Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

maandag 10 maart 2008

Scriptie Geschiedenis Anarchisme

Het anarchisme in de 19e eeuw

Inhoudsopgave
Voorwoord
Inleiding
1. Grondleggers
1.1. William Godwin
1.2. Max stirner
1.3. Pierre-Joseph Proudhon
1.4. Michael Bakoenin
1.5. Lev Tolstoj
1.6. Pyotr Kropotkin
1.7. Joseph Déjacque
2. Wat zijn nu de basisideeën?
2.1. algemeen
2.2. anarchisme
2.2.1. positief anarchisme
2.2.2. rationalistisch anarchisme
2.2.3. communistisch anarchisme
2.2.4. religieus anarchisme
2.2.5. individualisme
3. Woorden en daden
3.1. daden en citaten
3.2. propaganda – en/of anarchisme van de daad
3.3. propaganda van het schrift
3.3.1. pamfletten
3.3.2. kranten
3.3.3. poëzie
3.4. symbolen
4. België
4.1. een klein land
4.2. de zwarte hand
4.2.1. L.P. Boon4.2.2. entertainend geschiedenisboek
4.2.2.1. Hij komt, vernielt en gaat
4.2.2.2. Is een roman altijd een roman?
4.2.3. en zijn bijlagen of het anarchisme van de 19e eeuw
Bibliografie
Bijlagen

Voorwoord
HET 5e jaar, geen RMT’s meer. Wel een plaatsvervangende opdracht, jawel de oh-zo beruchte scriptie.
Voor mij is dit mijn tweede keer, ik zou dus al moeten weten wat het is. Voorbereid moest ik zijn, en was ik ook. Ja ik wist het nog goed, uren en uren kruipen erin. Lezen, opzoeken, schrijven, deleten, opnieuw schrijven, meer lezen,… de ‘miserie’ van het 5e jaar. Laat ik eerlijk zijn, mijn moed om te beginnen was 0,00. Tot, nog altijd moedeloos, we de bundel kregen met de onderwerpen. Ik denk zo’n goeie 5 à 6 maand geleden. Alleszins heel lang geleden, en toch, toch weet ik nog goed hoe groot mijn eerste teleurstelling was. ‘Nee, het onderwerp van vorig jaar mag niet opnieuw gebruikt worden.’…
Teleurgesteld nam ik de onderwerpen dan maar door, op zoek naar een eventueel interessant onderwerp. Ik weet niet hoe jullie reageerden op je eerste scriptie, maar ik neem aan van ‘wauw’ om dan met een gezicht tot op de grond een tweede te moeten maken. De 19e eeuw… Wat is er nu interessant gebeurd in een eeuw waar armoede en uitbuiting hoogtij vierden? Voor mij, niets.
Zoals jullie niet willen dat ik het zeg: ‘een scriptie MOET je maken! Er is geen ontkomen aan.’ Zo ben ik in de bundel beginnen zoeken, en tot mijn grote verbazing zag ik tussen het socialisme en het daensisme (of christen-democratie) ‘anarchisme’ staan. Gemengde gevoelens bekropen mij. Ik, mezelf op dat moment ‘anarchist’ noemende, wou het ‘anarchisme’, hetgeen ik zogezegd steunde, eens dieper onderzoeken. Maar dan begonnen mijn hersenkronkels te redeneren. Meneer Staeren heeft altijd commentaar op het anarchisme, op hoe erg het is dat het anarchisme gebruikt wordt voor het ‘je-m’en-fou-tisme’. Ergens schrok dit mij af om over het anarchisme te werken.
Nu ja, alles op een rijtje gezet, ik ga mijn scriptie over anarchisme laten handelen. Mijn moed al een heel eind gestegen, van ideeën als ‘oninteressante eeuw’ afgestapt, begon ik. Tastend in het duister, -vanaf dan ben ik duidelijk beginnen beseffen dat ik eigenlijk niets, buiten enkele basisideeën, van het anarchisme wist-, begon ik. Hop naar de bibliotheek, plaatsje zoeken voor een pc en beginnen zoeken. Ja, daar begon het al. ‘Wie waren nu weeral anarchisten? Ai, wie had Staeren nu weer als anarchisten bestempeld?…’
Steen voor steen heb ik dan geprobeerd een trap te bouwen, naar dat onbereikbare begrip ‘anarchisme’, dat daar ergens hoog boven mijn politiek, cultureel, filosofisch, intelligent, sociaal niveau stond. Mits veel zwoegen en zweten, soms ook letterlijk, heb ik mij een weg gebaand tussen al die lettertjes, die woorden en ideeën vormden. Ik heb ze opgenomen, en verwerkt tot een geheel, wat nu voor U ligt. En ja natuurlijk dat ik dit niet alleen gedaan heb: niemand leert lezen zonder dat iemand hem uitlegt wat woorden zijn.
Daarom wil ik wel enkele mensen bedanken. Eerst en vooral zou ik schrijvers willen bedanken: hadden professoren, als J. Moulaert of H. Arvon en alle anderen, het anarchisme niet proberen te begrijpen, en geanalyseerd, had ik nooit dit werk kunnen realiseren. En stel nu dat ik in de buurt van hun ‘intelligentie’ en hun ‘talent’ zou komen, dan had ik nooit genoeg tijd gehad om het anarchisme als geheel te analyseren. Groots respect en veel dank dus aan die mensen. Ook zou ik mensen, die ik niet bij naam kan noemen, maar die mij geholpen hebben willen bedanken. Ik bedoel hiermee diegene die op de ‘alternatieve boekenbeurs’ aanwezig waren en mij wegwijs(er) gemaakt hebben in de ideeën van bepaalde personen of schrijvers. Ook meneer Staeren en mevrouw Elskens krijgen dank. Meneer Staeren vooral om mij onzeker te maken, mij af te breken (op gebied van anarchisme en het anarchist zijn). Dit heeft mij enkel meer moed gegeven, en ook het besef dat er nog veel andere ideeën zijn over het leven, die gerespecteerd dienen te worden. Mevrouw Elskens wil ik dan vooral bedanken voor de ideeën over de opbouw en de inhoud van dit werkstuk. Ook voor het, zij het bewust of niet, doorgeven van nuttige informatie in verband met dit werk. Michiel en Lennert krijgen hierbij ook een bedanking. Om als laatste iedereen die ik vergeten ben te bedanken.
Inleiding
“Het anarchisme is een gifzwam die door het wonder van een spontane voortplanting is opgeschoten in, de door de schandalen van de 19e eeuw, verrotte bodem, en even snel weer verging als ontstond.” zegt menig historicus. Het anarchisme is inderdaad een andere stroming, een (sociaal-politieke) stroming die nooit eerder in de geschiedenis deze vorm heeft aangenomen.
Als we nu over anarchisme spreken, horen we over chaos, geweld, aanslagen of over de punkbeweging van de jaren ’70 die voornamelijk wou choqueren. Het anarchisme als politieke stroming en filosofische leer is niet gekend. Wie vandaag de dag ‘anarchisme’ zegt, denkt aan ‘anarchie’ volgens het woordenboek. Een toestand waarin niet geheerst wordt, een toestand van chaos.
Maar waarom werd het anarchisme een ‘gifzwam’? Is het wel spontaan voortgeplant, of kon het niet anders? Die ‘verrotte’ 19e eeuw, was inderdaad een negatieve invloed op de mens. En ja, wat dan nog als er in die omstandigheden een ‘vreemde’ stroming ontstaat? Hoewel, zo vreemd is deze stroming toch ook niet? En negatief?

Tegenwoordig hoor en zie je veel dat met anarchisme te maken heeft. Zou het eigenlijk niet nuttig zijn om te weten wat het dan ook daadwerkelijk inhoudt? Wie wist bijvoorbeeld dat bepaalde extreem christelijke mensen anarchisten zijn?
Laat ik het u duidelijk proberen te maken. Laten we samen een korte, maar niet tegenstaande diepe, duik nemen in het gedachtegoed, dat ‘het anarchisme’ genoemd wordt.
Een gedachtegoed dat zich ergens in de mist bevindt en voor eens en altijd uit deze wolk getrokken moet worden. Het gedachtegoed, dat nu nog in een walm van negatieve invloeden, zowel uit de 19e eeuw als invloeden van elke dag, zit, heeft dringend nood aan daglicht.
En om dit anarchisme beter te leren kennen moet je zeker de grondleggers even bestuderen. Wie kwam eigenlijk op de ideeën om partijpolitiek te verwerpen, en wat waren die ideeën dan?
Uit de ideeën, komen dan ook de daden voort. Iets wat het anarchisme een negatieve naam heeft gegeven. En als ik dit zeg, bedoel ik het anarchisme van de daad. Maar dit anarchisme van de daad heeft een zekere positieve zin, die ook duidelijk gemaakt moet worden.
Met dit anarchisme van de daad wordt ook propaganda gemaakt. Propaganda was een heel belangrijk element voor de verspreiding van het anarchistische gedachtegoed. Propaganda werd dan ook via verschillende media gemaakt, weliswaar met de beperkingen van de 19e eeuw.
En hoe zit het dan met het anarchisme in België in deze periode? Wat gebeurt er in een klein land als dit. Welke bewegingen bevinden zich hier en wat doen ze hier?
Laat het mij U vertellen in dit werk. Met de nadruk op ‘dit’, want het anarchisme is een moeilijk begrip om heel objectief voor te stellen. In het anarchisme zitten we dikwijls met het begrip ‘relatief’. Stel dat 100 inwoners van een stad anarchist zijn, zijn er dat dan veel of weinig? Laten we duidelijk zijn, voor de anarchistische aanhang in een gemiddelde stad is dit veel, maar ten opzichte van de stad zelf, os dit zeer weinig.

1. de grondleggers

1.1. William Godwin
William Godwin is een van de eerste personen die zichzelf anarchist kon noemen. Daarom wordt hij ook als de eerste moderne anarchist gezien.
In 1756 wordt hij geboren als zoon van een dominee. Hij krijgt een calvinistische opvoeding en zal ook altijd blijven denken en handelen volgens deze opvoeding. Hoewel hij in 1782 het prediken opgeeft, samen met zijn geloof, begint hij te schrijven.
Hij begint als schrijver en filosoof in Whigs (de linkervleugel althans) te werken. Zijn inspiratie haalde hij uit de Franse revolutie, die hij verheerlijkte. Hij bekeek en beleefde de revolutie, het werd een passie. Zo erg zelfs dat hij alsmaar extremer en extremer werd. ‘Ik koesterde de hoop om uit een rots een steen los te trekken die door zijn kracht en gewicht elke tegenstand zou verpletteren en de politieke beginselen op een onwankelbare basis zou grondvesten.’ Dit werk verschafte hem een behoorlijk aanzien. Dit aanzien bleef groeien, tot zijn werk, zijn bekendste werk, ‘An enquiry Concerning Political Justice and it Influence on General Virtue and Happiness’ geschreven is. Van dan af gaat het enkel nog bergaf met hem.
Zijn extreme standpunten leefde hijzelf niet eens meer na (zoals de meeste extreme filosofen voorhebben). Trouwen was, bijvoorbeeld, voor hem het slechtste in de mens. ‘Het huwelijk een wet en de ergste der wetten, een eigendom en het ergste der eigendommen.’ Hij trouwde tot 2 maal toe!
Hij bleef zakken en zakken, vond zelfs geen gehoor meer bij studenten, die dikwijls opstandig en revolutionairder waren (en zijn) als volwassenen. Hij zakte zelfs zo laag dat hij op het einde van zijn leven nog voor de staat is beginnen werken. In moderne termen noemt men dit ‘hoogverraad’, samenzweren met de vijand.
Anderzijds kan hij wel fier zijn op zijn leven, of zijn levenswerk. Als men na zijn dood zegt: ‘het was beter geweest had deze man nooit bestaan’ , dan kan je stellen dat zijn stellingen op zijn minst staatsgevaarlijk waren.
William Godwin stierf in 1836, maar zijn ideeën niet. Zij blijven nog steeds gevaarlijk voor de maatschappij hoe zij er toen stond. Het rationeel anarchisme, zoals men er graag termen en namen aan geeft, heeft zijn geboorte gezien in deze dubbele man, wiens leven de start was voor meer denkers en ‘propagandisten’ om in het modern anarchisme een toekomst te zien.

1.2. Max Stirner
Max Stirner die eigenlijk Johann Kaspar Schmidt heette, was zoals Godwin, een denker die zijn opmars, zijn bekendheid en geliefdheid snel zal zien opkomen, maar dan ook even snel of sneller weer in de vergeetput terecht zal komen. Hoewel?
Geboren in 1806 te Beieren als zoon van een fluitenmaker leidde hij een redelijk sober leven. Hij was echter niet dom en ging studeren. Eerst gewone studies in een simpele school te Beieren. Later mag hij dan verschillende universiteiten over heel Duitsland verslijten.
Zijn naam, Stirner, komt uit die periode. Hij had een groot voorhoofd, terwijl ‘stirn’ zoveel als ‘voorhoofd’ betekend in het Duits, maar tevens ‘hoofd’ als ‘leider’ kan betekenen . Zijn studentenbijnaam is later zijn ‘echte’ naam geworden.
Voor zijn studies heeft Stirner 7 jaar uitgetrokken, wat door iemand anders normaal gezien in ongeveer 5 semesters gedaan werd . Hij wou voor het groot examen gaan, om leraar in 5 vakken te worden, maar faalde. Uiteindelijk ging hij les geven in een meisjesschool, wat toch een lichte belediging was voor een ‘universitair’ in die tijd.
Na zijn lesuren, vertoefde hij in ‘vrije’ kringen, waar hij ook zijn vrouw heeft ontmoet. De meeste van deze mensen hadden als doel de burgers bang te maken door luidruchtig te doen en zich boertig te gedragen. Stirner niet, hij was een stil en altijd kalm denker. Men zag hem er graag komen en ‘hield’ van hem, waardoor hij later zo populair werd.
Zijn bekendste boek ‘Der Einzigen und sein Eigentum’ is een sterk boek, dat eigenlijk over hemzelf handelt. Dit werk maakt hem bekend en gerespecteerd.
Maar zoals zijn relatie met zijn vrouw, die hem bedroog, liep ook zijn roem (de roem die hij als schrijver en filosoof verwerft, niet de materiële roem) slecht af. Hij werd minder en minder populair en werd met nog grotere armoede geconfronteerd. Het ging duidelijk slechter en slechter. Hij smukt zijn plaatsje tussen de grote, vergeten filosofen op.
Zijn dood is even ‘zielig’ als zijn leven. Na nog 2 keer in de gevangenis gezeten te hebben, nog eens failliet te zijn gegaan, sterft hij door een beet in zijn nek van een giftig vliegend insect.
In zijn overlijdensakte staat geschreven: ‘Moeder: geen. Echtgenote: geen. Kinderen: geen.’ Wat eigenlijk een weerspiegeling is van het eerste deel uit zijn bekendste werk: ‘der Einzigen’.

1.3. Pierre-Joseph Proudhon
Een volksheld, voor het volk, gemaakt door het volk.
In 1807 werd in het stadje Besançon één van de bekendste anarchistische theoretici geboren, Pierre-Joseph Proudhon. In armoede geboren, in armoede opgegroeid en hij zal altijd een arme volksheld blijven.
Wanneer hij 18 is begint hij als drukker te werken om zijn familie te onderhouden, en zal even later ook een eigen drukkerij beginnen. Dit toont zijn gedrevenheid al aan van jonge leeftijd.
Toch zal hij pas op zijn 29e verder studeren in Parijs, na het ontvangen van een studiebeurs. In 1838 vertrekt hij naar Parijs, waar de basis van zijn filosofisch gedachtegoed ligt. Hoewel, niet echt zijn ideeën. Hij was een vaag schrijver, reproduceerde oudere ideeën en mengde die met zijn eigen opvattingen.
Zijn eerste werk dat gepubliceerd werd, schreef hij in opdracht van de academie. Maar zijn 2e werk (een brochure) maakte hem direct beroemd, een vaste waarde die door bijna iedereen gewaardeerd werd (dan nog). ‘Qu’est-ce que la propriété?’ is zijn bekendste werk, met zijn bekende citaat: ‘Eigendom is diefstal!’ . Een citaat dat heel zwaar klinkt, maar vrij logisch is als je hem binnen zijn context houdt.
Daar hij niet genoeg verkocht van dit werk, moest hij weer gaan werken. Hij vond een baan in Lyon, bij een oude vriend.
Enkele jaren later (1844), trekt hij terug naar Parijs, waar hij Karl Marx en Bakoenin ontmoette. Wanneer in 1848 de revolutie uitbreekt bevindt Proudhon zich weer in Parijs. ‘DE’ revolutie die hij eerst zo koesterde, maar op een dikke fiasco uitdraaide voor hem.
De revolutie was op een politieke revolutie geworden, terwijl hij een sociaal economische revolutie bepleitte. En zijn pleidooi werd zeker gehoord. Met 77000 stemmen mocht hij zich in de Nationale Vergadering nestelen, waar hij het opnam voor het volk dat onderdrukt en genegeerd werd door de Bourgeoisie. Hier werd hij al snel als terreurzaaier gezien, door zijn aanval op Lodewijk Napoleon. Direct daarna was hij een gezocht man, met een gevangenisstraf en een boete van 3000 F boven het hoofd vluchtte hij naar Brussel. Niet lang, want nog in 1849 keert hij terug en wordt opgepakt. In de gevangenis zal hij trouwen, zijn lang verwachte droom. Later zal hij zelfs van de warmte van een gezin kunnen genieten met zijn dochter erbij.
Wanneer hij in 1852 weer vrijkomt schrijft hij al meteen een werk tegen de prins. Zijn naam als revolutionair niet besmeurend. Na persoonlijk aangevallen geweest te zijn door de aartsbisschop van Besançon, schrijft hij het volgende werk volledig tegen de kerk. Een zware belediging voor de kerk blijkt zo; want Proudhon kan alweer inpakken om naar Brussel te vluchten. Dit keer voor 3 jaar opsluiting en 4000 F boete. Hij zal in Brussel blijven tot 1862. Om dan terug te keren en nog zijn 2 laatste belangrijke werken te schrijven. In 1864 sterft hij, volledig uitgeput.
Zijn werken en hijzelf waren zo geliefd omdat hij een van de enige filosofen was die (bijna) nooit de praktische kant vergat.
Zijn ideeën waren socialistisch, en antiautoritair (zoals het later genoemd zal worden). Het mutualistische socialisme is zowat zijn omschrijving. Hoewel hij anderzijds niet te omschrijven was mits hij vol contradicties zat. Zo was hij traditionalist en revolutionair. Toch bleef hij een volksvriend omdat hij een revolutie voor het volk en sociale gelijkheid bepleitte, maar niet naar het nihilisme leunde, hij baseerde zich op traditionele waarden die nog onder het volk leefden en zijn liefde en verheerlijking van het individu, die hij als geen ander kon bevechten.
Deze bekritiseerde en vaak bestudeerde persoon is en blijft een van de grondleggers van verschillende ideeën en ideologieën, zelfs ideologieën die elkanders tegenpolen zijn.

1.4. Michael Bakoenin
Een heel ander figuur, die nu wel samen met zijn tijdgenoot bestudeerd wordt, is Michael Bakoenin.
Bakoenin, een geboren revolutionair, wordt in 1814 in het dorpje Prjamoechino (Rusland) op de wereld gezet. Als zoon van een adellijke vader, klinkt het raar te weten dat hij een van de meest revolutionair gerichte anarchisten van zijn tijd zal worden.
In 1831 begint Bakoenin aan een militaire opleiding, om in 1835 officier te worden. Enkele maanden na zijn benoeming neemt hij echter al ontslag en vertrekt hij naar Moskou.
In Moskou zal ook hij de basis van zijn ideeën leggen . De links Hegeliaanse filosofie. Het trekt hem aan omdat de commentaren en ideeën heel gewaagd waren voor zijn tijd. Eens in het Hegeliaanse milieu, vertrekt hij in 1840 naar Berlijn.
In Berlijn beginnen zijn eerste schrijfervaringen. Hij schrijft er onder meer een ‘revolutionair’ artikel in een hegeliaans blad. Al snel krijgt hij er een naam als revolutionair en vertrekt naar Parijs om problemen in Berlijn te voorkomen.
Zijn aankomst in Parijs in 1844 bleef niet onopgemerkt, niet voor hem persoonlijk en niet voor andere revolutionaire elementen zoals Karl Marx en Proudhon. Hun toevallig samenzijn in Parijs, geeft hun veel kracht en beïnvloed hun ideeën. Ook Bakoenin blijft radicaler worden.
Eindelijk was de revolutie van 1848 er, een revolutie waar men Bakoenin altijd ergens vooraan kan terugvinden. Tegen het einde van de revolutie vertrekt hij echter weer. Samen met Richard Wagner gaat hij naar Duitsland. Het plan was er een revolutie te organiseren. Dit draaide uit op een zware mislukking en Bakoenin wordt opgepakt.
Na een reis van gevangenis naar gevangenis wordt hij uiteindelijk overgeleverd aan Rusland, waar hij tot levenslang veroordeeld werd. Maar hij kreeg er strafvermindering van de tsaar.
Een eerst heel onduidelijk gegeven: ‘waarom?’, wordt al snel duidelijk na de Russische revolutie, wanneer men Bakoenin’s boek ‘de biecht’ terugvindt.
In dit boek biecht Bakoenin zijn daden op en vraagt vergiffenis. Dit boek is dan ook de meest waarschijnlijke reden voor zijn strafvermindering.
De vragen over het boek blijven wel rijzen, want is dit nu een ommekeer in zijn denken, of een sluwe zet? (Hij zal inderdaad 4 jaar later uit Siberië kunnen ontsnappen.)
Wat men ook denkt en beweert, een feit is dat hij verder de wereld rondtrekt. Op zijn reis blijft hij steeds zijn anarchistische en revolutionaire ideeën verkondigen. Een woelige tocht die hem uiteindelijk naar Londen brengt.
Enkele jaren later zal hij deelnemen aan de Eerste Internationale. De plaats waar voor het eerst officieel een scheur komt tussen de socialisten en de anarchisten. Bakoenin die zich als antiautoritair opstelt, komt zo in ruzie met Marx, die hem dan ook uit de Internationale zet.
Bakoenin stopt niet en hij start in het geheim ‘het verbond van de socialistische democratie’ op. Wat dan ook ongeveer het laatste ‘positief-opmerkelijke’ is in zijn leven.
Hij zal zichzelf nog eens lijnrecht tegenover zijn anarchistische ideeën zetten wanneer hij zich als baas opgeeft van een ‘Comité voor Algemeen Welzijn’. Hier komen we weer op het punt waar de anarchistische filosoof zichzelf tegenspreekt. (Bakoenin is hierin wel de opmerkelijkste van allen: eerst schrijft hij zijn ‘biecht’ en later dit.)
Wanneer hij genoeg krijgt van de politiek trekt hij zich terug in Locarno en leeft er in een villa met het geld van een erfenis. Deze draait hij er echter, zoals het wel bij zijn karakter past, snel door. Hij moet vluchten, en blijft dit ook doen tot de dood hem inhaalt in 1876.

1.5. Lev Tolstoj
‘Is Tolstoj anarchist?’ is de eerste vraag die je jezelf moet stellen. Over Tolstoj zijn veel onzekerheden. Is het bijvoorbeeld: Leo Tolstoj , of Lev Tolstoj en laatst las ik Tolstoi . Ok dit is uiteindelijk maar een klein detail, maar het typeert deze figuur als historische figuur. De hele waas rondom hem.
Buiten deze onzekerheden blijven er natuurlijk een groot deel zekerheden bestaan. Tolstoj werd als adellijk Russisch landheer geboren in het landgoed Jasnaja Poljana , op 28 augustus 1828 . Door zijn adellijke - en dus ook rijke - afkomst kan Tolstoj een universitaire studie volgen. Die later nog gevolgd werd door opleidingen van buitenlandse leraren (vooral Fransen en Duitsers) die Tolstoj dan ook hun nationale literatuur voorschotelen. Op die manier komt hij in contact met grote filosofen, zoals ondermeer Rousseau.
Na zijn studies trekt hij naar de Kaukasus als officier in het leger. Ook hij nam ontslag uit het leger, en verbleef zo even aan het hof van Sint-Petersburg. Van daaruit maakt hij verschillende reizen om uiteindelijk in 1861 terug te keren naar zijn landgoed J.P.. Een jaar later treedt hij daar ook in het huwelijk, waaraan hij niet minder dan dertien kinderen zal overhouden.
Op dat moment is hij een gewone schrijver. Tot hij in 1874 een gewetenscrisis krijgt. Zijn crisis gaat zo ver dat hij op een bepaald moment bijna zelfmoord pleegt. Hierdoor begon hij antwoorden te zoeken, antwoorden op vragen over de zin van het leven.
Dit is het punt waarop Tolstoj interessant wordt voor de anarchistische filosofie. Zijn theorieën voerden hem helemaal mee, tot grote spijt van zijn vrouw, die hem dan ook zoveel mogelijk probeerde tegen te houden. Maar een man, Grigorjewitsj Tsjertkof, haalde zijn leven overhoop. Hij stimuleerde Tolstoj voortdurend. Zijn ideeën verboden hem om van andermans arbeid te leven, dus Tolstoj begon alles zelf te maken (kleren, eten, …).
Zijn studie en uitvinding van een/zijn theorie, durfde hem zelfs uitspraken laten doen die zeiden dat hij eindelijk het Christendom (na 2000 jaar van leugens en bedrog) als oorspronkelijke godsdienst teruggevonden heeft . Zijn leven bleef verder op zijn theorieën drijven, hij zwoer zijn adellijkheid af, zijn litteraire roem deed hij van de hand (hij gaf alle auteursrechten op) en ontkende zijn artistiek talent. Het moeilijkste om van te scheiden was zijn gezin. Maar toch zal hij op een leeftijd van 82 jaar weglopen van huis. Om onmiddellijk, op zijn vluchttrein, dood te vallen. De christenanarchist sterft op zijn ‘pelgrimstocht naar het absolute’ .

1.6. Pyotr Kropotkin
In 1842 kon Moskou weer een geboorte registreren, Pyotr Kropotkin. Een latere activist en propagandist van het (communistisch) anarchisme. Een geleerde die geen nieuwe anarchistische theorieën bedacht, maar bestaande theorieën verder uitspitte, om er een eigen anarchisme van te maken.
Kropotkin begint zijn studies in Sint-Petersburg. Na zijn studies neemt ook hij dienst in het leger voor 5 jaar. Zijn aardrijkskundige interesses werden nog meer opgewekt door zijn ‘missies’ met het leger.
Zo komt het dat hij in 1867, na zijn ontslag te nemen bij het leger, terug naar Sint-Petersburg trekt. Hij gaat er werken als aardrijkskundige. Zijn job laat hem naar Finland en Zweden reizen tussen 1871 en 1873. Op die reizen verdiepte hij zich ook in politieke literatuur van grote theoretici van zijn tijd.
Bij zijn terugkeer in Rusland begint hij het anarchisme te propaganderen aan boeren en arbeiders. Hierdoor wordt hij in 1874 gearresteerd en gevangen gezet. 2 Jaar later ontsnapt Kropotkin en sluit zich aan bij de ‘Jurassic Federation’ .
In 1883 wordt hij in Frankrijk weer gearresteerd wegens ‘anarchistische activiteiten’. Zijn vonnis luidde 5 jaar opsluiting, maar na 3 jaar werd hij weer vrij gelaten, waarna hij naar Engeland trok en er 30 jaar lang leefde. Na de revolutie van 1917 keerde Kropotkin terug naar Moskou om er in rust zijn einde te naderen en het uiteindelijk te vinden in 1921.

1.7. Joseph Déjacque
Joseph Déjacque geboren op 27 december 1821 te Parijs, staat ook in dit ‘lijstje’, niet omdat hij theoreticus van het anarchisme is, maar omdat hij een heel belangrijke rol heeft gespeeld in de media. Hij was schrijver van zowel pamfletten, boeken als dagbladen en dergelijke. Hij heeft het anarchisme gepropagandeerd, maar niet beredeneerd om er een eigen theorie van te maken.
Zijn leven start vrij normaal, met, na het afstuderen, een job als verkoper van behangpapier. Van 1839 tot 1846 vindt men hem terug tussen de rollen behangpapier, tot hij slaande ruzie krijgt met zijn (zoveelste) baas. Hij gaf zijn job op en begon te schrijven.
Zijn eerste bundel ‘Du Pain et du Travail et la Misère’ zat al vol agressie tegen de bestaande regering en sociale ordeningen. Op dit ogenblik kan men hem bij de egalitaristen rekenen.
Tot de revolutie van 1848 uitbreekt en hij met de egalitaristen scheurt . Dit is tevens het punt waarop zijn journalistieke carrière begint. Hij schrijft in socialistische bladen, maar ook in een van de eerste vrouwenemancipatiebladen. Na enkele rellen in Parijs werd hij even aangehouden. Maar na 2 maanden wordt hij weer vrij gelaten.
Na het uitbrengen van ‘Les lazaréennes, fables et poésies sociales’ , werd hij weer voor 2 jaar opgesloten. Maar door een machtswisseling werd hij door Napoléon vrijgelaten en verbannen.
Via Brussel vlucht hij naar Engeland, waar hij tot 1854 zal verblijven en zijn eerste boek uitbrengt . Via Engeland komt hij uiteindelijk in New York terecht. Hier begint hij zijn anarchistische fase te beleven. Na het schrijven van ‘L’humanisphère’ vindt hij geen uitgever en richt dan het anarchistische blad ‘la libertaire’ op. In de eerste plaats om zijn boek te promoten. Later groeit dit blad zo hard dat het zelfs in Europa wordt uitgegeven.
De rest van zijn leven wijdt hij aan journalistiek, tot hij in 1864 sterft in zijn geboortestad, Parijs.

2. Wat zijn nu de basisideeën?

2.1. algemeen
Het anarchisme is een sociaal-politieke stroming ontstaan in de 19e eeuw. Hoewel het eigenlijk al bij de Grieken bestond , bekijken we hier het ‘moderne’ anarchisme dat in de 19e eeuw ontstaan is en gebaseerd is op problemen en ideeën van die tijd.
Het anarchisme is in grote verdeeldheid geraakt door de verschillende stromingen binnen het anarchisme zelf. Er waren ‘onenigheden’ over de herverdeling en organisatie van bezittingen, land, godsdienst en recht.
Een ding staat wel gelijk bij elke anarchist. Er moet een radicale (sociale) revolutie komen. En daarbij moet de staat (als instituut) vernietigd worden. Dit is wat hen onderscheid van elke andere politieke stroming. Wat dus ook het grootste verschil is tussen hen en de socialisten, waarmee anarchisten dikwijls samen horen over bepaalde opvattingen.
Voor de anarchisten moet die revolutie er kost wat kost komen. Sociale gelijkheid verwerven en het gezag verwerpen. Iedereen is namelijk sociaal gelijk, maar blijft een uniek individu, met een eigen ratio en een eigen lichaam. Vanuit deze idee kan het niet (voor een anarchist) dat een mens op gelijk welke manier over een ander mens heerst. "De mens die handelt in blinde gehoorzaamheid, is geen mens meer". of "Wie er ook maar de hand op legt over mij te regeren, is een usurpator en een tyran. Ik verklaar hem mijn vijand."
Maar de verdeeldheid zit vooral in de ideeën, over het hoe en wat, na de ‘revolutie’. Hoe alles verdeeld moet worden, of er wetten moeten of mogen zijn. Hoe geen chaos creëren? (Hoewel dit voor sommigen wel de bedoeling was). Proudhon wou meer een mutualistische samenleven, met verdeling van onderaan, terwijl Bakoenin dan weer naar vrijwillig communisme streeft. Allen 100% atheïst zijnde, zegt Tolstoj daarentegen dat anarchisme op de bijbel (het boek) gebaseerd is (moet worden). Dat de mens het woord van Jezus (of een algemene God) moet volgen om tot een perfecte, gezagloze maatschappij te komen. Verder is er dan bijvoorbeeld nog Godwin, die meer naar vrijheid dan sociale gelijkheid streefde, die alle autoriteit afschafte, en hierbij een ieder-voor-zich maatschappij creëerde.

2.2. anarchisme

2.2.1. positief anarchisme
Het positieve anarchisme is de naam voor de anarchistische stroming die zijn wortels in Proudhon’ s theorieën vindt. Doorheen heel deze stroming vinden we het element ‘rechtvaardigheid’ terug, de basis waarop Proudhon zijn visie op de maatschappij gesteund heeft.
Als je Proudhon hoort, hoor je ‘eigendom is diefstal!’ . Deze uitspraak is niet zomaar uit het niets gegrepen. Ze is dikwijls verkeerd verstaan, of bewust uit haar context getrokken. Maar wat Proudhon met deze uitspraak bedoelde, zit hem niet in de letterlijke betekenis van de woorden samen, maar in de betekenis van de woorden op zichzelf. Proudhon keert zich volledig tegen het eigendom, zelfs tegen het collectief eigendom. Volgens hem is alle eigendom slecht. Bij de gewone kapitalistische maatschappij maakt het de armen armer en de rijken rijker. Volgens verschillende anarchisten is collectief eigendom dan de oplossing. Nee zegt Proudhon, collectief eigendom is ook niet rechtvaardig. Als we collectief vanuit een liberaal (de liberalen van de 19e eeuw.) standpunt bekijken, zullen de sterken de zwakken uitbuiten . En keren we dan de rollen om, het communistische standpunt, zullen het de zwakken zijn die de sterken uitbuiten . Vandaar zegt Proudhon dat er geen eigendom mag zijn, in de plaats stelt hij dan wel bezit. Want het bezit is volgens hem noodzakelijk voor de ontplooiing van elk individu.
Uit zijn verheerlijking van het individu, dat voor Proudhon altijd een der belangrijkste elementen van de mens was, veroordeelt hij ook de staat. De staat kan nooit een rechtvaardig orgaan zijn, mits zij zich baseert op juridische normen, wetten. Van het moment dat er wettelijke voorzieningen zijn wordt er geen rekening meer gehouden met het individu, waardoor deze zijn vrijheid verliest. Bij verbindingen (contracten) mag de staat bijvoorbeeld niet ingrijpen. Ze moet de vrijheid van de mens respecteren en een verbinding uit vrije wil, met vrije bepaling van inhoud tot stand laten komen. Door deze vrije verbinding zullen de verplichtingen vanzelf volgen, zonder dat de staat zich daarin mag moeien. Ook is de staat een orgaan van macht en heerschappij, wat voor Proudhon niet door de beugel kan. Elk individu is vrij in en met zichzelf, terwijl de staat deze vrijheid juist gaat beperken door een algemeen idee te geven wat mag en niet mag, met haar wetten. ‘Als een mens over een ander mens regeert, dan is dat slavernij.’
Door de verscheidenheid van de individuen, zijn er ook tegenstrijdigheden en tegengestelde polen. Hierin zoekt Proudhon een evenwicht, dat er komt door de persoonlijke vrijheid. Enkel zo zullen de tegenpolen in evenwicht komen. Een positievere houding dan de staat. Want de staat probeert zoveel mogelijk het individu en particuliere initiatieven te onderdrukken om de hand in de tegenstrijdige polen te houden. Zo wil de staat de tegenstrijdigheden onderdrukken voor een algemeen belang. En juist dit algemeen belang kan niet volgens Proudhon. De staat mag niet ingrijpen om alles in de hand te houden voor haar eigen welzijn. Proudhon moedigt dan ook alle particuliere initiatieven aan om naar een samenleving te gaan waar de staat overbodig is. Waar ‘de werkplaats de plaats van de regering zal innemen.’ Wat een overwinning van de economie boven de politiek zou worden.
Deze opvattingen worden door hem volledig geweldloos gebracht. Een revolutie zou volgens hem een evolutie moeten worden, geweldloos en aangemoedigd. Een nieuw begin met 2 onafhankelijke systemen: een politiek en een economisch systeem, die allen van onderuit georganiseerd moeten worden. Het, in de ogen van Proudhon, meest rechtvaardige systeem. Waarbij veel discipline nodig is van mensen tegenover elkaar, ook in het huwelijk en het gezin.

2.2.2. rationalistisch anarchisme
Zoals de naam al laat vermoeden is deze stroming binnen het anarchisme, gebaseerd op de rede. Elke mens heeft, volgens Godwin, een rede. Een rede die hij moet ontwikkelen en die geen enkele hinder tot ontwikkeling mag krijgen. Alles wat deze ontwikkeling zou kunnen belemmeren is dan ook uit den boze. Zowel externe als interne factoren die negatieve invloeden op de ontwikkeling van de rede zouden kunnen hebben, moeten onderdrukt worden. Zo was Godwin niet alleen tegen de staat, maar ook tegen de menselijke instincten.
De staat, wat is de staat? De staat is een 100% verwerpelijk instituut zegt Godwin. Elke regeringsvorm is ontstaan op een niet-rationele manier. Een regering die regeert met dwang, is sowieso een verwerpelijk, ratioaanvallend instituut. Sommige vorsten of regeringen zeggen dan weer dat ze door goddelijke goedkeuring gevestigd zijn. Maar wie kan dan weten wat God verlangt, wat God wilt en op welke basis beslissen zij (de regering) dat God hen goedgekeurd heeft? Of een ‘democratische’ regering, een regering die door middel van een contract gevestigd is? Nee, Godwin verwerpt contracten, ze zijn een veralgemening. Een contract houd geen rekening met individuen, met persoonlijkheden. Een contract maakt individuen afhankelijk van de massa.
Een andere onderdrukker is recht. Een op het eerste zicht rare onderdrukking, maar recht hangt volledig samen met elke vorm van autoriteit. Wanneer iemand mij een recht geeft, schetst hij bepaalde lijnen waarbinnen ik moet lopen. Op deze gronden wil Godwin geen rechten, maar plichten.
Ook vindt Godwin het huwelijk één van de minst ratiovriendelijke bindingen. Het huwelijk onderwerpt de mens immers aan zijn instincten, aan gevoelens, aan de liefde. Het huwelijk is een binding, die een persoon volledig aan banden legt en zijn persoonlijke ontwikkeling als rationeel wezen belemmert.
Een niet rechtstreekse, maar wel belangrijke onderdrukker is het privé-eigendom. De eigendommen zelf onderdrukken de mensen niet, maar het verlangen ernaar wel. Armen, die volledige dagen moeten werken, van ’s morgens tot ’s avonds, om een stuk brood te kunnen kopen, hebben geen tijd over voor de ontwikkeling van de geest. De rijken dan wel? Nee zegt Godwin, wie rijk is, en alles zomaar in zijn schoot geworpen krijgt, gaat zich met onbelangrijke, materiële dingen bezighouden. Zij gaan geen nood hebben aan een ratio, zij gaan enkel nog belang hechten aan materiële waarden.
Alles moet volgens Godwin weer naar het begin worden teruggebracht. Gebaseerd op de medemens en de ratio. De wereld verdelen, in vele kleine maatschappijen, zonder staat en zonder eigendom. De mensen hebben elkaar immers nodig, niet de staat. “… de maatschappij is geboren uit onze behoeften, de staat uit onze slechte trekken. De maatschappij is goed, de staat is hoogstens een noodzakelijk kwaad.” Deze nieuwe, kleine maatschappij moet echter wel 2 essentiële taken van de staat overnemen. Ze zal elk individu moeten beschermen tegen een eventuele aanval van een ander individu. Dit door middel van een jury. Een jury die gebaseerd is op de rationaliteit van de mens en niet op een wetboek. Ook zal elke maatschappij beschermd moeten worden tegen andere maatschappijen. Hiervoor zag Godwin een regelmatig samenkomende nationale vergadering.

2.2.3. communistisch anarchisme
Het communistisch anarchisme is een van de meest voorkomende stromingen binnen het anarchisme. De naam zegt het zelf, deze stroming loopt bijna parallel met het socialisme van Marx. Met weliswaar enkele verschilpunten, die de basis vormen van deze leer.
Het communistisch anarchisme kent als voornaamste grondlegger Bakoenin. Maar ook door Kropotkin en later in de Spaanse burgeroorlog, werden deze ideeën verder uitgewerkt.
Zoals alle anarchistische stromingen, verwerpt ook het communistisch anarchisme de staat. Bakoenin verklaart zichzelf als atheïst, extreem atheïst. “Als God bestaat, is de mens slaaf; de mens kan en moet echter vrij zijn; God bestaat dus niet.” Verder komt de staat voort uit de godsdienst, verklaart Bakoenin, en zal ook zij (de staat) overbodig zijn eens de godsdienst verdwenen is. Bakoenin wil dan ook een volledige vrijheid, de mens moet zich van de slavernij van God verlossen.
Die vrijheid wordt door Bakoenin altijd sterk benadrukt. Zo kon hij zich ook makkelijker van Marx en zijn ideeën scheiden. Bakoenin zijn vrijheid was een individuele vrijheid, maar niet op de manier die Stirner beschreef. Volgens Bakoenin moet de mens zich individueel vrij kunnen ontwikkelen, maar ook de maatschappij in zijn geheel moet zich vrij kunnen ontwikkelen. “Ik ben menselijk en zelf vrij in de mate waarin ik de vrijheid en de menselijkheid van alle mensen om mij heen erken.” ”De meester is net zo onvrij als zijn slaven.” De maatschappij moet dus in vrijheid ontwikkelen met respect. Met respect van elk individu ten opzichte van elk ander individu, maar ook met het respect van elk individu tegen over de maatschappij. Een individu kan pas vrij zijn als de hele maatschappij, de maatschappij als orgaan én haar bijhorende individuen, vrij is.
Regeerders, zij die de staat vertegenwoordigen, zijn mensen met een verdorven geest . Zij steunen alles wat de individuele en maatschappelijke vrijheden belemmeren, het kapitalisme. De sociale piramide die heerst, berust op dit kapitalistisch systeem. Ze steunt op het privébezit. Daar vinden we dan ook het raakpunt met het marxisme, namelijk de afschaffing van alle privébezit. Zoals het communisme wil ook Bakoenin een afschaffing van het privé bezit verwezenlijken. Weliswaar op een vrije manier, niet volgens het staatssocialisme van Marx. Als alternatief komt ook hier het collectief eigendom uit de bus. Een verdeling van productiemiddelen, gronden en kapitaal. Het privébezit als consumptiemiddel mag wel behouden worden, vindt Bakoenin.
Eens dit privébezit verdwenen is, zal de staat als dicterend orgaan inzakken. Wat de opbouw van een nieuw systeem met zich meebrengt. Net zoals Proudhon wil Bakoenin een heropbouw die van onderuit bestuurd wordt. Hij wil de sociale piramide behouden, maar ze van uit de basis laten dirigeren, niet zoals nu vanuit de top.
Door al deze communistische ideeën loopt de vrijheid als basis. Alles moet uit een volledige vrijheid gebeuren, via contracten (zonder tussenkomst van de staat of een ander orgaan). Ook de sociale piramide moet eerlijk en met vrije wil opnieuw opgebouwd worden.

2.2.4. religieus anarchisme
Een stroming die op z’n minst apart genoemd kan worden, werd door Tolstoj met hart en ziel verkondigd. In tegenstelling tot de atheïstische opvattingen van zowat alle anarchisten en hun filosofische ideeën, baseert Tolstoj zich op Christus. Hij gebruikt de leer van Christus om zijn ideeën, tot vrijheid en gelijkheid, te staven.
In de Christelijke leer is de liefde het hoogste in de mens. Vanuit die idee verwerpt Tolstoj de staat, maar ook het geweld en privé eigendom. Tolstoj kan je een pacifist noemen omdat hij nooit geweld gebruikte, en er ook radicaal tegen was. Niets is echter minder waar. Tolstoj was tegen fysiek geweld, maar propagandeerde alles behalve een laat-je-doen houding.
Als volgeling van Christus, verkondigde Tolstoj de christelijke leer. Binnen deze verkondiging hekelde hij echter wel de katholieke kerk. De katholieke kerk was geëvolueerd tot een dogmatische instelling, die het tegengestelde van de christelijke leer belichaamde. De christelijke leer, en met name Christus zelf, ‘is de rede’ . Dit kan op geen enkelijke manier in verband gebracht worden met de katholieke kerk, die dogma’s had en de vrijheid van de mens niet respecteerde.
De idee van liefde, niet de persoonlijke liefde, maar de naastenliefde voor elke mens, verwierp de staat. Jezus verkondigde namelijk in naam van Christus, dat ‘alle zonen Gods gelijk zijn’. De staat is alles behalve gelijk. Tolstoj ging hierin zelfs zo ver dat elke georganiseerde staatsvorm uit den boze is, of het nu om een absolute monarchie of een commune gaat, allen moesten ze vernietigd worden.
Met deze vernietiging zou ook het privé eigendom verdwijnen, “rijkdom is een misdaad” . De mens moest, volgens Tolstoj’ s leer, delen uit liefde. Iedereen moest werken naar zijn persoonlijk kunnen, maar krijgt echter niets meer dan strikt noodzakelijk voor hem of haar. Zo kunnen de behoeftige, kinderen, bejaarden, zieken,… ook onderhouden worden. Tolstoj gelooft hier ook echt in omdat het een teken is van liefde, en teken van Christus.
Als Christen verafschuwt Tolstoj elke maatschappijvorm die er heerst. Zijn voorkeur en verheerlijking gaat naar kleine communes van boeren.

2.2.5. individualisme
Het individualisme is de basis voor de meeste anarchistische stromingen. Het houdt de leer van de vrijheid van elk individu in. Anarchisten die de maatschappij staatloos willen, beroepen zich op het individu. De gelijkheidsidee is één van deze aspecten. Elke mens is een mens, iedereen heeft een ‘ratio’ en een mening. Het doel van anarchisten is deze van elkeen te respecteren, en niet de meerderheid hun idee te laten uitvoeren. Nee, iedereen moet zichzelf kunnen zijn.
De meeste anarchisten en anarchistische filosofen, hebben het individualisme samengebracht met een gemeenschap. Zo moet niet alleen aan het individu gedacht worden, maar ook aan de gemeenschap of maatschappij. Het zij immers zo dat elk individu samenleeft met anderen, en er dus een totaliteit moet zijn. Sommigen gaan dan in de richting van basisdemocratie, anderen blijven dan weer bij het anarchisme.
Het moeilijke aan het anarchisme is de heropbouw. Filosofen als Proudhon, Bakoenin, Godwin, … hebben allen een eigen oplossing ontworpen. Een eigen soort maatschappij die de vrijheid garandeert van elk individu, maar tegelijk ook de sociale rechtvaardigheid laat heersen. Toch is er nog een speciaal geval onder deze anarchistische theoretici. Max Stirner.
Stirner is een individualist, en werkt vanuit deze idee een geheel eigen theorie uit. Een theorie die door weinig anarchisten toegepast wordt, maar die anderzijds wel de basis van veel theoretici is.
Stirner probeert hierbij terug te keren naar de basis van het individu. Hij concludeert dat het individu zijn eigen opperwezen is, dat hij, als individu, alles in staat moet stellen te doen wat zijn wil is, en deze niet te laten onderdrukken. Hij bedoelt hiermee dat de mens een opstand in zichzelf moet maken, een ander gezichtspunt tegen over het leven moet zoeken. Enkel zo zal de staat verworpen kunnen worden, zal elk wezen zijn persoonlijke vrijheid kunnen voelen. De staat, regering, haalt haar macht immers uit de domheid en naïviteit van de mens.
Stirner is, in tegenstelling tot de meeste theoretici, niet van plan een maatschappij op te bouwen. “De maatschappij is niet meer dan een verstard, onbeweeglijk, verzelfstandigd sociaal leven, dat het Ik onderwerpt in plaats van het te dienen.” Hij wil dus geen maatschappij, maar een associatie. De maatschappij misbruikt de mens, een associatie wordt door de mens gebruikt. Zo zal een mens nooit kunnen zijn in een maatschappij, maar wel in een associatie.
Het zijn van de mens is het doel. Elke mens moet blijven zoeken naar zijn Ik. Zolang je je Ik niet gevonden hebt bezit je jezelf niet. Maar wanneer je je Ik gevonden hebt, leef je zelf en vrij, moet je je niets meer aantrekken van andere Ikken rondom jou. Wel, zegt Stirner, kan je onmogelijk jezelf zijn zolang je twijfelt of niet zeker weet dat je jouw Ik gevonden hebt.

3. woorden en daden

3.1. daden en citaten Ä
“De meest rampzalige combinatie die zich kan vormen zou die zijn dat het socialisme zich met het absolutisme zou verenigen.” “Ik wil dat de maatschappij en het collectieve eigendom van onderaf georganiseerd worden, langs de weg van de vrije associatie, en niet van bovenaf door middel van enige autoriteit.” “Wie autoriteit zegt, zegt onderdrukking.” “Ze buigen zich over de macht zoals leden van het kerkbestuur over het heilig sacrament.”
Vanuit standpunten als deze, uit hun context gerukt en in een nieuwe, of helemaal nergens, geplaatste citaten, vloeien terroristische daden voort. Vrome personen leggen het loodje, want de kerk is autoritair en anarchisten zijn atheïsten. Bommen in Parijs, voor de deuren van politie en rechters. Politieke partijen waren ook niet de oplossing voor de sociale problemen, nee, partijpolitiek is slecht en moet vernietigd worden. Bij hen horen ook de meest onderdrukkende der onderdrukkers, de presidenten.
Er ontstaat iets als propaganda van de daad.

3.2. propaganda - en/of anarchisme van de daad
Als men het heeft over het anarchisme van de daad, denken we meestal aan terroristische aanslagen op koningen en andere adellijken. Wat dan ook weer direct een negatief beeld aan het anarchisme geeft. Maar het anarchisme van de daad is meer dan enkel terreur zaaien, het gaat over elke anarchistische actie: betogingen, stakingen, aanvallen, …
Elke geest met een minimum van menselijkheid in zich weet dat het (anarchistisch) terrorisme nooit goed te praten is. Op geen enkele manier. Maar men kan het wel analyseren en verdedigen. Laten we kijken waarom mensen deze terreur wilden zaaien.
Het staat als een paal boven water dat de ideologie een grote drijfveer is voor anarchistisch terrorisme, maar er zitten nog meer ideeën en reacties achter. Terroristische aanslagen zijn pas echt begonnen na 1848. Daarvoor waren er wel aanslagen, maar in veel kleinere maten. De revolutie van 1848 heeft alleszins het ‘startschot’ gegeven. 1848 zou een sociale revolutie moeten worden, maar is uitgedraaid op een politieke revolutie waarbij men terug een strenge politiek kreeg. Als reactie daarop kwam het anarchisme van de daad. (Voor de anarchistische stroming.)
Tot het anarchisme van de daad behoren ook tal van opstanden en betogingen, welke een gevolg zijn (meestal) van een slecht beleid. Enkel als men niet akkoord gaat, komt men op straat. Dit aspect werd heel dikwijls vergeten. Deze opstanden waren weliswaar ook zeer bloedig en wreed. Door de autoriteiten die haar harde hand moesten gebruiken tegen de anarchisten die in opstand kwamen.
En dan het terrorisme, je kent waarschijnlijk de uitspraak ‘1 moord om duizenden moorden te stoppen’ . De meeste aanslagen werden verdedigd met voorbeelden en vragen. Waarom mag de staat wel mensen (dan vooral opstandelingen) vermoorden zonder gestraft te worden. Deze moreel aanvaarde doden werd door de anarchisten gebruikt om hun aanslagen te verdedigen.
Ook de reactie is belangrijk. In 1871 werden verschillende opstandelingen verbannen, opgesloten of gewoon gefusilleerd . Waarop men, in onmacht zijnde, met terrorisme reageerde . En om de vicieuze cirkel verder te laten draaien, ging de staat weer strenger optreden tegen (bepaalde) anarchisten. Zodat anarchisten weer meer aanslagen pleegden, …
Naarmate dit wiel sneller en sneller begint te draaien komt de ideologie nog op de tweede plaats. Nihilisten gaven zich als anarchisten uit, aanslagen worden anarchistisch bestempeld terwijl ze niet door anarchisten gepleegd zijn. Op dit punt is het dan ook normaal dat alles, de daad en de ideeën, in verval raakt.
Dit is duidelijk door de positie van de theoretici die geen partij kunnen kiezen. Zij hadden een revolutie bepleit, die er nu is. Anderzijds hadden (de meeste) een geweldloze revolutie voor ogen. Voor deze mensen was het dus allemaal tegenstrijdig geworden, onduidelijk en moeilijk om te overschouwen en op orde te zetten.
Het anarchisme van de daad is duidelijk een zwarte pagina in de geschiedenis van het anarchisme, hoewel het meer was dan blind terrorisme en de meeste anarchisten zich radicaal tegen geweld verzet hadden.

3.3. propaganda van het schrift

3.3.1. pamfletten
Een veel gebruikt propagandamiddel van de negentiende eeuw is het pamflet. Niet alleen in anarchistische kringen, maar algemeen, kwam het voortdurend voor. Een pamflet is een korte tekst, van ongeveer 1 bladzijde, waarin een betoog, een oproep of antipropaganda stond. Zoals bijvoorbeeld het ‘manifest aan de Mechelse bevolking’ . Hier staat als hoofdboodschap de aankondiging van een voordracht ter nagedachtenis van de commune in (een oproep). Maar tegelijk schreef men er ook een protest in, een radicale boodschap tegen de staat (antipropaganda).
Een ander voorbeeld is ‘les anarchistes aux électeurs’ . Een pamflet tegen het stemmen, tegen het socialisme (een betoog).
Het pamflet heeft dus voor een deel de taak van propagandistische kranten overgenomen, voor snelle en goedkope verspreiding van een idee of een boodschap. Een pamflet verscheen dan ook éénmalig.
Een pamflet kunnen we vandaag de dag zien als een flyer. Met het grootste verschil dat een pamflet veel meer doordacht is. Grote bekende schrijvers, als Emile Zola, hebben voor het schrijven van pamfletten gevangenisstraffen gekregen. Ook vele anarchisten hebben hetzelfde moeten ondergaan.

Grote Zirkus van de H. Geest
Paul van Ostaijen

Een pamflet als gedicht, visuele poëzie. Dit ‘grote zirkus van de H. geest’, is een typisch voorbeeld voor deze visuele poëzie. Het is poëzie met een mindere waarde voor klanken, in de zin van klassieke rijmen en dergelijke. Dit gedicht draait meer om de inhoud en het uitzicht, dan om grammaticale en taalkundige waarden.
P. van Ostaijen heeft dit geschreven in zijn flamigantistische tijd, als protest tegen het toen gevestigde beleid dat vooral verfranst was.
Hij kondigt luid het optreden van ‘het trio’ aan. Niet echt negatief, maar al met een vrij ironische ondertoon. ‘Het zirkus’, wordt aangekondigd door een ‘quakzalver’ (=iemand die het publiek wat op de mouw wil spelden ). Om dan helemaal negatief verder te gaan. ‘Luimige knock-abouts’, ‘lachsukses’, ‘opgepast’.
De Godsdienst, de Vorst en de Staat worden hierin volledig in het belachelijke getrokken. Het is om met te lachen, hilarisch. Niemand kan hen nog serieus nemen, maar: ‘OPGEPAST’.

3.3.2. kranten
Op het einde van de negentiende eeuw, begin twintigste eeuw, zijn er massa’s anarchistische kranten uitgekomen. Jammer genoeg zijn er veel van verloren gegaan. Ook al werden anarchistische kranten niet door de wet verboden, ze werden niet getolereerd. Vele kranten met anarchistische ondertoon zijn dan ook in beslag genomen of vernietigd.
Ook het budget speelde anarchisten die een krant wilden uitbrengen, parten. Aangezien de hoge kostprijs van het drukken, en de kleine afzetmarkt, bleven vele kranten niet lang overeind. Vele arbeiders tot wie de kranten zich richtten waren ongeletterd of konden geen krant betalen.
En was de anarchistische pers daadwerkelijk pers? Vele bladen, waren propaganda en niets meer. Sommige brachten nog een klein beetje nieuws, maar dan vanuit een zeer kritische hoek. Echt objectief, zoals het vandaag de dag is (zou moeten zijn), vond je nooit. De anarchistische pers had, zoals het anarchisme zelf, veel stromingen. Er waren evenveel variaties als stromingen in de filosofie, als het er al niet meer waren. Zo kwamen er kranten uit met ‘boodschappen’ van Tolstoiïsme (vb.: opstanding), sociaal democraten (vb.: l’insurge) tot communistisch anarchisme (vb.: ni dieu ni maître).
De pers in België stelde ook niet zoveel voor op anarchistisch gebied. Enerzijds omdat het anarchisme niet zozeer aanwezig was in België. Anderzijds waren de eerste kranten in het Frans, zodat ze in Vlaanderen al helemaal geen verkoopcijfers haalden. Wel konden we een positieve tendens waarnemen op het gebied van anarchistische bladen in Vlaanderen (en Nederland) sinds 1880. Verschillende kranten werden nu over de grens uitgegeven, waardoor Vlaanderen en Nederland 1 afzetmarkt waren, net zoals Wallonië en Frankrijk. Maar de meeste kranten zagen het niet zo groots, en bleven regionaal, binnen hun eigen streek of stad.
Een ander opmerkelijk iets was de snelle naamveranderingen van kranten. Wat te danken is aan de politie. Telkens er een blad uitgegeven werd, hadden de anarchisten zich verstopt. Ze drukten dan hun krant tot de politie hen vond en arresteerde . Altijd waren er dan mensen die er maar half bij betrokken waren, of door de mazen van het net ontglipten. Zij kwamen samen om een nieuwe locatie te vinden. Als vanzelfsprekend veranderde de titel samen met de locatie, ook al bleef de redactie altijd min of meer dezelfde.

3.3.3. poëzie
HET RAAPT AL KOGELS
(2 Aug. 1870)

De vorsten spelen ’t hoge spel,
’t Plundrende, volkenvermoordende spel.
Waar ’t krijt gekozen is, wordt al
Wat oogst beloofde
Groen weggemaaid;
’t Hinderlaagbiedende struikgewas
En ’t breed gekruinde hout geveld;
Bloemrijke villa’s en nijvere hoeven geslecht;
En vóor de oorlog
Is reeds het schone land geschonden,
Natuur verkracht.

Dan woedt de krijg op ’t leeg gevluchte land.
Volken, in vrede wedijverend,
Vrienden door kunst en verstand,
- Vrienden weer na de bedwelming, -
Storten, waanzinnigen,
Opgezweept en verdwaasd
Door heersersgeweld en bedrog,
Elkander op ’t lijf.
Trompetten en trommen verdoven ’t gevoel;
De glorie, vuige deern,
Meestbiedenden, meestbloedofferenden veil,
Viert de beestlijke tochten.
Uit bloedroes en kruidwalm ontwakend
Heet éen de zegevierende!
Versplinterd
Ligt het vernuftige moordtuig;
Des vredes werk verwoest; verminkt
De duizenden;
Wee! wee! wee! over der duizenden
Kinderen, vrouwen en ouders.

En ginds gaapt, welbewaakt,
Het keizerskind van ’t slagveld
Wat kogels spelend op,
En lacht.

Van: Carel Vosmaer (°1826 - † 1888)

Analyse
Waarom dit?
Eén grote chaos was mijn eerste reactie wanneer ik dit las. Er zit een boodschap in, die vrij duidelijk tegen de keizer is. Vanuit deze (onwetende) wetenschap ben ik het gedicht beginnen analyseren. De opdracht om poëzie over anarchisme te vinden, Nederlandstalig en liefst nog uit de negentiende eeuw, bracht mij bij dit gedicht met een ironische ondertoon die ik op het eerste zicht zag. Namelijk: het hele gedicht is negatief, bijna depressief, en dan eindigt de dichter met: ‘… keizerskind van ’t slagveld …spelend…lacht’, wat toch wel een radicale verandering in het gedicht is.
Ook heb ik dit gekozen omdat hij als dichter, de keizer hekelt, de oorlog afkeurt en de natuur respecteert. De godsdienst wordt in dit gedicht niet vernoemd, maar wel in andere gedichten van hem. Dit geeft het dan ook een anarchistische weerklank, ook al is de dichter misschien geen anarchist, was het niet zijn bedoeling of zitten er andere idealen achter. Vanuit mijn standpunt is dit gedicht ‘anarchistisch’. (Voor zover anarchisme binnen bepaalde lijnen te situeren is.)
Laat ik nu deze lijnen trekken, weliswaar persoonlijk en niet op basis van een algemene wetenschap. Het anarchisme heeft een politiek en sociaal aspect. Het politieke richt zich vooral tegen de partijpolitiek in het beste geval, of koningen, keizers en dictators in de slechtste gevallen. Anarchisten creëren zo hun eigen voorbeeldmaatschappij, waarin vrijheid en vrede centraal staan. Anderzijds is op het sociaal gebied ‘gelijkheid’ een basisbegrip. Dit begrip slaat ook terug op de relatie mens en dier.
Wanneer Carel Vosmaer in dit gedicht de keizer, als politieke ‘vijand’ van anarchisten, hekelt, oorlog en het leger berispt en dierenmishandeling, natuurmishandeling aanklaagt, schiet dit in het anarchistische keelgat.
Het verhaal.
Op het eerste zicht zou je dit gedicht in 3 delen splitsen. Wat, aangezien er 3 strofen zijn, ook het meest logische is. Grossomodo is dan de eerste strofe de inleiding, het voorspel van de veldslag. De tweede strofe vertelt ons dan over de strijd, de slag zelf. En als laatste, en tevens kortste strofe, introduceert de dichter de keizer. Op een vrij ironische manier.
Als we stap voor stap dieper in het gedicht duiken, kunnen we 4 delen onderscheiden. Weer als eerste de aanloop naar de veldslag, en de spottende, maar tevens aanklagende voorstelling van de keizer in de laatste strofe. De 2e strofe kan je in 2 stukken verdelen. De slag zelf, en het einde met een winnaar.
Uiteindelijk bestaat het gedicht uit 8 zinnen. Waarbij elke zin een volgende fase in (en voor) de veldslag beschrijft.
In de eerste zin kondigt de schrijver aan dat er een veldslag zal plaatsvinden (in zijn gedicht). Een veldslag door vorsten gepland, een bloedige veldslag. Hij laat ook direct zijn minachting voor vorsten zien.
De 2e zin die de rest van de eerste strofe in beslag neemt, beschrijft hoe het land en zijn bewoners zich op de (aangekondigde ) strijd voorbereiden.
In de tweede strofe valt hij met de deur in huis. Zijn eerste zin: ‘Dan woedt de krijg op …’. De veldslag is dus begonnen.
Om dan weer iets uitgebreider, met veel vergelijkingen de strijd, het gevecht zelf te beschrijven.
Na deze beschrijving legt de schrijver ons (symbolisch) uit hoe men de strijd kan winnen, ons voorbereidend op het einde van de slag.
Het einde dat er nu is, met een overwinnaar. Een overwinnaar die hij ironisch eert.
Vol (ironisch) lof is hij voor de winnaar, maar niet voor het land, de plaats waar de slag plaatsgevonden heeft. Hij vertelt ons hoe jammerlijk slecht het er aan toe gaat na zo’n veldslag.
En na regen komt zonneschijn… De laatste strofe laat ons met ‘het keizerskind’ kennis maken. Op de ironische wijze van de dichter.
Inhoudelijke structuur en betekenis.
Na een hele diepe studie, namelijk strofe na strofe, vers na vers en woord na woord, moet ik volledig van mijn eerste idee afstappen. Dit gedicht is helemaal niet chaotisch. Het is een zeer gestructureerd gedicht. Buiten de structuur van ‘8 zinnen, 8 fasen’ hebben de woordvolgorde en leestekens een inhoudelijke en structurele betekenis.
Een komma geeft bijvoorbeeld (meestal) aan dat er een synoniem of beschrijving van het vorige woord of de vorige woordengroep komt. Een kommapunt vertelt het ‘wat?’ van de vorige woordengroep (of woord). (Een punt het einde van een fase.)
Meestal geeft de dichter na een komma een synoniem dat voor hem een synoniem is, maar officieel niet exact hetzelfde betekent. ( “De glorie, vuige deern, …” of “Des vredes werk verwoest, verminkt, …” )
De betekenis zit in dit gedicht vooral in de woordkeuze, en de betekenis van de woorden in deze context, in de persoonlijke beschrijving (uitleg) van woorden die hij gebruikte.
Klanken.
Qua klank is het gedicht misschien iets minder. Er echte rijmschema’s uithalen lukt niet, ritme en metra zijn er ook niet echt in terug te vinden. Wel werd er soms met binnenrijmen gewerkt. Zoals: “spelen – spel”, “vorsten – hoge”, “oogst – beloofde”, “gekruind – geveld”, “trompetten – trommen”, “des – vredes – werk”, “vredes – verwoest – verminkt”, “gaapt – welbewaakt”. Veel aandacht is er duidelijk niet naar rijm en klank gegaan. Het meest opmerkelijke rijm is nog “verkracht – lacht”, om de tegenstrijdigheid en de wreedheid van de vorst te benadrukken.
Grondige betekenisanalyse.
Het raapt al kogelsDe vorsten spelen ’t hoge spel,’t Plundrende, volkenvermoordende spel.Waar ’t krijt gekozen is, wordt alWat oogst beloofdeGroen weggemaaid;’t Hinderlaagbiedende struikgewasEn ’t breed gekruinde hout geveld;Bloemrijke villa’s en nijvere hoeven geslecht;En vóor de oorlogIs reeds het schone land geschonden,Natuur verkracht.Dan woedt de krijg op ’t leeg gevluchte land.Volken, in vrede wedijverend,Vrienden door kunst en verstand,- Vrienden weer na de bedwelming, -Storten, waanzinnigen,Opgezweept en verdwaasdDoor heersersgeweld en bedrog,Elkander op ’t lijf.Trompetten en trommen verdoven ’t gevoel;De glorie, vuige deern,Meestbiedenden, meestbloedofferenden veil,Viert de beestlijke tochten.Uit bloedroes en kruidwalm ontwakendHeet éen de zegevierende!VersplinterdLigt het vernuftige moordtuig;Des vredes werk verwoest; verminktDe duizenden;Wee! wee! wee! over der duizendenKinderen, vrouwen en ouders.En ginds gaapt, welbewaakt,Het keizerskind van ’t slagveldWat kogels spelend op,En lacht. è de ‘het’ is het keizerskind, dat nog niet genoeg mens is om een naam te krijgen.Aankondiging van wie wat gaat spelenWaar de veldslag zal plaatsvinden wordt de oogst vernield, alle hoop is weg.Alle natuur, klein of groot, jong of oud, moet weg.Wat mooi is van de mens, wat levensnoodzakelijk is voor de armen, wordt uit de weg geruimd.Nog voor dat alles begint vallen er al slachtoffers. De natuur.In een zandbak van de dood gaat men vechten.Volkeren vallen elkaar aan.└► vroeger: - in vrede wedijverend - vriendenVanaf hier: ‘verstand verloren’└► nu: - waanzinnigen- verdwaasd- opgezweept└► oorzaak: heersersgeweld & bedrog.Trompetten en trommen verzachten ‘het gevoel’**= de glorie = een vuile hoer die zich verkoopt aan diegene die ‘het meeste biedt’**= het meeste bloed wil offeren, en die zal het gruwelijke verlangen (= de glorie) kunnen vieren.Nog suf van de strijd staat 1 partij op, op een slagveld vol rook van geweren en kannonen. Hij NOEMT zich de zegevierende.Vele onschuldige slachtoffers zijn gevallen, ‘kinderen, vrouwen en ouders’.** zijn: versplinterd, verwoest en verminkt.* werden als moordtuigen gebruikt.*zijn de schoonheid van het leven (in vrede)Ver weg staat de koning te kijken (goed bewaakt in tegenstelling tot het gewone volk dat er niets met te maken heeft).Hij is blij want ZIJN slag is gewonnen.
3.4. symbolen
Het meest bekende anarchistische symbool is de omcirkelde “A” . Dit symbool wordt vooral omwille van zijn handigheid tegenwoordig veel gebruikt. Maar de oorsprong hiervan kunnen we niet in de 19e eeuw zoeken. De meest oorspronkelijke ‘vondst’ was in de Spaanse burgeroorlog. Later is het in Brussel gezien en redelijk veel gebruikt, om dan ten tijde van de punkbeweging algemeen gebruikt te worden.
Maar het belangrijkste symbool is zeker niet de “a”. Nee, dit is de zwarte vlag . De zwarte vlag komt uit de 19e eeuw, en er zijn variaties op gekomen zoals de zwart-rode vlag .
De meest bekende historische oorsprong voor het volgen door anarchisten van de zwarte vlag in betogingen en opstanden, is in de Russische revolutie, met Nestor Makhno. Hij liep met een zwarte vlag met de opschriften: “vrijheid of dood” en “het land aan de boeren, de fabrieken aan de arbeiders”. Later is de vlag ook in de Mexicaanse revolutie terug opgedoken. Nu gedragen door Emiliano Zapata. Hij had er een doodskop en “land en vrijheid” opgezet. En na de eerste wereldoorlog is ook dit symbool universeler beginnen worden.
De historische oorsprong moeten we echter niet bij Nestor Makhno gaan zoeken. Nee die zit veel dieper. N. Makhno heeft dit symbool enkel ‘gecommercialiseerd’.
Waarschijnlijk werd de zwarte vlag al langer dan wat nu officieel bekend is gebruikt. Het eerste gebruik was namelijk pas op het einde van de 19e eeuw, door Louise Michel gedragen in de Parijse Commune (1871). Enkele jaren later werd ze nog eens door de anarchisten in Parijs gebruikt, bij een betoging van werklozen in 1883.
Naast de eerste ‘officiële’ in gebruikneming, had rond 1831 ene Albert Meltzer al over de zwarte vlag als symbool voor de anarchisten geschreven. Hij legt associaties tussen de arbeidersklasse en de zwarte vlag. Later gingen ook andere anarchistische filosofen de zwarte vlag als symbool erkennen.
En waarom nu zwart?
Men kan er verschillende verklaringen aan geven, en dat is ook gebeurd. Sommigen zien zwart als de kleur van (verdroogd) bloed. Het was een soort eerbetoon aan de revolutionairen die hun bloed over de hele Parijse bodem zat: een herdenking aan de gestorven ‘kameraden’ .
Anderen hebben er meer over gefilosofeerd en zagen zwart als de kleur van de ‘negatie’. De zwarte vlag is dus een vlag die alle vlaggen verwerpt, een anti-vlag vlag. Ook een anarchistisch symbool omdat zij de momentele regering ontkennen (negeren) en willen verwerpen. De meeste wilden zelfs de hele maatschappij op zijn kop zetten.
Nog een opvatting, die iets algemener aanvaard wordt, is de piratenvlag. De piraten, de helemaal geen anarchisten waren, gebruikten ook altijd een zwarte vlag. Men zag piraten als landloze mensen, die in pure basisdemocratie leven, -sommige boten hadden zelfs een vrouw als kapitein, wat geheel ongewoon is voor die tijd -. Ook waren piraten een gevreesd volk(je), zoals de anarchisten, of zoals de anarchisten wilden zijn. Een ander belangrijk element, maar dat door niet alle anarchisten gesteund wordt, namelijk diegene dat anarchisme als een agressieve actie zien, zoals het anarchisme van de daad, is het pacifistische karakter van de piratenvlag. Als piraten een schip gingen aanvallen hezen ze eerst hun vlag, met als bedoeling hun ‘tegenstanders’ te overmeesteren zonder gevecht. Ze wilden dus altijd een kans geven aan de ‘vijand’ om zich zonder gevecht over te geven .
Nog een bekend symbool is de zwart-rode vlag. Deze is ook pas laat in de 19e eeuw in gebruik genomen. Namelijk in Italië (1874). Zij hebben wel de aanzet gegeven tot het frequenter gebruik van deze vlag. De grootste opkomst van deze vlag kwam pas na de tweede wereldoorlog. Namelijk in de Spaanse burgeroorlog.
Deze vlag vindt zijn oorsprong in Lyon. Bij een opstand in 1831 liepen anarchisten samen met de dragers van rode vlaggen. De rode vlaggen waren voor de arbeidersbeweging, die zich vrij dicht bij het anarchisme bevindt en groeit in dezelfde richting. Maar door de diversiteit binnen het anarchisme werd de vlag uiteindelijk gebruikt door anarcho-syndicalisten. Later na de eerste wereldoorlog, gaan ook de anarcho-communisten deze vlag gebruiken, waardoor ze een onderscheid aangeeft tussen sociaal anarchisten en individualisten.

4. België

4.1. een klein land
‘De Belgen, en in het speciaal de Vlamingen, zijn tam en onverschillig op het gebied van politiek. Ze laten alles over zich heen komen, behalve als het over nationale kwesties gaat. Dan pas laten ze van zich horen.’ Ook voor het anarchisme was dit van toepassing.
België is niet groot op het gebied van oppervlakte, inwoners, revoluties, … en is dit ook nooit geweest. De anarchistische beweging in België heeft dan ook nooit een hoog niveau gehaald, noch qua leden, noch qua organisatie. België was meer een socialistisch land.
Ook al had men grote namen als César De Paepe, een Brusselaar, Elisée Reclus, eigenlijk Fransman maar hij was leraar in Brussel. Het Belgische anarchisme bleef beperkt tot enkele grote steden, waarbinnen de aanhang dan nog niet eens groot was. ‘Op het hoogtepunt telde de Luikse anarchisten zo’n 25 man.’
Dat daarentegen het socialisme wel hoogtij vierde in België is duidelijk te zien aan de Belgische Werklieden Partij. De BWP kreeg van de anarchisten veel verwijten toegeslingerd, maar was tevens het onderdak voor vele anarchisten. De anarchisten konden het als een instituut zien om zich te verenigen, maar waren doorgaans niet akkoord met de politieke doelen.
Als reactie beginnen sommige anarchisten dan ook de propaganda door de daad toe te passen. Een kleine onbeduidende beweging, in verhouding tot de internationale aanslagen, werd toch grondig gehaat. Na een reeks van aanslagen, de een al gruwelijker dan de ander, stuwde een golf van haat tegen de anarchisten op.
Minder geruststellend voor de antianarchisten was het verblijf van grote anarchisten in België, voornamelijk Brussel. Anarchisten uit Frankrijk, met een ‘zware’ reputatie, of uit Duitsland en Rusland, verbleven allen wel eens in België. Over Nederlandse anarchisten zwijgen we dan nog, mits zij Vlaming en Nederlander tegelijk zijn. Deze buitenlandse anarchisten probeerden een structuur en organisatie in het Belgische anarchisme te steken, maar faalden hierin bijna altijd.
Is het anarchisme dan een stroming vol chaos? Nee, waarschijnlijk niet. In landen als Duitsland, Rusland en Frankrijk, lukte een dergelijke organisatie wel. De Belgen zijn misschien daadwerkelijk tam, of is het anarchisme gewoon nooit goed in kaart gebracht? Was heel België een plaats als Aalst, zoals Boon ons in zijn roman weet te vertellen? Laten we het op een combinatie houden, een in de genen zittende onverschilligheid, een geheime houding rond het anarchisme, of een groepering waarbij Wallonië bij Frankrijk hoort, Vlaanderen bij Nederland en Brussel België is.

4.2. de zwarte hand
De zwarte hand, de bende die in L.P. Boon zijn boek actief is, was een internationale anarchistische bende uit de 19e eeuw.
De zwarte hand waren verschillende kleine groeperingen, meestal binnen elke stad apart opererend. In België was deze groep, zoals het anarchisme in zijn geheel, klein. Maar landen als Spanje en Amerika begonnen deze bende wel te vrezen. Zoals Rockefeller, bijvoorbeeld, die zijn volledige domein streng heeft laten beveiligen na een dreigbrief van de zwarte hand.
Anderzijds vind je de zwarte hand altijd terug als anarchistische bende, maar of ze wel echte anarchisten waren is weer iets anders. Het hoogtepunt van de bende, was namelijk in de hoogjaren van het anarchistisch terrorisme, dat door veel factoren een negatief begrip werd. Ook na de eerste wereldoorlog werd de zwarte hand een maffiagroep in New York, wat niets meer te zien had met het anarchisme.
Het boek van Boon laat inderdaad deze zwarte hand zien zoals ze toen bestond, maar of ze anarchistisch was, kan ik niet met zekerheid beamen.

4.2.1. L.P. Boon
15 maart 1912 te Aalst. De geboorte van Lodewijk Paul Aalbrecht Boon. Het begin van een opmerkelijk Vlaams schrijver. In 1913 verhuisde de familie Boon naar de Eilandstraat. Een straat in één van de fabriekswijken. (In ‘de zwarte hand’ wordt deze straat veel genoemd.) Het schrijven ligt hem blijkbaar heel goed, want het enige vak dat hij vrij goed kan op school is Nederlands. Later zal hij nog van school gesmeten worden omwille van het bezitten van ‘verboden boeken’. Van zijn vader mag hij naar de academie gaan waar hij leert schilderen, maar dit is echter van korte duur. In 1929 wordt zijn vader arbeidsongeschikt (een maagbreuk) en zal Louis beginnen werken om zijn familie te onderhouden. In 1930 kreeg Louis voor het eerst een eigen kamer (zijn vader was terug beginnen werken) en begon er aan een eerste boek. (Er is wel maar 1 fragment van bewaard gebleven.) ‘De Vlam’ en de communistische partij waren niet de thuishavens van Louis. Hij was er halvelings bij betrokken, maar niet met hart en ziel. (Hij gaf zichzelf wel uit als communist.)
23 mei 1936 wordt het huwelijk met Jeanette De Wolf voltrokken. Louis werkt enorm veel, en de luttele vrije tijd die hij heeft besteed hij een de kunst (vooral het schilderen). Zijn verhuis in 1938 is de bron voor de opzet van zijn eerste roman: ‘Het brood onzer tranen’.
Het begint heel slecht te gaan met het uitbreken van de 2e wereldoorlog. Louis wordt krijgsgevangene, maar mag later toch terug naar Aalst, bij zijn vrouw en zijn zoon. Er is geen werk meer, zijn vrouw heeft haar zaak moeten opgeven, zijn vader is ontslagen en hij is er niet meer welkom. De enige inkomsten zijn er van zijn zoon en zijn vrouw die allebei wat klusjes opknappen.
Zijn eerste literaire prijs was de Leo J. Krijnprijs, voor “de voorstad groeit”. Dit was door zijn vrouw ingezonden tijdens een afwezigheid van hem. Dat jaar zal er ook ‘letterkundige’ op zijn paspoort staan: het grote begin van zijn carrière. Maar de literatuur levert niet genoeg op, en Louis neemt verschillende jobs aan als journalist/ redactionist. (O.a. bij de rode vaan, Front, De Vlaamse Gids en vooruit) Ook schreef hij veel onder een pseudoniem voor ander dagbladen en tijdschriften. ( Parool, De Zweep, Zondagspost, reservaat, …)
In 1950 krijgt hij een contract om zijn ‘illegale roman’ uit te geven bij de arbeiderspers: De kapellekesbaan (uitgebracht in 1953). Vanaf dan zal ‘de arbeiderspers’ zijn vaste uitgever blijven.
Als communist schrijft Louis vooral (in zijn romans) over sociale en maatschappelijke problemen. Zijn kunst bestaat erin niet alleen weer te geven, maar er ook op te reageren, soms onderhuids en bijna onzichtbaar (zoals in: Mieke Maaikes obscene jeugd) Hier reageert hij op de mensen en hun denkbeeld. Hij blijft wel echter met beide voeten op de grond en begrijpt het begrip ‘utopie’ goed. Het kapitalisme zal het bijna altijd winnen.
Een ander genre zijn de historische romans ( zoals: ‘de zwarte hand’, ‘het jaar 1901’, ‘Pieter Daens’, ‘het geuzenboek’, …) Sommige mensen zagen hem dan ook als een ‘historicus’. Hij voegde enkel een beetje romantisme bij de geschiedenis, wat het misschien aangenamer maakt.
10 mei 1979 is het einde van zijn carrière en leven. Een Vlaamse schrijver met aanzien is hij geworden (ook in Nederland). Het grootste bewijs is dat sommige biografieën niet stoppen bij zijn dood, maar blijven doorgaan. De talloze wedstrijden, prijzen, tentoonstellingen en dergelijke die naar hem genoemd zijn, laten hem blijkbaar verder leven.

4.2.2. entertainend geschiedenisboek

4.2.2.1. Hij komt, vernielt en gaat
‘De zwarte hand’ begint bij de geboorte van Johan Dabbers en Aart Niels. Ze komen beide uit een arme fabriekswijk te Aalst, maar gaan na hun jeugd elk een totaal andere richting uit. Aart Niels werd en leurder, zoals zovele arme arbeiders, terwijl Johan Dabbers zich als politieagent wou bewijzen.
Het industriestadje Aalst kreeg op een bepaald moment last van inbraken. Inbraken door de zwarte hand gepleegd. Men dacht alleszins dat het de zwarte hand was omdat bij een van de eerste inbraken een zwarte handafdruk op de muur werd teruggevonden. De inbraken, die alsmaar toenamen en wreder werden, moesten door Dabbers opgelost worden. Dabbers die het dan al tot ondercommissaris geschopt had.
Dabbers, een zelf niet zo onberispbaar persoon, kreeg nooit iemand te pakken. Hij had altijd dezelfde manier van opsporen, dezelfde wijze van ondervragen, die nooit tot iets leidde. Nochtans is de kans groot dat hij eigenlijk heel goed wist wat er gaande was en door wie.
Dit leventje hield hij lang vol, met Aart Niels als aartsvijand, onderzocht hij rustig alle feiten. Een eindeloze zoektocht voor hem.
Nu Dabbers nooit iets te pakken kreeg, werden de anarchisten overmoedig. Terwijl ze vroeger alles goed uitdokterden, valse sporen nalieten, criminele getuigenissen gaven, doen ze nu de ene na de andere inbraak. De ergste hierin was nog wel Maarten Van Roet. Hij lag dikwijls in de clinch met Niels, door zijn onvoorzichtigheid en ondoordachtheid. Allemaal ruzies die Dabbers wist, die hij kon navertellen en die de sleutel tot elk raadsel gaven.
Maar Dabbers was misschien zelf anarchist. Hij is gezien op feestelijke eetmalen, met gestolen goederen, samen met enkele anarchisten. Ook verdacht hij altijd opnieuw de socialisten. Om maar over zijn eigen corrupt gedrag te zwijgen. Hij verkrachtte meisjes, die hij naar zijn bureau liet komen voor ondervraging, zelfs op de meest ongepaste momenten. “Het behoorde tot de mogelijkheden van een man die voor zowat twintig aanslagen op de eerbaarheid veroordeeld is geworden.”
En dit spelletje, gewillig of niet meegespeeld door Dabbers, bleef doorgaan. Tot op een bepaald moment de anarchisten een gruwelijke inbraak, met moord buiten Aalst plegen. Nu kregen Dabbers en de anarchisten het vuur aan de schenen gelegd. De bende werd in een mum van tijd opgerold en opgesloten, zij die onder de vleugels van Dabbers konden doen wat ze wouden in Aalst, hebben hun laatste en domste zet begaan. Inbreken buiten Aalst en dus ook buiten de bescherming van Dabbers.
Maar niet alleen de anarchisten gingen eraan, ook Dabbers die zoveel feiten achter zijn naam heeft staan, mocht de gevangenis ingaan.

4.2.2.2. Is een roman altijd een roman?
‘De zwarte hand’ is een verhaal dat gebaseerd is op politiearchieven en gerechtelijke archieven. Louis Paul Boon heeft zich volledig verdiept in de geschiedenis van Aalst. Bij deze roman heeft hij zich voornamelijk op archieven, teksten die toen geschreven zijn geweest in lokale kranten en andere tijdschriften, gebaseerd. Maar ook mondeling doorvertelde verhalen zijn voor hem een hele inspiratiebron geweest.
De bedoeling van deze roman was allereerst een ‘bijlage’ te zijn van zijn bekende roman ‘Pieter Daens’, maar ook een boek om de werkelijkheid aan het daglicht te brengen, om de mensen (de lezers) de dagelijkse sfeer van Aalst in de negentiende eeuw te laten voelen. Hijzelf hechtte weinig litteraire waarde aan dit werk.
Deze roman is moeilijk in te delen in een bepaald genre. Is het eigenlijk wel een roman? Het is betwistbaar, het leunt tussen een geschiedenisboek en een roman, maar met een licht overgewicht naar de kant van een roman. Er zit namelijk een verhaal in. Anderzijds is elk leven van een historische figuur een verhaal, en elke (uitgebreide) biografie een soort verhaal.
Historische roman, dit zou ik er op het eerste zicht direct opplakken als naam. Het neemt de twijfel tussen roman of geen roman weg, want een historische roman is gebaseerd op historische feiten. Door het precieze navertellen van de geschiedenis (buiten beschouwing gelaten: de namen die gewijzigd zijn en enkele elementen die toegevoegd of ‘geromantiseerd zijn.) is deze roman een typische historische roman.
Of, een sociale roman, lijkt ook een optie. Een roman over de sociale onvrede in Aalst, en eigenlijk heel Europa in de negentiende eeuw. Een sociaal historische roman.
En dat deze roman een allesbehalve typische roman is, zien we door het feit dat we het nog een factionroman kunnen noemen. Zou naturalistische streekroman ongepast zijn, mits het hier over Aalst gaat, met de dagelijkse gebruiken en de dagelijkse types? En met een beetje verbeelding kan je dit als geromantiseerde biografie zien, van (voornamelijk) Johan Dabbers (de persoon die daar dan werkelijk achter schuilt). Zo kan je nog even doorgaan, met politieroman en nog verschillende subgenres.
Ik wil, kan en durf mij dus niet uitspreken over het genre van dit boek. Duidelijk is wel dat het niet bij gelijk welk genre kan gerekend worden, het zijn halve genres gemixt, gekookt en als één geheel opgediend, ‘De zwarte hand’, door de meesterlijke hand van Louis Paul Boon.
Het verhaal zelf is makkelijk samen te vatten, namelijk de titel. ‘De zwarte hand’, de bende die de hoofdrol speelt en ‘het anarchisme van de negentiende eeuw in het industriestadje Aalst’, de rol van de zwarte hand. Anderzijds is er de vraag en discussie of het dan wel of niet anarchisten waren. In het boek is één keer een typisch anarchistisch element genoemd, namelijk het willen ruilen in plaats van betalen. Dit buiten beschouwing gelaten, en Boon die hen ‘anarchisten’ noemt, kunnen ze evengoed gezien worden als arme leurders die niets te verliezen hadden en inbraken pleegden om te overleven. Geen enkele inbraak had namelijk een maatschappelijke of politieke boodschap. De inbraken kregen meer een terroristische tint dan een anarchistische. Hoewel we zo ook een ander zicht krijgen op het anarchisme van de daad, dat tot terrorisme evolueerde.
Het blijft een roman waar de sociale en maatschappelijke problemen goed in de verf zijn gezet. De ongelijkheid tussen arm en rijk, de agressie en verloren morele waarden. De onmacht waaruit de arbeiders handelen en de respectloosheid tegenover hen.
Boon speelt open kaart.
Qua structuur ontbreekt het niet in deze roman, buiten het duidelijk aangeven van hoofdstukken, verdeeld hij het boek nog eens in 3 boeken. Elk van deze 3 boeken heeft drie hoofdstukken, die kort zeggen wat de belangrijkste actie van dat hoofdstuk zal zijn.
Ook geeft de schrijver een korte inleiding over hoe het boek tot stand is gekomen en hoe het geïnterpreteerd moet worden. En het ons helemaal gemakkelijk makend schreef Louis Paul Boon nog een uitgebreid nawoord en een ‘namenlijst’. Wat zeer handig is wegens het overvloedig voorbijrazen van personages. Opmerkelijk zijn ook de cursieve en rechte stukken tekst. Waarbij de cursief gedrukte tekst meestal over Dabbers gaat en de rechte tekst over de rest, Aart Niels, socialisten, fabrieken, gebeurtenissen,…
Al deze personages kwamen in een of andere situatie met Dabbers of Niels in contact. Sommige bleven langer dan anderen in het verhaal, maar uiteindelijk begon en eindigde het boek met Aart Niels en Johan Dabbers. 4 September 1861: Johan Dabbers wordt geboren, wat tevens de start van het boek is. Aart Niels komt erbij, ze beleven hun ‘avonturen’ en worden opgepakt. 1906: het einde van het boek en het einde van Dabbers zijn carrière, hij gaat als laatste de poort van de gevangenis, via de inwaartse richting, moeten kruisen. Dit alles wordt ons in 260 bladzijden vermeld en verteld. Wat op zich wel een haastige indruk geeft, maar het zeker niet is. Boon laat bijvoorbeeld een groot stuk van de jeugd van Dabbers en Niels weg. Hij vertelt ons ook niet elk uur en elke gebeurtenis, we krijgen een samenvatting van gebeurtenissen die relatief, of in functie van het verhaal of in functie van de geschiedenis, belangrijk zijn. Ze worden rustig verteld en niet te snel gevolgd. We hebben de tijd een gebeurtenis rustig te verteren en erover te ‘mediteren’. Wel worden we in het geheel, na het lezen van de volledige roman, overspoeld met gebeurtenissen. Sommige verteld door Boon alsof hij er was en dan weer zegt hij “zelfs in de vergeelde archieven blijven de anarchisten in de duisternis verborgen.” en wat er gaat gebeuren zal ook geen geheim blijven. Wel is hij zuinig met de flashbacks, wat normaal redelijk veel terugkomt in romans. Boon gebruikt ze bijna niet. Toch blijft het verhaal in het algemeen zijn lijn behouden, zonder veel tijdsafwijkingen. Hier en daar een versnelling of vertraging, kleine flashforward of volledige breuk door er de lezer op te wijzen dat het allemaal in archieven vermeld staat.Wat natuurlijk een groot deel van de spanning vernietigt.
Er is en blijft wel een zeker spanning hangen, maar dan eerder door de sociale conflicten tussen de inwoners van Aalst, dan door de schrijfstijl. En als er dan een spanningsbron aanwezig is, is het deze van het moment voor de ontknoping. We kennen namelijk de ‘einduitslag’ al, de anarchisten gaan samen met Dabbers een gevangenisstraf mogen uitzitten, maar wat we niet weten is waarom, en hoe ze gevat worden. Naar dat moment kan je wel spanningen en verwachtingen opbouwen. Tenzij je de inhoudstafel leest, zal er al een licht vermoeden zijn, zeker als je je bewust bent van de gerechtelijke arrondissementen in België.
Aalsters Anarchistisch politiekorps.
Het hoofdpersonage is zonder twijfel Johan Dabbers, niet omdat hij de meest interessante persoonlijkheid heeft, maar simpelweg omdat Boon alleen daar informatie van had. Dabbers is een agent (ondercommissaris) in Aalst, omstreeks de eeuwwisseling. Hij is geen rijk man, maar heeft het op gebied van geld toch verder geschopt dan de gemiddelde Aalstenaar die in zijn buurt geboren is. Dabbers is vanbinnen en vanbuiten een hard en ruw man. Zwaar en ros, met veel lichaamsbeharing, geeft hij al een ‘criminele’ indruk. Maar ook vanbinnen is hij zo, hij heeft geen of weinig morele waarden. Het verkrachten van verschillende vrouwen die hij moet onderhoren, of toevallig tegenkomt is niet ongewoon voor hem.
Zijn tegenspeler, waar minder informatie over bekend is, heet Aart Niels. Hij is een van de organisators van de anarchistische bende, ‘de zwarte hand’. Een heel arme leurder die meestal op de achtergrond blijft, maar op sluwe wijze toch overal bij betrokken is. Aart Niels wordt ook als een intelligent en eerlijk persoon voorgesteld. Eerlijk vooral tegen zijn lotgenoten, de arme arbeiders.
Ook zijn er het hele verhaal door personen bijgekomen en weggegaan. Sommigen, zoals Dabbers’ vrouw, bleven het hele verhaal aanwezig, maar hadden een onbeduidende rol. Zij waren meestal een karakter van hun uiterlijk.
Het politiearchief vertelt, Boon verhaalt.
Omdat Boon al zijn inspiratie en informatie uit ‘officiële’ bronnen heeft gehaald, kan het bijna niet anders dan dat hij een autoriële verteller is. Hoewel hij overal komt, van iedereen ‘alles’ weet, is hij niet als een God. Hij laat dit in dit boek enkel niet direct blijken. Door zijn informatiebronnen weet hij het meeste van Dabbers, die dan ook het hoofdpersonage is. Zijn verdere vertellingen, over andere personen rusten op verhalen of eigen verzinsels. Hij speelt dit ook openlijk uit in zijn voorwoord. Zo we het voorwoord bij de roman rekenen, is hij geen autoriële verteller, maar een personele verteller met enkele autoriële trekjes. Betrekken we anderzijds het voorwoord niet in de roman, zal Boon een autoriële verteller zijn, die de toekomst, het verleden van iedereen kent, weliswaar van de een al wat beter dan van de ander.
Boon, een doorwinterde Aalstenaar.
‘De zwarte hand’ is een geschreven film over Aalst rond de eeuwwisseling. Boon geeft bijna altijd precieze informatie over de plaats van het gebeuren. Van de stad, meestal Aalst, tot de straat en zelfs het huisnummer. Globaal gezien speelt het verhaal zich af in de fabriekswijken van Aalst, met een sporadische uitwijking naar andere nabijgelegen plaatsen. Straatnamen, zijn een basiselement in het verhaal, de straten waarin gestolen werd, die waarin nooit gestolen werd, lagen zodanig dat er een middelpunt was, wat Dabbers ook zag en onderzocht. De straatnamen die onvervalst zijn en waarvan de meeste nog bestaan, geven een mooie achtergrond aan het verhaal. Een duidelijkheid, die in combinatie met zijn beschrijvingen en vrij waarheidsgetrouw beeld van Aalst geven.
Door dit boek kan je je de arme fabriekswijken van de stad levendig inbeelden. Wat het makkelijker maakt het arme leven in deze arme wijken te begrijpen.

4.2.3. en zijn bijlagen
Over het boek ‘het jaar 1901’ kunnen we kort zijn. Het is een kopie van ‘De zwarte hand’, met nog iets minder litteraire waarde. Net zoals zijn voorganger is ‘het jaar 1901’ een weergave van de werkelijkheid, gebaseerd op de politiearchieven van Aalst. Het enige verschil is het onderwerp, dit boek gaat niet zoals ‘De zwarte hand’ over het anarchisme in Aalst, maar over het gewone alledaagse leven van de Aalsterse arbeiders. Hoofdstuk na hoofdstuk krijgen we een relaas van gebeurtenissen, dikwijls niet veel op elkaar steunend. Het lijkt alsof Boon opnieuw een zwarte hand wou schrijven, maar vermoeid was en geen zin meer had om er min of meer een verhaal in te steken. “Mocht dit werk ook nog literaire waarde bezitten, dan komt deze toch maar op de laatste plaats.” Hiermee slaagt Boon direct de nagel op de kop over zijn werk. Een beeldschetsend werk, dat voor eens niet de grote gebeurtenissen wil belichten, maar de kleine alledaagse dingen der Aalsterse arbeiders.
Dit boek is dus nog meer vergelijkbaar met een geschiedenisboek, maar qua literaire vorm een volgeling van ‘De zwarte hand’.

of het anarchisme van de 19e eeuw
Hier had je dan het ‘negatieve’ anarchisme, die ‘gifzwam’.
En of dat ze giftig is. Ze is giftig voor elkeen die zich vastklemt aan macht of kapitaal, voor elkeen die het materiële boven het geestelijke van elke mens verkiest.
Dat het anarchisme nooit groot geworden is, is wel duidelijk. Maar vergaan is het zeker niet. Nee, volgens mij is het anarchisme een bruikbaar idee, mits enkele verduidelijkingen en een kleine vijl om het een beetje bij te werken.
Als je kijkt hoe ongestructureerd het anarchisme was, is het een wonder dat het niet gestorven is. Er zit een menselijk verlangen, in elk van ons, dat naar een eigen Ik schreeuwt, die een bepaalde vrijheid verlangt. Door die behoeft van een mens, naar het ‘zijn’ en zijn vrijheid, heeft een kleine groep, bij wie dit gevoel nog sterker was dan bij anderen, het anarchistische idee in leven gehouden. Maar laten we niet te utopisch zijn, het anarchisme is tevens blijven leven door de negatieve, anti-alles sfeer die er rond hangt. Het nihilisme, dat ten onrechte weliswaar, in verband staat met het anarchisme, heeft de eigenschap ‘revolutionair’ te zijn. Het heeft iets choquerend in zich.
En wat was er dan ook weer zo raar, zo utopisch, aan het anarchisme? Ik vind het niet. Het anarchisme is enkel tegen de partijpolitiek. Ze wil het anders aanpakken. Dikwijls haalt men de chaos aan als tegenargument, maar ik zie in de maatschappijen die door anarchisten uitgewerkt zijn, niet zoveel chaos. Laat ik er u zelfs nog eens op wijzen dat Godwin een jury wilde hebben, een jury wat sowieso een orde is.
Anarchisten wilden helemaal geen chaos, ze wilden een sociale gelijkheid, net zoals socialisten en marxisten. Met het grote verschil dat zij ervan overtuigd zijn, dit enkel te kunnen bereiken met een geheel nieuw systeem. En u moet mij hierin niet volgen, maar het tegendeel is nog steeds niet bewezen.

Bibliografie
· (4de) Internationale Alternatieve Boekenbeurs (13-03-04 te Gent)
· anarchie tisdat; van internet, hangt aan mijn muur;
· anarchisme van de daad; uitgeverij: pamflet; auteur: Anton Constandse
· Anarchisme; H. Ramaer; stichting burgerschapskunde
· Brussel als mini Parijs van de 19e eeuw; Bert Verbraeken; scriptie 2002 – 2003; Maria Boodschaplyceum Brussel
· compendium derde graad Nederlands; T. Sleeuwaert, M. Van Der Biest, K. van Cauwenberge, M. Desloovere, A. Lerno, P. Tack, J. Uyttendaele, M. Vandersickel; wolters plantyn; 271 pagina’s
· De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten; uitgeverij: ‘uitgeverij Bert Bakker’; auteur: Gerrit Komrij
· de volle vrijheid; Frans boenders; manteau
· De zwarte hand of het anarchisme van de negentiende eeuw in het industriestadje Aalst; Louis Paul Boon; de arbeiderspers; © 1976; totaal: 296 pagina’s
· En al beschouwen alle broeders mij als den verloren broeder; uitgeverij: niet vermeld; auteurs: Bert Altena (en Rudolf de Jong)
· Encarta encyclopedie (1998)
· encyclopedia of political anarchy; uitgeverij: ‘abc-clio’ auteurs: Kathlyn Gay & Martin K. Gay
· Genie en wereld TOLSTOJ; uitgeverij: Heideland-Hasselt; auteurs: H. Troyat, S. Laffitte, J. Madaule, E. Tersen, A. Lanoux, Z. Oldenbourg, N. Gourfinkel, D. Hunebelle, R. Gary; Vertaling: Halbo C. Kool
· het anarchisme; Henri Arvon ( vertaald door: Ineke Mertens) | Anarchisme in België en Nederland (1885-2000) door Bert Altena | uitgeverij: Voltaire bv, ’s Hertogenbosch
· Het jaar 1901; Louis Paul Boon; de arbeiderspers; derde druk (1978); ©1977; totaal: 232 pagina’s
· http://coo.let.rug.nl/magazijn/archief/personen/arch_pers_g.htm
· http://dwardmac.pitzer.edu/Anarchist_Archives/
· http://flag.blackened.net/daver/anarchism/kropotkin/kropotkin.html
· http://home.tiscali.be/prosje/Rockefeller_Zwarte_Ha.html
· http://home.wanadoo.nl/ernstnaber/intro.htm
· http://home-1.concepts.nl/~akela/aanverw.htm
· http://joseph.dejacque.free.fr/libertaire/n06/n06.htm
· http://melior.univ-montp3.fr/ra_forum/fr/individus/dejacque/proletaire.html
· http://members.lycos.nl/akkelies/domela.htm
· http://nl.wikipedia.org/wiki/Anarchisme
· http://nl.wikipedia.org/wiki/Anarchisme
· http://plato.stanford.edu/entries/godwin/
· http://squat.net/eurodusnie/A-artikelen/kropotkin.htm
· http://www.anarchy.be/anarchie/teksten/chris2.pdf
· http://www.anarchy.be/anarchie/teksten/makhno01.html
· http://www.anarchy.be/anarchie/thema/index.html
· http://www.driftig.com/driftig/4_1/p7.htm
· http://www.fdnmuseum.nl/bio/publiek/publiek.html
· http://www.free.de/dada/anarchie.htm#k4
· http://www.google.be
· http://www.infoshop.org/faq/append2.html#black
· http://www.literatuur.nu/~moz-archief/woe/woe012.txt
· http://www.lpboon.net/
· http://www.ohiou.edu/~Chastain/ip/proudhon.htm
· http://www.schrijversnet.nl/boon.htm
· http://www.wenteltrap.be/broederschap.php
· kramers’ Duits woordenboek; J. van Dam; van goor zonen; 25e druk
· La voie libertaire; Michel Ragon; Plon
· lexicon van literaire termen; H. van Gorp, R. Ghesquiere, D. Delabastita; Wolters Plantyn
· Over anarchisme, staat en dictatuur; Arthur Lehning (Michael Bakoenin); Van Gennep
· rood en zwart; Jan Moulaert, Davidsfonds Leuven
· van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal; uitgeverij: van Dale lexicografie
· verzamelde gedichten; Paul van Ostaijen; bert bakker

Geen opmerkingen: