Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

maandag 24 maart 2008

Profielwerkstuk Ckv Impressionisme

Voorwoord

Wij hebben bij ons profielwerkstuk gekozen voor het onderwerp impressionisme. De keuze was eigenlijk snel gemaakt, omdat onze voorkeur in ieder geval al uit ging naar ons profielvak BV23. Na de vakkeuze zijn we gaan zoeken naar kunststromingen die ons geschikt leken voor het werkstuk. Uiteindelijk kwamen we uit bij de kunst van het impressionisme. Het leek ons interessant om hier iets over te maken, omdat het de eerste moderne kunststroming was waarin men heel apart op locatie te werk ging. We hopen dat we bij het maken van dit werkstuk genoeg informatie kunnen vinden zodat we geen problemen tegen komen en hopelijk steken we ook wat van het PWS op!

Op de volgende pagina treft u een onderzoeksplan aan waarin iets over onze onderzoeksvragen, hypothese, werkwijze, bronnen, presentatievorm en taakverdeling staat.

Onderzoeksplan

Hoofdvraag:
*Welke rol speelde de uitvinding van het fototoestel op de impressionisten?*

Deelvragen:
Begripsbepaling
1. Wat is de definitie van impressionisme?

Geschiedenis
2. Hoe was de periode 1860-1914 in de Europese geschiedenis waarin het impressionisme ontstond?
3. Hoe was het gesteld in Frankrijk, HET land van het impressionisme, rond de periode 1860-1914?
4. Hoe het ontstond het impressionisme eigenlijk?
5. Hoe heeft de Frans-Pruisische oorlog van 1870-1871 de impressionisten beinvloed?
6. Hoe zag de organisatie van de 1e impressionistische tentoonstelling eruit en wat volgde hierna?

Acceptatie en beïnvloeding
7. Wie of wat heeft het impressionisme beïnvloedt?
8. Waarom accepteerde de huidige schilders in de schilderwereld de impressionisten niet?

De werkwijzen & methoden van de impressionisten
9. Welke thema’s werden gekozen voor de impressionistische schilderijen?
10. Hoe gingen ze te werk bij het maken van hun kunst?

Welke schilders werden beroemd in de tijd van het impressionisme?

Globale werkwijze
We proberen wat algemene zaken over impressionistische aan bod te laten komen, hierbij kun je denken aan de schilders, ontstaan, de tijd etc. Dan gaan we kijken wat voor invloed fotografie op het impressionisme had. Verder vertellen we nog wat zaken over ontstaan e.d. van fotografie. Tenslotte beschouwen we wat impressionistische kunst, wat ons werkstuk en presentatie compleet maakt.

Bronnen/hulpmiddelen
Deze kunt u terugvinden op pagina .. , dat is ons materialenoverzicht (gebruikte boeken, internetsites, CD-roms etc.)

Presentatievorm
We zullen in de presentatie mondeling een aantal zaken vertellen over impressionisme. Maar wat vooral ook belangrijk zal worden zijn een aantal bekende impressionistische kunstwerken die we kunnen tonen en toelichten.

Taakverdeling
Het lijkt ons wel het beste dat we zoveel mogelijk samen aan de computer werken, zodat er geen onenigheid is over hoe het PWS gemaakt wordt.

Begripsbepaling

1. Wat is de definitie van impressionisme?

Begripsbepaling uit encyclopedie: Impressionisme (v. Lat. impressio = indruk), de benaming voor een beweging die zich in de kunsten, met name in de schilderkunst, in Frankrijk na 1860 ontwikkelde. Het impressionisme is een schilderkunstrichting, waarbij de kunstenaar niet het object, maar de indruk, de impressie van het object wil vastleggen. Wat het oog waarneemt, moet zonder invloed van het verstand worden vastgelegd. Bij de impressie spelen vooral de werking van het licht en de stemming van de atmosfeer een rol.

Het begrip impressionisme is zoals je ziet niet eenvoudig uit te leggen. Het is de naam van de eerste echte moderne kunststroming in de westerse kunst. Onderwerpen van de kunstwerken waren de alledaagse thema’s, waarbij vooral opvalt dat men op locatie schildert. De tekeningen werden snel rommelig, omdat ze in een rap tempo gemaakt moesten worden. Dit kwam doordat impressionistische schilderijen momentopnamen waren. Simpeler gezegd: Een bepaald gebied werd een aantal keer op een dag geschilderd met steeds verschillende lichtinvallen en dus ook andere kleuren.

Geschiedenis

2. Hoe was de periode 1860-1914 in de Europese geschiedenis waarin het impressionisme ontstond?

De periode, waarin het impressionisme een rol van betekenis speelde, is ruim genomen de periode vanaf 1860 tot ongeveer 1914. Het begin van de Eerste Wereldoorlog is de abrupte afsluiting van een tijdperk van verandering. Verandering is namelijk het voornaamste kenmerk van deze periode.

De wereld veranderde op dat moment van een agrarische samenleving naar een moderne, industriële samenleving. In korte tijd veranderde er van alles in de richting van de wereld, waarin wij nu nog steeds leven. Plotseling ging de techniek een hele grote rol spelen in het leven van mensen, voor het eerst kwamen mensen in aanraking met dingen die wij nu heel normaal vinden, maar die toen de wereld op z’n kop zetten. Twee voorbeelden die soort uitvindingen zijn de telefoon uit 1875 door Bell en de trein waarmee mensen opeens heel mobiel werden.

Naast de vele uitvindingen, die het leven van mensen veranderden, veranderde ook de economie ingrijpend. De grote industrieën kwamen op en veel mensen trokken van platteland naar de stad om in de fabrieken te gaan werken. De steden konden deze grote stromen vaak niet aan, waardoor groepen arbeiders in zeer slechte omstandigheden moesten wonen en werken. De armoede van de arbeiders stond in schril contrast met de rijkdom van de nieuwe industriëlen, die optimaal profiteerden van het kapitalisme. Maar aan de andere kant kwam er, zeker aan het einde van de periode, steeds meer steun voor de arbeiders. Nieuwe wetten zorgden langzamerhand ervoor dat hun woon en werkomstandigheden beter werden.

Cultureel gezien wordt deze periode 1860-1914 in de Europese geschiedenis het ‘fin de siècle’ genoemd. Hiermee wordt aangegeven dat het aan de ene kant een afsluiting was van een slechte periode, maar dat er aan de andere kant allerlei nieuwe ( soms ook akelige) dingen stonden te gebeuren.

3. Hoe was het gesteld in Frankrijk, HET land van het impressionisme, rond de periode 1860-1914?

In Frankrijk, waar het impressionisme is ontstaan, stond het keizerrijk van Lodewijk Napoleon III onder druk. De keizer stond onder grote binnenlandse druk door een slecht buitenlands beleid en was daarom steeds op zoek naar schikkingen en concessies.

Maar in 1870 was dat beleid niet meer vol te houden. De Franse keizer werd door een slim gespeeld politiek spel van de Pruisische rijkskanselier Bismarck gedwongen Pruisen de oorlog te verklaren. Dit leidde tot een bloedige oorlog die het Franse leger, wat niet op zo’n grote oorlog was voorbereid, verloor bij de slag bij Sedan. Lodewijk Napoleon werd gevangen genomen door de Pruisen en zijn zoon vluchtte. Maar de Pruisen vochten door en kwamen tot aan Parijs, waar ze de stad maandenlang omsingeld hielden.

Ondertussen was de Derde Republiek gevormd, die in Bordeaux een nieuw leger vormde en de strijd voortzette. Maar het was al te laat, want op 28 januari 1871 was de val van Parijs. Dit betekende wel het einde van de oorlog, maar niet het einde van de problemen voor Frankrijk. Tijdens de vredesonderhandelingen in Frankfurt ging de republikeinse regering ermee akkoord Elzas-Lotharingen af te staan en grote herstelbetalingen aan Pruisen te doen. Mede hierdoor ontstond er na de val van Parijs een opstand tegen de regering. De opstandelingen, ontstaan uit een groep journalisten, arbeiders en politieke dissidenten, noemt zichzelf de Commune.

In de korte tijd dat zij in Parijs aan de macht is, wist de Commune een aantal belangrijke maatregelen door te voeren. Deze maatregelen zouden het leven van de Parijse arbeiders, die veel geleden hebben tijdens de Frans-Pruisische oorlog, veel aangenamer maken.

Ondanks dat de Commune opkwam voor de Parijse arbeiders was ze niet socialistisch of communistisch. Ze was echter wel duidelijk tegen de Bourgeoisie en draagt daarmee een stuk linkse geschiedenis bij. Maar dat heeft niet lang geduurd, want in de bloedige week van 21 t/m 28 mei 1871 heroverde het republikeinse leger de Franse hoofdstad. De orde in de hoofdstad en zo ook het vertrouwen van de bourgeoisie in de republikeinse regering werd weer hersteld.

4. Hoe het ontstond het impressionisme eigenlijk?

Het impressionisme is dus een kunststroming uit deze roerige periode van 1860–1914 (grofweg genomen). Impressionisme was dus een tijd tussen het realisme en het postimpressionisme. De stroming is in Frankrijk ontstaan en is eigenlijk altijd een typisch Franse aangelegenheid gebleven.

Impressionistische schilders wilden kunstwerken maken vanuit hun beleving, dus hun feitelijke visuele waarneming. Het uitgangspunt voor hun kunst was voor hen niet langer een stabiele werkelijkheid, maar een veranderlijke werkelijkheid.

Door de ontwikkeling van tubes verf kon er buiten het atelier geschilderd gaan worden, wat erg goed aansloot bij de nieuwe ideeën van de schilders (veranderlijke werkelijkheid =schemering en daglicht in natuur b.v.) Op deze manier werd er niet alleen geschilderd, maar ook werd er onderling gediscussieerd over kunst en esthetiek, zo werd er dus ook meer geleerd!

Door het verlaten van het atelier ontstond de techniek die de impressionisten zo kenmerkt. Er werd vooral schetsmatig gewerkt en je kon duidelijk zichtbare verfstreken zien. Die snelle manier van schilderen had te maken met de haast die de schilders hadden om in de veranderlijke werkelijkheid momenten vast te leggen. Zwarte schaduwen en contouren die in de natuur niet voorkomen, werden niet langer gebruikt. In plaatst daarvan werden schaduwen in de complementaire kleur van het onderwerp geschilderd.

De onderwerpen die de impressionisten kenmerkten waren alledaagse, niet-geïdealiseerde taferelen en dit was de voornaamste reden voor de afwijzing van hun opvattingen door de officiële kunstwereld.
Nu gaan we even terug naar het impressionisme in de maatschappij. Het begon allemaal in 1874 met een grote groepstentoonstelling, "Exposition des Refusés", in Parijs. Deze groep Franse schilders bestond uit de bekende impressionsiten Edgar Degas, Claude Monet, Camille Pissarro, Pierre-Auguste Renoir, Alfred Sisly, Edouard Manet, Mary Cassatt, Gustave Caillebotte en Berthe Morisot. Veel van deze schilders hebben elkaar in hun studietijd ontmoet of via andere schilders die bevriend met elkaar waren. Nu exposeerden zijn samen in hun eigen ingerichte salon: "Salon des Indépendants".
De expositie wekte schandaal, de schilders werden met afkeer bekeken ,omdat men vond dat de schilders verkeerde onderwerpen kozen en ‘slordig’ schilderden. Vage contouren en gekleurde schaduwen vond de officiële kunstwereld niet in het plaatje van kunst passen.
Doordat de kunst niet geaccepteerd werd (later meer hierover), publiceerde men ook artikelen waarin men de schilderijen van de tentoonstelling bekritiseerd. In het Parijse blad "Charivari" van 25 april 1874, wilde de journalist-criticus Louis Leroy het eerste impressionistische doek "Impression du soleil levant" (de impressie van de opkomende zon) van Claude Monet sterk bekritiseren en zwart maken.

Citaat: ”Inderdaad, een 'impressie'! Er moet zich daar ergens een impressie bevinden. En wat een vrijheid, wat een stoutmoedige uitvoering! Behangpapier is in zijn ruwe vorm zorgvuldiger samengesteld dan deze zee van verf”' (citaat: www.kunstbus.nl)

Hij noemde de exposanten dus "Les impressionistes", dit was oorspronkelijk sarcastisch bedoeld. Maar vanaf dat jaar(1874) werd het wel de officiële benaming voor de kunststroming impressionisme, want de impressionisten zagen de geuzennaam wel zitten en namen hem over!

6. Hoe zag de organisatie van de 1e impressionistische tentoonstelling eruit en wat volgde hierna?

In dit stukje willen we wat dieper in gaan op de eerste impressionistische tentoonstelling waar we het in het vorige stukje al globaal over hadden.

Op 15 april 1874 openden de deuren van de Eerste Impressionistische Tentoonstelling. Deze tentoonstelling was, zoals we al weten, georganiseerd door een verbond van kunstenaars die zich het “Société anonyme des artistes, peintres, sculpteurs, graveurs, etc.” noemden.

Er waren een aantal redenen om juist in 1874, de eerste tentoonstelling te houden. Ten eerste waren de impressionisten een beetje terug gekomen op de romantische ideologieën van vóór de oorlog. Dit kwam door alle verschrikkingen van de voorgaande jaren en door de dood van hun vriend Bazille, die in november 1870 was gesneuveld bij Beaune-la-Rolande.

Daarnaast voelden de Fransen, die in Frankrijk waren na de val van Parijs, zich in de steek gelaten door hun gevluchte medeburgers, maar vooral door de politici en alles wat daarmee geïdentificeerd werd, zoals de Academie. Dit was voor de impressionisten, die de oorlog in Frankrijk hadden doorgebracht, een reden om actief te worden tegen de gevestigde orde.

Maar de redenen voor de tentoonstelling waren vooral praktisch en economisch van aard. Vanaf 1873 konden de impressionisten niet meer bij de Salon des Refusés tentoonstellen, dat zou teveel gezichtsverlies opleveren. De Salon des Refusés werd dat jaar namelijk expres gehouden om alle ‘nieuwe’ stromingen de kop in te drukken en het publiek te laten zien dat ze nog steeds belachelijk waren. Tevens was dit de tijd om zelf iets te proberen, aangezien de economie van Parijs op volle toeren draaide en de commerciële vooruitzichten wat dat betreft gunstig waren.

Het grootste probleem bij het organiseren van de tentoonstelling was het bepalen wie er zouden exposeren en wie niet. Degas wilde ook respectabele artiesten erbij, zoals Boudin om het effect van de expositie minder schokkend te maken. Pissaro moest vechten voor de eer van zijn vriend Cézanne, want Degas en zelfs Monet wilde hem er niet bij hebben.

Degas en Pisaaro deden erg veel op management en organisatiegebied, zo hebben ze heel het wel en wee achter de schermen geregeld. Ze hebben buiten andere schilders ook een goede kunstvrouw, namelijk Berthe Morisot, zo ver gekregen om mee te doen aan de expositie. In een brief aan haar moeder hebben ze Berthe kunnen overtuigen.

Citaat: “Ik ben er niet op uit om op deze manier een van die grote antiacademie bedrijven op te richten, maar ik verwacht wel dat dit proces iets is wat we kunnen herhalen als we zien dat het enig succes heeft. Als we een paar duizend mensen wakker schudden op deze manier, zou dat geweldig zijn… “ (Belinda Thomson, Impressionism)

Op de 1e tentoonstelling hingen in totaal 165 doeken van 39 schilders. De toegangsprijs was maar liefst 1 franc. Er hingen doeken van:
* enkele oudere schilders die al bekend waren bij de Salon (Boudin)
* enkele amateurs, voornamelijk kunstcritici en industriëlen (rijkeren)
* een groep ambitieuze jonge schilders, die later de echte impressionisten zouden gaan vormen. (de beroemde groep dus Degas, Monet, Pissarro, Renoir, Sisley, Manet, Cassatt, Cezanne, Caillebotte, Morisot en Guillaumin)

Om voor de kosten op te kunnen draaien ging 10 procent van de opbrengsten van de verkochten schilderijen naar de groepskas. Zo wilden de impressionisten de kosten voor het huren van de studio van de fotograaf Nadar betalen.

Na afloop van de 1e tentoonstelling, precies een maand na de opening, was het moeilijk de groep bij elkaar te houden, de groep had namelijk geen echte leider. Voor veel critici was Monet de leider, door zijn vernieuwingen in de landschapskunst. Maar Monet was niet echt een groepsdier, hij zou te snel kiezen voor zijn eigen belang boven dat van de groep. Aangezien de groep in dit opzicht stuurloos was en de verschillen van mening binnen de groep eigenlijk heel groot waren, was het voor de buitenwereld moeilijk te begrijpen wat de impressionisten eigenlijk wilden. Het is wat dat betreft ook niet gek dat de impressionisten door de critici vaak niet begrepen werden. Al deden de meest gerespecteerde kranten in Parijs in die tijd niet eens hun best om ze te begrijpen, zij negeerden de expositie totaal.

Er werd vaak beweerd dat de reacties op de eerste onthullingen van
impressionistische kunst altijd negatief waren. Maar van de 52 reacties die er op de eerste tentoonstelling kwamen, waren er 9 neutraal, 20 positief, 18 gemengd en maar 5 echt negatief.

Door financiële problemen werd de Société al na de eerste tentoonstelling opgeheven. Maar tussen 1874 en 1886 werden er nog zeven impressionistische tentoonstellingen gehouden.

Tijdens de tweede tentoonstelling die gehouden werd in 1878 op de Rue le Peletier, een galerie van de Engelse kunsthandelaar Durand-Ruel, werden zowel de naam als de stroming ‘impressionisme’ al serieuzer genomen door de critici en het publiek.

Acceptatie en invloeden

7. Wie of wat heeft het impressionisme beïnvloedt?

Kunststroming: Landschapskunst
De landschapskunst had de belangrijkste invloed op de impressionisten, dit was vanzelfsprekend omdat dit een van hun hoofdonderwerpen in de kunst zou worden. De school van Barbizon, een groep schilders die vanaf 1830 in de vrije natuur werkte in het gebied van de Fontainebleau, gaf zowel in als buiten Frankrijk een sterke impuls aan de ontwikkeling van een nieuwe vorm van landschapskunst. Een directe invloed op de impressionisten hadden ook de personen William Turner en Johan Barthold. Turner fascineerde de impressionisten met zijn studies over beweging en tijd in het landschap. De Nederlander Barthold maakte zich bekend onder de impressionisten met zijn van licht doortrokken zeegezichten.

Kunststroming: Romantiek
De ideeën van het impressionisme en de romantiek sloten soms goed bij elkaar aan. Beide stromingen hadden een afkeer van de academische kunst die volgens hen te formeel was. Ook het beeld, dat de echte kunstenaar altijd tegen de gevestigde orde strijdt en voortdurend op zoek is naar zijn eigen stijl, is een beeld wat uit de romantiek stamt.
Het is wel opvallend dat de beïnvloeding van de impressionisten door de romantici eigenlijk ontstaan is door de romantische denkbeelden van de bourgeoisie, de burgerij. Alle impressionisten, op Renoir na, kwamen uit de middenklasse. Ze hadden dus een conservatieve opvoeding gehad waarin de romantiek van de bourgeoisie een belangrijke rol had gespeeld.
De belangrijkste overeenkomst tussen de romantiek en het impressionisme is kunst met als onderwerp natuur. Sinds de romantiek bestond het verlangen èèn te worden met de natuur. De impressionisten wilden de natuur gebruiken om weg te kunnen vluchten uit de werkelijkheid van de industriële revolutie.
Frans-Pruisische oorlog van 1870-1871
De meeste impressionisten hielden zich niet bezig met de Frans-Pruisische oorlog en de opstanden die daar op volgden. Geen van hen, op Bazille en Renoir na zagen enige reden om mee te vechten tegen de Pruisen. Bazille ging bewust de strijd in, maar dat was eigenlijk pas op het moment waarop toch al duidelijk was dat de oorlog in feite verloren was. Hij sneuvelde dan ook niet lang nadat hij gestationeerd werd. Later hebben andere schilders getuigd dat Bazille de oorlog in ging uit plichtsgevoel, aangezien zijn familie in Oost-Frankrijk woonde en de Pruisen daar dood en verderf gezaaid hadden. Renoir koos veel minder bewust voor deelname aan de oorlog, maar rolde er zo ongeveer in. Hij vluchtte niet, zoals vele van zijn groepsgenoten en werd dus automatisch opgeroepen om in dienst te gaan. Eenmaal in dienst werd hij in de Pyreneeën gestationeerd, waar hij paardenfokker in dienst van het leger werd.

Manet, Degas, Morissot en Sisley bleven in Parijs, waar Manet en Degas op het laatst van de oorlog toch dienst namen. Tijdens de laatste dagen vòòr de capitulatie was Manet echter meer bezig met het wisselen van zijn uniforms dan met vechten (aldus Berthe Morisot). Een mogelijke verklaring hiervoor was, dat Manets directe superieur in het leger een van de lievelingetjes van de Academie was. Na de capitulatie op 28 januari 1871 vluchtten de bovengenoemde schilders om bij te komen van alle verschrikkingen van de oorlog. Manet was wel in de stad tijdens de laatste dagen van de Commune, toen het leger bezig was aan haar massaslachting. Hij maakte hier een aantal litho’s en tekeningen over.

Alleen Courbet, een belangrijke voorloper van de impressionisten die bekend stond om zijn socialistische filosofieën, sloot zich aan bij de Commune. Samen met een kleine groep kunstenaars en journalisten haalde hij de hele gevestigde orde van de Académie naar beneden, letterlijk, want hij sloopte een erezuil van de Académie, de Colonne Vedrôme; waarna het tijdelijk gedaan was met de Académie des Beaux Arts. Hijzelf werd hiervoor gevangengenomen. Hij kreeg een hoge boete (hij moest betalen voor de herstel van de zuil) en bracht de rest van zijn leven door in Zwitserland (in ballingschap).

Monet en Pissaro waren in Normandië toen de oorlog uitbrak en zijn stilletjes het Kanaal over gestoken. Monet liet zijn vrouw en kind achter bij zijn vriend Boudin. De vreemde omgeving, waarin de twee tijdens de Frans-Pruisische oorlog schilderden, stimuleerde hun talent. Zij voelden zich aangemoedigd in de weg die ze hadden ingeslagen door het kijken naar werken van Engelse landschapsschilders als Turner en Constable. Dit wil niet zeggen dat het Engelse publiek ook in hen geïnteresseerd was. In Engeland schreven enkele critici in de jaren zeventig van de 19e eeuw wel over de Franse schilderkunst (zowel academisch als impressionistisch), maar over het algemeen was men in Engeland vooral geïnteresseerd in literaire kunst. Het was bijzonder dat er toch enkelen waren, waaronder de Londense kunsthandelaar Durand-Ruel, die de naar Engelse begrippen beknopte en afzijdige impressionistische kunst kochten.
De ‘London Times’ schreef een recensie over het impressionisme naar aanleiding van een tentoonstelling van Durand-Ruel in Londen. In die recensie werd een duidelijke vergelijking getrokken tussen de Franse kunst en politiek. “Het lijkt erop dat men in het werk van de Franse schilders dezelfde wilde en anarchistische geest kan zien als in de Franse politiek.” (Belinda Thomson, Impressionism) De schrijver doelde hierbij op de val van Parijs en de Commune.

De Frans-Pruisische oorlog en de dood van Bazille, leidden tot een pragmatische (leerzame) fase van de impressionisten. Parijs herstelde snel in 1872. Men wilde graag weer verder met het normale leven. De economie bloeide op en dat bracht zelfs voor de impressionisten gunstige commerciële gevolgen. Waarschijnlijk is dit een van de redenen geweest dat men het juist toen aandurfde een gezamenlijke tentoonstelling te organiseren (men was er van overtuigd van succes te gaan behalen).

De ingrijpende industriële revolutie in de 19e eeuw
De industriële revolutie had een duidelijk effect op het leven en werken van de impressionisten. Die veranderingen zijn in ons hedendaagse leven heel vanzelfsprekend, daarom staan we er niet bij stil wat voor impact de revolutie vroeger op de mensen had. Door het spoorwegennet dat in 1848 enorm groeide konden ook kunstenaars van stad tot stad reizen en zo hun werk of kennis verspreiden. De kunstenaar Monet bezocht al snel vele malen verschillende landen zoals Afrika, Engeland, Noorwegen etc. Met de komst van gaslicht en elektriciteit konden de mensen een langere werkdag volbrengen, maar veranderde ook het uitgaanspatroon. Een ander aspect van de industriële revolutie is de opkomst van een klasse rijke burgers, waaronder industriëlen, die een nieuwe en bloeiende markt voor de kunstenaars betekende.

De opkomende natuurwetenschap
Door de interesse van de impressionisten in de natuur is het logisch dat ook de opkomende natuurwetenschap een belangrijke rol voor hen ging spelen, maar niet alleen voor hen. In heel Frankrijk ging de wetenschap en “het ware” een belangrijke rol spelen in het dagelijks leven. In dit kader paste de academische kunst dus totaal niet en begon deze stroming achter te lopen, hun ideaal was nog steeds het schone. Wat dat betreft was de opkomst van het impressionisme volkomen logisch.
August Comte (1798-1857), de grondlegger van het humanistisch positivisme, had een stelling die goed aansloot bij de ideeën van de impressionisten, al zal dat van beide kanten niet bewust geweest zijn. Comte vond namelijk ook dat je alleen ware kennis kon opdoen uit de directe observatie of uit feiten.
De impressionisten zich dan wel niet veel verdiept in deze wetenschapsfilosofie, maar ze moeten Comtes opvattingen wel gekend hebben, aangezien er veel artikelen en wetenschappelijke werken over dit onderwerp verschenen zijn.
De voornaamste wetenschappelijke interesse van de impressionisten ging ‘uiteraard’ uit naar de optische wetenschappen (later iets over de werkwijze Optische Vermenging). De belangrijkste wetenshapper was waarschijnlijk de chemicus Michel-Eugene Chevreul (1786-1889). Chevreuls voornaamste stelling, naast de Optische Vermenging, was dat kleuren die zich naast elkaar bevinden elkaar beïnvloeden en veranderen. Ook ontdekte hij dat op een wit vlak, een kleur een navlek van haar complementaire kleur achterlaat, dit wordt wel het Contrasterend Nabeeld genoemd. De effecten van deze ontdekkingen zijn terug te vinden op de impressionistische schilderijen.

8. Waarom accepteerden de huidige schilders in de schilderwereld de impressionisten niet?

Het hele impressionisme werd in het begin gezien als één grote grap, terwijl het alles in zich had om meteen de breed geaccepteerde stijl te worden die het vandaag de dag is. De schilderijen zijn kleurrijk, makkelijk te begrijpen en de voorstellingen die worden afgebeeld, zijn in geen enkel opzicht aanstootgevend. Waarom werd het impressionisme dan toch niet geaccepteerd in haar eigen tijd? Om die vraag te beantwoorden is inzicht nodig in hoe de kunstwereld er in die tijd uit zag.

De hogere burgerij, rijk geworden door de industrialisatie, was zeer behoudend. Alle sociale en economische veranderingen en de angst voor ontstane socialistische en communistische bewegingen, speelden daarbij een rol. Daarom probeerde in de bourgeoisie men iedere toespeling op de economische realiteit en elke vorm van vraag naar revolutie zorgvuldig te vermijden. Zo probeerde men ook veranderingen te weren bij de kunst, die tenslotte voor de bourgeoisie bedoeld was. Daarnaast was men, net als in Victoriaans Engeland zeer preuts.

De officiële artistieke instanties in Frankrijk, maar ook in Engeland, Duitsland en de Verenigde Staten, zorgden ervoor dat deze preutse kunst-situatie behouden bleef. Vooral in Frankrijk leidde dit tot een sterk bewust en gestuurd cultureel leven. Het hele culturele leven werd bepaald door het Institut de France. De Académie des Beaux-Arts was binnen dit instituut verantwoordelijk voor schilder- en beeldhouwkunst en hield een sterke greep op iedereen die binnen die kunsten succes wilde hebben. Het lot van beginnende schilders lag in handen van twee instituten binnen de Académie; L’École des Beaux-arts en le Salon.

Als je succes wilde hebben als jonge schilder, moest je na je opleiding op L’École des Beaux-arts regelmatig exposeren in de Salon. De Salon was een expositie die vanaf 1863 jaarlijks werd gehouden, waar schilders hun werk konden laten zien, als ze tenminste werden uitgekozen door de Jury. De Jury bestond uit leden van de Académie. Alleen van leden van de Académie of van de Jury werd af en toe een verandering geduld, maar verder was er in dit gesloten systeem totaal geen plaats voor andersdenkenden.

De Salonkunst wordt wel ‘sentimenteel rationeel’ genoemd, dat wil zeggen dat men de werkelijkheid namaakte, maar met edele details en de idealen uit de klassieke oudheid. Critici uit onze tijd hebben vaak nog maar weinig goeds te zeggen over de academische kunst van de negentiende eeuw. Op zich is het idee van de werkelijkheid geïdealiseerd namaken een gegeven, wat veel vaker voorkomt in de kunst. Het probleem is veroorzaakt doordat de academici hun mening nooit zo erg hadden mogen opleggen. Zij kregen hiervoor de kans, omdat door de industrialisatie er een nieuw publiek was ontstaan wat, anders dan de oude aristocratie, nog geen eigen mening had; de bourgeoisie. Deze nieuwe groep rijken had traditioneel geen eigen cultuur en leefde, buiten dat, in zulke roerige tijden dat ze ook geen mening durfden te vormen. Ze vonden het best om af te gaan op de mening van deskundigen, die hen konden voorschrijven wat mooi was en wat niet. De deskundigen van de Academie schreven niets voor wat afweek van wat men gewend was omdat: “It follows that an insecure society is less receptive to innovations which might in some way become a threat to their hard won victories.” (I.L. Zupick)

In de jaren vijftig van de negentiende eeuw kwamen er van mensen als Eugéne Delacroix en Gustave Courbet wel wat uitingen van ontevredenheid over de Salon, maar het duurde nog tot 1863 tot dit protest tot een uitbarsting kwam. In dat jaar (1863) weigerde een ongewoon strenge Salonjury 3.000 van de 5.000 ingezonden stukken. Dit leidde tot zo’n rel dat keizer Lodewijk Napoleon III besloot zelf enkele doeken te bekijken. Rond deze tijd had Napoleon III, zoals eerder gezegd, al behoorlijk wat problemen en hij was, zoals hij altijd deed, op zoek naar een compromis. Nadat hij enkele doeken had gezien, besloot hij dat het publiek voortaan zelf mocht uitmaken wat ze wilde zien en wat niet. Naast de Salon d’Académie zou er voor alle afgewezen schilderijen een Salon des Refusés georganiseerd worden. De Salon des Refusés zou twee weken na ‘de’ Salon worden gehouden in het zelfde gebouw, maar wel in een andere zaal.

In feite veranderde dit niets aan de situatie. De gevestigde orde van de Académie bleef bestaan en voor veel schilders, die nog op de oude manier wilde doorbreken, was de Salon des Refusés geen optie. Als ze daar een keer zouden exposeren, zouden ze voor het leven getekend zijn. Bovendien kwam het publiek vooral naar de Refusés om eens lekker te kunnen lachen. Aangemoedigd door de Jury en de pers werd dit een behoorlijk pijnlijke gebeurtenis. Topstuk van vermaak op de Refusés was het Dejeuner sur l’Herbe van Manet. Op dit schilderij staat een blote vrouw afgebeeld, vergezeld door twee geklede mannen. Het schilderij verwijst niet direct naar een mythologische of historische gebeurtenis, dus de vrouw is ‘gewoon’ naakt. En dat was absoluut onacceptabel in deze preutse tijd. Na de Refusés werden de andersdenkenden definitief verstoten en de Académie hield voet bij stuk wat betreft hun ideeën.

Maar het besluit van Napoleon III had één belangrijk positief effect. De verschillende ‘nieuwe schilder’ waren zich vaak niet bewust van elkaars bestaan. Dankzij de Refusés ontmoetten ze elkaar en konden ze samen verder gaan. Manet werd bijvoorbeeld, met zijn ongemoraliseerde naakten, er populair onder veel jongere schilders. Hij werd langzamerhand de leider van de toekomstige impressionisten, al wilde hij ze liever niet als een groep bekijken.

De werkwijzen & methoden van de impressionisten

9. Welke thema’s werden gekozen voor de impressionistische schilderijen?

Natuur/landschap
De natuur was het meest geliefde thema onder bijna alle impressionisten (o.a. Monet, Manet, Pissarro en Sisley). Er waren echter veel manieren in de kunst om de natuur te benaderen, maar de impressionisten vonden een manier die volkomen nieuw was. In de werken van de traditionele kunstenaars werd de natuur vaak geïdealiseerd of op een andere manier veranderd, of het vormde eenvoudigweg de achtergrond van het hoofdonderwerp van het schilderij. Voor de impressionisten was natuur een thema op zichzelf, zij vonden het de taak van de schilder dat te accepteren en het landschap weer te geven zoals ze het zagen. De natuur is levend, constant in beweging en steeds anders belicht, de impressionisten hebben dan ook juist die aspecten behandeld: dicht gebladerde takken, takken die buigen onder de wind, reflecties in het water en een beuk in licht of schemering. Zoals we al wisten ontwikkelden de schilders vaardigheden om snel te werken als gevolg van nieuwe technieken, hierdoor konden ze spectaculaire momenten in de natuur uitbeelden. De landschapschilderijen waren puur en leken soms wel echt licht te geven.

De eigen tuin
De impressionisten hadden hun eigen tuin ook op een hoge plaats staan. Schilderen in de open lucht kon op die manier thuis natuurlijk ook heel gemakkelijk. De schilders die het niet zo hadden op de natuur in het buitenleven, kozen de natuur van hun tuin die naar eigen hand was gezet. Ze verheerlijkten de eigen burgerlijke tuin in hun werken, ook laat men zien dat tuinieren hoog in het vaandel stond bij de burgers in het land. Manet, Morisot, Monet en Renoir brachten voornamelijk de belangrijke rol van de burgerlijke tuin tot uiting in hun schilderijen. In hun tuinschilderingen zag je gehoede vrouwen met parasollen in rust of wandelend, vaak ook met kleine kindjes. Pissaro tekende de tuin niet als een ideaal, maar hij vond het een plaats om te werken. Hij schilderde het platteland met oogstende en plantende boeren.

Het café
Impressionisten hielden erg van thema’s uit het moderne leven. Daarom zochten zij hun onderwerpen in de grootstedelijke wereld van vermaak en plezier. Parijs was DE stad op dat gebied, het had drukke cafés, restaurants en meterslange terrassen op trottoirs en pleinen. Het feesten in de cafés en de optredens door moderne artiesten leverden veel inspiratie op voor de schilders. De impressionisten schilderen niet alleen het feestgedruis, ze namen het er zelf ook van in de kroegen. Zo kwamen impressionistische schilders soms bijeen om in het Café Guerbois hun ideeën te bespreken. Later werden Nouvelle-Athenes en Place Pigalle hun vaste spreekpunten.

Het gezinsleven/thuissituatie
Dit thema was weggelegd voor de vrouwelijke impressionisten. Aan hen werd dan ook lange tijd geen aandacht geschonken door de kunsthistorici, omdat ze niet de mogelijkheid hadden om de originele impressionistische onderwerpen te schilderen. Nette vrouwen als b.v. Berthe Morisot konden het niet maken om op de straten of in cabarets te gaan werken, daardoor waren ze gebonden aan het huisje, boompje, beestje. De vaste gewoonten in het bourgeoisbestaan werden hun belangrijkste thema, de mensen die dan poseerden waren vaak alleen familieleden. Niet alleen de vrouwen beschikten over het huiselijke thema, o.a. Renoit en Monet schilderden theekransjes en de meeste mannelijke impressionisten hebben ook prachtige stillevens gemaakt (dat hoorde ook bij het huiselijke).

Paardenrennen
In de tijd van het impressionisme was paardenrennen onder de rijkere burgers de meest bekeken sport. Deze sport had zich in de jaren 30 vanuit Engeland verspreid naar Frankrijk. De liefde voor paardenrennen was veroorzaakt door de ideeën van de rijke Fransen, zij bewonderden alles wat Engels was. Deze populaire sport was dan ook weer een gelegenheid bij uitstek, om het rijkelijke en uitgedoste publiek te schilderen. Deze keer niet alleen heel rustig en gracieus, maar vooral in spanning, en wachtend de op de uitslag. In Bois de Boulogne schonk de keizer de stad een nieuwe renbaan van Longchamp, met idee om de stad te vernieuwen. De hypermoderne renbaan werd door de meeste impressionisten niet interessant gevonden, alleen Manet en Degas hadden er aandacht voor omdat zij zich altijd wilden onderscheiden van de andere impressionisten. Manet beeldt de renbaan af en probeert daarbij de spanning en het sociale van het racen tot uiting te brengen. Degas legt de nadruk op de beweging van het paard en de jockey.

In het theater
Rond 1870 was Parijs DE stad voor het theater. Zowel de café-concerts als de opera en het theater trokken non-stop massale groepen bezoekers. De theatergebouwen verschilden nogal eens in grootte en luxe, maar het merendeel beschikte wel over loges en balkons. Op die manier kregen impressionisten een goede kans om het rijke publiek, waaronder de opgedofte dames en de begeleidende heren, in mooie compositie te schilderen. Zo’n theater was een groot spektakel, niet alleen een goede voorstelling was belangrijk, maar ook de mensen in hun nieuwste outfit met de mooiste accessoires in de duurst aangeklede loges. De ene schilder concentreerde zich dan ook op het publiek (Renoir), terwijl de ander aandacht had voor de danseressen op toneel (Degas).

Danseressen
Dit thema nam alleen Degas voor zijn rekening. Het werd ‘de danseresjesschilder’ genoemd. Volgens hem was de danseres als persoon niet het belangrijkst, zij was alleen een hulpmiddel om mooie kledingweefsels en bewegingen te schilderen. Edgar Degas was vanaf 1870 gek van het thema ballerina’s. Hij heeft de meisjes getekend en geschilderd op toneel, in kleedkamers, onder oefening en in rust. Mysterieuze werken achter de schermen zag men vaker dan schilderingen bij uitvoeringen op toneel. Toch waren de intieme schilderingen achter de schermen erg onpersoonlijk. Edgar maakte studies van de balletbewegingen en hij tekende ze ook. De jeugdige aankomende ballerina’s van het corps de ballet waren belangrijke meiden om mee samen te werken, zij kwamen vaak in het Degas-atelier model staan. Verder bewonderde Degas ook het wel en wee achter de schermen van de Opéra, daar deden hooggeplaatste ‘beschermers’ van de danseressen hun werk.

Japanse inspiratiebronnen
Houtsneden uit Japan waren rond het jaar 1850 voor het eerst te zien in Frankrijk en werden heel snel populair onder het volk. Ook de impressionisten (genaamd ‘Japanners van de schilderkunst’) verzamelden de houtsneden die ukiyo-e genoemd werden (‘beelden van de gelukzalige wereld’) al spoedig. De Japanse prenten, die qua compositie sterk verschilden met die van het westen, inspireerden de impressionistische schilders en ze vonden de prenten erg goed passen bij hun denkwijze over kleur en vorm. De prenten hadden een erg vlakke stijl, egale kleurvlakken werden gecombineerd met bewuste contouren. Europese kunstenaars wilden door perspectief ruimte en diepte creëren, terwijl Japanse houtsnijders ruimte opriepen door overlappingen. Door gebrek aan een centraal punt had de beschouwer de neiging sneller naar het vlakke decoratieve oppervlak te kijken. De aparte Japanse werken bevatten vaak vreemde gezichtspunten en figuren die door de rand van het beeld werden afgesneden, dit trok de impressionisten aan omdat ze dit idee vonden passen bij het aspect van de momentopname.

10. Hoe gingen ze te werk bij het maken van hun kunst? (kleuren e.d.)

We weten nu welke thema’s werden gekozen door de impressionisten. In dit stukje gaan we het hebben over de manier van schilderen, het kleurgebruik etc etc.

De impressionistische werken leken voor de huidige schilderkunst zeer rommelig en slordig, terwijl er de impressionisten wel degelijk heel goed nadachten over hun manier van kunst maken. Met de ontwikkeling van de optische wetenschappen, die net als veel andere wetenschappen toen hun huidige vorm kregen, kwam men erachter dat het hele kleurscala gebaseerd is op een paar basiskleuren, rood, blauw en geel. En men kwam erachter dat het oog deze kleuren mengt tot de kleurnuances die wij zien. Dit was het uitgangspunt van de impressionisten. Ze zetten deze elementaire kleuren door middel van kleine streepjes naast elkaar. Het oog mengt de kleuren vervolgens. Dit proces heet Optische Vermenging. Het werkt eigenlijk net als wanneer je leest en je automatisch een weggevallen letter aanvult.

Het zijn overigens Monet en Renoir geweest die de techniek van Optische Vermenging voor het eerst hebben toegepast, toen zij samen aan het schilderen waren bij de badplaats “La Grenouillère” (de kikkervijver). De twee straatarme schilders hebben daar, aan dat binnenmeertje van de Seine, de zomer van 1869 doorgebracht. De twee schilders maakten hier zo vaak dezelfde werken dat ze aan het einde van de zomer niet meer wisten welk doek van wie was. Toch is deze periode zowel qua techniek als qua onderwerpen wezenlijk geweest voor het impressionisme, door de experimenten met kleur en schaduw.

Impressionisten ontdekten ook dat kleuren in het landschap door de steeds wisselende weer- en lichtomstandigheden op verschillende momenten van de dag of bij verschillende jaargetijden, steeds veranderden. Deze veranderingen probeerden zij vast te leggen in diverse series schilderijen op dezelfde locatie, onder verschillende weersomstandigheden. Van dichtbij zie je alleen maar vlekken en vegen, op wat meer afstand zie je dat deze vlekken zich blijken te verdichten tot een realistische voorstelling. Schilders gaan steeds meer in tegen geldende regels of academische werkwijzen. Voor het eerst wordt er buiten geschilderd met olieverf . Dit wordt mogelijk door de verkrijgbaarheid van gekleurde olieverf in tubes.

In hun gebruik van kleuren hielden de impressionisten zich ook niet vast aan tradities. In de studietijd waren de schilders al gek op de expressieve kleuren van Eugene Delacroix, een schilder uit de Romantiek. Omdat de wereld in een korte tijd met wat penseelvegen op een doek moest worden weergegeven gebruikten de impressionisten een beperkt aantal sterke kleuren. Er werden dus optische effecten bereikt door die sterke kleuren naast elkaar te gebruiken. Ook de schaduw werd, net als bij Delacroix, met kleuren aangegeven, het academische zwart in de schaduw werd vermeden.

Chevreul, bekende chemicus in de tijd van het impressionisme, heeft een belangrijke rol gespeeld bij de impressionisten. Deze man heeft een boek gemaakt, ‘De Wet van het simultane contrast der kleuren’, wat de schilders erg boeide. Er stond in hoe staande kleuren elkaar beïnvloeden, waarbij de meest aparte effecten ontstonden door het contrast tussen complementaire kleuren (2 primaire kleuren gemengd). Ook ontwierp Chevreul een kleurencirkel om de verschillende relaties tussen kleuren aan te tonen. De kleuren aan de blauwe zijde worden de ‘koude kleuren’ genoemd en lijken naar de achtergrond te bewegen. De kleuren aan de rode zijde, die ‘warme kleuren’ worden, genoemd lijken naar de voorgrond te komen. Deze kleurencirkel werd nogal eens bestudeerd door de impressionisten en bij de hand gehouden om hun werken met de juiste kleuren te maken.
Verder waren Chevreul en de impressionisten het erover eens dat gekleurde lijsten beter bij kleurrijke schilderijen paste, alleen de kunsthandelaren en de kopers vonden dit een minder goed idee.

Tot slot willen we het nog hebben over het licht in de werken. Dit was namelijk een heel belangrijk aspect in het maken van de kunst. Voor een impressionist was de figuur, het gebouw of de natuur vaak maar een bijzaak in het werk. Het was meer de bedoeling om de verschillende soorten lichtval te verkennen. Impressionisten schilderden heel vaak dezelfde plaats, het maken van 50 doeken op 1 plaats was heel nieuw in de geschiedenis van de schilderkunst. De ene keer deden ze dat bij zonneschijn en regen, bij zonsopgang en bij zonsondergang, in de zomer en in de winter. Meestal werd er niet zo ingegaan op de structuren en details van de afgebeelde elementen, maar wel aan de observatie hoe de structuur leek te veranderen als het licht veranderde. Volgens Monet moest er niet één enkele kijk op de werkelijkheid zijn, de schilder moest het onderwerp niet op één manier vastleggen, maar hij hoorde het te portretteren zoals het steeds veranderde...

Wat maakte de opkomst van fotografie los in de tijd van het impressionisme?

Kunstenaars maakten al eerder gebruik van een camera bij het tekenen van perspectieven, deze heette de camera obscura. Men wilden de beelden die op de plaat van deze camera stonden vast leggen. Vele pogingen werden ondernomen. In 1829 was het dan zover, in Frankrijk kwamen de lithograaf Niepce en de schilder Daguerre overeen de resultaten van hun experimenten met lichtgevoelige chemicaliën te bundelen. Het was echter Daguerre (na de dood van Nièpce in 1833) die in 1839 aankondigde dat hij het proces had geperfectioneerd:Een verzilverde koperen plaat waarvan de oppervlakte door inwerking van jodiumdamp was omgezet in het lichtgevoelige zilverjodide werd ongeveer een half uur in een camera belicht, totdat er een vaag zichtbaar licht verscheen; dit beeld werd vervolgens ontwikkeld door de plaat te behandelen met kwikdamp, en gefixeerd door de plaat in te wassen met een geconcentreerde zoutoplossing. De grote stap was gemaakt, beelden konden snel vastgelegd en ontwikkeld worden.

Natuurlijk betrad de fotografie ook het gebied dat altijd was voorbehouden aan de schilderkunst. Zowel fotografen als schilders konden nu portretten, landschappen en illustraties maken. Veel kunstenaars bekeken de noviteit met achterdicht en vrees, het leek erop dat deze camera het einde van de schilderkunst zou betekenen. Dat was ook zo, voor vele middelmatige portretschilders, want de fotocamera kon de werkelijkheid natuurlijk preciezer, nauwkeuriger en sneller namaken dan welke schilder dan ook.

In het laatste deel van de 19e eeuw schilderden veel schilders een stijlloze, quasi-objectieve versie van de werkelijkheid. Men was zo bezig met details dat alles op elkaar ging lijken. Dit was wellicht een reactie op de fotografie, die alles waarheidgetrouw afbeeldde, waardoor sommige details verloren gingen. Maar het was wel een totaal andere reactie dan die van bijvoorbeeld Cézanne, die juist ieder detail wegliet.

Aan de andere kant was de fotografie ook een bevrijding voor de schilderkunst. Eindelijk was de schilder niet meer verplicht om de werkelijkheid precies na te tekenen, eindelijk was het mogelijk kunst te maken die vol was van zijn eigen interpretatie van de werkelijkheid. Dat gold zeker voor de impressionisten, zij vonden de fotografie echter een prachtige manier om de werkelijkheid te bestuderen en een bruikbare hulp bij hun studies. Dankzij de fotografie konden zij beweging onderzoeken, details vangen die normaal aan het oog ontsnapten, onderwerpen met zorg bestuderen, voorbijgaande ogenblikken vangen en ‘impressies’ verzamelen en opbergen om later uit te werken.

Je ziet dus dat de fotografie een stimulans was voor het werk, de impressionisten hadden veel baat bij het fototoestel, ze leerden er veel van en konden hun werk nog beter doen in bepaalde opzichten. Het vreemde was dat ze de meeste schilders niet graag toegaven dat ze met het fototoestel werkten. Degas was een van de weinigen die dit zonder meer toegaf. Maar ook bij bovenaanzichten van Parijs geschilderd door Monet en nog meer bij die van Caillebotte is duidelijk dat er gebruik gemaakt is van foto’s. Op deze schilderijen is te zien dat de impressionisten foto’s als basis gebruikten voor hun composities.

Er zijn dus veel kunstwerken gemaakt waarin het fotografie aspect goed op te merken is. Zo zie op ‘Boulevard des Capucines’ van Monet miniatuurvoetgangers, weergegeven als fotografische onscherpe vlekjes. Vaak zijn foto’s van straten uit die tijd haast identiek aan schilderijen van diezelfde plaatsen. Het was voor de impressionisten een prettige manier om het moment alvast vast te leggen. Maar aangezien de meeste kunstenaars dus heel geheimzinnig deden over het wel/niet gebruiken van foto’s bij het schilderen was dit voor de critici reden genoeg om de fotografie als bedreiging voor de schilderkunst te zien. Anderzijds vonden ze het ‘gevecht’ tussen de fotografie en de schilderkunst ook heel interessant.

Een voorbeeld van een ‘gevecht’ is Monets schilderij ‘Le Grand Quai a Le Havre’ geschilderd in 1874, kort nadat de fotograaf M. Warnod een foto had gemaakt van diezelfde haven. Die foto werd in vele recensies bejubeld, en het kan niet anders dan dat Monet daar vanaf heeft geweten, aangezien aantekeningen van bevriende schilders gevonden zijn over deze foto. De foto was apart, omdat hij een bewegende boot weergeeft, maar - en dat is zo opmerkelijk – op deze foto is het zogenaamde Halo-effect niet te zien. Het Halo-effect vindt plaats als er wazige plekken op foto’s ontstaan, doordat voorwerpen hebben bewogen of doordat een te sterke zon, afbreuk doet aan de structuur van vaste objecten. Dit effect geeft, net als de impressionistische schilderkunst, de indruk van beweging. De impressionisten bereiken dit effect door korte penseelstreken,waardoor de figuren op de schilderijen een onscherpheid of een trilling mee krijgen. Zo leidde een technisch mankement in de ene kunstvorm tot iets nuttigs in een andere kunstvorm. Monets schilderij van L'Havre heeft als belangrijkste kenmerk beweging. Het is eigenlijk één groot Halo-effect. Als reactie op de strakheid van de foto heeft hij dus één grote beweging geschilderd.

Zoals je hebt gelezen hebben de impressionisten de opkomst van de fotografie heel goed opgevat. Ze zijn het bij hun werk gaan betrekken en maakten nog mooiere creaties dan voorheen. Door het samengaan met de fotografie raakten de impressionisten ook bekend met Parijs, het belangrijkste studiecentrum voor de fotografische kunst. Hier leerden ze Félix Nadar kennen, een bekende fotograaf van straatscènes en portretten, de schilders bewonderden hem en kregen hulp. Het is dan ook niet zo toevallig dat Nadar zijn fotostudio beschikbaar stelde voor het houden van de eerste impressionistische groepstentoonstelling.

Welke schilders werden beroemd in de tijd van het impressionisme?

Edouard Manet

Leven in het kort
Manet werd in het jaar 1832 geboren in Parijs, hij kwam uit een goede familie. Vanaf zijn 18e jaar werkte hij een aantal jaren in het atelier van Thomas Couture. Daarna reisde hij enige tijd van land tot land en bestudeerde hij de werken van de Italiaanse en Spaanse schilders in het Louvre. Le Dejeuner sur l’herbe, geschilderd in 1863, was het eerste van zijn ‘aanstootgevende’ werken, in hetzelfde jaar gevolgd door Olympia. Door zijn verachting van de traditionele schilderkunst verwierf hij zich de achting van de impressionisten. Vanaf 1868 exposeerde hij regelmatig in de Salon, die hij als ‘het echte strijdtoneel’ van de nieuwe kunst zag. Later breidde hij zijn thema’s uit tot portretten en stillevens. Hij stierf in 1883 als gevolg van een infectie aan zijn been, een aandoening waar hij al vanaf 1876 last van had.

Een greep uit zijn kunst
Manet werd bij zijn kunst het meest geïnspireerd door het moderne leven, hij hield ontzettend van dit thema. Manet durfde aan het begin van het impressionisme als eerste de vlugge manier van schilderen en een compositie zonder centrum te gebruiken. Vooral op het schilderij Muziek in de Tuilerieën is goed te zien dat Manet bepaalde regels doorbreekt. Figuren worden half afgebeeld (invloed fotografie), het is vluchtig en het leven lijkt buiten de lijst verder te gaan. De manier waarop Manet in het begin van zijn carrière kunst benaderde was revolutionair, hij was de held van het impressionisme.

Later maakte hij zijn beroemdste schilderij: Le Dejeuner sur L’Herbe toont duidelijk het bijzondere en unieke talent van de schilder. Op het gebied van compositie en tekening werden in Le Dejeuner sur L’Herbe alle traditionele regels gerespecteerd, het was tenslotte geïnspireerd op 16e eeuws werk. In tegenstelling tot de naakte vrouw en modieuze mannen, die als aanstootgevend werden ervaren door de kunstwereld. Manet werd in de meeste opzichten verafschuwd door de academische kliek, maar dus zeer bewonderd door de impressionisten, hoewel hij zich nooit zeer actief met de groep bezig hield.

Claude Monet

Leven in het kort
Monet werd geboren in 1840 in Parijs. Hij woonde van 1845 tot 1858 in Le Havre. In 1859 keerde hij terug naar Parijs, daar nam hij deel aan cursussen aan de Académie Suisse. Vanaf 1860 interesseerde hij zich, samen met Renoir en Sisley, in het schilderen in de openlucht. Hij ontmoette vervolgens Manet en deed actief mee aan het Parijse culturele leven. In 1870 zocht hij tijdens de Frans-Duitse oorlog zijn geluk in Londen, waar hij de kunsthandelaar Paul Durand-Ruel ontmoette. Hij keerde in 1871 terug naar Frankrijk, na een kort verblijf in Nederland, en vestigde zich in Argenteuil. De eerste expositie van de groep impressionisten vond plaats in 1874, waar Monet ook exposeerde. In 1883 verhuisde hij naar Giverny aan de Seine, ten noorden van Parijs, waar hij werkte aan zijn serie-schilderijen. Durand-Ruel, de eerste kunsthandelaar die investeerde in de impressionistische kunst, organiseerde in 1886 een expositie in New York. In 1889 exposeerde Monet in de galerie Petit Paris. Een jaar later kocht hij zijn huis in Giverny, waar hij bleef schilderen ondanks ernstige problemen met zijn gezichtsvermogen. Hij stierf er in 1927.

Een greep uit zijn kunst
Monet was vooral geïnspireerd door de natuur. Van al zijn collega's is Monet allicht de meester van het licht en de kleur, die al heel vroeg bij hem een belangrijke rol speelden. Tot dan toe waren de regels voor het schilderen zo dat alles een samenhangend ruimtelijk toneel moest zijn, waarin men diepte ging uitbeelden. Monet laat die samenhang los en geeft elk onderdeel van het beeld een eigen leven. Dat geldt ook voor zijn kleurgebruik, dat niet als doel heeft om een geheel te vormen. Elk onderdeel heeft zijn eigen kleur. Daarbij speelt het licht de hoofdrol in zijn werk en niet het onderwerp dat door het licht beschenen wordt. Dat lijkt immers te verdwijnen in die draaikolk van licht en kleurtoetsen. Later in zijn carrière geeft hij zijn ideeën over lichtgebruik op en zal hij breken met het impressionisme.
In 1899 begint hij aan zijn cyclus van de ‘Waterlelies’, waaronder de acht grote wandschilderingen die hij aan de Franse staat schonk. Hier krijgen de kleuren weer meer contact met hun object, maar ze geven nog altijd de persoonlijke kleurideeën weer.
Monet is de grondlegger en de meester van het impressionisme. Zijn schilderij "Impression, soleil levant stond aan het begin van het impressionisme. Het schilderij heeft niet alleen gezorgd voor veel kritiek waardoor het bekendheid kreeg, maar gaf de impressionistische stroming ook haar naam.
Het was het eerste schilderij wat in zo'n grote mate schetsmatig en "impressionistisch" was. De keuze van het onderwerp, de zonsopkomst, is natuurlijk een momentopname en dat wordt versterkt door de haastige manier van schilderen. Dit was in die tijd een zeer omstreden manier van schilderen, vandaar ook de kritiek. Monet verwierf hierdoor zijn bekendheid en kreeg uiteindelijk de waardering die hij verdiende.

Pierre Auguste Renoir

Leven in het kort
Renoir was een zoon van een kleermaker en een naaister, hij werd geboren in 1841 in Limoges en kwam dus niet uit een zeer welgestelde familie. Hij groeide op in Parijs waar hij als jonge man in een porseleinfabriek werkte. In 1862 ontmoette hij Monet en Sisley en maakte hij kunst in het bos van Fontainebleu. In 1869 werkte hij vaak samen met de meester van het impressionisme Monet. In de jaren 1874, 1876, en 1877 exposeerde hij ook op de impressionistische tentoonstellingen. Hij was zeer succesvol in de Salon en maakte met zijn geld reizen naar Afrika en Italië. In 1892 organiseerde Durand-Ruel een grote overzichtstentoonstelling van zijn werk waarmee hij veel succes oogstte. Kort voor de eeuwwisseling werd Renoir getroffen door een ernstige reumatische aandoening. Hij bleef werken, maar uiteindelijk moest hij het penseel aan zijn door reuma vervormde handen vastbinden. Hij stierf in december 1919, nadat hij zijn laatste werk, De baders, had voltooid.

Een greep uit zijn kunst
Monet en Renoir hebben veel samen geschilderd, hoewel ze uit technisch oogpunt een heel verschillende schilderstijl hadden. Ze leerden veel van elkaar, zo waren zeilboten op water voor allebei een bron van inspiratie. Het was een vriendschappelijke uitdaging om dezelfde doeken te maken, zoals we weten hebben ze b.v. allebei bij La Grenouillère (een drijvend café) doeken gemaakt.

Natuurlijk had Renoir als individu ook iets typerends, hij was werd namelijk in het impressionisme ook wel de schilder van het geluk genoemd. Renoir schilderde met plezier en zijn werk ging over plezier. Zijn momentopnamen schilderde hij altijd voor vitaliteit en kleur, hij hield altijd van bedrijvigheid en luchtige sfeer in Parijs. Zoals zijn broer Edmond zei, behoorden zijn schilderijen tot de meest harmonieuze van de eeuw. Het schilderij Le Moulin de la Galette, waarop een dansmatinee in Montmartre is te zien, is de meest plezierige van allemaal. Er wordt gedanst, gekletst en geflirt op een heerlijke zondagmiddag, mensen uit de buurt poseerden voor Renoir. Het vreemde was dat hij het schilderij idealiseerde, de harde kanten van de realiteit maakten plaats voor een ontspannen en ongedwongen sfeer. Op het eerste gezicht leken al deze gelukzalige werken heel spontaan te komen, Renoir beleefde plezier aan de improvisatie en bezat veel frisheid. Maar dit bleek maar schijn te zijn, Renoir bereikte deze resultaten alleen na lang denkwerk en zorgvuldige studie.

Edgar Degas

Leven in het kort
Edgar Degas werd geboren in Parijs in het jaar 1834. Na lange studiejaren is hij afgestudeerd in rechten. Zijn artistieke loopbaan begon in de de studio van Barrias in het Louvre. In het jaar 1855 ontmoette hij Ingres, die hij enorm bewonderde. Van 1855 tot 1859 reisde hij veel in Italië en bezocht de steden Rome, Florence en Napels, waar hij natuurlijk al veel kunst en architectuur bewonderde. De terugkeer naar Parijs vond plaats in 1859, daar ontmoette Manet en werd een vaste klant bij het Cafe Guerbois. In die tijd exposeerde Edgar ook in de Salon. Toen de Frans-Duitse oorlog volgde maakte hij deel uit van de Nationale Garde. Na de dienst maakte hij een reis naar New Orleans, en keerde vervolgens in 1873 weer terug naar Parijs, waar hij zijn contacten met de impressionisten weer oppoetste, zodat hij weer deel kon nemen aan alle exposities van de groep. Hij was een kunstenaar die zeer geïnspireerd raakte door de fotografie, de Japanse kunst, bewegingen en tekeningen. Vanaf 1880 was hij een groot bewonderaar van het werk van Gauguin en maakte reizen naar Spanje en Marokko. In 1893 werd zijn eerste en enige persoonlijke tentoonstelling gehouden in de galerie van Durand-Ruel, de investeerder van de impressionistische kunst. Tegen de eeuwwisseling begon hij met het maken van beeldhouwwerken, dit waarschijnlijk geheel op gevoel omdat hij toen bijna blind was. In september 1917 kwam er een einde aan zijn leven.

Een greep uit zijn kunst
Degas wist, zoals hij zelf zei, niets van inspiratie, spontaniteit of gevoel bij het maken van kunst. Wat hij deed was het resultaat van denken en studie. Degas had een unieke persoonlijkheid. Wat opviel was dat Degas zich alleen richtte tot zijn studio, daar hij maakte hij werken vanuit zijn herinnering. Hij hield niet van het hoogstaande impressionistische thema natuur, zijn voorkeur ging uit naar het moderne leven en het reilen en zeilen achter de coulisses in het theater.

Als we het over het schilderen achter de coulisses hebben komen we ook op de benaming: ‘Danseresjesschilder’. De danseres was voor Degas een hulpmiddel om mooie weefsels en bewegingen uit te beelden. Op meer dan de helft van zijn werken waren ballerina’s uit de Parijse Opéra te zien, vanaf 1870 was hij namelijk continu bezig met dit onderwerp. Hij schilderde/tekende/beeldhouwde de ballerina’s, op toneel, in de kleedkamer, onder oefenen en in rust. Het bestudeerden van de sierlijke bewegingen was ook heel belangrijk voor Degas, des te mooier waren de tekeningen van beweging.

Camille Pissarro

Leven in het kort
Pissarro, die in 1830 geboren werd in Saint-Thomas op de Antillen, kocht in 1855 een huis in Parijs. In het begin van zijn carrière in de schilderkunst werd hij sterk beïnvloed door het werk en de sociale bewogenheid van Millet, en ook door het werk van Corot en Daubigny. Maar al snel vermeed hij de regels van de acadcemische schilders en volgde de ideeen van het impressionisme, daarom exposeerde hij in het jaar 1863 in de Salon des Refusés. Toen Frankrijk in 1870 verwikkeld was in de oorlog met Duitsland, vertoefde Pissarro samen met Manet veilig in Londen. Tijdens zijn verblijf in de Britse hoofdstad ontmoette hij Paul Durand-Ruel. Nadat hij in 1871 naar Frankrijk was teruggekeerd, werkte Pissarro in de steden Pontoise en Eragny. Na het jaar 1885 ging hij zich vooral interesseren voor het neo-impressionisme van Seurat en Signac, maar zijn enthousiasme voor die stijl was niet van lange duur. Na 1890 keerde hij terug naar een veel minder sobere manier van schilderen. Hij stierf in november 1903.

Een greep uit zijn kunst
Camille werd ook wel ‘de vader van de impressionistische beweging genoemd. Hij was namelijk de enige persoon die elke tentoonstelling van de kunstwerken bijwoonde. Hij was een groot voorbeeld voor de jonge schilders, deze wendden zich tot Pissarro, omdat hij kon dienen als een goede praatpaal, adviesgever of leraar. Daardoor had hij veel invloed op zijn soortgenoten. Hij was ook de eerste schilder de het gebruik van bitumen stopte, dat zijn de kleuren zwart en sienna op het palet, de kleurschakering veranderde daardoor in veel lichtere tinten. In zijn typisch impressionistische werk kreeg hij het voor elkaar om levendige kleuren te combineren met een duidelijk evenwicht in een compositie.

Pissarro begaf zich bij het schilderen niet tussen rijke mensen, het werkvolk in de steden Pontoise en Eragny was een belangrijk thema voor zijn schilderijen. De bron van zijn werk ligt in de eenheid met de natuur, dit zag je volgens hem het beste in het plattelandsleven, daar is de mens is onlosmakelijk met de aarde verbonden. Pissarro schilderde realiteit met een vleugje idylle, zo zeiden veel bewonderaars dat het boerinnen waren zonder opsmuk omringd door sier. Een goed voorbeeld hierbij is Boerinnen die bonenstaken zetten, daarop zijn vrouwen op het land te zien, waarschijnlijk in het dorp Eragny-sur-Epte. Hier is de minder sobere manier van schilderen ook al te zien, omdat het werk stamt ui 1890. In deze idyllische voorstelling van het landleven krijgt de realiteit van het werk op het land het karakter van een sierlijke, ritmische dans.

Alfred Sisley

Leven in het kort
Alfred werd geboren in het jaar 1839 in Parijs, hij was een zoon van een goede Engelse koopman die zich had gevestigd in Frankrijk. Vanaf 1861 bezocht hij de Ecole des Beaux-Arts en daarna was hij te vinden in het atelier van Charles Gleyre, waar hij bleef tot 1864. Hij raakte er bevriend met de schilders Monet & Renoir en merkte dat ze dezelfde ideeën hadden over kunst. Hij maakte deel uit van de kroeggroep die regelmatig te vinden was in Cafe Guerbois. Tijdens de Frans-Duitse oorlog zocht hij onderdak in de stad Louveciennes. In 1871 ging zijn vader failliet werd vervolgens ernstig ziek en stierf snel. Sisley bleef alleen achter en kreeg te kampen met grote financiële problemen. In 1872 stelden Monet en Pissarro hem voor aan de kunsthandelaar Paul Durand-Ruel, die onmiddellijk enkele werken kocht, zodat hij schulden kon aflossen. Vervolgens nam de schilder deel aan de tentoonstellingen van de impressionisten in de jaren 1874, 1876, 1877 en 1882. Toen hij al wat ouder was trok hij zich terug in Monet-sur-Loing, waar hij in slechte omstandigheden overleed (1899).

Een greep uit zijn kunst
Sisley was een echte landschapsschilder uit de impressionistische groep. Hij schilderde veel opnamen van favoriete plekjes, dat waren de plattelandssteden rond Parijs. Hij had niet echt veel belangstelling voor het stadleven vergeleken bij andere schilders. Hij werd net als Monet erg geïnspireerd door de natuur. De elementen water, het leven op en rond de rivier en de stille diepte van de lucht fascineerden hem vooral. Zijn werken toonden altijd een grote kennis van kleurgebruik, ook de aspecten tederheid en zachtheid waren typerend voor Sisley. Deze zaken maakten Alfred tot een verfijnde en gevoelige kunstenaar, ook al had hij geen talent voor vernieuwing, wat de andere impressionisten wel konden uiten.

Het schilderij De Seine bij Port-Marly is een goed voorbeeld van een van zijn taferelen bij de Seine. Zoals je ziet is het geschilderd op een nogal bewolkte dag, het werd ter plaatse gemaakt en in het atelier verder afgewerkt. De schilderijen van Sisley (zoals deze) leken nog al saai en niet spectaculair, maar ze werden wel met grote zorg en harmonieus ‘gecomponeerd’. Door de zandhopen op De Seine bij Port-Marly wordt de blik naar het centrum van de voorstelling geleid, terwijl dunne staken het schilderijvlak doorsnijden, een eenheid vormen tussen voor-en achtergrond.

Berthe Morisot

Leven in het kort
De vrouw Berthe Morisot werd geboren in 1841 in Bourges. Zij studeerde bij Guichard in Parijs en vervolgens behoorde ze van 1862 tot 1868 samen met haar zus Edma tot de studenten van Corot. Tot 1863 kreeg ze regelmatig de kans om toe te treden tot de Salon. Hierna ontmoette ze Manet in 1868, ze poseerde voor hem en hij bracht haar tot een andere manier van kunst maken. Ze werd beïnvloed en keerde zich tot een uitgesproken impressionistische stijl. Ze was rijk, vrouw en werd impressionist, waardoor ze door de kunstwereld vaak werd onderschat. Ze nam wel dapper deel aan bijna alle tentoonstellingen van de impressionisten. De verhouding met Manet bleef zeer goed, ze vertrouwden en respecteerden elkaar, ook kreeg Berthe vaak adviezen en bewondering van Mant. Opvallend was dat ze juist met de broer van Manet trouwde, Eugène Manet. Ze stierf in 1895 in Parijs.

Een greep uit haar kunst
Deze vrouw had belangstelling voor de thema’s zoals water, landschappen en familietaferelen. De beperktheid in de onderwerpen is te verklaren vanuit haar geslacht en sociale positie, maar het had ook te maken met haar eigen voorkeuren. Haar stijlen vulde ze vooral met de bleke kleuren waardoor ook haar goede vriend Manet beïnvloed werd in zijn schilderwerk. Ze schilderde lange tijd heel losjes en spontaan, op latere leeftijd gebruikte ze robuuste penseelstreken waardoor haar werk grotere consistentie (duurzaamheid) toonde. Waar Morisot wel aan vast bleef houden was haar verfijning, die was zeer typerend voor haar als gevoeligheid, beschaving en vriendelijkheids.

Nu willen we nog even wat dieper ingaan op haar werken. Doordat ze zeer vlot en schetsmatig werkte werd ze door sommige critici een ‘kladder’ genoemd. Berthe wist als geen ander een vrije penseelvoering te combineren met een uiterst teer kleurgebruik. Kijk maar naar het schilderij Dame die haar toilet maakt waarop je dit goed kunt zien, vlugge vegen van parelgrijs, zachtroze en lichtblauw vormen een prachtig gecombineerd geheel. Dit schilderij laat heel goed het gehele karakter van Berthe’s kunst zien, je vindt alle aspecten terug: de pastel, het elegante vrouwenbeeld en het vluchtige werken. Op de 5e tentoonstelling van in1880 was het doek heel succesvol. Men was vooral enthousiast over de opaalglans van het werk, ze vergeleken dit namelijk met de schoonheid van de achttiende-eeuwse rococomeesters (zoals Jean-Honoré Fragonard). De nadruk werd gelegd op de kleurharmonieën in het schilderij, volgens critici leek het net alsof Morisot haar palet vulde met bloemblaadjes om die vervolgens luchtig uit te strooien over haar doek.

Mary Cassatt

Leven in het kort
Mary Cassatt werd in 1845 op de wereld gezet in Pittsburgh, een stad in de Verenigde Staten. In 1886 kwam ze naar de kunststad Parijs. Ze had in Amerika al een opleiding gevolgd aan de Pennsylvania Academy of Fine Art. Bij de Salon van 1868 exposeerde ook zij met haar werk. Na de Frans-Duitse oorlog in 1870 tourde ze veel en bracht onder andere een bezoekje aan Antwerpen, Rome en Sevilla. Toen ze terugkeerde in Parijs raakte ze bevriend met de schilder Degas, die haar bij de groep van de impressionisten betrok. Daardoor kwam ze in contact met Berthe Morisot en nam vanaf 1879 ook deel aan alle exposities van de impressionisten, met uitzondering van die in 1882. In 1894 zocht ze haar intrek in de stad Le Mensil-Théribus, ten noordwesten van Parijs. In het jaar 1926 is ze overleden.

Een greep uit haar kunst
Mary Cassatt was vooral geïnteresseerd in het thema theater, ze maakte er hele studies van. Deze werken hebben haar dan ook niet voor niets heel bekend gemaakt. Ook de etsen en tekeningen die grote gevoeligheid , verfijning en Japanse kunstinvloeden uitstraalden zorgden voor vele bewonderaars. Naast theaterwerk schilderde ze ook familietaferelen, bijvoorbeeld moeders met kinderen. Net zoals Edgar die Degas die haar, zoals we weten, introduceerde bij de impressionisten, hechtte zij veel belang aan composities en maar niet veel aan landschapschilderen.

Vrouw in het zwart in de Opéra is een meesterwerk uit der serie van het theaterthema. Het was ook het eerste schilderij dat de aandacht op het publiek richtte. Doordat Cassatt de sfeer binnen de theaterloge zeer nauw waarnam, beeldde ze het theater niet alleen uit als een plek waar voorstellingen werden gegeven, maar ook als een plaats voor sociaal leven. Een theaterbezoek was in die tijd ook een kwestie van zien en gezien worden door de hele bourgeoisie.

Buiten het schilderen om had Cassatt nog een andere interesse. Ze was een verzamelaar van de Japanse ukiyo-e-prenten. Ze was zo enthousiast dat ze deze manier van kunst zelf ging toepassen. De interesse voor grafische experimenten vanaf 1879 is eigenlijk beetje ontstaan door Degas en Pissarro. Op de tentoonstelling van 1880 werden de drukwerken voor het eerst geëxposeerd door Cassatt, Pissarro en Degas. Het kleurendrukwerk bevatte elegante eenvoud in lijnvoering en egale kleurvlakken van verschillende intensiteit.

Armand Guillaumin

Leven in het kort
Armand is geboren in 1841 in Parijs. Voordat hij zich in de kunstwereld begaf had hij allerlei onbenullige en saaie baantjes. Op het moment dat hij de loterij won had hij enorm veel geld tot zijn beschikking en kon zich daardoor volledige toeleggen op een carrière in de kunst. Al snel kwam hij in contact met Pissarro en Cézanne, met deze mannen schilderde hij in de steden Pontoise en Auvers. Hij nam deel aan de eerste tentoonstelling en was ook te vinden bij alle daaropvolgende exposities. Zijn werk werd zelfs ook getoond op de grote tentoonstelling van 1886 die werd georganiseerd door Paul Durand-Ruel in New York. In zijn latere werk ging hij wat afwijken van de impressionistische ideeën, daar zijn de invloeden van de nieuwe trends uit de schilderkunst goed zichtbaar, zoals het fauvisme (felle onvermengde kleuren, lijnvoering, geen modellering d.m.v. licht en schaduwwerking, geen illusie van ruimte). Hij stierf in de stad Orly, in het jaar 1927.

Een greep uit zijn kunst
Het werk van deze man werd getypeerd door helderheid en levendige kleuren; hij was namelijk niet echt geïnteresseerd voor verschillende kleurnuances. In zijn werken was vaak een ongewone energie te vinden die voor de meeste andere impressionisten heel ongewoon was. Aan de andere kant was dit een beetje hetzelfde bij Monet en Renoir, die in hun werken ook gebrek hadden aan verschillende nuances en lichtinvallen. Armand Guillaumin heeft waarschijnlijk een sterke invloed gehad op de andere generaties in de kunstwereld. Zijn geliefde thema’s industriële samenleving en mensen waren nieuw in de Franse kunst. Guillaumin was de eerste schilder die regelmatig een deel van de stad uitbeeldde dat aan de buitenrand laf, dit waren vaak vieze onderkomen plaatsen, in plaats van bekoorlijke tafereeltjes.

Het schilderij Quai de Bercy Geeft heel goed het karakter van Armands kunst weer. Op de achtergrond zie je een industrieel landschap bij avond, het werk en de schoorsteenrook gaat door, terwijl langs de oevers mannen hun geld verdienen door te stelen. Het is een heel donker schilderij, de donkere kleuren van de grond en de vele schaduwen zorgen er voor dat de ’dieven’ haast niet te zien zijn. Dit schilderij is dus echt een duidelijk voorbeeld waarin het werk van Guillaumin wordt samengevat: kleuren zijn duidelijk te onderscheiden, er is te zien dat de schilder geïnteresseerd is in maatschappelijke onderwerpen, zoals het smerige stadsleven dat ontstaan is (zo weergegeven) door de industriële ontwikkeling.

Gustave Caillebotte

Leven in het kort
Gustave Caillebotte werd in 1848 geboren te Parijs. In het jaar 1973 ontmoette hij Monet die hem op het gebied van een kunstcarrière ‘ontdekte’ en vroeg hem dan ook deel te nemen aan de eerste impressionistische tentoonstelling in 1874. Gustave nam niet alleen deel aan de vijf van de exposities van de groep, maar was ook betrokken bij de organisatie en de financiering van enkele tentoonstelling. Zo heeft hij er voor gezorgd dat de tweede, die gehouden werd in het jaar 1876, goed verliep. Zijn schilderkunst was ultramodern, maar had toch zeer duidelijk een tikkeltje van de realistische stijl. Hij stierf in het jaar 1894 en liet zijn verzameling van 67 werken van de grootste impressionisten na aan de staat. Dit zou hij alleen doen als alle 67 schilderijen tentoongesteld zouden worden in het Louvre. Dit gebeurde echter pas in 1937.

Een greep uit zijn kunst
Caillebotte had bij het maken van kunst belangstelling voor Parijse scènes. Ook gebruikte hij krachtige, uitgesneden vergezichten, alsof het een foto was. Gustave schilderde bijvoorbeeld: straten die leken te glinsteren door het regenwater waar wandelaars zich doorheen waanden, boulevards vol met drukte en de nieuwe bruggen over de rivier de Seine. In zijn meest bekende en succesvolle werken zijn de penseelstreken zo duidelijk omlijnd dat sommige Gustave niet echt bij het impressionisme vonden passen. Hij was namelijk ook een beetje realist, die niet de boeren en arme arbeiders uit vroegere werken voorop stelde, maar juist in ging op de Parijse samenleving van die tijd. In zijn schilderijen toonde hij mensen die bezig waren met het normale dagelijks leven, zoals bij de Pont de l’Europe en op de boulevards van Hausmann. Hij combineerde details uit het echte leven met de kleursensatie die mensen op straat bij hem opriepen.

Het schilderij Parijs een regenachtige dag is een passend voorbeeld bij het afgelopen stuk. Het stadsleven op de glinsterende straten, dat op zo’n manier is neergezet dat het lijkt alsof je naar een foto kijkt. De precies getekende voorstelling, donkere tonen en de kleinschaligheid op een groot doek zorgen ervoor dat dit werk erg in strijd was met dat van de andere impressionisten. Ondanks dat heeft hij toch de meest mooie impressionistische voorstellingen over het moderne leven gebracht. Het tafereel lijken we te zien door een groothoeklens, het perspectief is vertekend met opzet zodanig dat het lijkt alsof de figuren regelrecht uit het schilderij komen lopen. De lantaarnpaal is ook een opvallend element, deze deelt het doek in tweeën. Het is een kruis met de horizon, waardoor er 4 kwadranten zijn. Het schilderij is dus een complex stelsel van verhoudingen.

Beschouwing van schilderijen

La Grenouillère
Zoals we al eerder hebben verteld schilderden Monet en Renoir graag samen. La Grenouillère (de kikkerplas) is een schilderij dat ze ieder hebben geschilderd. Deze plas in het stadje Chatoux was een plaats van badderen, zuipen, feesten dansen en flirten. Een drijvend cafe vol mensen die maar half deugden (o.a. komedianten, roddelpers, lage adel, fuifnummers etc) en zich lekker lieten gaan. Hieronder zul je zien dat de schilderijen best wel van elkaar verschillen.

De vergelijking van de schillende versies van ‘La Grenouillère’
Het eerste wat ons opvalt is het verschil in het oogpunt. Renoir lijkt veel dichterbij het geschilderde tafereel te staan dan Monet. Door de verdere afstand van Monet zie je meer op zijn schilderij dan bij dat van Renoir. Bij Renoir zie je dan ook wat meer details, zoals de bomen die zijn wat minder vlekkerig en overigens ook anders van kleur. Als we nu verder kijken valt ons ook op de schilderijen zoveel van elkaar verschillen dat ze haast op verschillende momenten geschilderd moeten zijn! Kijk maar naar de ligging van de bootjes onderaan het schilderij, bij Monet zijn er meer uit varen dan bij Renoir. De grote boot is bij Monet duidelijk vol en goed te zien, bij Renoir is dit moeilijk te zeggen. Op elk schilderij is er ook verschillend volk aanwezig. Renoir lijkt meer rijke lui geschilderd te hebben, je ziet vrouwen met jurken en zeilscheepjes op het water. Monet heeft niet veel bijzondere mensen geschilderd, er is hier ook minder activiteit op het water, alleen badderen er links wat mensen. Qua kleur komt het schilderij van Monet lichter en zonniger over, Renoir heeft het wat donkerder gehouden, maar dat was misschien ook wel afhankelijk van de weersomstandigheden. Overeenkomsten zijn er ook wel te vinden. Sowieso heeft men in grote lijnen het zelfde tafereel proberen te schilderen. De elementen komen overeen, mensen die zich hier bevinden, bomen, bootjes vooraan, de grote boot, het water, het middelste plateau en de loopbrug. Het kleurgebruik is deels ook wel hetzelfde, alleen maakt Renoir wat donkerdere tinten zoals dit kunt vergelijken bij de bomen op de achtergrond. Het verraste ons dat er zoveel verschillen zaten tussen deze schilderijen, we hopen dat we de vergelijking goed verwoord hebben volgens uw aanwijzing!

De uitloper van het impressionisme: Het pointillisme

Om ons verhaal hierover duidelijk te maken moeten we eerst vaststellen dat het pointillisime ook wel divisionisme wordt genoemd, het is een vorm van Neo-impressionisme.

Om dus iets te vertellen over de werkwijze van het pointillisme is het van belang dat we ook iets vertellen over de stroming van het Neo-impressionisme.

Neo-Impressionisme is een kunstvorm aan het einde van de 19de eeuw, na het huidige impressionisme dus waar ons eigenlijke werkstuk over gaat. Vooral de man Georges Seurat speelde een belangrijke rol in deze tijd. Seurat ging uit van een wetenschappelijke verdeling van kleuren die in 1839 door de natuurkundige Chevreul was ontwikkeld (over Chevreul lees je eerder in ons werkstuk), denk hierbij aan de kleurcirkel waar deze man voor zorgde. Bij het pointillisme werden uitsluitend ongemengde kleuren in kleine vlekken of punten naast elkaar gezet. Door de complementaire werking en het contrast van de kleurvlekken werd enerzijds een sterk vibrerend licht verkregen. Anderzijds was een zekere stilering onvermijdbaar. Het resultaat is dat ons oog deze primaire kleuren mengt tot de kleurnuances (secundaire) die wij zien. Ze zetten namelijk deze kleuren door middel van kleine streepjes naast elkaar. Het oog mengt de kleuren vervolgens. Dit proces heet Optische Vermenging, waar we het al eerder over gehad hebben.

Georges Seurat deed had dus als doel om het impressionistische licht in schilderijen nog verder te accentueren door het analyseren van kleuren. In dit begin van het pointillisime, de eerste poging in deed zich voor in 1882, had men het oorspronkelijk over de term divisionisme. Het bleef inderdaad bij het naast elkaar zetten van kleine zuivere complementaire kleurvlekken, die de gewenste kleurtint produceren in het oog van de kijker, onder invloed van grote contrasten. Seurat verfijnde deze methode naar puntjeswerk in 1884, toen sprak hij van ‘chromoluminarisme’. Dit zie je onder andere in het werk ‘Een zwempartij te Asnières’ (zie onder) dat hij tentoonstelde op de expositie van Indépendants.

Het pointillisme beïnvloedde vooral de schilders Paul Signac en Camille Pissarro, 1 van onze impressionisten, zij waren enthousiaste beoefenaars van deze uiteindelijk als wetenschappelijk beschouwde techniek. De kunstvormen fauvisme, expressionisme, kubisme en futurisme zijn uiteindelijk ook sterk beïnvloed door de stijl van het pointillisme.

Op de volgende pagina hebben een aantal schilderijen geplaatst die heel goed passen bij de methode van het pointillisme.

‘Een zwempartij te Asnières’ Georges Seurat

Over de schilderijen
Hier zie je een aantal voorbeelden
van schilderijen waarbij de techniek
van het pointillisime is gebruik. Bij de
een is het beter te ontdekken als bij
de ander. Vooral die van Signac is
is heel duidelijk de puntjes zie je
goed. Bij Seurat is het een heel
mooi geheel waardoor de punten
haast niet te zien zijn. Pissarro’s werk
is wat vlekkeriger, maar bestaat toch
uit puntjes als je heel goed kijkt.
‘Port St. Tropez’ Paul Signac
‘Rustende hooimakers’ Camille Pissarro

Camille Pissarro & het pointillisme
Pissarro schilderde lange tijd impressionistisch. Maar in 1885 ontmoette hij Signac en werkte enige jaren in een pointillistische stijl. Door zijn keus voor divisionisme raakte hij zijn handelaar en zijn verkoop van kunst ver kwijt. Na 1890 verwierp hij het pointillisme weer, omdat deze de spontaniteit te veel hinderde.

Het einde van het impressionistische tijdperk….
Aan het einde van de tijd van het impressionisme merkte iedereen dat deze schilders de hele kunstwereld hadden veranderd. Toen de nieuwe beweging schilders aan de gang ging met hun werk was de kunst nog stevig in de handen van de ‘vaste’ groep academische kunstenaars.

Toen de impressionisten na jaren hun schilderen beëindigden had elke nieuwe kunstenaar de vrijheid om zijn eigen gevoel en persoonlijke talent na te leven. De oude afspraken over het leren tekenen en het gebruik van kleuren waren verdrongen. Ook de vaste regels over wat wel en niet geschilderd mocht worden waren verdwenen, het leven van alledag mocht zelfs ook getoond worden op de doeken. Alle studies door de jaren heen zorgden ervoor dat de weg vrijgemaakt was voor schilders die na hen kwamen.

Het impressionisme staat eigenlijk aan de basis van alle moderne kunst, omdat het de eerste groep schilders was die zich losmaakte van gevestigde meningen en niet alleen omdat ze het leven anders uitbeeldde, maar ook omdat ze de manier veranderde waarop het leven werd bezien.

Geen opmerkingen: