvoering van de christenen. Buiten Europa werden de joden vooral vervolgd door Arabieren.
De oorzaken van de vervolging liggen voornamelijk binnen het geloofsgebied.
De christenen gaven de joden de schuld van de kruisiging en de dood van Jezus. Vooral de hoge geestelijken herinnerden de gewone bevolking hieraan, zodat de joden dikwijls het mikpunt waren van diverse treiterijen. Waarom waren de hoge geestelijken dan tegen de joden? Dat heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de joden zo invloedrijk waren en dus een mogelijk gevaar vormden voor de hoge geestelijken. Bovendien, als de joodse bezittingen waren afgepakt door het volk, kwamen deze bijna altijd weer terecht bij de kerkelijke leiders.
Het had dus zowel een politiek als een economisch voordeel om tegen de joden te zijn.
Joden hebben hele andere gewoonten en gebruiken dan de bewoners in Europa. Men was toen niet zo tolerant ten opzichte van vreemdelingen ( nu wel? ) en men vermaakte zich toen met volkspesterijen. Het was ideaal voor de oorspronkelijke bewoners, dat de joden ( mede door hun handelsgeest ) verspreid woonden en zich niet in grote groepen in dorpen en steden vestigden. Zo hoefden de belagers tenminste niet bang te zijn voor represailles van een grote groep. Vanaf de Middeleeuwen boden joden anderen geldleningen aan tegen hoge renten, terwijl het christenen verboden was om een lening te verstrekken. Met die leningen verdienden de joden heel veel geld en konden zo een luxueus leven leiden. Hiermee maakten ze zich niet geliefd bij de christenen en waren daarom ook vaak middelpunt van spot.

§ 2: Na de middeleeuwen
Nu de felle vervolgingen afnamen, begonnen de joden na te denken over hun toekomst. Drie belangrijke aspecten van hun overwegingen waren:
a. Het krijgen van gelijke burgerrechten ( vooral bedoeld voor Europa ). De echte emancipatie begon kort na de Amerikaanse revolutie. Door die revolutie ontstonden ook onder joden ideeën over vrijheid en gelijkheid. Het streven naar gelijke burgerrechten werd vooral bespoedigd door G.Lessing: een Duitser die kritisch nadacht over het christendom en bepaalde vooroordelen ten opzichte van bepaalde groepen mensen wilde laten verdwijnen.
Door die kritische denkwijze heeft hij ertoe bijgedragen dat joden burgerrechten kregen.
b. Het vormen van een joods volk met een sterk geloofsleven, waarbij strenge leefregels zouden moeten worden gehanteerd. De joden begonnen zich inderdaad te organiseren en woonden in grote aantallen bij elkaar ( soms verplicht in getto's, maar vaak ook vrijwillig ). Het had als voordeel dat ze beter bestand waren tegen pesterijen. De concentratie van joden kende echter ook weer een nadeel: als zich een grote groep mensen tegen de joden keerden, waren zij makkelijk te pakken.

c. De gedachten aan een sterk eigen centrum waar de joden vrij zouden zijn om te doen wat ze willen ( pre-zionisme ).Die gedachten werden echter ruw verstoord toen in Rusland de eerste pogroms plaatsvonden: de joden daar werden bijna verplicht om zo snel mogelijk te vertrekken in de richting van de Verenigde Staten. Hierdoor werd het moeilijker om één eigen centrum te realiseren.

Tussen de joden onderling heersten ook strubbelingen. Orthodoxe joden konden niet goed opschieten met joden die minder streng de regels van de Tora naleefden ( de linkse joden ). Dit zorgde ervoor dat er niet echt een eenheid ontstond.
Dat het toekennen van burgerrechten niet betekende dat de joden verlost waren van vervolgingen, schreef ik reeds(zie boven). In Rusland ontstond immers vanaf 1821 een hele golf van pogroms ( het met zeer geweld kapot maken van joodse gemeenschappen ). De Russische regering deed hier aan mee. Vele joden trokken hieruit hun conclusies en emigreerden naar de vrije Verenigde Staten alwaar zij hoopten een rustig bestaan te kunnen leiden.
Vanaf 1870 werd er een nieuw anti-joods begrip ingevoerd: antisemitisme
( vijandige houding ten opzichte van joden op grond van vooroordelen ). Deze term werd geïntroduceerd in Duitsland door W.Marr en W.Scherer.
Dit alles geeft aan dat de joden nog steeds niet gevrijwaard bleven van vervolgingen en volkspesterijen. Terwijl de grootste vervolging nog moest beginnen.

H 2: Duitsland op weg naar crisis

In augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Tijdens deze oorlog vocht Duitsland met Oostenrijk-Hongarije ( Triple Alliantie ) tegen Frankrijk, Engeland en Rusland (Triple Entente). In 1918 werd er door de Triple Alliantie gecapituleerd. Dit leidde er toe dat zij opgezadeld werd met torenhoge schulden. Echter, alleen Duitsland werd verplicht de schulden te voldoen. In het verdrag waarin dit alles werd geregeld ( Vrede van Versailles ) kwamen nog meer punten te staan waar Duitsland zich aan moest houden:
a. Duitsland werd verplicht grond af te staan aan Frankrijk en België, terwijl aan de oostgrens met Polen een strook grond als corridor werd aangewezen.
b. Duitsland moest herstelbetalingen doen: meer dan honderd miljard mark.
c. Het Duitse leger moest de komende jaren tot het minimum beperkt blijven om te voorkomen dat er weer een oorlog zou worden begonnen.

De Duitsers waren zeer ontstemd over het 'Diktat von Versailles' zoals het verdrag ook wel genoemd werd: de Duitsers hadden geen enkele invloed op de verdragsvoorwaarden. Ze voelden zich zwaar gestraft. Bovendien als enige.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland van een keizerrijk een republiek: de Weimar-republiek ( de regering koos de plaats Weimar als regeringsplaats, omdat in de vroegere hoofdstad Berlijn opstanden uitbraken). De minister-president werd Friedrich Ebert. De republiek werd bestuurd door een coalitie van socialisten, katholieken en de liberalen. Tijdens de eerste jaren van de nieuwe republiek was er veel chaos: zowel op politiek als op economisch gebied. Een deel van het volk gaf de regering de schuld van het verliezen van de Eerste Wereldoorlog. De Duitse soldaten zouden verraden zijn door hun toenmalige socialistische regering ( de dolkstootlegende ). Door de slechte economie vonden er veel opstandjes plaats; Met als de bekendste de Spartakusopstand.

De Duitsers kwamen met een gigantische schuld te zitten. De ellende werd nog groter toen Frankrijk in 1923 het Ruhrgebied bezette. Frankrijk deed dat omdat ze vonden dat de herstelbetalingen te langzaam verliepen. Dit alles leidde tot een economisch nog heikelere situatie. De Duitse munt werd steeds minder waard en dit leidde tot een gigantische inflatie.
Om de democratie in Duitsland te bewaren, besloot de V.S. steun te geven aan de Weimar-republiek. De V.S. vreesde dat, als de Weimar-republiek geen steun zou krijgen, het communistisch zou worden. De V.S. leende Amerikaanse dollars aan de Weimar-republiek , zodat zij Amerikaanse produkten konden kopen
( 2e voordeel voor V.S. ). De Weimar-republiek was het meest democratische land in Europa. De grondwet kende alleen één slechte regel: de Rijkskanzelier kon, als de meerderheid in de Rijksdag daarmee accoord ging, het parlement buiten spel zetten en zelf wetten afkondigen ( artikel 46 ).
Het grote nadeel van de Amerikaanse hulp, was dat de Weimar-republiek afhankelijk werd van de conjunctuur in de V.S. Toen in 1929 de Amerikaanse economie door verschillende redenen onderuit ging, had dit grote invloed op het economische leven
in de Weimar-republiek.
Hiervan werd het Duitse volk het slachtoffer: gewone levensartikelen werden onbetaalbaar en al het spaargeld werd waardeloos.
De economische crisis bereikte begin jaren dertig een hoogtepunt: onder invloed van de wereldcrisis waren er 6 miljoen Duitsers werkeloos en het levensonderhoud was niet meer te betalen. Doordat het volk maar zo weinig te besteden had, gingen er veel bedrijven en industrieën op de fles en werden er nog meer mensen werkeloos. De Duitse regering had geen enkel passend antwoord op de economische en politieke problemen.

H 3: De Nationaal - Socialistische Arbeiders Partij

§ 1: Beginselen van het Nationaal-socialisme in Duitsland

De voorloper van de NSDAP ( Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij ) was de DAP ( Duitse Arbeiders Partij ). De DAP werd in januari 1919 opgericht door enkele, door de Eerste Wereldoorlog, teleurgestelde nationalisten. Enkele leidende figuren waren A. Drexler en K. Harrer. In 1920 werd het eerste partijprogramma openbaar gemaakt. Na enige tijd trad Adolf Hitler toe tot de DAP en werd door zijn dominerende gedrag al snel voorzitter . In 1921 veranderde hij de naam in NSDAP. De extra 'N' om meer gefrustreerde nationalisten aan te trekken en de 'S' om gewone arbeiders die gecharmeerd waren van het socialisme aan te trekken.
Het Nationaal-socialisme bestaat uit een combinatie van verschillende stromingen: deels conservatief, voor het grootste gedeelte nationalistisch. Het socialisme verenigde men met het nationalisme: er kwam een staatsinvloed op het economische en maatschappelijke leven.
Ondernemers konden gewoon doorgaan met hun economische activiteiten, zij moesten echter handelen naar staatsbesluit ( in het belang van een komende oorlog).
Het bestrijden van het nationaal en het internationaal communisme, liberalisme en parlementaire democratieën stond hoog op de agenda: men hoopte zo snel mogelijk verlost te zijn van deze grote tegenstanders van het Nationaal-socialisme en hielp daarbij graag een handje ( in Duitsland werden communisten en andere "staatsvijanden" stelselmatig vervolgd ).
Het Nationaal-socialisme bestond dus voornamelijk uit anti-ideologieën: tegen de burgerlijke samenleving, tegen alle niet-revolutionaire groeperingen.
Het agressieve karakter van de NSDAP heeft vooral z'n bestaan te danken aan de Eerste Wereldoorlog. Soldaten en ondernemers die , zowel psychisch als economisch, zwaar getroffen waren door die oorlog hadden een sterke antipathie gekregen tegen de socialistische regering. Die was er volgens de Nationaal- socialisten de oorzaak van dat de Eerste Wereldoorlog verloren ging. Ook waren zij kwaad op het internationale akkoord dat getekend was tijdens de Vrede van Versailles: de inhoud was in hun ogen onrechtvaardig en teveel eisend.
Het belangrijkste uitgangspunt van het Nationaal-socialisme was het onderscheid maken tussen de verschillende rassen. Het oorspronkelijke idee kwam van H.S. Chamberlain en De Gobineau die in de 19e eeuw een rassentheorie presenteerden. Een volk werd gezien als een band tussen mensen en een land.
Tussen de volkeren werd een onderscheid gemaakt tussen betere mensen (Übermenschen ) en slechtere mensen ( Untermenschen ). Deze Untermenschen waren de laagste van alle volken. Dit onderscheid was dus niet gebaseerd op het gedrag van individuen, maar op het gedrag van een hele groep.
Dit versimpelde idee van Darwins 'Survival of the fittest' moest volgens de NSDAP wel leiden tot een strijd tussen de Übermenschen en de Untermenschen. De Duitsers zagen zichzelf als voorbeeld van de Übermenschen ( met als hoogste ideaal blauwe ogen en blond haar: Arische ras, het hoogste ras dat bestond ) en de joden als de Untermenschen .
Dat de joden als het laagste ras werden aangemerkt, was wel te verwachten. Zij werden al eeuwen vervolgd en werden nu alweer tot zondebok uitgekozen. Dit had alles te maken met jaloezie van Duitsers ten opzichte van de joden: zij hadden grote economische macht, de meeste joden leefden in grote rijkdom. Dat konden veel Duitsers door de steeds slechter wordende omstandigheden niet verkroppen.
Een ander belangrijk uitgangspunt van de NSDAP was het zogenaamde leiderschapsbeginsel: er was maar één echte leider, deze werd aangeduid met de naam: Der Führer. De leider was dus iemand die veelzeggenschap had en persoonlijk mensen benoemde voor belangrijke posten. Lokale besturen werden ook alleen door hoge NSDAP leden gekozen, er was dus duidelijk sprake van een strakke hiërarchie. Het collectief had voorrang ten opzichte van het individu. De centrale leider bepaalde wat goed voor het collectief, en dus ook voor het individu was.
Andere belangrijke doelstellingen van de NSDAP:
-- Heim ins Reich: de NSDAP wilde ervoor zorgen dat alle Duits-sprekenden binnen de landsgrenzen van Groot-Duitsland zouden wonen. Er waren twee manieren om dit te bereiken: of alle Duits-sprekenden binnen die landsgrenzen halen of de landsgrenzen zo uitbreiden dat de Duits-sprekenden in Groot-Duitsland kwamen te wonen.
-- Lebensraum: er moest gebiedsuitbreiding plaatsvinden voor het Duitse volk om zo te komen tot een autarkie ( een zelfvoorzienend land ). Men wilde vooral oostelijk uitbreiden omdat de Oekraïne bekend stond als 'de Graanschuur ' van Europa.
-- Propaganda was een belangrijk en zeer nuttig instrument om de gehele Duitse bevolking te bereiken. Daarom moest dit ook zeer goed geleid en benut worden.
-- Geloof en kerk werd door de NSDAP beschouwd als een onnodige zaak. Welke rechtgeaard burger had geloof of de kerk nodig als je een eigen geloof had: het Nationaal-socialisme en der Führer.

De NSDAP had als teken het hakenkruis gekozen. Het hakenkruis werd vroeger door de Germanen gebruikt en werd zo dus als een typisch Arisch symbool gezien. Dit ten onrechte omdat in verschillende culturen ( ook in niet- Arische ) gebruik werd gemaakt van dit teken, ook wel swastika genoemd.

§ 2: Hitler

Adolf Hitler werd op 20 april 1889 geboren in het Oostenrijkse Braunau-am-Inn. Hij bezocht er de middelbare school, maar Hitler haalde geen diploma. Daarna heeft hij verscheidene keren geprobeerd kunstschilder te worden in Wenen, maar Hitler werd wegens gebrek aan talent niet toegelaten tot de academie. Dit vond hij zo erg dat hij er achter probeerde te komen waarom hij niet werd aangenomen. Hij kwam erachter dat de man die hem had afgewezen een jood was. Dit was het begin van de jodenhaat van Hitler. Tijdens de Eerste wereldoorlog vocht hij aan Duitse kant mee, en raakte hij gewond. In het leger hoorde Hitler veel verhalen over de joden en het marxisme: zij zorgden ervoor dat Duitsland tegenwerking ondervond van de twee "grootkapitalen". Zijn antipathie voor de joden en het marxisme groeide dus ook. Nadat Duitsland de Eerste wereldoorlog had verloren, was Hitler zwaar gedesillusioneerd. Hitler bleef in het Duitse leger werken als instructeur en kwam zo in aanraking met de Duitse Arbeiders Partij. Als snel werd Hitler de leider van de partij: zijn figuur stond ergens voor en kon anderen mensen enthousiast maken. Ook was Hitler een meester in het verdraaien van de werkelijkheid. Zo kreeg hij veel mensen achter zich.

§ 3: Oprichting NSDAP

Op 5 jan. 1919 richtte een aantal teleurgestelde nationalisten de Deutsche Arbeiter Partei op. Leidende figuren daarin waren de schrijver Karl Harrer en de smid Anton Drexler. Adolf Hitler trad na enige tijd tot het bestuur toe. Hitler was zo fanatiek dat hij in juli 1921 officieel voorzitter werd. Hij veranderde de naam in National-sozialistische Deutsche Arbeiter Partei ( NSDAP). Het woord "sozialistisch" werd gebruikt om zo mensen te trekken .Hij zette een duidelijke partijstructuur neer. Hij was de onbetwiste leider. Onvermoeide propaganda die hamerde op de schande van het 'Dictaat van Versailles' bracht een snelle uitbreiding van de aanhang van de NSDAP. De partij werd in november 1923 verboden na een mislukte putsch (staatsgreep ) tegen de Beierse regering. Hitler werd toen tot gevangenisstraf veroordeeld. Tijdens zijn gevangenschap schreef Hitler het eerste deel van Mein Kampf. Hij kwam in december 1924 weer vrij en richtte in februari 1925 de NSDAP wederom op.

§ 4: Opkomst van de NSDAP in Duitsland

De situatie van stijgende werkeloosheid en de alsmaar stijgende inflatie leidde er toe dat er een groei plaatsvond van de NSDAP. Voor die groei zijn verschillende verklaringen. De groei heeft waarschijnlijk alleen kunnen plaatsvinden, omdat er sprake was van een combinatie van negatieve factoren en dus niet heeft plaatsgevonden door één factor of gebeurtenis.
Enkele factoren:
-- De regerende partijen hadden het nadeel dat zij de leiding over Duitsland hadden in een periode waarin het in economisch opzicht zeer slecht ging. De mensen begonnen te vrezen voor hun baan ( als ze al niet werkeloos waren ), omdat het economisch gezien zeer slecht ging. Steeds meer bedrijven moesten hun deuren sluiten ten gevolge van de wereldcrisis.
Als gevolg hiervan had de regering ( SPD en de christelijke partijen ) weinig succes en had het volk weinig vertrouwen in hen.
-- De NSDAP maakte op een zeer slimme wijze gebruik van volkssentimenten: vroeger ging alles zoveel beter. Voordat de Weimar- republiek regeringsmacht had, had de gewone arbeider nog gewoon werk. Het Duitse volk kon trots op zichzelf zijn, op wat het bereikt had, maar nu werd alles kapot gemaakt door die slechte regering.
-- Als het slecht gaat in een land, word er altijd een groep mensen aangewezen als zondebok. Deze groep kan uit een ander land komen of een ander geloof hebben. Dat maakt niet zoveel uit, als er maar een beeld van een groep gecreëerd wordt, dat negatief is. Dan zullen de autochtonen zich snel genoeg afzetten tegen deze groep. In Duitsland werden zigeuners, homoseksuelen maar bovenal de joden gekozen als boosdoeners.
-- De propagandamachine van de NSDAP was zeer goed geolied. Onder leiding van Joseph Göbbels ( vanaf 1929 ) zorgde de partij ervoor dat het Duitse volk voortdurend geïndoctrineerd werd.
-- De regerende partijen ( de socialisten, katholieken en liberalen ) hadden niet het hoofd kunnen bieden aan de algehele malaise in Duitsland. Omdat een oplossing niet voorhanden was, ontstonden er binnen de partijen groepen partijleden die onderling zeer van mening verschilden. Zij dachten allemaal de oplossing te hebben, het probleem was echter dat die oplossingen er allemaal verschillend uit zagen. Dit alles leidde tot grote verdeeldheid binnen de partijen, maar ook tot verdeeldheid tussen de partijen onderling. Oplossingen voor de slechte situatie werden niet geboden.

§ 5: NSDAP in de regering

Door de verbeterende politieke toestand en de terugkerende welvaart groeide de partij de eerste jaren slechts langzaam. In 1929 en 1930 kreeg zij haar kans door de ernstige economische depressie. Naast het nationale sentiment kon zij nu ook de sociale ontevredenheid van door de inflatie geruïneerde middenstanders uitbuiten. Legale machtsovername was in 1930 bij de verkiezingen van september nog onmogelijk, al behaalde de partij 107 zetels. Als oppositiepartij kon de NSDAP veel beloven, het hoefde echter niets waar te maken. Daarom wilden de andere partijen de NSDAP in de regering. Dan zou, volgens die partijen namelijk blijken, dat de NSDAP de beloften niet kon waarmaken. De NSDAP kwam in de regering en omdat het de grootste partij was, mocht het de Rijkskanzelier leveren: Hitler. Hitler schreef meteen nieuwe verkiezingen uit, om de meerderheid van de 640 stemmen te behalen.

Uit opiniepeilingen bleek dat een week vóór de uitgeschreven verkiezingen, de NSDAP niet aan de meerderheid in het parlement zou komen. Een kleine week voor de verkiezingen werd de Rijksdag ( het parlementsgebouw ) in brand gestoken. Hierop riep Hitler de noodtoestand uit: hij liet alle communisten oppakken en uit de Rijksdag zetten ( Marinus van der Lubbe, een communist, was volgens de NSDAP schuldig aan de brand in de Rijksdag ). De communistische tegenstanders werden naar kampen gevoerd, omdat zij een gevaar voor de staat zouden vormen. De NSDAP had echter nog steeds niet de meerderheid. De NSDAP vroeg de katholieke partij om het voorstel van de NSDAP te steunen om artikel 46 in werking te stellen ( de communisten boezemden bij de katholieken angst in ). De katholieken steunden dat voorstel: Hitler had zo de opperste macht. Op 30 jan. 1933 zag zodoende het door de nazi's fel begeerde Derde Rijk het licht.

§ 6: Oprichting partijorganisaties

Hitler richtte in 1921 de SA ( Sturm Abteilung )op. Deze organisatie had veel weg van een leger. Het was een organisatie van de NSDAP. Het doel van de SA was het beschermen van partijbijeenkomsten, maar ook het uitschakelen van tegenstanders ( bijvoorbeeld de communisten ). De leden van de SA waren in bruine uniformen gekleed met een hakenkruis-band om de arm. De mensen die van de SA deel uitmaakten waren o.a. werkelozen, ex-officieren en ex-soldaten. De SA zorgde begin jaren 30 voor een heus straatterreur. De SS ( Schutzstaffeln ) werd in december 1924 opgericht. De SS was de crème de la crème van de SA. Deze militaristische organisatie had als taak de bescherming van de leiders van de partij. De leden liepen in zwarte uniformen, het symbool van de SS werd aangeduid met twee Sig -runen. In 1929, toen de SS slechts enkele honderden leden telde, kwam de organisatie onder Heinrich Himmler, die als Reichsführer-SS formeel ondergeschikt was aan de stafchef van de SA. De taak van de SS werd uitgebreid: zij moest de veiligheid van de partij en van de nationaal-socialistische staat verzekeren. De politie werd nauw met de SS verbonden en de organisatie kreeg een overheersende invloed op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Een bijzondere tak van de SS vormde de Sicherheitsdienst: een politiek inlichtingenapparaat.

Spreekbuis van de SS was het weekblad Das Schwarzes Korps. In vredestijd bestonden er SS-afdelingen met een zuiver militaire taak: de Waffen-SS. De Waffen-SS vormde de fanatieke kern van de Duitse landstrijdkrachten. De Gestapo ( Geheimes Staatspolizeiamt ) werd door Göring op 26 april 1933 opgericht. De Gestapo had als taak de vervolging en onschadelijkmaking van vijanden van het Nationaal-socialistische regime. De leiding kreeg R. Diels. De Gestapo kwam voort uit de Pruisische Geheime Staatspolizei. Nadat de Gestapo in 1934 door Himmler was overgenomen, werd Heydrich met de reorganisatie belast. Bij de centralisatie van het Duitse politiewezen werd de Gestapo in september 1939 als afdeling IV opgenomen in het Reichssicherheitshauptamt (RSHA). De Sicherheitsdienst (SD), Nationaal-socialistische Duitse inlichtingen- en spionageorganisatie, werd opgericht en uitgebouwd (1931-1932) door Heinrich Himmler als inlichtingendienst van de SS. Na de machtsovername door de Nationaal-socialisten (1933) bleef de SD tot 1939 als partij-inlichtingenapparaat fungeren. Toen vond er met Gestapo en Kriminalpolizei integratie plaats binnen het Reichssicherheitshauptamt (RSHA). Genoemde organisaties bezetten Amt IV en V; De SD Amt III en VI (inlichtingen binnen- en buitenland).

§ 7: Belangrijke mensen in Nazi-Duitsland

Hitler was de onbetwiste leider in Duitsland, hij was de Führer. Maar Hitler kon niet in zijn ééntje de NSDAP en de politiestaat opbouwen. Daarvoor was hij afhankelijk van heel wat mensen. De tweede man achter Hitler was Hermann Göring. Hitler gaf hem de organisatie en leiding van de SA in handen. In 1927 werd hij voor de NSDAP in de Rijksdag gekozen, in 1932 werd hij voorzitter. Toen Hitler eind januari 1933 zijn kabinet vormde, werd Göring minister van Luchtvaart, tevens Pruisisch minister van Binnenlandse Zaken, in welke hoedanigheid hij verantwoordelijk was voor de Gestapo.

In april 1933 werd Göring als opvolger van von Papen tevens Pruisisch minister-president. In deze positie, in feite als tweede man en in 1934 bij geheim besluit door Hitler in geval van diens dood ook als diens opvolger aangewezen, heeft hij een sleutelrol gespeeld in de opbouw van het Nationaal-socialistisch onderdrukkingsapparaat.

Voor de vervolging van politieke tegenstanders (m.n. communisten en sociaal-democraten) is hij een van de belangrijkste verantwoordelijken geweest. Hij liet de eerste concentratiekampen bouwen. Vanaf 1935 concentreerde Göring zich als opperbevelhebber van de luchtmacht op de versterking van de 'Luftwaffe'. Voorts kwamen op Göring de regulering van de productie en de consumptie neer: als zodanig wist hij zich zelf tot een van 's werelds rijkste industriëlen te maken, die geweldige concerns onder zijn controle had. In 1937-1938 was Göring minister van Economie en in 1938 kreeg hij de rang van generaal-veldmaarschalk. De man die alle propaganda organiseerde was Joseph Göbbels. Hij was als student al lid van de 'Völkische' beweging. De door Göbbels georganiseerde propaganda onderscheidde zich door goed in scène gezette massademonstraties. Tijdens die demonstraties uitte hij zich fel tegen joden. In 1928 kwam Göbbels in de Rijksdag, in 1929 werd hij rijksleider voor de propaganda van de gehele partij en na Hitlers machtsovername (30 jan. 1933) rijksminister voor Volksvoorlichting en Propaganda (de eerste propagandaminister ter wereld). Hij ontwierp een systeem van gecentraliseerde berichtgeving, organiseerde op straffe wijze de pers en wist daardoor het geestelijk leven aan een strenge censuur te onderwerpen. Niet alleen werd de publicatie van bepaalde ongewenste berichten verhinderd, maar de Duitse pers werd ook gedwongen op grote schaal bepaalde 'gerichte' artikelen op te nemen. Periodiek hield Göbbels radioredevoeringen. Heinrich Himmler werd in 1929 belast met de leiding van de pas opgerichte Schutz-Staffel, toen Hitlers' lijfwacht. Toen begon hij een groot aantal gegevens te verzamelen over allerlei nationaal-socialistische partijfunctionarissen, waarmee hij een van de grondslagen van zijn toekomstige macht legde.

Na de machtsaanvaarding in 1933 werd Himmler eerst politiepresident te München, in 1934 chef van de Gestapo en in 1936 van de gehele Duitse politie. Sindsdien luidde zijn titel: Reichsführer SS und Chef der Deutschen Polizei. Bij het neerslaan van de Röhmputsch ( de slag tussen de SS en de SA ) op 30 juni 1934 speelde Himmler een hoofdrol. Sindsdien was de SS, die tevoren formeel nog tot de SA behoorde, geheel zelfstandig en een ware staat in de staat. Door de combinatie van de leiding over de politie, waarvan de spionnen in het gehele Duitse leven doordrongen, en over de SS, waaraan hij een uit honderdduizenden manschappen bestaande legermacht, de Waffen-SS, verbond, werd Himmler na Hitler en Göring tenslotte de machtigste man van het Derde Rijk. Reinhard Heydrich werd lid van de NSDAP en van de SA. Heydrich werkte als trouwe volgeling van Himmler en in toenemende mate als diens rechterhand mee aan de plannen tot uitbouw van de SS en het ondergeschikt maken van de geheime politie daaraan. In 1934 werd hij chef van de Gestapo, in 1936 chef van de SD-Sipo (Sicherheitspolizei), die een onderdeel was van de SS en de politie onder leiding van Himmler. Heydrich kreeg de leiding van het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) en had de beschikking over de zgn. Einsatzgruppen. Onder de activiteiten van de RSHA vielen de jodenvervolgingen, waarachter Heydrich als stuwende kracht moet worden beschouwd. Adolf Eichmann sloot zich in 1932 aan bij de SS en was sinds 1934 werkzaam bij het hoofdbureau van de Sicherheitsdienst, waar hij opklom tot de rang van Obersturmbannführer (= luitenant-kolonel). Hoewel hij niet tot de topleiding behoorde, kreeg hij mettertijd de verantwoordelijkheid voor de anti-joodse maatregelen in alle door Duitsland bezette gebieden.

§ 8: Nazi-Duitsland op weg naar oorlog

Hitler was op een uiterst sluwe wijze opgeklommen van leider van een niet veel zeggende partij, tot leider van Duitsland. Hitler had naast het geluk van een groeiende aanhang, ook het geluk dat de regerende partijen zeer verdeeld waren. De inwoners van Duitsland zaten niet zozeer te wachten op een dictatuur, zij wilden dat ze weer een waardig bestaan konden leiden. Dat was hetgeen wat Hitler beloofde: een ordelijk bestaan waar iedere Duitser genoeg eten en drinken had. Daarnaast was de propaganda ( onder leiding van Göbbels ) een factor die ervoor zorgde dat het Duitse volk achter de politiek van de NSDAP ging staan. Door een beeld van de sterk vereenvoudigde werkelijkheid geloofden veel mensen wat de NSDAP vertelde. Hitler werd in 1933 Reichskanzelier. In de NSDAP voltrok zich inmiddels een scheiding tussen hen voor wie het nationalisme vooropstond en hen die dat met socialistische ideeën trachtten te verbinden (o.a. de gebroeders Strasser en vele SA-leiders). Hitler, die na de machtsovername werkelijk radicale sociale hervormingen achterwege liet en reeds van voor de machtsovername bestaande contacten met grootindustriëlen en bankmagnaten, die in hem een steun tegen het communisme zagen, verder uitbreidde, maakte op 30 juni 1934 een einde aan deze 'linkse' oppositie binnen de NSDAP.

Met de hulp van de Reichswehr en de SS werd deze radicale beweging bloedig het zwijgen opgelegd. Velen werden gefusilleerd of pleegden zelfmoord, onder wie Röhm, Gregor Strasser en oud-kanselier von Schleicher. Hitlers' positie was onaantastbaar geworden. Door de dood van Hindenburg in 1934 kon Hitler staatshoofd ( dictator ) worden. Hitler kreeg een groeiende aanhang omdat de werkeloosheid in Duitsland daalde: dat kwam enerzijds doordat de wereldeconomie verbeterde, waardoor de economie in Duitsland opleefde. Maar de economie in Duitsland trok vooral aan doordat Hitler een gigantische oorlogseconomie aan het opbouwen was. De werkeloosheid daalde door deze oorlogseconomie, maar daalde bijvoorbeeld ook doordat Hitler snelwegen liet aanleggen. De meeste mensen waren blij met de verbeteringen in het land, ze konden weer in hun basisbehoeften voorzien.

Voor het grootste gedeelte van het volk, was Hitler ongemerkt druk bezig met het gelijkschakelen ( Gleichschaltung ) van Duitsland: alle organisaties in Duitsland moesten naar het idee van Hitler's partij worden ingericht. De organisaties moesten uitdragen wat Hitler's ideeën waren, onder druk van Hitler's partij gebeurde dit ook. Jongeren kregen onderwijs met een Nationaal-socialistische inslag. Voor de jeugd werden er ook speciale organisaties opgericht: de Hitlerjugend voor de jongens en de Bund Deutscher Mädel voor de meisjes. Als organisaties weigerden om mee te werken, werden de leiders van de organisaties afgezet, gearresteerd en vervangen door mensen uit Hitler's partij. Omdat de andere politieke partijen niet met de gelijkschakeling eens waren, werden socialisten en democraten opgepakt en in concentratiekampen gezet ( in die concentratiekampen zaten asocialen, misdadigers en geestelijk gestoorden ). Deze partijen werden daarom opgeheven. De communistische partij werd door Hitler verboden. Zo werd Duitsland een totalitaire staat ( een staat waarin de overheid vanuit een monopoliserend machtscentrum het maatschappelijk leven in alles tracht te beheersen). In het kader van de totalitaire ideologie worden niet alleen alle denkbare beheersingsinstrumenten (technologisch, militair, economisch, psychologisch) aangewend, maar ook wordt van ieder individu een actieve inzet en een totale overgave aan de officiële idealen geëist.

Als mensen tegen Hitler of de NSDAP in verweer wilden komen, werd men opgepakt en naar speciaal voor dissidenten ingerichte kampen gebracht. Er waren al meer kampen: kampen voor homoseksuelen, kampen voor geestelijk gehandicapten en nu ook voor tegenstanders. Intimidatie was heel gewoon voor Hitler en zijn partij. Het leven van alle mensen stond in het teken van de ideeën van de NSDAP. Hitler wilde zijn gebied uitbreiden, zodat alle Duits-sprekenden binnen de landgrenzen vielen. In 1938 vond de Anschluß, de aansluiting, van Oostenrijk plaats. In Oostenrijk gingen dezelfde regels gelden als in Duitsland, ook hier waren de joden weer de zondebok.

§ 9: Maatregelen tegen joden in Duitsland

Één van de eerste maatregelen van Hitler nadat hij leider van Duitsland was geworden, was het verwijderen van joden uit overheidsdiensten, pers, kunst en wetenschap. De bevolking verzette zich niet tegen deze maatregelen: de joden waren niet geliefd bij het Duitse publiek en verder had dat zelfde publiek al moeite genoeg om elke dag eten en drinken te krijgen, aandacht voor de joden was er dus niet ook al maakte het aantal ontslagen joden 1% ( 600.000 mensen ) van de totale Duitse bevolking uit. De joodse bevolking kreeg te maken met armoe, dit tot groot genoegen van Hitler. Ze werden regelmatig geïntimideerd door Hitler's volgelingen. In de kranten stond vervolgens dat de joden begonnen waren met de vechtpartij: zo werden de joden voorgesteld als woestelingen. Het volk geloofde deze propagandaberichten en ging langzamerhand meedoen aan de intimidatie van joden. De burgerrechten van de joden werden snel na de beëdiging van Hitler als Reichskanzelier ingetrokken: ze hadden geen stemrecht meer, maar ook niet meer het recht om rechtszaken e.d. aan te spannen. Iedereen kon dus de joden straffeloos intimideren. In 1935 kwamen er nieuwe maatregelen om de joden uit Duitsland te doen laten verdrijven: op het congres van de nazipartij in Neurenberg werden de Neurenberger wetten aangenomen. Deze wetten hielden in dat huwelijk of sex tussen een jood en een Duitser verboden was.
Joden werden dus als uitwas beschouwd. Het werd Duitsers afgeraden om nog om te gaan met joden. Het buitenland reageerde niet op deze maatregelen en Hitler kon z'n gang gaan. Duitsland mocht in 1936 de Olympische Spelen organiseren, er werd door geen enkel land afgezegd: elk land werkte dus mee aan de O.S. in nazi-Duitsland, waar onschuldige mensen vervolgd werden. Na de Olympische Spelen werden er nieuwe anti-joodse maatregelen genomen: joodse studenten werden geweigerd aan de hogescholen en aan de universiteiten, joodse kinderen konden dus niet meer verder studeren. Langzamerhand werd het overduidelijk dat de joden uit de maatschappij geweerd moesten worden. Daarvan getuigt ook de maatregel dat joodse patiënten alleen door joodse artsen geholpen mochten worden. Joodse ondernemers moesten hun zaak voor weinig geld overdoen aan Duitsers.

De Duitse bevolking werd opgehitst tegen de joodse inwoners: tekenend was de Reichskristallnacht. Nazi's, de SA en ook het gewone volk gingen in de nacht van 9 op 10 november 1938 massaal over tot het vernielen van joodse eigendommen. De joden werden mishandeld, tientallen zelfs gedood. De splinters van de ruiten van de joodse zaken deden door de schitteringen denken aan kristal, vandaar de naam Kristallnacht. De joodse gemeenschap kreeg naar aanleiding van de Kristallnacht een boete van 1 miljard mark, wegens vernielingen.
Deze gebeurtenissen deed de helft van het aantal joden in Duitsland besluiten om te emigreren. De joden moesten ook aan de Duitse regering geld betalen, als ze wilden emigreren. Veel joden wilden naar de Verenigde Staten emigreren. Dat was bijna onmogelijk omdat een reis naar de V.S. heel duur was. Daarnaast waren de mensen die in de V.S. over immigratie beslisten, niet gesteld op de joden en lieten ze de joden dus mondjesmaat toe. Dus vluchtten veel joden naar Europese landen, maar ook daar waren ze niet altijd even welkom. In Nederland werden alleen joden toegelaten die eigen bestaansmiddelen hadden. In bijvoorbeeld Zwitserland werden de joden niet toegelaten. Omdat ze niet altijd als joods te herkennen waren vroeg de Zwitserse regering of de regering in Berlijn niet een J van jood in het paspoort kon drukken. De Duitsers waren gecharmeerd van dit idee en voerden het meteen in. Ondertussen werden er nog steeds nieuwe regels voor de joden ingevoerd: ze mochten geen theaters meer bezoeken, bioscopen, concertzalen, musea en parken werden verboden gebied voor de joden.

Er kwamen speciale voorzieningen voor de joden, alleen daar mochten ze nog wel komen. Het was Hitler en de NSDAP gelukt: de joden waren uit de Duitse samenleving verbannen.

§ 10: Buitenlandse politiek t.o.v. Duitsland

Frankrijk en Engeland, toen de twee machtigste landen van Europa, hadden wel in de gaten wat er in Duitsland afspeelde: er werd oorlogstuig geproduceerd en ook de anti-joodse houding van de Duitsers ontging de twee landen niet.

Waarom deden de twee landen dan niks, zelfs toen de Duitsers het Rijnland met militairen binnenvielen ( zie afbeelding 1 ), terwijl in het Verdrag van Versailles was opgenomen dat dat verboden was ? De politiek van Engeland en Frankrijk ( struisvogelpolitiek ) had als doel om te voorkomen dat er een tweede wereldoorlog zou uitbreken. De Engelse premier Chamberlain dacht, als hij Hitler tegemoet zou komen, dat het rustig zou blijven in Europa ( appeasement- politiek ). Hitler had echter door dat Engeland en Frankrijk niet daadkrachtig genoeg waren om hem te stoppen in zijn strijd tegen de joden. Daarom eiste Hitler in 1938 een stuk van Tsjechoslowakije ( bondgenoot Frankrijk) op. Het stuk land, Sudetenland, wilde Hitler hebben omdat er veel Duitssprekende mensen woonden, die achtergesteld werden door de Tsjechoslowaakse regering. Tsjechoslowakije voelde er weinig voor om een stuk land af te geven. Er werd besloten tot een ontmoeting tussen de leiders uit Duitsland, Engeland, Tsjechoslowakije, Frankrijk en Italië. Na een aantal dagen werd er een verdrag bereikt: het Verdrag van München. Tsjechoslowakije moest o.a. Sudetenland afstaan aan Duitsland. Hitler was erin geslaagd om het derde Rijk nog iets groter te maken. De Franse premier Daladier en de Engelse premier Chamberlain waren tevreden met het resultaat van het Verdrag van München: zij dachten een oorlog te hebben voorkomen. Maar alleen Hitler kon terecht blij zijn: het was hem duidelijk geworden dat hij nog veel verder kon gaan.


H 4: De eerste oorlogsmaanden

§ 1: Aanval Duitsland op Europa


Op 1 september 1939 rukten de Duitsers Polen binnen. Een bemiddelingspoging van Mussolini liep op niets uit. Op 3 september verklaarden Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog aan Duitsland. Verscheidene landen, o.a. België en Nederland, mobiliseerden. Het Poolse leger, verouderd en nagenoeg zonder luchtwapens, bezweek meteen voor de Duitsers, die van drie zijden het land binnenvielen. Na het beleg van het zwaar gebombardeerde Warschau had Hitler Polen geheel onder controle. Nog tijdens de gevechtshandelingen viel de Sovjet-Unie het oostelijk deel van Polen binnen (17 september 1939). De laatste Poolse strijdkrachten capituleerden op 28 september. De blokkade die Groot-Brittannië uitoefende, bezorgde ook de neutralen grote moeilijkheden. De Duitse onderzeeboten en magnetische mijnen brachten al direct aan de Britse en de neutrale koopvaardijvloot grote verliezen toe. Op 9 april 1940 sloeg Hitler echter zijn eerste grote slag in het westen: hij bezette plotseling Denemarken en liet landingen vanuit zee en vanuit de lucht uitvoeren in Noorwegen. Britse en Franse hulp tijdens de overval op Noorwegen mislukte. De Britse vloot behaalde slechts in de fjord van Narvik enige successen, waar de strijd begin juni werd beëindigd. Herhaaldelijk had het geleken dat Hitler een inval in Nederland en België zou doen. In de ochtend van 10 mei 1940 gebeurde dat tenslotte: de Duitse troepen overstroomden België, Nederland en Luxemburg. In West-Nederland werden grootscheepse luchtlandingen uitgevoerd die gedeeltelijk slaagden. De Duitsers verloren daarbij onverwacht veel vliegtuigen, wat mede bepalend is geweest voor het verloop van de Battle of Britain later in 1940. Nederland strekte de wapens op 14 mei, België op 28 mei. De opzet van de Duitse legerleiding was om de Maginotlinie in de rug te overvleugelen en de in Noord-Frankrijk gelegerde Britse expeditiemacht af te snijden. Op 14-15 mei braken de Duitsers bij Sédan door het Franse Maasfront en konden hun tankcolonnes doorstoten naar Abbeville, welke plaats op 20 mei werd bereikt. In een dramatische actie kon een groot deel van het Britse expeditieleger vanuit Duinkerken worden geëvacueerd. Aan de Somme was een korte gevechtspauze ingetreden. Paul Reynaud nam de plaats van Daladier in als premier en de onbekwame Franse opperbevelhebber Gamelin was vervangen door Weygand.

De 'Somme-linie' bezweek echter, Parijs werd ingenomen (14 juni 1940) en de Loire werd al spoedig door de Duitse troepen overschreden. De oorlogsverklaring van Italië aan Frankrijk (10 juni 1940) had weinig om het lijf; aan het Alpenfront wisten de Fransen de Italianen tegen te houden gedurende de korte tijd dat de strijd nog duurde. Vichy werd de zetel van de nieuwe Franse regering, die op 22 juni 1940 een wapenstilstand met de Duitsers sloot. De voorwaarden waren vrij gematigd: het gebied ten noorden van de Loire en de kuststrook werden door de Duitsers bezet, de vloot zou door de bezetter niet worden gebruikt en de koloniën mochten onder het gezag van Vichy blijven. Met Italië werd ook op 22 juni 1940 een wapenstilstand gesloten. Onder generaal De Gaulle had zich intussen (18 juni 1940) een comité van Vrije Fransen te Londen gevormd.

De positie van Groot-Brittannië leek vrij hopeloos. Churchill, die op 10 mei 1940 premier was geworden, had slechts 'bloed, zweet en tranen' te bieden. Het leger had te Duinkerken nagenoeg al het materieel verloren en in Afrika waren direct versterkingen nodig. Aan de wal had Groot-Brittannië niet veel meer over dan de slecht uitgeruste 'home-guard'. De Verenigde Staten gaven evenwel al spoedig belangrijke materiële steun. Hitler had het plan om op korte termijn het luchtoverwicht te verkrijgen, gevolgd door landingen in Zuidoost-Engeland, om zo Groot-Brittannië op de knieën te krijgen Daarnaast gold op langere termijn de doelstelling om door de onderzeebootoorlog het land van grondstoffentoevoer en voedsel te isoleren. Dank zij het konvooisysteem ging echter de bevoorrading van overzee door, al werden er grote verliezen geleden. Technisch maakten de Britten bovendien grotere vooruitgang dan de Duitsers, vooral op het gebied van de vliegtuigbouw, radarwaarschuwing, mijnopruiming en ontcijfering van vijandelijke radiocodes. Hongarije, Bulgarije en Roemenië sloten zich bij de 'as' aan; tevoren had de Sovjet-Unie Bessarabië aan Roemenië ontnomen. Italië trachtte vanuit Albanië Griekenland aan te vallen (28 okt. 1940), maar verovering van dit land gelukte pas nadat Joegoslavië in een korte veldtocht (6 tot 17 april 1941) door de Duitsers was bezet en Duitsers en Bulgaren Noord-Griekenland waren binnengevallen. Na de bezetting werd het Joegoslavische territorium verdeeld. Kroatië werd een schijnkoninkrijk (onder Italiaanse protectie), waar de Ustaša een ware terreur ontketende tegen de als Serviërs beschouwde orthodoxen.

De tegenstelling Sovjet-Unie-Duitsland, tijdelijk naar de achtergrond gedrongen, was sterker geworden. Hitler meende dat Groot-Brittannië voorshands was verlamd en richtte zich op het oosten. Op 22 juni 1941 overschreden over een breed front de troepen van de 'as' de Sovjet-russische grenzen, in het uiterste noorden door Finland gesteund, in het zuiden door Roemenië. Ondanks de tactiek van de verschroeide aarde kon de Sovjet-Unie de Duitse opmars niet stuiten en na enige maanden lagen Leningrad en Moskou in de frontlinie.

§.2: Inval in Nederland

Op 10 mei 1940 vielen de Duitse troepen Nederland binnen, in vijf dagen was het land grotendeels bezet en had het Nederlandse leger gecapituleerd (14 mei). Deze strijd duurde langer dan Hitler gewild had: Hitler wilde binnen één dag Nederland veroverd hebben. Omdat dat niet lukte, gaf hij het bevel om op 14 mei 1940 Rotterdam te bombarderen ( zie afbeelding 2, 3 en 4 ). Na deze actie capituleerde het Nederlandse leger. De Nederlandse regering had bij de inval van de Duitsers direct het land verlaten. Vanuit Londen leidde de regering het voortgaande Nederlandse verzet buiten bezet gebied, behield het oppertoezicht over de overzeese gebiedsdelen - waarvan het belangrijkste gebied: Nederlands-Indië, later aan de Japanners verloren ging (val van Java, 9 maart 1942) - en bereidde de bevrijding van Nederland voor. Een nieuw kabinet onder leiding van Gerbrandy (van 3 september 1940 af) heeft geprobeerd de doelen van de gevluchte regering te verwezenlijken.
Voor Nederland begon intussen een zware tijd. De Duitse bezetters beschouwden het land niet alleen als oorlogsbuit ( o.a. dwangarbeid in Duitsland ), maar ook als een van de gebieden waarin de nazi-ideologie moest worden ingevoerd en gaan overheersen. Onder Seyss-Inquart , op 28 mei 1940 Reichskommissar ( de hoogste ambtelijke functie) geworden, stonden 4 Generalkommissarissen: Wimmer, Fischböck, Rauter en Schmidt. De Duitsers gaven steun aan de kleine NSB ( o.l.v. Mussert ), de partij werd opeens bevriend met de Duitsers. De NSB werd de Nederlandse medestander. Het heeft de Duitsers geholpen met de oprichting van allerlei nieuwe nationaal-socialistische instellingen en organisaties (de SS Nederland, enz.).

§ 3: De eerste oorlogsmaanden in Nederland

De inval van de Duitsers in Nederland zorgde voor opwinding in de joodse gemeenschap. De joden waren benieuwd wat er zou gebeuren. Enkele joden waren zo bang dat ze geprobeerd hebben te vluchten. Naar Engeland zijn maar enkele honderden joden gevlucht. Tientallen joden hebben vlak na de Duitse inval zelfmoord gepleegd: er zijn veel graven met daarop de overlijdensdatum 15/16 mei 1940. Maar het overgrote deel van de joden ( in totaal 140.000 bij het begin van de oorlog, waarvan 20.000 joden uit Duitsland ) bleef gewoon in Nederland. De joodse mensen hadden een aantal redenen om in Nederland te blijven:
-- De Duitsers hadden weliswaar in Duitsland de joden dwars gezeten, de joden in Nederland geloofden niet dat de Duitsers buiten Duitsland joden durfden lastig te vallen.
-- Er kwamen (nog) geen berichten binnen over de vervolging van de joden in Polen. Er waren een paar berichten over vervolging: maar de bewoners in geheel Europa geloofden de vervolgingen niet .
-- De Duitsers deden de eerste maanden niks speciaals tegen de joden. Er was dus vertrouwen van de joodse gemeenschap in een goede afloop.
De nieuwe landvoogd werd Seyss-Inquart. In zijn openingstoespraak had hij het over het bloed dat het Nederlands volk verbond. De wetten zouden volgens de landvoogd hetzelfde blijven: dit was weliswaar onder voorbehoud.

Het volk deed weinig tegen de bezetter. Ze wilden eerst afwachten welke maatregelen genomen werden, alvorens tot actie over te gaan. Als protest tegen de bezetting van Nederland droegen mensen witte anjers. De Nederlandse bedrijven pasten zich aan, aan de Duitse bezetter. Ze wilden zoveel mogelijk op de ingeslagen weg verder gaan. De bedrijven hielpen de Duitsers dus in hun oorlogvoering.
De reactie van de bedrijven was ook terug te vinden in de politiek: daar werd de Nederlandse Unie opgericht. De partij was niet zozeer voor de Duitse bezetter. De partij vond dat het Nederlandse volk zich niet moest verzetten tegen de Duitsers. Het volk moest zich aan de nieuwe omstandigheden aanpassen. De Nederlandse Unie groeide snel, maar de partij werd eveneens als de andere partijen verboden.

De Duitsers namen na enkele maanden de gehele pers over: media die negatief
over de Duitsers berichtten, werden verboden. De redacties van de media moesten onder Duits toezicht staan, er werden alleen stukken openbaar gemaakt, als het de Duitse censuur doorstond. Er werd een speciaal Departement opgericht voor de propaganda.

HOOFDSTUK 5: ENDLÖSUNG

Al bij het aantreden van Hitler, maakte hij duidelijk dat hij een einde wilde maken aan het Joodse volk in Europa. In de toespraken die Hitler hield, kwam niet naar voren hoe hij dat wilde bereiken. Feit is dat de Bundsdag wist dat er iets aan het Jodenprobleem ( zoals Hitler het noemde ) zou gebeuren.
In Duitsland zelf begonnen al snel de pesterijen tegen de Joden, onder aanvoering van de NSDAP en al haar partijorganisaties. Joden die zich verweerden, liepen kans om in concentratiekampen te worden opgesloten. In die kampen, die na de machtsovername werden gebouwd, zaten geestelijk gestoorden, misdadigers, maar ook mensen die om hun politieke ideeën gevangen zaten. De Joden werden uit de Duitse maatschappij gespuugd.
Endlösung is de Nationaal-socialistische benaming voor de vernietiging van het jodendom en 'oplossing' van het 'joodse vraagstuk'. Oplossingen ervan waren:
Het eerste plan van Hitler om het Jodenprobleem in Europa op te lossen, was het zgn. Madagascarplan. Het plan omvatte het volgende: door middel van Auswanderung ( gedwongen emigratie ) moesten de Joden uit Europa gezet worden. Dit kon alleen plaatsvinden als heel Europa dezelfde ideeën zou hebben als de NSDAP. Dat wilde Hitler bereiken door de leiding van die landen gelijk te schakelen: hun ideeën zouden met die van de NSDAP moeten overeenkomen.
Als dat was bereikt, dan moesten alle Joden gelokaliseerd worden. Vervolgens zouden deze gedwongen worden om te emigreren. In Madagascar ( een eiland voor de oostkust van Afrika ) zouden alle Joden gaan wonen. Hier moesten ze hun eigen maatschappij opbouwen. Zo zou voorkomen worden, dat de kwaad willende Jood ooit nog eens voor een oorlog zou zorgen. Eveneens kon het Arische ras zo gevrijwaard blijven van Joods bloed. Dit plan is nooit uitgevoerd, omdat het de Duitsers te veel moeite zou kosten om het plan te verwezenlijken.
In het SS-blad van 1938, das Schwarze Korps, werd er een nieuwe oplossing voorgedragen: komplete Vernietigung. Alle Joden moesten gedood worden om er voor te zorgen dat de Joden nooit meer gevaarlijk konden worden. Deze oplossing leek toen nog ondenkbaar. Echter, in 1939 maakte Hitler wederom een toespeling op deze oplossing.

In de Reichstag zei hij: ' Wenn es dem internationalen Finanzjudentum in und ausserhalb Europas gelingen sollte, die Völker noch einmal in einen Weltkrieg zu stürzen, dann wird das Ergebnis nicht der Sieg des Judentums sein, sondern die Vernichtung der jüdischen Rasse in Europa !'i Openlijk gaf hij toe, dat een toekomstige oorlog het einde in zou luiden van het Joodse volk in Europa.

H 6: Anti-joodse maatregelen in Nederland

§ 1: De eerste anti-joodse maatregelen

De eerste openlijke anti-joodse maatregelen van de Duitsers vonden plaats in juli 1940. De Duitsers droegen de leiders van de luchtbescherming op om alle personen van joodse afkomst uit de organisatie te verwijderen. Voor het volk in Nederland was echter niet duidelijk of de Nederlandse regering of de Duitsers voor deze maatregel verantwoordelijk waren.
Een volgende maatregel tegen de Joden, was het verbieden van het ritueel slachten van dieren, omdat het volgens de Duitsers onbehoorlijk was om dieren voor niks te doden. Deze twee maatregelen leken op het eerste gezicht niet ernstig: maar dat was precies de bedoeling van de Duitsers. De Nederlanders en de Joden moesten niet gaan denken dat de Duitsers nog meer maatregelen tegen de Joden zouden nemen. Hierdoor bleef fel protest van de bevolking uit.
In de maanden augustus en september kwamen er geen nieuwe maatregelen van de Duitsers gericht tegen de Joden . De Duitsers waren echter eind augustus 1940 begonnen met het op touw zetten van een nieuwe maatregel tegen de joden. Eind augustus droeg de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz in Nederland, Wimmer, de Nederlandse topambtenaren op om er voor te zorgen dat er nooit meer iemand in overheidsdienst genomen zou worden met joods bloed. In oktober kwam deze maatregel, ondanks felle protesten toch van de grond. Op 4 oktober 1940 kregen zelfs alle ambtenaren een Ariërverklaring ter tekening voorgehouden. Deze verklaring hield in dat elke ambtenaar aan moest geven of hij van joodse afkomst was. De Duitsers hadden van joodse afkomst als volgende gedefinieerd:
iemand is van joodse afkomst, indien:
-- iemand meer dan één voljoodse grootouder had ( voljoods betekende dat diegene lid was van de joodse kerk )
-- iemand lid was van de joodse gemeenschap
-- getrouwd was met een jood (se).
De Duitsers wilden zo te weten komen wie er joods was en hoeveel Joden er in overheidsdienst waren. Van alle ambtenaren heeft 98 % de Ariërverklaring ingevuld en ingeleverd.
Slechts 2 % deed dat niet: zij zagen de gevaren van de Ariërverklaring in en weigerden daarom de verklaring in te vullen.
In november 1940 kreeg het volk te zien en te horen waarom de ambtenaren een Ariërverklaring moesten invullen: en masse werden joodse mensen door de Duitsers uit overheidsdiensten ontslagen. De Duitsers hadden het over een 'tijdelijke ambtontheffing' , een maatregel die nodig was om de slechte tussen de goede Joden vandaan te halen. De Duitsers zeiden op het ontslag: ' allerlei boze geruchten komen daarbij in omloop, waarbij men thans gelukkig verklaren kan, dat ze vals waren, maar die in de eenmaal geschapen atmosfeer maar al te gemakkelijk geloof vonden'.1 De Joden werden niet door Duitsers tijdelijk uit hun ambt ontheven, de Nederlanders kregen de opdracht van de Duitsers om dat te doen. Zo konden de Duitsers zich achter het Nederlandse besluit verschuilen ( de Nederlanders mochten het vuile werk doen, zodat de Duitsers geen vieze handen kregen ).
Omdat de Joden niet officieel ontslagen werden ( het was een tijdelijke ambtsontheffing ), konden ze geen aanspraak maken op wachtgeld. Veel Nederlanders vonden deze praktijken beneden alle peil, de realiteit was echter dat de ambtenaren eerst aan zichzelf en aan hun gezin dachten ( dat was belangrijker dan hun joodse medemens ).

§ 2: Registratie van ondernemingen en personen

Op 10 januari 1941 besloten de Duitse leiders in Nederland om alle personen van geheel of gedeeltelijke joodse bloeden zich verplicht te laten melden
( zie afbeelding 5 ). De Duitsers wilden weten waar het joodse bloed zich bevond. Aanmeldingen kosten ƒ1 per stuk. De aanmeldingen werden in het bevolkingsregister bijgewerkt. Alle joden kregen na aanmelding een gele kaart. Deze kaart moest te allen tijde aan opsporingsambtenaren getoond kunnen worden. Maar weinig Joden onttrokken zich aan deze meldingsplicht. Aan de ene kant waren de Joden bang voor de gevolgen als ze zich niet zouden aanmelden. Aan de andere kant waren de Joden niet bewust wat de Duitsers met de informatie zouden kunnen doen.

H 3: Verdere maatregelen

Toen in 1941 het persoonsbewijs voor iedereen werd ingevoerd, kregen joodse mensen een persoonsbewijs met een duidelijk zichtbare J .
Een J kregen mensen die voljoods waren. B1 betekende dat diegene een bastaardjood was, iemand met een grootouder die joods was. B2 betekende dat diegene twee Joodse grootouders had. In principe werden de B1's en B2's met rust gelaten, de Duitsers pakten alleen de 'Volljuden' aan.
De Duitsers kondigden steeds meer maatregelen tegen de Joodse bevolking af. Zo werd er begin 1941 besloten om geen Joodse studenten meer aan de universiteiten toe te laten.
Joden mochten ook geen donorbloed meer leveren: joods bloed mocht alleen door joodse aderen stromen.
In het najaar van 1940 werd er een begin gemaakt met het plaatsen van borden in restaurants en koffiehuizen met daarop: 'Joden niet gewenst'. Onder druk van de Nederlandse NSB leden, kwamen de borden daadwerkelijk overal te hangen: in 1941 waren koffiehuizen en restaurants verboden voor joden ( met uitzondering van gelegenheden die alleen voor Joden toegankelijk waren ). De verboden waren officieus, het was duidelijk dat de Duitse bezetter de maatregelen van de NSB'ers
steunden: dit zeiden ze echter niet hardop ! Zo kon de Duitse bezetter niet beschuldigd worden van het uitstoten van de Joodse bevolking.
In dat jaar werden ook bioscopen verboden gebied voor Joden. Dit verbod werd ingesteld naar aanleiding van ongeregeldheden in bioscopen waar joden aanwezig waren. Dit was een reden die door de Duitsers en Nederlandse samenzweerders maar al te graag werd gebruikt ( joden werden uitgedaagd, waarna een vechtpartij ontstond, zo kon de Duitse autoriteit de schuld op de Joden schuiven ).
In 1941 verbood een regeringscommissie de toegang van Joden tot hotels, restaurants, koffiehuizen e.d.. Dit verbod werd officieel door de Duitsers bekendgemaakt ( dit in tegenstelling tot andere verboden: die waren officieus, de NSB voerden de regels in, maar wel gesteund door de Duitse machthebber ). Ook nu weer, verdraaiden ze de werkelijkheid.
Een ander voorbeeld van deze aanpak was het oppakken van Joden die getrouwd waren met niet-joden ( de arrestaties werden volgens de Duitsers niet verricht wegens het huwelijk, maar omdat ze een overtreding of iets dergelijks hadden begaan). Het werd joden in Haarlem en Amsterdam verboden om , zonder uitdrukkelijke toestemming van de autoriteit, te verhuizen. Dat bood de Duitse machthebber de kans om te zien waar de Joden gevestigd waren ( ook al was voor Joden officieel mogelijk om te verhuizen, in de praktijk kwam daar weinig van terecht).
Ondertussen werden er steeds vaker verboden bekendgemaakt:
-- In mei 1941 mochten joden zich niet meer aan het strand of in parken bevinden.
-- Half september 1941, werd het joden verboden om deel te nemen aan openbare bijeenkomsten: joden konden zo geen kritiek in het openbaar spuien op het Duitse beleid. Zo kwamen minder mensen te weten wat er echt aan de hand was. Dat was alleen maar gunstig voor de Duitse autoriteiten.
-- Alle joden werd eind 1941 het lidmaatschap van een vereniging ontzegd ( ze mochten alleen lid zijn van joodse verenigingen ). Gewone Nederlanders kregen door deze maatregel steeds minder met joodse mensen te maken. De Duitse autoriteiten hoopten dat het Nederlandse volk zich daardoor niet meer om het joodse volk zou bekommeren. De segregatie ging verder.
-- Joodse kinderen werd het in de provinciale hoofdsteden verboden om naar openbare of particuliere scholen te gaan. Op lokaal niveau moest de gemeente het zelf uitmaken ( vaak werden de joodse kinderen onder invloed van Duitsers en NSB'ers van school gestuurd ).
-- Joodse bibliotheken werden gesloten, de inventaris werd naar Düsseldorf over-gebracht. De Duitsers wilden met deze actie, het contact van de Joden met de wortels van hun cultuur verbreken.
-- In oktober 1941 werd het niet-joden verboden om nog langer te werken in joodse gezinnen. De Duitsers verboden dit om de volgende reden: Niet-joodse vrouwen lopen een groot gevaar tijdens het werk in joodse gezinnen ( m.b.t. ongewenste intimiteiten ).
-- In geheel Nederland werd het voor Joden verboden om te verhuizen of te reizen.

-- Alle niet-Nederlandse joden moesten zich op 5 december 1941 melden bij de Zentralstelle fur Jüdische Auswanderung ( een organisatie die, volgens de leiders, zorgde voor de emigratie van Joden uit de Duitse gebieden ) voor 'vrijwillige emigratie' ( dit plan had waarschijnlijk betrekking op het Madagascarplan ).
-- Het oppakken van joden die getrouwd waren met niet-joden ( de arrestaties werden volgens de Duitsers niet verricht wegens het huwelijk, maar omdat ze een overtreding of iets dergelijks hadden begaan).

§ 4: De februaristaking

Na intensieve antisemitische propaganda van de Duitsers en de WA- mannen
( pamfletten, kranten met agressieve taal, scheldpartijen ) escaleerde in februari 1941 de situatie in het joodse deel van Amsterdam. De joden in de Jodenhoek hadden zich daar op voorbereid: velen beoefenden de bokssport, eveneens hadden veel Joden wapens gekocht : om zich tot het uiterste te verdedigen.

Op 9 februari kwam het tot een gewelddadig treffen tussen WA- mannen gesteund door Duitse militairen en joden, gesteund door bevolking van andere wijken. Op 11 februari trachtte een groep W.A.-ers opnieuw de Jodenbuurt binnen te vallen. De aanval werd door Joodse gevechtsgroepen afgeslagen. Tijdens de rellen werd een WA- man ( Hendrik Koot ) gedood. Dit geheel was in het voordeel van de Duitsers. Zij startten wederom een antisemitische campagne. In de hoogste Duitse geledingen, was het plan om een getto voor de Joden in Amsterdam te maken. Dat plan kon echter niet uitgevoerd worden. De Duitsers verwachtten te grote problemen, indien zij het plan wel uit zouden voeren. De Amsterdamse bevolking zou zoiets niet pikken ( de bevolking in steden als Warschau pikte het wel: zij waren net als de Duitsers antisemitisch). Daardoor zou het praktisch gezien onmogelijk zijn. Op 19 februari 1941 waren enkele Duitse militairen ingelicht door WA- mannen, dat zich in een ijssalon joodse knokploegen zouden bevinden. De Duitse politie deed een inval, maar werd daar bestookt door een ammoniakspuit. Als vergelding werden door de Ordnungspolizei op 22 en 23 februari 425 joodse 'gijzelaars' gearresteerd

Al deze gijzelaars werden naar het werkkamp Mauthausen gedeporteerd. Dit was voor de Communistische Partij (CP) aanleiding tot demonstraties. De CP riep op tot staking. Zij liepen de gemeentediensten af, maar ook particuliere bedrijven om de mensen op te roepen tot staken ( zie afbeelding 9 en 10 ). De staking werd uitgeroepen voor 25 en 26 februari, vandaar dat deze gebeurtenis ook wel de Februaristaking wordt genoemd. De oproep had binnen enkele uren een bijna volledig succes. Een groot deel van de Amsterdamse arbeiders staakten. Van Amsterdam sloeg de staking over naar een aantal bedrijven in Haarlem, de Zaanstreek en het Gooi. Op 26 februari hervatte het Amsterdamse gemeentepersoneel merendeels het werk ( onder Duitse dreiging). In de particuliere bedrijven werd doorgestaakt. De staking breidde zich nog uit tot in Velsen, Zuilen en Utrecht. De Duitsers riepen drie Waffen-SS bataljons op om de staking te onderdrukken. Tevens kondigden ze aan dat degene die door zouden staken, gefusilleerd zouden worden (wat uiteindelijk ook is gebeurd). Dit was de eerste keer dat een volk geprotesteerd had, tegen de jodenvervolgingen. Naar aanleiding van de Februaristaking is er een monument in Amsterdam opgericht. Elk jaar wordt bij dit monument, de dokwerker, de staking herdacht .


§ 5: De Joodse Raad

De Duitsers wilden dat alle Joden hun wapens zouden inleveren. Om dat te bewerkstelligen, riep de hoogstaangestelde Duitser uit Amsterdam, Böhmker, een aantal hoge joodse personen bij zich. De voorzitter van de joodse gemeente, Abraham Asscher , twee Rabbijnen en de gemeente- secretaris van Amsterdam. Asscher stelde voor om een Joodse Raad op te richten , die hij met een vriend,
David Cohen, wel zou willen leiden. Dit gebeurde ook: Asscher en Cohen stelde een lijst van 19 personen op. Die personen waren notabelen of medebestuurders van de joodse gemeente. Om toch feeling te hebben met de arme joden , werd er een gewone jood gekozen in de raad. De Raad belegde een vergadering voor de joodse bewoners.

De Joodse Raad had eerst alleen Amsterdam onder haar hoede.
Na verloop van tijd kreeg de Joodse Raad de opdracht om heel Nederland onder haar hoede te nemen. De Joodse Raad werd werkgever voor alle joden. Alle diensten, voorzieningen, werkenden etc. vielen allemaal onder de verantwoording van de Raad. Zij moest als het ware een mini-economie leiden, alleen voor de joden. De Raad moest de joodse bevolking in deze moeilijke oorlogsperiode steunen. De Joodse Raad was eveneens de regering van de joden. De joden moesten bij hen zijn om beklag te doen over vele zaken. Een van de belangrijkste taken van de Joodse Raad was het melden van nieuwe verordeningen. Als de Duitsers weer eens nieuwe verordeningen hadden opgesteld, maakten zij deze aan de Joodse Raad bekend. De Joodse Raad moest vervolgens al deze verordeningen in het enige officiële joodse blad melden: Het Joodse Weekblad ( zie afbeelding 14 ). De Joodse Raad publiceerde alle verordeningen: zij was bang voor de Duitse reactie als zij de publicatie zou staken. De kans zou dan bestaan dat de Duitse autoriteit andere mensen de verordeningen bekend zouden laten maken. De kans op pesterijen zou zo alleen maar vergroot worden. De Joodse Raad hoopte met haar werk de eigen bevolking te ontzien.
Naarmate de oorlog langer duurde, begonnen de leden van de Joodse Raad in te zien dat de Duitsers werkelijk onmenselijk waren en dat hun plan om de joodse bevolking te beschermen was mislukt: de joden waren vogelvrij. De Duitsers hebben de Joodse Raad gebruikt: zij kregen een duidelijk overzicht waar alle Joden zich bevonden. Doordat de Joodse Raad de Duitse bevelen trouw opvolgde, waren de Duitsers ervan verzekerd, dat ook de Joodse bevolking de bevelen zou opvolgen.
Doordat de joden zagen dat de Joodse Raad als marionet van de Duitsers functioneerden, ontstonden er binnen de joodse gemeenschap strubbelingen.
De leden van de Joodse Raad gingen, volgens de gewone Joden, over lijken. Een voorbeeld hiervan is de Februaristaking. De Joodse Raad zorgde ervoor dat de joodse inbreng in de staking miniem was. De Duitsers hadden gedreigd 400 rijke joden ( waartoe alle leden van de Joodse Raad behoorden ) te deporteren. Het belang van de leden van de Raad kwam in gevaar. Als gewone joden werden bedreigd met deportatie, deed de Joodse Raad niks, omdat zij dacht dat er zodoende nog meer slachtoffers zouden vallen.

Of de Joodse Raad werkelijk alleen maar voor haar eigen belang heeft gestreden is onwaarschijnlijk. Dat het de Duitsers heeft geholpen met het vervolgen van de joodse bevolking, hoewel zij dit niet tot haar bedoelingen had, staat wel als een paal boven water.

§ 6: Uitstoting uit de economie en de maatschappij

Voor sommigen mensen was het uitstoten van de joden uit de economie zeer profitabel: grove winsten werden er gemaakt. Ook door Nederlanders, die voor de Duitsers de vieze klusjes opknapten. Dat hadden de Duitsers slim gedaan: Nederlanders de uitvoering van hun plannen laten doen: een goede camouflage voor de Duitsers en hun plannen.
-- Op 12 maart 1941 werden de Joden het bedrijfsleven uitgegooid. Hun zaken werden overgenomen door Duitsers of Nederlanders die de zaak voor weinig van de Duitse autoriteit kochten. De nieuwe eigenaren probeerden er zoveel mogelijk geld uit te halen.
-- In augustus 1941 moesten de Joden al hun effecten, geld, deposito's enz. bij de bank Rosenthal & CO aan de Sarphatiestraat inleveren. De bank was door Duitsland opgericht , met een joodse naam. Wederom een camouflage - techniek.

§ 7: De ster

Op 29 april 1942 werd elke Jood verplicht om een gele Jodenster te dragen. Deze moest op de jas genaaid worden en moest in één oogopslag zichtbaar zijn. Thuis moest de ster ook vaak gedragen worden ( bijvoorbeeld wanneer een jood voor het raam naar buiten keek ). De ster moest gekocht worden voor vier cent en een textielpunt. De Joodse raad hielp met de distributie ( dit om te voorkomen dat kwaadwillenden de kans kregen om joden te pesten ). De Duitsers ( en volgens de Duitsers ook de Nederlanders ) konden zo zien waar de demon zich bevond. Er werd zo een ( niet bestaande ) scheiding tussen de rassen aangegeven, de Duitsers wezen met plezier op het gevaar van mensen die met zo'n ster liepen.

De kleur geel werd gekozen, omdat het de kleur van de pest was ( in de Middeleeuwen ), het speciale lettertype moest de bevolking eraan herinneren dat Joden uit een ander deel van de wereld kwamen. De jodenster werd hèt antisymbool, het enige vijandige symbool dat er in die tijd was. De man, vrouw of kind met de ster was de zogenaamde vijand, daar bleven de Duitsers met behulp van propaganda op hameren.

H 7: Het begin van de jodenvernietiging

§ 1: Wannsee-Conferentie

Op 31 juli 1941, gaf Göring aan Heydrich de opdracht 'alle voorbereidingen te treffen met betrekking tot de organisatie en de materiële en financiële aspecten van een totale oplossing (Endlösung) van het joodse vraagstuk in de territoria die zich onder Duitse invloed bevinden'. Niet lang daarna begon men met de bouw van de eerste vernietigingsinstallaties.
Op 20 januari 1942 werd tijdens de Wannsee - Conferentie, genoemd naar het plaatsje Wannsee bij Berlijn, door de NSDAP leiders tot de volledige uitroeiing van de joden, de 'definitieve oplossing van het jodenvraagstuk' ('Endlösung der Judenfrage') besloten . Deelnemers waren o.a. Heydrich, Eichmann en Müller, chef van de Gestapo en verder hoge ambtenaren van de ministeries van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Justitie. Men wilde met deze bespreking tot een gecoördineerde actie komen van al deze ministeries en partij-organisaties. Men besprak de geplande aantallen te vermoorden mensen (11 miljoen), de meest geschikte methodes om een zo groot mogelijk aantal joden te vermoorden, de gebieden die het eerst zouden worden 'gezuiverd', de problemen van het transport en vele andere aspecten van deze reusachtige operatie. De plannen voor de 'Ausrottung' van de Joden nam een definitievere vorm aan. De hoge functionarissen besloten tot uitroeiing van een geheel volk.
De organisatie kwam in handen te liggen van één van de grootste antisemieten : Adolf Eichmann. Deze man nam alle maatregelen om het joodse volk efficiënt uit te roeien. Hij nam zorg voor het oppakken van de joden, het deporteren van de joden en het uitroeien van de joden. De organisatie die bepaalde hoeveel joden uit elk land per week werden vervoerd, heette Referat IV B 4. Verdere direct betrokkenen bij de organisatie van de Endlösung der Judenfrage:
-- Reinhard Heydrich: in 1934 werd hij chef van de Gestapo, in 1936 chef van de SD-Sipo (Sicherheitspolizei), die een onderdeel was van de SS en de politie onder leiding van Himmler. Het terroriseren en 'raszuiver' maken van de inmiddels veroverde gebieden eiste een reorganisatie van het terreurapparaat.
-- Heinrich Himmler was eerst politiepresident te München, in 1934 chef van de Gestapo en in 1936 van de gehele Duitse politie. Sindsdien luidde zijn titel: Reichsführer SS und Chef der Deutschen Polizei. Door de combinatie van de leiding over de politie, waarvan de spionnen in het gehele Duitse leven doordrongen, en over de SS, waaraan hij een uit honderdduizenden manschappen bestaande en met de modernste wapens uitgeruste legermacht, de Waffen-SS, verbond, werd Himmler na Hitler tenslotte de machtigste man van het Derde Rijk. Himmler was één van de mensen die vanuit Referat IV B4 de uitroeiing gestalte gaf.

§ 2: Deportaties

Het eerste transport in Nederland vond plaats in de nacht van 14 op 15 juli 1942 vanuit Amsterdam naar Westerbork. Deze groep bestond voornamelijk uit Duitse joden. Het transport kwam in de nacht van 16 juli aan in Auschwitz. Daar moesten de mensen kaarten sturen, waarin stond hoe goed alles was ( geruststellen van de Joden in Nederland ).
De Duitsers vertelden niet dat de eindbestemming voor de meeste Joden vernietigingskampen waren. Nee, de Joden werden opgeroepen voor de zogenaamde 'Arbeitseinsatz'. Dat wil zeggen dat de Joden in speciaal voor hun ingerichte kampen moesten gaan werken. Deze kampen lagen in Oost-Europa, ver weg van de bevolking in Nederland.
Als men een kaart kreeg voor de 'Arbeitseinsatz', moest men zich binnen enkele dagen melden in Amsterdam, bij die Zentralstelle für Jüdische Auswanderung. De kaarten voor de 'Arbeitseinsatz' werden door Aus der Fünten, gestuurd ( vanuit Referat IV B 4, uit Berlijn, werd elke week doorgegeven hoeveel Joden uit Nederland gedeporteerd moesten worden ). Aus der Fünten werd geholpen door Rauter, Harster en Fischer. Het verzamelpunt van de joden werd de Hollandse Schouwburg. Daar moest men soms enkele dagen wachten.

Als men zich op het Centraal Station in Amsterdam had gemeld, werden de joden per trein naar Westerbork vervoerd ( door veelal Nederlandse machinisten ). Daar verbleef men net zolang, totdat men opgeroepen werd om op appèl te komen. Men verzamelde zich op het kampplein en mocht meenemen wat men kon meenemen. Daarna begon de treinreis naar vooral Auschwitz ( andere kampen waar Nederlandse Joden naar gedeporteerd werden waren: Bergen-Belsen,
Mauthausen, Theresienstadt, Sobibor ). Men kon langer in kamp Westerbork
( zie afbeelding 17 ) blijven door diensten te verrichten voor de Duitsers. Zo kon men tot OD toetreden: de joodse Ordedienst. Deze Ordedienst moest ervoor zorgen dat de joden in het kamp niks zouden uithalen. Mocht er onverhoopt toch wat gebeuren, dan werd de OD verantwoordelijk gehouden. De Ordedienstleden werden dan zelf op transport gezet. Deze dreiging zorgde ervoor dat de Ordedienst haar werk zo goed mogelijk deed ( altijd in looppas: zij waren de marionetten van de Duitse kampleiding en deden dus wat hen opgedragen werd ).
Er waren ook kleinere doorvoer- of werkkampen in Nederland. Zo was er Vught: een nevenvestiging van Westerbork ( dat groeide namelijk uit z'n jasje ), en ook Barneveld: een kamp voor notabelen en vakarbeiders.

Het eerste transport bestond dus uit mensen die opgeroepen waren voor werk. Maar al gauw hoorden de Joden verhalen over de vergassingen in Oost-Europa. Daarom probeerden veel mensen de 'Arbeitseinsatz' te ontlopen. Men probeerde onder te duiken, de onderduikadressen waren echter gering. Daarop stelde de Duitse autoriteit de maatregel in dat onderduikers de kans liepen om opgepakt te worden en naar Mauthausen gedeporteerd te worden.
De deportaties liepen vertraging op doordat mensen niet kwamen opdagen voor de 'Arbeitseinsatz'. Daarom besloten de Duitsers de joden dan maar op te halen uit hun huizen. Dit gebeurde veelal na acht uur s'avonds , als het voor joden verboden was om zich buitenshuis te bevinden. Als de Duitsers hele woonblokken afsloten en alle joden uit hun huis haalden om op transport te zetten, was er sprake van een razzia. Een andere maatregel om meer Joden op te kunnen pakken, was het instellen van verblijfsverboden in bepaalde provincies. In 1943 waren er zoveel verblijfsverboden, dat men zich als jood alleen nog in Amsterdam mocht bevinden.

Na de deportatie van 15 juli 1942 werden er gemiddeld per dag 250 joden opgepakt. Dit duurde tot eind '43. Eind 1942 werden bijna alle joodse mensen uit krankzinnigengestichten, joodse rusthuizen en joodse weeshuizen gedeporteerd naar Westerbork. In mei 1943 moesten alle Joden, m.u.v. de 'Stempel Joden'
( degene die een stempel hadden dat er voor zorgde dat ze mochten blijven: omdat ze een taak hadden binnen de Joodse Raad ), zich melden. Toen er maar een paar honderd joden zich melden, pakten de Duitsers tijdens een razzia 5700 joden op. Op 26 mei 1943 werd er wederom een razzia gehouden in Amsterdam: 3000 joden, waaronder alle rabbijnen, werden opgepakt en gedeporteerd naar Westerbork.
Tot eind september vonden er verschillende grotere en kleinere razzia's in Amsterdam plaats. Op 29 september vond de een na laatste razzia plaats in Amsterdam aan de vooravond van het Joods Nieuwjaar. Er werden 3000 joden opgepakt, waarbij ook de beide voorzitters van de Joodse Raad gedeporteerd werden. Op 30 september werden, op enkele honderden joden na, alle joden opgepakt en gedeporteerd. Eveneens werd het kamp Barneveld opgeheven ( daar zaten vooraanstaande joodse mensen ), de bewoners van dat kamp werden deels naar Westerbork en deels rechtstreeks naar Auschwitz gedeporteerd.
De joden die nog in Amsterdam aanwezig waren, waren ziekenverzorgers, artsen en enkele mensen die de joodse gemeenschap ( terwijl die gemeenschap niet meer bestond ) vertegenwoordigde. Begin '44 werden de laatste Joden naar Westerbork gebracht.
In Nederland waren alleen nog de joodse onderduikers aanwezig
( zie afbeelding 19 ). Maar ook hier was de kans redelijk groot dat men alsnog gepakt werd. Een derde van de joodse onderduikers is gepakt ( soms door puur toeval, maar ook door verraad ).

§ 3: Onderweg

Als men vanuit Amsterdam naar Westerbork ( Drente ) gedeporteerd werd, duurde de treinreis ongeveer vier uur. De trein bestond uit goederenwagons, de joden werden daar met veel geschreeuw en machtsvertoon naar binnen gestuurd. Bij elk transport werd nauwkeurig bijgehouden hoeveel joden in de trein zaten. Zo kon men precies zien hoeveel joden er in Westerbork zouden komen te zitten.
De Duitsers hoonden de joden weg bij de deportatie, het was een "levenstaak" voor elke Duitser om de joden zo min mogelijk menselijk te behandelen.
Bij aankomst op kamp Westerbork werd men uit de treinen gehaald en kwam men op de" Boulevard des Misères" aan. Er werd wederom geteld, en de joden werden naar de barakken geleid. Daar konden ze maanden zitten, maar ook binnen een week weer weg zijn. Het vertrek van een trein werd als volgt, beschreven:
'De commandant geeft het sein tot vertrek. Meestal omstreeks elf uur des dinsdags gilt de fluit van de locomotief. Het kamp hoort het, het gaat door merg en been. Hier en daar huilt een vrouw, die een familielid heeft afgestaan. De commandant is voldaan en slentert weg. De dinsdag gaat voorbij, iedereen kokhalst als hij wat zeggen wil over het transport. De woensdag komt, de ruzie, de hoop, de debatten over de politiek.'

Als men weer weg moest, leidde de reis bijna altijd naar het concentratiekamp Auschwitz. De reis daar naar toe duurde drie dagen, de omstandigheden waren erbarmelijk. Tijdens de reis werden de joden van al hun bezittingen ontdaan, wie niet meewerkte, werd zwaar mishandeld. En vluchten was bijna onmogelijk: de trein was goed afgegrendeld. Lukte het toch om eruit te komen, dan was de kans groot dat men werd neergeschoten.
In Auschwitz werd men uit de trein geknuppeld onder geschreeuw van de SS'ers.
Mannen ( 16-60 jaar ) werden van vrouwen en kinderen gescheiden. De mannen moesten naar rechts, de vrouwen, kinderen, intellectuelen en de ouden van dagen moesten naar links. Ongeveer 80 % werd naar links gestuurd en dat betekende de gaskamer. Die lag vlak bij het oorspronkelijke kamp Auschwitz, bij Birkenau.

De mannen die naar rechts gingen, moesten zeer zware arbeid verrichten. De Duitsers hadden geschat dat een man niet meer dan acht maanden in dat kamp zou overleven. De mensen die het kamp in werden gebracht, kregen elk een tatoeage, meestal op de bovenarm.
De mensen uit de linker rij werden vaak binnen een dag vergast ( zie afbeelding 27 en 28 ).

§ 4: KAMPEN

De Duitse ( concentratie )kampen waren zeer berucht. In 1939 bestonden er drie grote concentratiekampen: Dachau, Buchenwald en Sachsenhausen en drie kleinere: Mauthausen ( het kamp waaruit bijna geen overlevenden zijn gekomen, elke dag moesten de Joden maar ook verzetsstrijders in de steengroeve stenen hakken ), Flossenburg en Ravensbrück. Dit laatste kamp was bestemd voor vrouwelijke gevangenen .

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog onderging het Duitse concentratiekampen - systeem een enorme uitbreiding. Op steeds grotere schaal werden politieke tegenstanders naar concentratiekampen overgebracht, vooral uit de door Duitsland bezette gebieden in West- en Oost-Europa. De deportatie van joden uit alle bezette gebieden naar concentratiekampen werd systematisch ten uitvoer gebracht. Bestaande kampen werden uitgebreid en nieuwe ontstonden: o.a. Neuengamme, Auschwitz, Theresienstadt ( volgens de nazi's een stad voor de joden ), Bergen-Belsen ( Joden in dit kamp moesten als eventueel ruilmiddel worden aangeboden aan de geallieerden voor bv. wapens ).

Er kwamen ook nieuwe typen kampen: Arbeitserziehungslager, voor personen die zich aan de arbeidsinzet hadden onttrokken, en Vernichtungslager: Auschwitz, Sobibor ( de mensen werden hier meteen vergast, zie afbeelding 29 ), Treblinka, Chelmo, Sobibor, Treblinka, Lublin-Majdanek, Auschwitz-Birkenau, Mauthausen, Ravensbrück en Natzweiler- Stutthof. De laatst genoemde kampen waren bestemd voor het uitroeien van de Joden. In deze kampen zijn zes miljoen joden vermoord. (zie afbeelding en afbeelding ).

In Nederland waren tijdens de Duitse bezetting concentratiekampen in Amersfoort, Vught, Ommen en Westerbork ( het laatste voor joden ). Het kamp Westerbork lag in Drente. Na de eerste deportaties besloot de kampleiding de spoorlijn tot aan het kamp toe door te trekken. Deze werkzaamheden werden door de joden uitgevoerd. Westerbork was voor de oorlog een interneringskamp voor Duitse joden, maar in de oorlog werd het een doorvoerkamp.

De Duitse leiding was eerst in handen van Schlesinger, maar die werd al snel opgevolgd door Gemmeker. Het kamp werd als volgt beschreven: 'de breuk met gisteren en de angst voor morgen.'

H 8: Het einde

§ 1: Balans opmaken

Nadat de Duitsers op 8 mei 1945 capituleerden, haalde heel Europa opgelucht adem. Europa was bevrijd van een partij die tot doel had, heel Europa in haar macht te krijgen. In dat doel waren de nazi's bijna geslaagd. Op enkele landen na was de rest van Europa bezet. Tijdens die bezetting hebben de Duitsers de bezette gebieden misbruikt. De economie van de landen werd kapot gemaakt, al het kapitaal dat zich in een land bevond, werd door de Duitsers gebruikt voor oorlogvoering.
De mensen in de bezette gebieden werden in de meeste landen met rust gelaten.
Met uitzondering van de geestelijk gestoorden, zigeuners, homo's en natuurlijk de joden. Vooral de laatste groep werd streng vervolgd. Zo werden de joden in Polen al in het begin van de oorlog massaal geëxecuteerd. Één miljoen joden werden in Polen tijdens de oorlog vermoord. Net als in de Baltische Staten waren daar in de oorlog speciale Einsatzgruppen werkzaam. Deze groepen hadden als enige doel het vermoorden van de joden en eventueel ook andere vijanden van de NSDAP.
In Nederland werden van de 140.000 joden, iets meer dan 100.000 joden vermoord. Er vertrokken 98 treintransporten uit Nederland om de joden naar hun dood te brengen. De verdeling :
Bergen-Belsen, 3751 gedeporteerde joden uit Nederland, 2000 overlevenden;
Theresienstadt, 5000 gedeporteerde joden uit Nederland, 2000 overlevenden;
Mauthausen, 1750 gedeporteerde joden uit Nederland, geen overlevenden;
Auschwitz, 60.000 gedeporteerde joden uit Ned., 1000 overlevenden;
Sobibor, 34.100 gedeporteerde joden uit Ned., 19 overlevenden
25.000 joden doken tijdens Wo II onder in Nederland. Daarvan werden 9000 joden opgepakt en gedeporteerd naar een concentratiekamp.
In doorvoer- en concentratiekampen zijn natuurlijk ook honderden joden vermoord of gestorven aan de slechte hygiëne.
De ontvangst van de joden in Nederland na de oorlog was uiterst onprettig. Veel mensen in Nederland waren door de vijf jaar durende propaganda en de jodenvervolging anti-joods gaan denken. Velen vertelden de joden , dat het hen speet dat ze terug gekomen waren: want wat hadden de joden hier nog te zoeken ? Het grootste deel van de joodse bevolking was toch dood. Dus van een joodse samenleving kon toch geen sprake meer zijn. De eerste opvang voor de teruggekeerde joden vond plaats in , cynischer kan niet, Westerbork. Notabene het kamp wat vijf jaar lang gebruikt was als doorvoerkamp naar de vernietiging ( zie afbeelding 30 ).
Joden hadden tijdens de oorlog hun bezittingen aan anderen geleend. De mensen die de spullen bewaarden, zouden na de oorlog de goederen teruggeven. Maar er kwamen maar heel weinig Joden terug, dus namen veel mensen aan dat ze de spullen die ze geleend hadden, konden houden. Totdat de jood die de spullen aan het gezin had uitgeleend, wel terugkwam. Het gezin was zo gewend geraakt aan de spullen, dat ze de spullen niet wilden afstaan. Hevige ruzies waren het gevolg, de joden trokken meestal aan het kortste end. De joden konden niet bewijzen dat de spullen werkelijk van hen waren. Zo behielden veel Nederlanders ( bewariërs ) spullen die niet van hen waren.
Het geld en de waardepapieren die de joden onder meer aan de Nederlandse staat/bedrijven gegeven hadden, eisten ze terug. Maar ook daar kregen de Joden veelal nul op rekest. Ook al waren er archieven, waarin stond wat de Joden gegeven hadden aan de staat/bedrijven. Sommige van die archieven zijn recentelijk onder de aandacht gekomen. Enkele archieven zijn verbrand. Zo kon niet bewezen worden wat tot de joden of de joodse gemeenschap behoorde.

§ 2: Nederland anti-joods?

In Nederland zijn relatief veel joden opgepakt en gedeporteerd. Er wordt nogal eens gezegd dat dat komt, omdat de Nederlandse bevolking niet goed kon opschieten met de joden en ze daarom massaal verraden hebben. Dit moet naar het rijk der fabelen verwezen worden. De redenen waarom er dan wel zoveel joden uit Nederland gedeporteerd zijn:
-- De geografische ligging van Nederland was in de oorlog een groot nadeel. Aan de ene kant lag Duitsland, het land dat de oorlog begon. Aan de westkant van Nederland ligt de Noordzee. Belangrijke vluchtroutes voor joden waren er niet. Ze zaten als het ware gevangen in een fuik. Ze konden de eerste oorlogsdagen niet vluchten.
-- De Nederlandse bevolking kwam pas laat tot de ontdekking, wat de werkelijke aard van het Duitse regime was. De propagandaberichten voorkwamen dat het Nederlandse volk werkelijk inzag wat er met de joden zou gebeuren.
-- Het Nederlandse ambtenarenapparaat werkte pas laat in de oorlog tegen de Duitse autoriteit. Tot die tijd had men uit vrees voor ontslag braaf gedaan wat de Duitsers zeiden. Pas toen men zag, dat men door het ijverige werk de Duitsers hielp met de deportatie van Joden begon men tegen te werken.
-- De verzetsorganisaties die Joden hielpen met onderduiken gingen pas in de 2e helft van de oorlog samenwerken. Toen pas werden er netwerken opgezet, zodat er een groter aanbod aan onderduikadressen beschikbaar kwam. Tot dat moment was men nogal bang om met andere organisaties in contact te komen, de angst dat men verraden zou worden, was groot. De jodendeportaties maakten echter duidelijk dat er risico's genomen moesten worden om de deportaties te ontduiken.
-- De Joodse Raad heeft op geen enkel moment de Duitsers ( geprobeerd ) een halt toe te roepen. Ze lieten de Duitsers steeds meer maatregelen afkondigen, zonder dat er enig verzet kwam van de Raad. De Duitsers wisten dus dat het z'n gang kon gaan.
-- De joodse bevolking in Nederland bestond voornamelijk uit gewone arbeiders. Deze joden waren niet heel rijk, het was het proletariaat. Zij konden daardoor op geen enkele wijze proberen om zich vrij te kopen. Ook onderduikadressen of georganiseerde vluchtroutes lagen daardoor niet binnen het bereik van de joden.
-- Nederland was in tegenstelling tot andere landen helemaal bezet. De Duitsers hadden ook nog eens het bestuur in handen. In de zuidelijkere staten die door Italië bezet waren, had de Jodenvervolging een lagere prioriteit.

Conclusie

De NSDAP is begin jaren '30 begonnen met het vervolgen van joden. De NSDAP deed dit, omdat zo zeiden ze, de joden een gevaar vormden voor de Duitse en Europese samenleving. Hitler onderstreepte dit, door te zeggen dat de joden uit waren op een wereldoorlog. De NSDAP had, om de joden uit de samenleving te verwijderen, vele partijorganisaties opgericht. Zo was er een speciaal staatsapparaat om de Duitse bevolking ervan te overtuigen dat de joden slecht waren voor Duitsland.
De vervolgingen van joden binnen Duitsland, bestonden vooral uit treiteringen. Het werd de joodse gemeenschap onmogelijk gemaakt om zich als normale burgers te gedragen. In 1935 werden er wetten in Nurenberg aangenomen. Deze wetten bepaalden dat de joden achtergesteld mochten ( moesten ) worden. Dit betekende een heksenjacht op de joden. De joodse gemeenschap besloot daarop te vluchten.
In 1939 begon de Tweede Wereldoorlog, doordat Duitsland Polen binnenviel. In mei 1940 werd Nederland door Duitsland aangevallen. Na vijf dagen werd er door de Nederlanders gecapituleerd. Dat betekende dat de Duitse bezetter de leiding in Nederland zou krijgen. Seys-Inquart was Reichskommissar ( hoogst bevoegde persoon in Nederland ). Onder hem stonden vier Generalkommissarissen.
Eind 1940 werden in Nederland de eerste anti-joodse maatregelen van kracht. Hoe langer de oorlog duurde hoe meer er bijkwamen. Al deze maatregelen werden aan de joodse gemeenschap bekend gemaakt door de Joodse Raad. Zo werden er verblijfsverboden voor delen van Nederland ingevoerd. In juli 1942 werden vanuit Nederland de eerste joden gedeporteerd. Zij werden opgeroepen voor de 'Arbeitseinsatz'. In het begin gaven veel joden aan die oproep gehoor. Maar hoe langer de oorlog duurde, hoe minder joden zich meldden. Daarop begon de Duitse autoriteit met behulp van Duitse militairen en Nederlandse jodenhaters razzia's. joden die vreesden voor hun leven besloten soms om onder te duiken. Er zijn veel joden opgepakt ( te goedgelovig ) en gedeporteerd: 110000 zijn er omgekomen. De eindbestemming van de joden was meestal Auschwitz. In dat concentratiekamp zijn de meeste, uit Nederland afkomstige joden, vermoord.

De deportaties van de joden uit Europa stonden onder leiding van Eichmann. Maar ook Heinrich Himmler speelde een belangrijke rol bij de deportaties. Zij werkten beide bij Referat IV B4, de organisatie die vanuit Berlijn de gehele jodendeportatie leidde.
De joden die de verschrikkingen van de concentratiekamp hadden overleefd, werden koel ontvangen. Hen werd gevraagd waarom ze teruggekomen waren, en veel joden zijn hun eigendommen kwijtgeraakt. Wat nog veel erger was, ook hun familie en kennissen....

LITERATUURLIJST

-- Herzberg, Abel J.: Kroniek der Jodenvervolging, 1940-1945, Amsterdam,

1985

-- Jong, Dr. L. de: De bezetting na 50 jaar I, 's-Gravenhage, 1990

-- Jong, Dr. L. de: De bezetting na 50 jaar II, 's-Gravenhage, 1990

-- Jong, Dr. L. de: de Jodenvervolging I, 's-Gravenhage, 1977

-- Jong, Dr. L. de: de Jodenvervolging II, 's-Gravenhage, 1978

-- Knoop, Hans: De Joodsche Raad, Amsterdam, 1983

-- Presser, Dr. J.: Ondergang deel I, 's-Gravenhage, 1963

-- Presser, Dr. J.: Ondergang deel II, 's-Gravenhage, 1965

Geen opmerkingen: