Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

maandag 24 maart 2008

Profielwerkstuk Geschiedenis De gevolgen van de dekolonisatie van Indonesië

Voorwoord

Ik heb dit onderwerp gekozen. Omdat ik zelf een band heb met dit onderwerp. Ik ben geboren in de studentenstad Bandung, gelegen op het eiland Java. Ik heb daar tot mijn 3e of 4e levensjaar gewoond. Tot dat mijn vader vond dat het tijd werd dat ik ook naar Nederland kwam. Sinds die tijd leef ik Nederland. Ik kan me nog bijna alles weten. Het opstaan in mijn oma’s huis spelen met mijn hond genaamd Goti. Me vol proppen met rijst voor ontbijt met me glaasje water. Daarna fijn gaan douche. En nee niet douche met warm water of met een douche kop. Nee, het water kwam van de douchebak moesten we steeds vullen met het water van de waterput. En daar stond je dan als klein jochie met een emmer vol koud water. Die je uiteindelijk met een klein kommetje over je lichaam heen moest gooien. Vandaag de dag is het nog steeds zo maar we halen het water niet meer uit de put maar er zijn nu leidingen. Maar dus na het douche werd het je SP/SMP pakje aantrekken (SP = de peuterschool, SMP is de basisschool). Dus dat betekent rode broek en wit overhemd met het nationale schoollogo. Daar ging je dan met je oma die directrice was van alle basisscholen in Bandung in de angutan kota. Een klein busje die zeg maar voor taxi speelt maar alleen 1 bepaalde wijk rijdt. En op een goede dag zitten er stuk of 15 mensen in terwijl er voor Nederlanders misschien voor 5 man plaats is. Maar ja dan stap je de angutan kota uit kom je op de speelplaats waar je een beetje rondhangt wachtend totdat de bel gaat. Je volgt je lessen, Bahasa Indonesia, geschiedenis, aardrijkskunde etc. Nou als de schooldag bijna ten einde is komen de kraampjes al weer te voorschijn waar je voor minder dan toen nog een gulden een heel bord kon krijgen. Nadat je gegeten hebt ga je weer met oma naar huis. Eenmaal thuis speel je nog wat met je hond en vrienden van de straat. Tot 6 a 7 uur want dan ga je alweer naar binnen omdat het al donker begint te worden. Je kijkt nog wat tv, je eet nog wat, gaat weer onder die verdomde primitieve douche douchen. Je zegt Salamat Malam tegen je oma, tantes, ooms, nicht, de buurman die zowat elke avond bij ons een peuk kwam roken en je gaat na een vermoeide dag voor een 3 a 4 jarige weer naar bed. Dat elke dag weer, maar zoals ik al zei vond vader dat het tijd was om naar Nederland te komen.
Desondanks heb ik altijd een band gehad met Indonesië. Ik bijna elk jaar terug geweest om familie op te zoeken etc. Maar de laatste jaren ben ik steeds meer geïnteresseerd geraakt in de cultuur en de historie van Indonesië. Ik ben dan ook vaker op reis gegaan naar de wat culturele plekken. Bijvoorbeeld de Borobudur in Yogyakarata. De monniken tempel die in de 13 eeuw werd ontdekt. Maar vermoedelijk veel eerder is gebouwd. Al met al ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik zelf daar geboren ben, familie daar heb en geïnteresseerd ben in toch wel ‘mijn’ land.

De mensen die ik wil bedanken voor dit werkstuk zijn de volgende: Mijn moeder omdat ze mij veel informatie gaf en boeken. Mijn tante uit Indonesië die hier een maand kwam en boeken mee bracht om mij te helpen. Dhr.dr.ing. H. Selawasi voor het schrijven van de boeken die mijn tante meebracht. Als laatste dhr. Deusings die mij in dit wilde begeleiden. Ook al was het maar weinig, maar toch.

Hoofdvraag:

· Hebben de gevolgen van de deelvragen een verband met elkaar op het huidige Indonesië?

Deelvragen:

· Hoe was de geschiedenis van Indonesië
· De economie na de dekolonisatie
· De cultuur na de dekolonisatie
· De politiek na de dekolonisatie

Inhoud

1. Voorwoord
2. Hoofd/Deelvragen & Inhoudsopgave
3. Deelvraag 1 Hoe was de geschiedenis van Indonesië?
4. De economie voor de dekolonisatie
5. Economie
6. Deelvraag 2 De economie na de dekolonisatie
7. De cultuur voor de dekolonisatie
8. Cultuur
9. Deelvraag 3 De cultuur na de dekolonisatie
10. De politiek voor de dekolonisatie
11. Politiek (Nationalisme)
12. Politiek (Laatste Nederlandse politiek in Indonesië)
13. Deelvraag 4 De politiek na de dekolonisatie
14. Conclusie (antwoord op de Hoofdvraag)
15. Nawoord
16. Logboek
17. Bronnenlijst

Deelvraag 1. Geschiedenis

De Indonesische archipel bestaat ui 13.000 eilanden, bijna even groot als Europa.
Ruim de helft van de bevolking van Indonesië woonde op Java (3 miljoen)
Vier grote eilanden; Sumatra, Nieuw- Guinea ( westelijk Indonesisch gedeelte Irian Jaya), Borneo ( nu Kalimantan), Celebes (nu Sulawesi). Er was geen centraal bestuur, wel kleine koninkrijken. Op Nieuw Guinea, Borneo en Sumatra veel primitieve samenlevingen, en op Java veel agrarische bewerkingen. In de kuststeden waren handel en scheepvaart de middelen van bestaan. Bij de handel met Azië ontstonden er uitwisselingen plaats van godsdiensten en ideeën. Bali bleef Hindoeïstisch en de andere eilanden islamitisch. In de binnenlanden, nog natuurgodsdiensten. De Nederlanders probeerden later het Christendom te verspreiden, maar dit lukte niet erg, het was ook geen prioriteit van de Nederlanders.
1814; Koninkrijk der Nederlanden
1922; Indonesië ( gebruikt door Indonesische studenten in Nederland
17 Augustus 1945; Republiek Indonesië
1949; Nederlands- Indië

In 1510 bereikte de Portugezen de Indonesische archipel
De eerste Nederlandse expeditie werd ondernomen door Cornelis de Houtman en Pieter Dirksz. de Keyser in april 1595. Ze bereikte pas na 14 mnd. Bantam in Juni 1596. de’ Eerste Schipvaert’. Er waren veel problemen; zoals scheurbuik.
De Nederlanders hadden wel hun eigen weg naar Indonesië.
Willem Barentsz probeerde Azië te bereiken via de Noordpool, bij schipbreuk op de Noordpool hebben ze van aangespoeld hout het ‘Behouden Huys’ gemaakt om te overleven tegen kou en beren. Op de terugweg overleed Barentsz.
De zogenaamde voorcompagnieën uit o.a. Amsterdam en Zeeland, beconcurreerde elkaar, hierdoor gingen de inkoopprijzen omhoog en de winst daalde. Toen werd in 1602 de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) opgericht, met in eerste instantie een handelsfunctie, die winst zou moeten maken. Ze kregen van de Staten-Generaal, het hoogste bestuur in Nederland, het alleenrecht op de handel ten oosten van de Kaap de goede hoop. Ook mochten zij zelfstandig verdragen sluiten met vorsten, forten bouwen, oorlog voeren en gebieden besturen die zij veroveren. Dit leidde tot de basis van het koloniale rijk.
Rond 1625 was VOC uitgegroeid tot ’s werelds grootste handelsonderneming: met alleen toegang tot specerijen gebieden in de Molukken, pepergebieden in Bantam en Atjeh. Om dit te behouden werden Herendiensten verricht, overtollige kruidnagelbomen vernietigd, dit leidde tot oorlogen. Het succes op de Molukken was te danken aan het feit dat de specerijen (kruidnagelen, nootmuskaat en foelie) in een klein gebied voorkwamen. Andere voorbeelden van herendiensten; aanleg spoorwegen, bruggen.
Maar nog niet de hele archipel(behalve op de Molukken). In de 17e eeuw was de macht geconcentreerd op de Molukken met kruidnagelmonopolie. En in de 18e eeuw op de koffie en suikerplantages op Java. En de kaneel op Ceylon, Javaanse koffie en Indiaas textiel, Chinese thee.
In 1609 werd een gouverneur-generaal aangesteld, die de totale handel in Azië ging regelen, dit werd Jan Pieterszoon Coen.
Eerst lag het bestuurscentrum van de VOC op de Molukken, Ambon. Maar Jan Pietersz Coen verplaatste het naar Jacatra op Java, vanwege de centrale ligging. Jacatra werd Batavia genoemd in 1619. Om gevaren van buiten af tegen te houden bouwden ze een vesting van Batavia. Op Java woonden niet zo veel Europeanen, het overgrote deel van de bevolking was Chinees. Vooral op Java waren de directe contacten met de bevolking gering. De leveringen van voedsel en goederen liepen via vorsten (contingentenstelsel).
De Nederlandse mannen gingen relaties aan met Indonesische vrouwen in huwelijk of concubinaat, een wederzijdse Europees-Aziatische culturele beïnvloeding vindt plaats.De contracten die de VOC sloot met de inheemse vorsten en dorpshoofden waren voor onbepaalde tijd, maar voor de inheems vorsten waren het tijdelijke contracten tot politieke of economische veranderingen het anders lieten gebeuren.
In de Molukken -> alleen recht op aankoop specerijen voor militaire steun.
De macht op Java werd geleidelijk aan over genomen van de vorsten door de VOC. En de handel verbrede naar de inter-Aziatische markt. De VOC stichtten factorijen (handelsposten) op.
Het afdwingen en in stand houden van het monopolie leidde in een aantal gevallen tot gewelddadige conflicten. Zo werd een Nederlands schip in een hinderlaag gelokt en uitgeroeid door bewoners van de Banda-eilanden. En dertig jaar later neemt Coen wraak en laat 44 hoofdmannen vermoorden en de bevolking als slaaf weggevoerd. Het ontvolkte land werd uitgeleend aan VOC dienaren. Perkeniers; planters van nootmuskaatbomen, met hun eigen slaven.
Ondanks het succes van de VOC werd het bestuur gewantrouwd, door corruptie, gebrek aan kapitaal en de toenemende concurrentie van Engeland.
In 1783 moest de compagnie aan kloppen bij de Staten-Generaal voor hulp en in 1799 werd de VOC definitief opgeheven. De Nederlandse staat nam de bezittingen en schulden over. Vanaf toen was de Nederlandse staat verantwoordelijk voor het bestuur van de kolonie.

In 1792 was de Franse Revolutie in Europa en was bijna heel europa in oorlog. Frankrijks vijand Engeland namen stuk voor stuk de Nederlandse koloniën in, zodat Frankrijk niet in het bezit zou zijn van die koloniën. Na de nederlaag van Napoleon hielp Engeland Nederland weer op de been te komen, en kreeg Nederland het Indonesische archipel weer terug.
Prins Willem van oranje werd de eerste koning van het koninkrijk der Nederlanden.
Men wilden vervolgens de zware lasten van de Javaanse boeren afnemen. De gratis herendiensten weren aan de kant gezet en de boeren kwamen in dienst van Nederland, ze hoefde alleen nog maar belasting te betalen. Het heetten nog wel herendiensten, boven op die herendiensten kwam de Landrente (belasting over rijstoogst) die het voor de boeren enkel moeilijker maakte ipv makkelijker. -> meer opstanden; de opstand van Prins Dipo Negoro, diepgelovige moslim met veel aanhangers. Na nederlagen van Nederland en Javanen kwam overgave van de prins Negoro. Het werd de Java-oorlog genoemd (1825-1830)

In 1828 Johannes van den Bosch werd gouverneur-generaal. Indonesië moest een wingewest worden van Nederland, opvullen van Nederlandse schatkist.
Cultuurstelsel: Javaanse bevolking werd gedwongen koffie, suiker en andere exportgewassen te produceren. De opbrengsten daarvan waren voor de Nederlandse schatkist. Men wilden geen geld, maar landbouwproducten voor de export. (Cultures; tropische exportgewassen)
Om dit te verwezenlijken werden inheemse bestuurders ingezet, regenten en dorpshoofden kregen hun gezag terug. Zij kregen deel van de opbrengst; cultuurprocenten
De Nederlandse Handel Maatschappij (huidige ABN-amro) kreeg de cultuurproducten ‘in consignatie’; monopolie om de tropische producten naar Nederland te vervoeren en te veilen.
Het verschil met deze werkwijze en die van de VOC; de Nederlandse economische en politieke macht was sterk toegenomen. Javanen dagelijks bestuur, Nederlanders de baas.
De opbrengsten van het cultuurstelsel dat in Nederland werd verkocht en in de schatkist van Nederland kwam; Batig slot. Met dit batig slot werd de aanleg van het Nederlandse spoorwegennet en de bouw van bruggen bekostigd. Cultuurstelsel leidde door succes tot opvolging bij meerdere
Het aantal dagen dat de boeren moesten werken aan verplichte arbeid lag vast, maar werd niet altijd opgevolgd (66 dagen per jaar). De opbrengst voor de boeren was plantloon.
Door de werkdruk van de herendiensten, konden de boeren hun eigen sawa’s niet het hele jaar bewerken en de suikercultuur putte de grond uit, het vereiste te veel water -> niet genoeg om hoofdproduct rijst te verbouwen.
In de periode 1845-1850 werd Java getroffen door hongersnood -> hervorming van het cultuurstelsel. De Indigo-cultuur werd afgeschaft, het verplichte werk vermindert.

Dualistisch bestuursstelsel; Binnenlands bestuur door de Nederlanders
Koning, Gouverneur-generaal, Residenten, Assistent-resident, Controleurs
Inlands Bestuur door de Inheemse
Regent, Wedua (dorpshoofd)
Om de touwtjes weer in handen te krijgen bij de Nederlandse cultuur, wilde men de toekomstige ambtenaren bij het Binnenlands Bestuur een opleiding laten genieten in NL.
Het liefst stelde men mensen aan die in EU geboren waren en niet beïnvloed door de Indo-europese cultuur.

Rond 1860 was het Nederlandse bestuur alleen nog echt actief op Java, de rest hoorden er alleen op papier nog bij. Bij Buitengewest de Molukken werd bij smokkeling kruidnagel meegenomen door de Fransen, waardoor zij van de wereldmarkt werden verstoten. De buitengewesten kosten geld -> Politiek van onthouding; bestuur werd aan inheemse overgelaten. Alleen erkenning van Nederlands gezag vereist. Maar men hield zich niet altijd aan deze politiek met als rede politiek, economie en eerzucht van de officieren. James Brooke werd in 1839 zelfs Radja (vorst) in en deel van Noord-Borneo.

Modern Imperialisme (1870) sterk versnelde westerse machtsuitbreiding in de niet-westerse wereld. Bestaande afspraken aangescherpt, volledige besturing van Nederlandse koloniën. Gebieden die voorheen niet interessant waren, werden nu overvallen en ingenomen.
De redenen hiervoor zijn;
Politiek; ontstaan van grote nationale staten als Italië en Duitsland
Economisch; de Europese naties wilden zich verzekeren van goedkope grondstoffen en afzetgebieden voor hun industrie, meer kansen te bieden op winstgevende investering.
Morele; Europeanen geloofden in superioriteit van het blanke ras, vooral in eigen natie, en daarmee dus het recht op wereld heersing.

In 1869 was de opening van het Suez-kanaal, dit zorgde voor een verkorte reistijd, maar men moest langs het Noord-Sumatraanse sultanaat Atjeh, en daar heerste piraterij.
Om dit op te lossen viel in 1873 het Koninklijk Nederlands-Indische leger Atjeh (KNIL) binnen. Na 21 jaar werd steun gevraagd van Balinese overheersers op Lombok. Nederland besloot troepen te sturen, maar werden na verspreiding over het eiland werden ze aangevallen en vielen er 97 doden. Als wraakactie werden tweeduizend Balinezen gedood.
In 1898 koos de benoemde militaire gouverneur Van Heutsz voor het aan eigen kant krijgen van de bevolking. Men ging zich vestigen in Atjeh en dit werkte in 1903 gaven de belangrijkste leiders zich over. De gebieden waren gepacificeerd (overgegeven, orde en rust gegarandeerd)
Van Heutsz werd gouverneur-generaal. Onthoudingspolitiek (het beleid om het Nederlnadse bestuur zoveel mogelijk tot Java en Sumatra te beperken.1830) maakte plaats voor imperialistische expansie. Buitengewesten moesten Korte Verklaringen afleggen.( Ze aanvaardden de Nederlandse Heerschappij en ze zouden het NL bestuur volgen.)
Bij onderwerping van Bali pleegde de bevolking zelfmoord voor de ogen van KNIL.
In 1914 was het Nederlandse gezag in bijna de hele archipel gevestigd.
De contra-guerrilla leidde ook tot vele slachtoffers, door middel van excessen (buitensporige gewelddadigheden).

Vijf op de zes Europeanen in Indonesië waren in overheidsdienst, van een ondernemersrisico was er geen sprake; het gouvernement leverde zelfs suikerriet en arbeiders, en nam suiker af tegen vaste prijs.
Cultuurstelsel werd onder vuur genomen, particulier initiatief kreeg meer ruimte; verliesgevende thee en tabakscultures werden aan particulieren verkocht. Maar nog geen afschaffing van het Cultuurstelsel.
Tot 1870, met de nieuwe Suikerwet (afschaffing van verplichte suikercultures en dus cultuurstelsel) en de Agrarische wet ( kolonie werd open gesteld voor particuliere ondernemers) grond was eigendom van de Indonesische bevolking, maar westerse ondernemers konden het lange tijd huren. -> grote groei; Landbouwondernemingen.
In 1850 met de Mijnwet werd bepaald dat ook particulieren bodemschatten mochten gaan delven.-> belangrijkste mijnonderneming werd Billiton Maatschappij met tin.

De agrarisch-feodale samenleving met haar herendiensten maakte plaats voor een maatschappij gebaseerd op loonarbeid en zakelijke contracten. De boeren verzetten zich tegen het degraderen op de sociale ladder tot afhankelijk loonarbeider. Zij werden Koelies genoemd
Deze koelies tekenden een contract waarmee zij zich verplichtten om tegen ontvangst van een voorschot 3 jaar voor een planter te werken.
De onrust op het land werd versterkt door economische malaise
Het aantal Europeanen in Indonesië groeide van 40.000 in 1870 naar 100.000 in 1900, maar de rijstproductie bleef achter bij de bevolkingsgroei.
Na een economische dip na 1880 dankzij de overproductie van suiker, kwamen er rond 1900 nieuwe producten voor de wereldmarkt; olie (Koninklijke Shell), rubber, kopra (gedroogd vlees van de kokosnoot)
Deze nieuwe producten legden de basis van het Unileverconcern.

De economische groei in Indonesië zorgde voor het overtreffen van Java door zuidoost Borneo en Sumatra. De groei was te danken aan de verbeteringen in de infrastructuur; spoorlijnen, verharde wegen, scheepvaartverbindingen. En later elektriciteit en de vliegtuigen.
(KLM eerste luchtvaartmaatschappij ter wereld.) Deze groei in Indonesië was gericht op de wereldmarkt niet op NL. En de Nederlandse ondernemers werden minder dominant, Britten en Amerikanen kregen meer overwicht.
De Nederlandse vrouwen kwamen ook meer naar Indonesië en zij verzette zich fel tegen de mengcultuur. Doordat de Nederlandse elite zich meer op Europa richtte, nam de afstand tot de Indo-europeanen toe. Zij werden vaak het slachtoffer van racisme en discriminatie, men vond hen rassenbederf.
Omdat het werk op de plantages zo zwaar was, wilden de oorspronkelijke bewoners van Deli niet in loondienst, dus haalden de planters buitenlandse koelies.
In 1880 werd de macht van de planters uitgebreid. Met de Koelieordonnantie De poenale sanctie waarin de planter bepaalde welke straffen de koelies kregen wegens weglopen, belediging, luiheid, enz.

De verhoudingen waren op lange na niet gelijk tussen de Nederlanders en Inheemse.
Lagere ambtenaren lieten hun inheemse collega’s op de grond plaatsnemen, terwijl zij zelf op een stoel zaten, en ze wensten door een kus op de voet begroet te worden.
De ambtenaren werkten vanuit een ontwikkelingsideaal; ze wilden de Indonesiërs op een westers niveau van welvaart en beschaving brengen en beschermen tegen de inlandse hoofden en het westerse bedrijfsleven.
Er kwam kritiek van de oppositiepartijen op het feit dat Nederland profiteerde van zijn kolonie en niets terugdeed. Men kreeg de opvatting dat Nederland een Ereschuld droeg aan Indonesië. Het moest dat geld terugbetalen wat ze aan de kolonie verdient hadden.

Het eerste hoofddoel van de Ethische politiek; (Nederland had een zedelijke roeping om het welzijn end de welvaart van de Indonesische bevolking te bevorderen.) was de bestrijding van armoede of de ‘mindere welvaart’. Er werd een welvaartsgebied ontwikkeld onder de leus irrigatie(centrale plaats van de landbouw, kunstmatige bevloeiing, modelboerderijen), emigratie(welvaart bevorderen, verhuizen naar buitengewesten, minder overbevolking en arbeidstekort elders oplossen), educatie( overwinning van armoede, beter geschoolde bevolking, betere scholen voor vooral de elite).

Het tweede hoofddoel van de Ethische politiek; meer zelfstandigheid voor de inheemse bevolking, goede scholing. Dit was voor geleidelijke overname van het bestuur.
Men ging uit van de Associatiegedachte; de inheemse boven laag zou grondig kennis moeten maken met de Nederlandse cultuur, zonder de eigen achtergrond te verliezen.
Met als eerste stap; Binnenland en Inheems Bestuur werd gemoderniseerd. Inheemse bestuurders kregen westers onderwijs.
De Decentralisatiewet in 1903 voorzag bovendien in de oprichting van gemeente en provinciale raden. Deze bevatten ook Indonesiërs.
In 1918 werd een soort parlement voor de hele kolonie geïnstalleerd, de Volksraad. Hierin hadden de Europeanen de meerderheid (vergadering van de witte mieren).

Dankzij het landbouwonderwijs en de landbouwvoorlichting werden ook de productiemethoden verbeterd. Maar de boeren die geld leenden gingen het niet investeren, maar in eigen consumptie stoppen, zo mislukte de emigratiepolitiek
De Ethische politiek leidde wel tot betere gezondheidszorg, dit was eerst alleen in Nederlandse kerken het geval, maar na voorlichtingen verspreidde dit.
Minder succesvol was het opiumgebruik, er ontstond illegale opiumhandel.
In 1902 schokte de advocaat van den Brand de publieke opinie met de brochure De miljoenen van Deli. Met daarin de misstanden op de tabaksplantages. Het leidde tot een arbeidsinspectie en afschaffing van de poenale sanctie in 1931.

Het onderwijs was een ingewikkeld punt; Er kwamen verschillende scholen
· Dessa-scholen (dorpsscholen), waar ze leerden reken, lezen, schrijven en Javaans/ Maleis.
· Europese Lagere School de Hollands-Indische School voor Indonesische
· Hollands-chinese school voor chinezen
· Vanaf 1914 middelbare scholen voor Indonesiërs
In 1940 volgden 100.000 leerlingen Nederlands basisonderwijs.
Het aantal Indonesische middelbare scholieren was nog veel kleiner < 10.000.

Het Inheemse Bestuur kreeg meer taken. Maar inspraak en democratisering bleven beperkt tot het provinciale en lokale niveau. Nederland hield vanuit een rotsvast superioriteitsbesef vast aan de voogdijgedachte; dat Indonesië een klein kind was dat opgevoed moest worden door in dit geval dus Nederland.

Indonesisch Nationalisme ontstond in 1908 voor het eerst met de vereniging olv. Boedi Oetomo, het schone streven. Radicaler en massaler werd de islamitische Handelsvereniging in 1911 Sarekat Islam, die voor de economische belangen van de Javanen opkwam.
Ze streefden naar een onafhankelijk Indonesië, dat het hele grondgebied van het voormalig Nederlands-Indie zou omvatten. Volgens de nationalisten maakten alle volkeren in Nederlands-Indie deel uit van één Indonesische cultuur
En in 1912 kwam de Indische partij (olv neef Multatuli), zij wilde een onafhankelijk Indonesië, deze partij werd verboden.
Indonesië krijgt uiteindelijk een eigen parlement en regering - zelfbestuur. Dit wekte verwachtingen die niet konden worden waargemaakt.
De Novemberbeloften werden dan ook afgewezen, om de Volksraad meer invloed te geven.
Hierop reageerden de Sarekat Islam gefrustreerd en koos een nog radicalere koers. Ze deed mee aan gewelddadige lokale opstandjes tegen het Nederlandse gezag en stapte in1923 uit de Volksraad.
Inmiddels trad de nog radicalere communistische partij op; De Partai Komunis Indonesia (PKI), zoals ze vanaf 1924 heette, propageerde actief verzet tegen de Nederlanders., organiseerde stakingen onder haven-, spoorweg- en fabrieksarbeiders. Het doel was een onafhankelijk, communistisch Indonesië.
In 1926 lokken ze de KNIL naar Sumatra, zodat de PKI de macht kon grijpen. Maar de KNIL sloeg het verzet neer,toch maakte het verzet diepe indruk op de Nederlanders. Vanaf 1927 volgde daarom keiharde repressie. Gevangenen werden naar de binnenlanden van Nieuw-Guinea. Hier heerste veel malaria, en er waren vijandige Papoea-stammen.

In 1922 hadden Indonesische studenten in Nederland hun studentenvereniging de naam Perhimpoenan Indonesia genoemd, de Indonesische Vereniging, met als voorzitter Hatta. Zij wilden onmiddellijke onafhankelijkheid, geen coöperatie.
In Indonesië verspreidde Soekarno de nationalistische beweging. In 1927 richtte hij de Partai Nasional Indonesia (PNI) op, die alle kernpunten van Hatta overnam. Via non-coöperatie en massa-actie moest zo snel mogelijk een vrij Indonesië ontstaan, geen plaats voor NL.
Eind 1929 werd Soekarno samen met mestanders opgepakt, en kreeg 4 jaar cel, kwam na 1 jaar vrij. Nadat opstandige matrozen in1933 het pantserschip ‘de zeven provinciën’ hadden gekaapt, nam de repressie sterk toe.
Politie kreeg ruime bevoegdheden om verdachten te arresteren en vergaderingen bij te wonen en uiteen te jagen. Soekarno, Hatta en andere Nationalistische leiders werden zonder proces naar Boven-Digoel en andere afgelegen oorden verbannen. Daar zouden ze blijven tot de Japanse invasie in 1942.

Voor radicale nationalisme was geen ruimte meer, Indonesiërs lieten het non-coöperatieve varen. Ze gingen weer samen werken. Inheems Bestuur kreeg meer bevoegdheden. En in buitengewesten werd rekening gehouden met the traditionele gewoonterecht en lokale taal en cultuur.
Maar het nationalisme was nog lang niet weg; Japan had zich ontwikkeld tot een krachtige industrienatie die het Westen met succes uitdaagde. En haalde overwinning op Rusland. Dus ontstond er in Indonesië weer een sterke onafhankelijkheidsbeweging. De Europese bevolking in Indonesië had geen weet van deze gevoelens en eiste alleen maar een stop op de onruststokers.
De Europese toplaag zonderde zich steeds meer af van de Indonesische samenleving. Afkomst, status, huidskleur en taal werden strenger beoordeeld dan ooit tevoren. Wie erbij wilde horen, moest correct Nederlands spreken.
Het vertrouwen in het huispersoneel verdween. Kinderen werden nu opgevoed door hun moeder ipv door de Indonesische Baboe (oppasser).

De apartheid was ook in de wet vastgelegd. In de rechtspraak werden drie bevolkingsgroepen onderscheiden waarvoor aparte wetboeken bestonden:
Europeanen, Vreemde Oosterlingen en Indonesiërs. Bij de verkiezingen voor de verschillende raden stemden deze drie groepen apart voor een vast aantal zetels.
De groei van Europese bevolking en vooral van het aantal Eu vrouwen leidde tot een onmiskenbare afscheiding in bevolking.

Op 8 Maart 1942 werd Indonesië bezet door het Japanse leger. De meeste Indonesiër reageerden afwachtend en onverschillig op de nederlaag. De snelle Nederlandse nederlaag vernietigde in een klap het geloof in de blanke superioriteit. De Europeanen werden uit de samenleving verwijderd en opgeborgen in afgeschermde wijken of speciale interneringskampen. Batavia ging Jakarta heten.
Het zelf bewustzijn van de Indonesiërs werd verder gestimuleerd doordat zij een groot deel van de opengevallen economische en bestuurlijke functies overnamen.
De Japanners zagen de nationalisten als de vertegenwoordigers van het Indonesische volk. Nationalistische leiders die een democratisch Indonesië wilden, weigerden met Japan samen te werken. De Japanners hoopten de Indonesiërs voor zich te winnen.
De nieuwe bezetters maakten Indonesië totaal ondergeschikt aan de Japanse oorlogsinspanningen. Het Japanse optreden kostte naar schatting 2,5 miljoen Indonesiërs het leven. Er groeide haat tegen de Japanners.
Uiteindelijk viel het besluit dat Indonesië op 18 augustus 1945 onafhankelijk zou worden.
Een groep radicale Indonesische jongeren nam dit niet. Ze ontvoerden twee leiders naar een kazerne, waar dezen in de nacht van 16 op 17 augustus een korte onafhankelijkheidsverklaring schreven. De volgende morgen riep Soekarno voor zijn huis in Jakarta de onafhankelijke Republiek Indonesië uit.
Op de dag van de Japanse capitulatie was besloten dat de Britten Java en Sumatra zouden bevrijden en de Australiers de rest van de archipel.

Belangrijk voor het gezag van de Republiek was ook dat de leden van het Inheemse Bestuur - tot 1942 steunpilaren van het Nederlandse gezag – Soekarno hun medewerking beloofden.

Eind 1942 had de Nederlandse regering, die in ballingschap in Londen zat, onder Amerikaanse druk wat vage beloftes over hervormingen in haar kolonie gedaan. Eerst moest het Nederlandse gezag worden hersteld.
Soekarno werd een fascistisch georiënteerde marionet van Japan genoemd, een handlanger van de vijand, met wie overleg onmogelijk was.
De realiteit in Indonesië zelf dwong Nederland tot een andere koers, dan Indonesië deel uit te laten maken van het Koninkrijk der Nederlanden. Eind oktober had van Mook, de hoogste Nederlandse vertegenwoordiger in Indonesië, een ontmoeting met Soekarno.
Ook de regering ging beseffen dat overleg met de Republiek noodzakelijk was om de Nederlanders in Indonesië te kunnen beschermen. Zelf kon Nederland niets doen; het had geen ambtenaren en militairen in Indonesië. De Britten lieten geen Nederlandse troepen toe zolang niet met de Republiek werd onderhandeld.
Bij geleidelijke dekolonisatie zou Indonesië een zelfstandig en gelijkwaardig lid worden van het Koninkrijk der Nederlanden. En een federale staat worden. Een ander deel van Oost Indonesië was inmiddels dankzij de Australiërs weer in Nederlandse macht.

In November 1946 werd in het Javaanse bergdorp Linggadjati een officieel akkoord getekend. Dat was een uitwerking van de afspraken tussen Van Mook en Sjahrir (Politicus). Nederland erkende het gezag van de Republiek op Java en Sumatra. De Republiek beloofde mee te werken aan de stichting van een Indonesische federatie, die met Nederland verbonden zou blijven. De soevereiniteit zou niet liggen bij Nederland of de Republiek, maar bij de Verenigde Staten van Indonesië; De Republiek, Oost- Indonesië en Borneo.

Aan beide zijden veroorzaakte het akkoord van Linggadjati een storm van protest. Oud-premier Gerbrandy bracht het verzet tegen Liggadjati samen in het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid. Zij voorspelde dat Indonesië er nooit meer boven op zou komen.

Men ondertekende massaal een smeekschrift aan Wilhelmina tegen het akkoord.
Er werd besloten het akkoord aan te kleden. In een toelichting op het akkoord stelde de regering dat Nieuw-Guinea niet bij de Verenigde Staten van Indonesië hoorde. Het zou een aparte status krijgen. Bovendien moest de toekomstige unie echt iets voorstellen, zodat de koningin soeverein zou blijven. Daarmee werd de aan Indonesië beloofde soevereiniteit onderuit gehaald.
Soekarno had het akkoord uitgebreid met voorstanders van het akkoord, hierdoor werd het goedgekeurd.
In 1947 stuurde Nederland aan op een militaire actie tegen de Republiek. In 1946 was voor het eerst besloten dienstplichtigen naar Indonesië te sturen ipv KNIL.
Aanvankelijk zag de regering een actie tegen de Republiek vooral als een theoretische mogelijkheid. Er werd gewelddadig gereageerd op de actie. Met als reactie van Nederland een speciaal legercorps te sturen, dat voor het begin van de militaire actie tegen de Republiek al duizenden Indonesiërs had geliquideerd. Olv Kapitein Westerling.

Politionele actie; herstel van het rechtmatige gezag. Orde brengen in Indonesië niet vernietiging. Op 20 juli 1947 kwam de eerste politionele actie.
Binnen een paar dagen werd meer dan de helft van Java bezet. Een groot deel van de exportbedrijven kwamen weer in Nederlandse handen. Maar het politieke doel was niet bereikt; de Republiek bond niet in. Bovendien eiste de Veiligheidsraad van de VN een staakt-het-vuren. Er kwam een Commissie van Goede Diensten, die ging bemiddelen.
De Nederlanders konden het enorme gebied dat ze hadden veroverd niet effectief controleren. Overal ontmoetten ze onder bevolking zwijgende vijandigheid, overal kon de vijand loeren.
Eigenlijk was sprake van een guerrila-oorlog, die aan Nederlandse kantveel meer slachtoffers eiste dan de politionele actie.
In Januari 1948 werd op het Amerikaanse marineschip ‘Renville’ een nieuwe overeenkomst getekend. Maar in de praktijk had dit niets te betekenen.
Op 19 December begon de tweede politionele actie. Opnieuw was de Nederlandse opmars indrukwekkend. Binnen een paar dagen werd Djocja ingenomen en werden Soekarno, Hatta en andere Republikeinse leiders gevangengenomen. Maar politiek leverde het niets op. De Veiligheidsraad kwam terug met reces en eiste herstel van de Republiek.
En de VS eisten snelle onafhankelijkheid. Als Nederland niet meewerkte, zouden de Amerikanen de financiële steun bij wederopbouw van de economie opzeggen.
Nederland weigerden nog maanden de leiders vrij te laten.
Nieuw-Guinea bleef buiten de soevereiniteitsoverdracht; Nederland dwong af dat over dit gebied in 1950 verder zou worden gesproken.
Hoe sterk het eenheidsgevoel was, bleek toen de federatie als een kaarten huis instortte. De deelstaten gingen op in de Republiek en al op 17 augustus 1950, de onafhankelijkheidsdag, riep Soekarno de eenheidsstaat uit.
Voor Nederland was de dekolonisatie pijnlijk, maar de gevolgen vielen enorm mee. De verwachte rampspoed bleef uit. Tussen 1950 en 1970 groeide het Nationaal inkomen jaarlijks gemid. 7 keer zo snel als in de periode 1900-1940. Er kwam ook geen extra werkloosheid. Mede daardoor werd de massale komst van Nederlanders en Indo-europeanen geruisloos opgevangen. In de jaren 1945-1958 kwamen ongeveer 300.000 repatrianten en migranten uit Indonesië over. Hoewel de economische problemen meevielen, hadden veel nieuwkomers het moeilijk in Nederland.
Het moeilijkst hadden de Molukkers het. In 1951 liet de regering 4000 Molukse ex – KNIL -militairen en hun gezinnen overkomen. De regering had ze willen demobiliseren op de Molukken, maar daar had het Indonesische leger zojuist een opstand neergeslagen. De Molukkers vreesden voor hun leven, en de rechter gaf ze gelijk. Uiteindelijk moest de Nederlandse regering de Molukkers wel uitnodigen om in Nederland te komen wonen. Omdat het een tijdelijk verblijf zou zijn werden ze ondergebracht in kampen en kregen geen toestemming om te werken.
In Nederland zette vooral het uitroepen van de eenheidsstaat kwaad bloed. Nederland zag de opheffing van de deelstaten als een schending van de afspraken en als bewijs van Soekarno s onbetrouwbaarheid. Het Indonesische wantrouwen werd gevoed door de onafhankelijkheidsstrijd op het Molukse eiland Ambon en een mislukte staatsgreep van de Nederlandse commandant Westerling op West-Java. Eind 1950 vonden nog wel besprekingen plaats, maar de sfeer was te verziekt om het eens te worden. Ook daarna bleef de relatie slecht mede door de negatieve berichtgeving van de pers.

De kwestie Nieuw-Guinea zette de zaak op scherp. Soekarno vond dat Nieuw-Guinea deel moest uitmaken van de Indonesische eenheidsstaat. Volgens Nederland mocht da nu niet. Het conflict werd voor beide partijen een prestigekwestie. Er was geen economische reden voor de kwestie.
Het feit dat de ondernemers Nieuw-Guinea wilden opofferen, bewees juist hoe nobel de Nederlandse bedoelingen waren. De politici weigerden de papoea-bevolking voor geld te versjacheren aan Soekarno. Ook Soekarno was absoluut niet van plan Nieuw-Guinea te laten schieten. In noodsituatie koos Soekarno voor de aanval.
In 1960 verslechterde de situatie nog verder. Als reactie op Indonesische infiltraties stuurde Nederland toen een vliegdekschip en onderzeeërs naar Nieuw-Guinea. Soekarno verbrak daar4op de diplomatieke betrekkingen en kondigde aan dat Nieuw-Guinea met militaire middelen zou worden bevrijd.
President Kennedy koos in 1961 de kant van Indonesië. Daarmee wilde hij voorkomen dat het land in het Russische kamp zou belanden.
Op 1 Oktober 1962 droeg Nederland het bestuur over Nieuw-Guinea over aan de VN, die op 1 Mei 1963 het weer overdroegen aan Indonesië.
De relatie tussen vroegere kolonisator en gekoloniseerde bleef gevoelig. Indonesië zegde bijvoorbeeld in 1992 de Nederlandse ontwikkelingshulp op uit woede over Nederlandse kritiek op het Indonesische optreden in Oost-Timor. En Nederland weigerde in 1993 de toegang aan de wereldwijd gerespecteerde mensenrechtenactivist Jan Poncke Princen, omdat deze in 1948 als dienstplichtig militair was overgelopen naar het Indonesische leger.

De economie voor de dekolonisatie
Indië was voor lange tijd een belangrijke bron van inkomsten voor Nederland. De bodem van Indië zat, en zit overigens, nog steeds vol met olie en door het tropische klimaat worden er tal van producten geleverd, zoals koffie, thee, suiker, tabak en rubber maar ook tropisch hout.
De zeeën leverden een overvloed van vis.
De Indonesiërs kregen echter veel te weinig betaald voor hun geleverde producten, ook moesten ze veel te veel belasting betalen. Daarom kregen ze weinig kansen om zich goed te ontwikkelen.
In de jaren dertig ging het slecht met de economie, want de grote wereldwijde economische depressie trof ook het grondstoffenrijke Nederlands-Indië. De prijzen op de wereldmarkt daalde sterk. Vooral die van de agrarische export producten waardoor er geldschaarste en armoede op het platteland ontstonden. Hierdoor werd men weer zelfvoorzienend. Pas aan het eind van de jaren dertig verbeterde de economische situatie weer.

Economie

Indonesië heeft niet één economie, het heeft er vele. In dit land bestaan er verschillende zogenoemde volkshuishoudingen naast elkaar en die zijn in uiteenlopende mate opgenomen in de geldeconomie en de wereldmarkt.
In de Molukken liggen de dorpen aan zee, met op de hellingen erachter sago, klapper, en kruidnageltuinen. Het dagelijkse menu bestaat uit sago uit eigen tuin en zelf gevangen vis. Wie niet vist, koopt op de markt en dat stelt vissers in staat af en toe spullen te kopen die het leven aangenamer maken. Eenmaal per jaar worden de kruisnagels met burenhulp geplukt en verkocht aan de plaatselijke, meestal Chinese winkelier. Die heeft een speedboot en vaart regelmatig naar Ambon om voorraden in te slaan en de kruidnagels met winst teverkopen. In enkele Molukse dorpen staan opvallend mooie huizen, gebouwd door familieleden in Nederland die er af en toe hun vakantie doorbrengen. Dit zorgt weer voor geldstroom van uit het buitenland. Dat trouwens niet veel is. De toerisme industrie lijkt Indonesië wel zijn vergeten. Dit zeg ik uit eigen ervaring wat de laatse 4 jaar dat ik ben geweest. Moest ik steeds overstappen in Kuala Lumpur waar na de reis zich nog voortzette met nog maar 10% van het aantal reizigers.

Alles draait om rijst (en water)
De rijstboeren van Java, zowel eigenaar-bewerkers als deelpachters, consumeren een deel van de oogst zelf en brengen de rest op de binnenlandse of lokale markt. Hun positie waaruit ze moeten onderhalen is niet sterk, want ze zijn verstrikt in een web van afhankelijkheid: Openbare Werken(Buka Kerja) dat de irrigatiesystemen beheert; het staatsinkoopbedruuf Bulog; particuliere opkopers, leveranciers van kunstmest en bestrijdingsmiddelen en een semi overheids organisatie, de Kooperasi Unit Desa. Rijst is in Indonesië het volksvoedsel bij uitstek en afzet is verzekerd, maar de boeren hebben geen invloed op de prijs. Sinds de van Soeharto ontstonden nieuwe agrarische ‘belangenorganisaties’. Dat zijn doorgaans corrupte clubs, die de boeren vooral als stemvee zien.
De meeste rijst wordt verbouwd op sawa’s (natte rijstvelden) in het laagland, die een deel van her jaar kunstmatig worden bevloeid. In de bergen is minder water; daar wordt rijst geplant op droge velden (ladang). Bevloeide sawagrond levert drie oogsten per jaar op, maar wordt schaars. Op dichtbevolkt Java worden per jaar duizenden hectaren landbouwgrond geofferd aan stadsuitbreiding. Daardoor daalt de rijstproductie, want de teeltwijze wordt nauwelijks meer intensiever en het totale areaal slinkt. Soeharto maakte zelfvoorziening in basisvoedsel tot het paradepaardje van zijn economische politiek, maar sinds de jaren negentig wordt rijst ingevoerd, vooral uit Thailand

Traditioneel en informeel
Vooral in Oost-Java, waar in de 19e eeuw grote suikerplantages lagen, telen boeren die als losse arbeider elders werken, suikerriet. Dat gewas vraagt minder aandacht dan rijst. Zij verkopen hun oogst aan een suikerfabriek in de buurt. De binnenlandse suikerproductie is beschermd, maar inefficiënt, en hoge ambtenaren zijn betrokken bij de sluikhandel in goedkope importsuiker.
In de jaren vijftig werden Europese plantages genationaliseerd en ondergebracht in, doorgaans inefficiënte, staatsbedrijven. Daarvan resten nog de thee en teak ondernemingen van Java. De tabakplantages van sumatra’s ooskust zijn verdwenen. Op die grondtelen worden nu oliepalmen geteeld.

Batik en kruiden
Een traditionele tak van nijverheid, die de tand des tijds heeft getrotseerd, is de batikindustrie van Java. Eeuwenlang hulden Javaanse edelen en vorsten zich in Indiase stoffen. Maar sinds de 17e eeuw werden die verdrongen door katoen uit vader kolonie Nederland. Ter versiering van de stof ontwikkelde zich een kunstvorm: het batikken. Met een waspen getekende patronen worden , als de stof door het verfbaden gaat,uitgespaard. Islamitische batikhandelaren stonden aan de wieg van de eerste ‘Indische’ partij: de Sarekat Islam. Intussen is een cyclus gesloten; de katoen komt nu weer grotendeels uit India.
In de 20ste eeuw is de traditionele kruiderij (jamu) uitgegroeid tot een industrie van betekenis. Een succesverhaal is het bedrijf Mustika Ratu, geleid door Raden Ajeng Mooryati Soedibyo Hadiningrat, telg uit de vorstenfamilie van Surakarta en koningin van de traditionele cosmetica. Zij maakte zich de kruidenleer eigen aan het Solonese hof. Haar onderneming begon als keen kleine huisindustrie. In 1979 opende ze een fabriek in Jakarta met een eigen laboratorium en een team chemisch analisten. Inmiddels is ze eigenaresse van tweeduizend schoonheidssalons, verspreid over heel Indonesië. Ook de geneesmiddeltak is fors gegroeid: die brengt intussen 150 middelen op de (internationale) markt. In 2004 werd mevrouw Sudibyo gekozen tot lid van de Raad van Regionale Afgevaardigheden, een nieuwe kamer van de volksvertegenwoordiging

Informele sector
Indonsië kent een grote, levenskrachtige en sinds de crisis van 1997(waar later aandacht aan wordt geschonken) groeiende informele sector. De term is misleidend, want bij nadere beschouwing is de hele economie betrokken bij informele transacties. Over het algemeen wordt onder ‘informele sector’ kleine bedrijvigheid verstaan die niet is geregistreerd, geen boekhouding voert, geen belasting afdraagt aan de staat en voor zijn stansplaats betaalt aan buurtbendes en politiemannen. Voorbeelden zijn eetkraampjes op wielen(kaki lima), ambulante kleinhandel, minidienstverlening (autoruiten lappen, schoenen poetsen) en ook georganiseerde bedelarij. Deze microbedrijfjes bieden tientallen miljoenen een krap inkomen.
Versterking van de bevolkingseconomie van boeren, handwerkers en kleine dienstverleners vereist toegang tot bankkrediet. Bij gebrek aan onderpand of vertrouwen zijn staats en particuliere banken meestal niet bereid deze dynamische sector leningen te verstrekken. Bankemployees vragen voor kredieten vaak kickback en zo bezien is het kleinbedrijf niet interessant. Vernieuwens in het economische programma van president Susilo Bambang Yudhoyono is de grotere aandacht voor deze sectoren.

Moeizaam herstel na Aziatische crisis
Het grote bedrijfsleven bestaat uit banken, verzekeraars, agrobusiness, bouw, handel in onroerend goed, olie en gaswinning, mijnbouw, voeding en geneesmiddelen, telecommunicatie, consumentenelektronica en in licentie geassembleerde Japanse en Koreaanse auto’s.
Er zijn:
· Particuliere conglomeraten, grote, gediversifieerde concerns, meest gedreven door, etnisch-Chinese, maar ook enkele ‘autochtone’ families.
· Staatsbedrijven
· Joint ventures met buitenlandse firma’s
· En sinds de jaren 90 ondernemingen die volledig eigedom zijn van buitenlanders.
Deze bedrijven bedienen de binnenlandse markt en nemen het grootste deel van de export voor hun rekening.
Buitenlandse ondernemers verschaften onder de nieuwe orde megakredieten aan en staken enorme bedragen in het ‘Indonesische wonder’, omdat het politieke stabiliteit en hoge rendementen beloofde. Met Soeharto aan de macht en diens connecties en familieleden op de lijst van aandeelhouders, stonden deze transacties als een huis, dachten zij. Niet op de stevige bodem van het recht, maar op blind vertrouwen in onderonsjes met de families die de zakelijke conglomeraten bestoken, en vooral met die ene, die het land ‘regeerde’. Er werden projecten gefinancierd op basis van balansen die er gezond uitzagen, maar achteraf bleken te berusten op door de lokale partner zwaar overgewaardeerd vastgoed. Men rekende zich rijk en zo groeide de waterballen.In 1997 spatte die uiteen. De financiële crisis in Azië openbaarde de ware omvang van de Indonesische schuldenlast en de sneller koersval van de roepia(de munt van Indonesië) maakte die last bijna ondraaglijk. Het werd al snel duidelijk dat Indonesië voor economisch herstel niet zonder nieuwe buitenlandse investeringen kon. Het was even zonneklaar dat die er niet zouden komen als de oude schulden niet werden geherstructureerd. In 1998 maakte het Internationale Monetaire Fonds zijn entree in Indonesië. Het zou er tot 2004 blijven. In die jaren opereerden de Indonesische beleidsmakers in een keurslijf:
· Een strakke begrotingsdiscipline
· Sanering van het bankwezen
· Privatisering van staatsbedrijven
· Faillietverklaringen van dubieuze debiteuren
· Afbouw van brandstofsubsidies
De samenwerking met het IMF was hoogste impopulair, zowel bij nationalistische politici als bij het grote publiek. Een groot deel van de particuliere schelden werd geherstructureerd door sluiting van banken; de rest werd tijdelijk onder curatele gesteld. Tientallen miljarden dollars aan beleende activa werder ondergebracht in het Nationaal Lichaam voor Herstructurering van het Bankwezen(BPPN), dat 95% van deze boedel verkocht en in 2004 zijn deuren sloot. De resterende 5%, ter waarde van 4,7 miljard dollar, werd ondergebracht in holding onder supervisie van machtige departement van Staatsbedrijven.
Daarmee was Indonesië niet uit de problemen. Belastinginkomsten belopen, mede als gevolg van informele ‘deals’ tussen ambtenaren en belastingplichtigen, slechts 14% van het BBP. Indonesië , lid van de Organisatie van Olie-exporterende Landen(OPEC), is sinds begin 2004 een netto importeur van ruwe olie. Dit is gevolg van het toenemende binnenlandse vraag naar brandstof en stagnerende(buitenlandse) investeringen in exploratie van nieuwe bronnen. Het brandstofverbruik wordt gesubsidieerd en gezien de hoge wereldmarktprijs is dit een ondraaglijke last voor de begroting. Afbouw van brandstofsubsidies is onontkoombaar, maar politiek zeer gevoelig.Tenslotte betreden elk jaar 2,5 miljoen jonge werkzoekenden de arbeidsmarkt, terwijl nog steeds bedrijven hun deuren sluiten en nieuwe investeringen uitblijven. Belangrijkste redenen zijn rechtsonzekerheid en corruptie, onder meer binnen de rechtelijke macht. De economische groei, tussen 2001 en 2004 gemiddeld 4%, was goeddeels te danken aan de consumptieve bestedingen van koopkrachtige stedelingen. Er werden in die jaren nauwelijks fabrieken gebouwd, wel veel nieuw kooppaleizen

Deelvraag 2. De economie na de dekolonisatie

Na de onafhankelijkheid van Indonesië ging het heel slecht met de economie. De militairen hadden alle Nederlandse bedrijven afgepakt, die daarna helemaal geen winst meer maakten. Daardoor durfden andere landen niet meer te investeren in Indonesië. Ondanks de mensen die weer vertrokken uit Indonesië was er toch nog overbevolking. De klein gebieden die voor landbouw geschikt waren brachten te weinig voedsel op voor de bevolking. Daarom werden er campagnes gevoerd zodat de mensen niet te veel kinderen meer kregen. Ook werden er beter landbouwtechnieken toegepast. Zo kwam het dat er in 1965 een “groene revolutie” uitbrak. Dit hield in dat de landbouw sector genoeg voedsel produceerde voor de gehele bevolking.
Na de overname van Soeharto is er veel veranderd en dat is ook het geval in het opzicht van de economie, want in de economische sector zijn er zeer veel vooruitgangen en verbeteringen geboekt. Soeharto maakte van Indonesië een lagelonenland. Dat was zeer aantrekkelijk voor de internationale bedrijven. Daarom gingen ze weer investeren in Indonesië.
Ook werd de economie van Indië gecentraliseerd en liep zeer goed. Door de hoge winsten van de Indische staatsoliemaatschappij kon de economie zich, ondanks de grote corruptie, toch goed ontwikkelen. De staatsoliemaatschappij was lange tijd goed voor de grootste inkomsten uit de export.
In 1992 groeide het BNP met 6%, per hoofd van de bevolking bedroeg het BNP nu $680, de inflatie liep op tot 8%. In 1993 was het officiële werkeloosheid cijfer 35%.
Het transport tussen de eilanden gaat zowel via de lucht als over het water.
Hout is na, olie en aardgas, het meest belangrijke export product voor Indië.
In 1992 was 15% van de beroepsbevolking werkzaam in de industrie, inclusief de mijnbouw. Na de Aziatische Tijgers kreeg men in Indië meer aandacht voor de ontwikkeling van een eigen technologie. Zo ontstonden er onder andere de nationale vliegtuigindustrie, de hoogovens en staalfabrieken, scheepsbouw, auto-industrie en een fabriek voor spoorwegmaterialen.
De belangrijkste industriële tak is de olie- en aardgaswinning en hun verwerkingsindustrie. In de negentiger jaren was de olie goed voor 40% van de jaarlijkse export inkomsten. Andere belangrijke mineralen zijn tin, steenkool en ijzererts.
In 1992 was 32% van de beroepsbevolking werkzaam in de dienstsector die bestaat uit handel, transport, communicatie, financiën, overheid en toerisme.
Doordat het zo veel beter ging met Indonesië kregen ze meer geld voor ontwikkelingshulp. Soeharto leende alleen heel veel van het buitenland. Met dit geld kon hij de economie nog meer stimuleren. Zo leek het goed te gaan met Indonesië. Al het geld dat verdient werd kwam bij een klein groepje mensen terecht. De overige bevolking bleef dus gewoon arm.
Vanaf 1985 ging het slechter met Indonesië. Ze verdienden minder en leenden meer. Zo kwam het dat in 1998 de economische crisis uitbrak die leidde tot het aftreden van Soeharto.

De cultuur voor de Dekolonisatie
De meeste Indiërs zijn Moslims. Zij voelden zich bedreigd doordat Nederlandse priesters en predikanten de Indiërs wilden bekeren tot het Christendom wat werd gezien als ‘ongelovig’.
Het bekeren lukte niet, het had zelfs een averechts effect, want de Indiërs werden allen maar meer Moslim. De Islam werd één van de belangrijkste oorzaken van het verzet tegen de Nederlandse overheersing. In 1912 werd de Islamitische Beweging op gericht. Heel veel Indonesiërs werden er toen lid van. Zo ontstond een van de eerste “echte” verzetsgroepen tegen het kolonisme.
In 1940 woonde er in Indië meer dan zeventig miljoen mensen over de verschillende eilanden verdeeld, en dan nog verdeeld over honderd verschillende volken die samen meer dan tweehonderdenvijftig talen spraken.

Cultuur
Al vroeg kwamen Indiase invloeden naar het eilandenrijk. De geest van India is nu nog levendig aanwezig in de beeldende kunst van Java en Bali. Samen met de islam deed ook de Arabische ornamentiek haar intrede. Deze zijn opvallend toegepast op kunstnijverheidsproducten, smeedkunst en textiel. De volken op de meer afgelegen eilanden kennen echter een eigen architectuur, dansen en een karakteristieke kunstnijverheid.
Indonesië kent vele verschillende soorten dansen. Belangrijke gebeurtenissen in het leven van een individu of de gemeenschap worden door ceremoniële dansen begeleid. Ook tegenwoordig nog zijn in de Indonesische danstheaters de grenzen vloeiend tussen religieuze ritus, kunst en vermaak.
In Indonesië vind je in de keukens invloeden terug van vele volken. Meestal word er pas na zonsondergang gegeten, omdat het dan koeler is. In de steden vind je veel geïmproviseerde eetkraampjes, waar heerlijke geuren zich verspreiden. Volgens de Indonesische tradities word er met de rechterhand gegeten, of met lepel en vork
Er is een grote diversiteit in de cultuur van Indonesië. Tot de twintigste eeuw stond de kunst over het algemeen in dienst van magische en religieuze rituele aangelegenheden.
Tot de tradionele technieken kunnen we de textielbewerking rekenen: ikat, plangi, tritik, batik.
Tot het traditionele theater behoren de wayangspelen.
Er zijn vele tempels (hindoeïstische en boeddhistische), moskeeën en kerken te vinden in Indonesië. Het bekendste boeddhistische tempelcomplex is wel de Borobudur (links op de foto). Op de muren is het leven van prins Siddhartha Gautama (de Boeddha) afgebeeld (de Lalitavistara).
Ook in de klassieke danskunst is de traditie levend gehouden (bijvoorbeeld in de lawung, krijgsdans).
In veel van de schilderkunst en beeldhouwwerken (steen en hout) wordt de verbondenheid met verleden en religie tot uitdrukking gebracht.
Hetzelfde geldt voor de literatuur, waarbij in de klassieke literatuur, in de vele regionale talen van Indonesië, duidelijk de invloeden van het hindoeïsme en de islam aanwijsbaar zijn.
Zo is ook in de muziek van gamelanorkesten het magisch-religieuze herkenbaar. Sinds de Portugese zeelieden in Indonesië verbleven is er een populaire vorm van muziek en liedjes ontstaan die krontjong wordt genoemd. Voor reizigers uit Nederland in het huidige Indonesië is het opvallend te merken dat oude Nederlandse liedjes nog hier en daar in Indonesië worden gezongen

Deelvraag 3. De cultuur na de dekolonisatie

Na de dekolonisatie leefden alle bevolkingsgroepen tientallen jaren lang samen zonder ruzie te maken. Ze waren er trots op dat ze een voorbeeld waren van hoe zo erg verschillende culturen zo goed konden samenleven. Maar dat is nu niet meer zo. Er zijn veel geweldsuitbarstingen die weer ontstaan zijn uit een grotere golf die zich heeft verspreid over het oosten van Indonesië. Waar moslims en christenen ooit vreedzaam langs elkaar leefden, en nooit ruzie hadden over de godsdienst of afkomst haat iedereen elkaar en plegen ze aanslagen. Ze slachten elkaar letterlijk af. Op de Molukken brak eind januari 1999 een strijd uit tussen de moslim en de christenen: bij de gevechten werden duizenden mensen gedood en een half miljoen mensen verloren hun huis. Niemand weet waarom dit nou precies was begonnen. Niet alleen op de Mollukken maar in heel Indonesië zijn er gevechten omgodsdiensten. Maar hoe het kan dat er opeens alleen maar haat is terwijl er daarvoor nooit ruzie was weet niemand. Drie jaar na het instorten van de economie en het einde van het 32-jarige bewind van president Soeharto, is er in Indonesië een religieuze en etnische oorlog die zo hevig is dat zelfs Indonesiërs moeite hebben met het vinden van een verklaring. De val in 1998 van het corrupte regeren maakte de weg vrij voor de eerste democratisch gekozen regering in meer dan 40 jaar. Maar terwijl het volk Soeharto aan de kant zette was er ook niemand meer die het volk in de hand kon houden, en zonder een goede leider is het heel moeilijk om zo veel verschillende bevolkingsgroepen in de hand te houden. Doordat ze elkaar nu constant aanvallen krijg je steeds minder kans dat mensen elkaar gaan vergeven doordat de haat alleen maar groter wordt. Zo kan het er voor zorgen dat Indonesië uiteindelijk uiteenvalt. Het is nooit eenvoudig geweest om de situaties in Indonesië in de hand te houden. De Nederlanders zijn 400 jaar geleden begonnen met maken van een land heel veel verschillende culturen. Na de onafhankelijkheid in 1949 hielden de grondleggers van de nieuwe republiek vast aan de nationale leus ‘Eenheid in verscheidenheid’. Maar er is nooit echt democratisch geregeerd en er was een mengeling van sluwheid en militaire kracht voor nodig om het volk samen te laten leven.

De politiek voor de dekolonisatie
Aan het eind van de negentiende eeuw kwam er steeds meer kritiek op het gedrag van de kolonisten waardoor de koloniale overheid overstapte op Ethische Politiek, hierdoor dacht men meer aan de levensomstandigheden van de Indische bevolking. Zo konden er meer Indiërs aan het werk in de sectoren onderwijs en gezondheidszorg.
Tot ongeveer 1900 hadden alleen de Nederlandse topambtenaren het voor het zeggen in Nederlands-Indië, zelfs andere Europeanen hadden er niets te zeggen.
De Indiërs konden vanaf 1918 mee praten in de volksraad, waar ook Nederlanders in zaten. De volksraad kwam twee keer per jaar samen en mocht dan alleen maar adviezen geven. De leden werden benoemd door de Nederlandse regering of ze werden verkozen. Algemeen kiesrecht was er niet. Van de tien miljoen Indiërs hadden er maar een paar het recht om te stemmen.
Het politieke stelsel van Nederlands-Indië zag er ongeveer uit als volgens het volgende schema:

- Gouverneur-Generaal (GG), hoofd van de Nederlands-Indisch regering.
- Raad van Departementshoofden, de regering van Nederlands-Indië, waaronder het hoofd Binnenlands Bestuur.
- Gouverneur, hoofd van een provincie; een provincie bestaat uit residenties.
- Resident, hoofd van een residentie, een residentie bestaat uit afdelingen.

- Assistent-Resident, hoofd van een afdeling. Inheems bestuur(op Java).
- Controleur, hoofd van een onderafdeling.
- Regent, hoofd van een aantal districten, die samen een afdeling vormen.
- Aspirant-controleur
- Districtshoofd, een district omvat een aantal desa’s of kampongs.
- Desa- of Kamponghoofd.

Politiek (nationalisme)
Aan het eind van de 19e eeuw kreeg Nederland veel kritiek op het bestuur van Indonesië. Het boek “Max Havelaar” zorgde er voor dat veel mensen gingen nadenken over wat er eigenlijk gebeurde in Indonesië. Multatuli was een Nederlandse ambtenaar in Indonesië geweest. Hij vond dat de Indonesiërs werden uitgebuit door de Nederlanders. Er waren steeds meer mensen die vonden dat Indonesië zelfstandiger moest worden en dat er grote hervormingen moesten worden uitgevoerd in Indonesië. Ook de politiek vond dat er wat moest worden veranderd. In de troonrede van 1901 wordt er voor het eerst over ethische politiek gesproken. Ethische politiek houdt in dat Nederland de taak had om “de welvaart en het welzijn” van Indonesië te verbeteren. Maar dat ging niet ten koste van de machtsuitbreiding van Nederland. het welvaartsbeleid hield in dat de landbouw verbeterd werd, de emigratie bevorderd werd het onderwijs werd verbeterd. Er vond ook een modernisering plaats van het Binnenlands Bestuur en het Inheems Bestuur. Dit leidde ertoe dat de bevolking meer te maken kreeg met het koloniaal bestuur. Langzamer hand kreeg de bevolking meer inspraak in het bestuur van Indonesië. In 1903 werd de decentralisatiewet ingevoerd. Daardoor kreeg een klein deel van de Indonesiërs een plaats in de gemeente- en provincieraad. De instelling van de volksraad in 1918 zorgde ervoor dat de Indonesiërs op nationaal niveau een beetje inspraak kreeg in het bestuur. Dit was belangrijk omdat hier ook werd gedacht over de toekomst van Indonesië.

Verbetering van de welvaart leidde, vooral op Java, tot verbetering van de infrastructuur, irrigatie projecten en landbouw educatie. Toch waren de effecten minder groot dan men had gehoopt. Onder andere door de sterke bevolkingsgroei en omdat boeren het geld dat ze hadden gekregen om de landbouw te verbeteren gebruikten om van te leven. Ondanks dat tot 1930 de economie steeds verbeterde steeg de welvaart nauwelijks. Dat kwam vooral door de enorme bevolkingsgroei. Er kwam ook beter onderwijs. Maar dat werd wel gescheiden op basis van je afkomst. Zo kwamen de desascholen, de Hollands-Indische school, de Europese lagere school voor de kinderen van de rijke Indonesiërs en Nederlanders, en onderwijs voor meisjes. Later ontstonden ook hogere scholen. Soekarno had bijvoorbeeld gestudeerd aan de aan de technische hoge school van bandung. Maar er waren veel te weinig opleidingsplaatsen voor Indonesiërs
Ook verbeterde de gezondheidszorg. De overheid lichtte het volk toe over hygiëne en zette een vaccinatie programma op.
Doordat er een rapport verscheen over de wantoestanden op de plantages en in de mijnen werd in 1907 de arbeidsinspectie ingesteld. Die zorgde voor de verbetering van de situatie van de contractarbeiders. Toch mochten planters de koelies, contract arbeiders, streng blijven straffen voor luiheid, weglopen, belediging of wat dan ook.

De oorspronkelijke doelen van de politiek werden niet gehaald. De politiek wilde wel meer veranderingen maar wilde ook geen ruzie met de ondernemers die vonden dat Indonesië vooral was om winst te maken en de ethische politiek werkte dat natuurlijk tegen. De welvaartspolitiek had uiteindelijk ook weinig effect. De verbetering in het onderwijs had alleen maar effect in het lager onderwijs en landbouw voorlichting. Er was nog steeds nauwelijks hoger onderwijs voor Indonesiërs.

Vanaf het begin van de 20e eeuw ontstonden er in Indonesië organisaties die opkwamen voor inspraak in het bestuur. In 1908 werd Boedi Oetomo, het schone streven, opgericht. Die streefde vooral naar beter onderwijs voor Javanen. Boedi Oetomo bemoeide zich niet rechtstreeks met de politiek.
De islamitische beweging Sarekat Islam werd in 1911 opgericht en kwam op voor de economische belangen van de Indonesiërs. Ondanks dat de partij een half miljoen leden had konden ze weinig doen omdat het heel slecht georganiseerd was. In 1912 werd ook de Indische partij opgericht. Dit was een partij voor Indo-europeanen. Ondanks dat werden er ook veel Indonesiërs lid van deze partij omdat zij streefden naar een onafhankelijk Indonesië.
De overheid deed weinig tegen de eerste twee partijen maar de Indische partij werd wel verboden. In de jaren ’20 kregen de partijen die op basis van geloof werden opgericht steeds minder aandacht. De Partai Kommunis Indonesia (PKI) probeerde een grotere groep achter zich te krijgen en had als uiteindelijk doel om voor een zelfstandig Indonesië te zorgen.
In 1926/1927 begon de PKI een opstand in Sumatra. Het gouvernement nam harde maatregelen tegen de PKI. Veel aanhangers van de PKI werden gevangen genomen en verbannen zonder een proces.
In 1927 werd door Soekarno de Partai Nasional Indonesia (PNI) opgericht. De leiders van deze partij kwamen vooral uit studieclubs die voor grote veranderingen waren. Ze ontwikkelden een ideologie waarin alle bevolkingsgroepen waren opgenomen. Ze wilden dat Indonesië een land werd, ze vonden het heel belangrijk om van Indonesië een geheel te houden. Ze probeerde dit te bereiken door niet samen te werken met het gouvernement. Maar iedereen die niet Het gouvernement pakte ook de PNI hard aan. Aan het eind van 1929 werden alle PNI leiders opgepakt omdat ze in het openbaar leden probeerden te werven. Vanaf het midden van de jaren dertig werd het nationalisme onderdrukt. Organisaties werden verboden, er was censuur en de politie mocht hard optreden tegen de nationalisten. De leiders van de PNI werden gevangen gezet. Alleen organisaties die wilden samenwerken met de Nederlands-Indische regering werden toegestaan.

Politiek (Laatste Nederlandse politiek in Indonesië)
In Indonesië heerste altijd al het gevoel van nationalisme. Dat begon vroeg in de negentiende eeuw al. Toch bereikten de nationalisten toen nog niet heel veel. Dat kwam voornamelijk doordat de Nederlanders de touwtjes strak in handen hadden.
Op 18 mei 1918 stelde generaal Van Limburg Stirum de Volksraad aan. Dit zou een adviescollege zijn en moeten uitgroeien tot een echte parlement. De inheemse bevolking had bijna geen stemrecht. Daardoor kwam het ook dat de meerderheid Nederlands was. In 1925 breidde het aantal leden zich uit, de Staten-Generaal zorgde toen dat die meerderheid bleef. Tot grote woede van de nationalistische inheemsen.
In het begin van de negentiende eeuw groeide ook het verzet tegen de koloniale overheersing. Het begon met het vechten voor een betere positie voor de Indonesische bevolking. Dit werd voornamelijk gedaan door de vereniging Boedi Oetomo, “het edele streven”. Dit was nog geen radicaal streven en ook nog geen nationalisme.
In 1918 gaf Van Limburg Stirum toezeggingen om bepaalde bevoegdheden van Nederland naar Indië te schuiven. Later bleek dat, dat niet doorging. Dit was niet bevorderlijk voor de nationalisten. Hierdoor, en door de Russische Revolutie kwamen er grotere nationalistische ideeën. De nieuwe communistische party KPI bereidde een revolutie voor. Het was hen door middel van stakingen ook bijna gelukt. Totdat de gouverneur-generaal gebruik maakte van zijn rechten om mensen te verbannen. Een groot aantal communisten werden verbannen naar kampen waar ze hun laatste levensdagen versleten.
Toch was het nationalisme nog niet helemaal weg. Er ontstond een nationalistische stroming die opgericht was door jonge intellectuelen. De studenten Hatta en Sjahrir stichten in Nederland een nationalistische studenten organisatie op. Ze streefden naar onafhankelijkheid voor Indonesië. Rond die tijd richtte Soekarno in Indonesië de PNI, “Partai Nasional Indonesia” op. De partij had hetzelfde streven als de studenten organisatie en wist, tot schrik van het gouvernement, de inheemse bevolking achter zich te krijgen. Dat kwam vooral omdat ze als basis natuurlijk nationalisme hadden, maar ook socialisme en de islam. Gouverneur-generaal De Graeff gaf Soekarno, Hatta en Sjahrir gevangenisstraf. De Graeff werd opgevolgde door De Jonge, die zorgde ervoor dat ze na het uitzitten van hun straf werden opgepakt en verbannen.
Ondertussen werd het nationalisme steeds sterker. In 1939 fuseerden alle nationalistische stromingen in de Gabangan Politik Indonesia, GAPI. Hun doel was volwaardig parlementair regime.
De Europeanen stonden eigenlijk niet zo heel erg afwijzend tegenover de zelfstandigheid van Indië. Daarbij gingen ze er wel vanuit dat het nog wel een tijdje zou duren voordat Indië zelfstandig zou worden. Toen bleek dat dat niet zo was, was de sympathie voor de zelfstandigheid verdwenen.
Als tegenwicht voor het nationalisme werd de Vaderlandse Club opgericht. Deze club bestond uit Europese planters en zakenlieden en was van mening dat Indië bij het Nederlands koninkrijk hoorde.
Tijdens de tweede wereldoorlog had Nederland het zwaar te verduren. Ze werden zelf bezet door de Duitsers en hun kolonie, Indië, werd bezet door de Japanners. Het KNIL werd snel verslagen door de Japanners en voor de Indonesiërs was dat onthutsend om te zien. Voor Japan was Indië met zijn rijkdom en grondstoffen van grote waarde. De volbloed Nederlanders hadden het in Japan echter zwaar te verduren. De mannen en oudere jongens werden in mannenkampen gestopt en de vrouwen en kinderen in vrouwenkampen. Het leven in zo een kamp werd zwaarder naar mate de oorlog vorderde. Het voedselrantsoen was veel te laag en de arbeid te zwaar. Ook werden ze voor het minste of geringste afgeranseld. Voor de militairen die gevangen werden gezet was het leven nog zwaarder. Ze kregen te weinig te eten en moesten ook nog dwangarbeid verrichten. De Japanners probeerden zoveel mogelijk antiwesterse gevoelens te krijgen in Indië. Het Maleis werd als voertaal ingevoerd. Ook stelden ze de nationalistische leiders Soekarno en Hatta in vrijheid. Beiden steunden ze Japan, ook al deden ze dat alleen uit tactische overwegingen. De Japanners gingen zo ver met hun antiwesterse gevoelens opwekken dat ze op 7 september 1944 dat Japan voornemens had om de onafhankelijkheid van Indonesië ter erkennen. Eind april 1945 installeerden de Japanners een commissie van onderzoek naar onafhankelijkheid. Tijdens de eerste zitten stelde Soekarno de Pantja Sila, vijf zuilen, voor. Op de Pantja Sila zou de republiek moeten rusten.
Op 15 augustus capituleerde Japan. Duizenden jongeren, pemoeda’s genoemd, gingen die dag demonstreren voor een revolutionaire machtsovername. De pemoeda’s ontvoerden Hatta en Soekarno. Ze werden weer vrijgelaten toen ze beloofd hadden de onafhankelijkheid uit te roepen. Dat gebeurde op 17 augustus 1945 door Soekarno. De nieuwe Republiek Indonesië had vooral op Java macht.
Na de capitulatie van Japan werd Indië door de geallieerden bevrijdt. De geallieerden droegen Indië over aan Groot-Brittannië. Zij waren toen dus de baas in Indonesië. De Nederlanders vonden het in eerste instantie beter dat de Engelsen de macht hadden in Indonesië. Het was in ieder geval beter dan de Amerikanen, die waren namelijk heel erg voor vrijheid en dus tegen kolonisatie. Aangezien Nederland Indië nog niet kwijt wilde waren de Engelsen beter. Later bleek dat ze te vroeg gejuicht hadden. In Groot-Brittannië hadden de socialisten namelijk de verkiezingen gewonnen. Zij waren ook voorstander van het dekoloniseren van alle koloniën. Ook waren de meeste Engelse soldaten afkomstig uit Brits- Indië. Zij deden dus ook weinig om het opkomende gevoel van nationalisme te onderdrukken.
Het gevoel van nationalisme kon daarom steeds verder naar voren komen. De oude groepsvorming van de Partei Nasional Indonesia kwam weer terug. Het geloof in nationalisme, socialisme en de Islam werd steeds sterker.
Nederland was ondertussen sterk genoeg om alleen de orde en veiligheid in Indonesië te herstellen. Dan zou het ook beter gaan met de welvaart en Indië zou het weer goed vinden om deel uit te maken van het Koninkrijk Nederland.
In de meeste buitengewesten werd het Nederlandse gezag snel hersteld. Op Java en Sumatera verzette de Republiek zich sterk tegen de terugkerende Nederlanders, wat voorlopig werd gestopt na het onder Britse druk gesloten Nederlands-Republikeinse akkoord van Linggadjati, in 15 november 1946. Daarin stond dat Indonesië zelfstandig was. De Nederlanders waren het daar niet mee eens en veranderden het akkoord. Ze maakten ervan dat Indonesië zelfstandig zou zijn maar dat Nederland nog zou beslissen over defensie, buitenlandse politiek en de belangrijkste financiële zaken. De Republikeinen waren het niet eens met het “nieuwe akkoord”. Daarom loten beide partyen het akkoord met de bedoeling het ieder voor zich uit te leggen. Op 30 november droeg Groot-Brittannië de macht over aan Nederland. Dat was voor Nederland een groot geluk. Nu kon ze namelijk, zonder rekening te houden met buitenstaanders, Indië tot een deelstatenpolitiek maken.
In de buitengewesten werd een begin gemaakt met deze politiek. Hier waren echter ook Republikeinen die ertegen waren. Op de Zuid-Celebs ontwikkelde zich een guerrilla. Die guerrilla werd echter aangepakt door de DST, Depot Special Troepen. Nederland kreeg moest daarna nog een keer onderhandelen met de Republikeinen. Dit mislukte, en toen was oorlog onvermijdelijk.
Op 21 juli 1947 begon Nederland deze oorlog die eerste politionele actie werd genoemd. Tijdens deze oorlog was Nederland in het voordeel. Ze konden snel de rubberplantages en oliegebieden veroveren. Op Java ging het echter moeilijker. De Republikeinen verzetten zich hevig. Ze waren echter slechter bewapend en minder mobiel dan de Nederlanders. Daarom kozen ze ervoor om de guerrillatactiek toe te passen De Veiligheidsraad stopte deze wrede terreur daden door er een stokje voor te steken, daarom werd op 4 augustus de politionele acties gestaakt. Ook andere landen waren het met de Republiek eens. De Veiligheidsraad stelde daarom ook een commissie van goede diensten in om de onderhandelingen weer op gang te brengen zodat het conflict tussen de Republiek en Nederland werd opgelost.
De onderhandelingen vonden plaats aan boord van het Amerikaanse schip Renville. Op 27 december 1947 kwamen ze tot de overeenkomst dat het vuren gestaakt moest worden. Nederland maakte gebruikt van deze nieuwe overeenkomst door nieuwe staten te maken. Hierdoor werd de Republiek teruggebracht tot Midden-Java. In maart 1948 werd er een nieuwe voorlopige federale geïnstalleerd, waarin de Republiek niet vertegenwoordigd was. De Nederlandse politiek dreef de Republiek steeds meer in het nauw. De Republiek eiste daarom steeds krachtiger om een eigen leger, eigen buitenlandse betrekkingen en een zelfstandige heer van de financiën. Voor Nederland waren dit onaanvaardbare eisen.
In oktober 1948 braken er communistische opstanden uit. Soekarno en Hatta onderdrukten deze opstanden. De onderdrukking van het communisme bezorgde staatsman Hatta en Soekarno veel steun uit de VS. De Amerikanen waren heel erg tegen de communisten en waren er daarom dus erg blij mee.
Eind 1948 liepen de onderhandelingen tussen Nederland en de Republiek vast. De Republiek bleef vasthouden aan de gestelde eisen en Nederland wilde daaraan niet toegeven. Daarom kozen ze opnieuw voor een oorlog. Deze wordt de tweede politionele actie genoemd.
Tijdens deze oorlog werd Yogyakarta veroverd en de Republikeinse leiders werden gevangen gezet. Toch hadden Nederland niet echt overwonnen. De guerrilla ging namelijk steeds meer aanvallen. Ook kregen de Nederlanders niet overal de macht in handen. De arrestatie van Soekarno en Hatta was ook geen succes want, die moesten onder internationale druk weer worden vrijgelaten. De deelstatenpolitiek was ook mislukt want alle regeringen van de deelstaten traden af. Ze wilden zo gezegd niet verantwoordelijk zijn voor het onderdrukken van het nationalisme in Indonesië. Kortom, de actie van de Nederlanders was niet geslaagd. Het enige wat ze bereikt hadden was het bezetten van het grondgebied van de Republiek. Toch mocht de Republiek niet worden opgehefd, de Veiligheidsraad verhinderde dat.
Zo kwam het dat Nederland in 1949 in Indonesië zowel politiek als militair machteloos was.
De verenigde Staten dreigden met intrekking van hun Marshall hulp aan Nederland, die deze heel hard nodig voor de weder opbouw van het door de oorlog verwoeste Nederland. Ook de VN gingen zich er veel meer mee bemoeien, ze startte zelfs een missie, de United Nations Commission for Indonesia, INCI. Toch meende Beel dat er door snel handelen nog veel te redde zou zijn. Hij dacht zelfs dat er nog een Verenigde Staten van Indonesië. Het plan van Beel kwam op de volgende punten neer:

· Vorming van de VSI voor 1 april 1949 met federale regering, waarbij wordt uitgegaan van een vertegenwoordiging op basis van een derde Republikeinen en twee derde federalisten.
· Uiterlijk op 1 april 1949 zal Nederland aan de VSI de soevereiniteit overdragen.

Hier was Beel het ermee eens, en ook de Republikeinen. Beel was het ermee eens omdat zijn voordeel zat in de minderheid van de Republikeinen. De Republikeinen dachten, wat later ook zo bleek te zijn, dat de federalisten hun kant zouden kiezen.
Al voor onderhandelingen kwam er een rondetafelconferentie waaraan de federalisten, de Republikeinen en de UNCI deelnamen. Tijdens deze onderhandelingen werd afgesproken dat de Republikeinen de guerrilla zou beëindigen en zou meewerken met het handhaven van de vrede. Nederland moest daartegenover het bezette Yogyakarta ontruimen en de politieke gevangenen vrij laten. Nederland had hier echter grote moeite mee. Beel was het hier ook niet mee eens en trad af. Toch konden alle tegenstanders van deze overeenkomst er niks meer aan doen. Dat kwam door de houding van het buitenland, met name door de houding van de VS.
Eind 1949 kwam men tot een akkoord. De Verenigde Staten van Indonesië werden door Nederland als een onafhankelijke staat erkend. Zij bleven echter wel met Nederland verbonden door de Nederlans-Indonesische Unie, waarvan aan het hoofd Juliana zou staan. Zij had echter geen werkelijk macht. Het Nederlandse parlement stemde met tweederde meerderheid voor en de wet werd veranderd.
Op 27 december 1949 werd de akte van soevereiniteitsoverdracht door Koningin Juliana getekend. Indonesië was toen helemaal vrij van Nederland d want van de federale opbouw van Indonesië en de unie met Nederland kwam niet veel terecht. Na het vertrek van Nederland kwam de macht namelijk bij Soekarno te liggen. Die maakte in rap tempo Indonesië tot een eenheidsstaat onder zijn leiding. De Unie werd in 1956 opgeheven omdat ze niet veel voorstelde.
Het volgende conflict tussen Indonesië en Nederland werd veroorzaakt door de Zuid-Molukken. In 1963 werd de soevereiniteit over dit gebied overgedragen aan Indonesië. Dat was niet wat de Zuid-Molukkers wilden. Ze wilden een zelfstandige deelstaat hebben. Nederland was echter niet bereidt en in staat om deze belofte waar te maken.

Deelvraag 4. De politieke gevolgen na de dekolonisatie

Op 27 december 1947 was Indonesië een federale staat. Dit kwam doordat de Nederlanders het zo hadden gemaakt. De politieke leiders in Indonesië vonden dit echter maar niks. Ze besloten van Indonesië een eenheidsstaat te maken waarin de centrale regering alle macht had. Doordat Indonesië een eenheidsstaat werd veranderde ook de naam, de Republiek van de verenigde staten van Indonesië zou voortaan Republiek Indonesia heten. Aan het hoofd van deze regering zou president Soekarno staan. Soekarno zou dit land gaan besturen met de door hem bedachte ideologie, de Pantja Sila, wat de vijf beginselen betekent. Deze vijf beginselen waren:

1. Geloof in één God
2. Nationalisme
3. Internationale broederschap
4. Sociale rechtvaardigheid
5. Democratie

Toch braken op verschillende plaatsen opstanden uit tegen deze vorm van regeren. In 1957 groeiden deze opstanden uit tot een burgeroorlog. President Soekarno gaf de democratie de schuld van deze burgeroorlog. Een volksvertegenwoordiging met verschillende partijen zorgde voor teveel verdeeldheid vond hij. Daarom veranderde hij de grondwet, de president zou voortaan meer macht krijgen dan de volksvertegenwoordiging. Het leger, die veel aanzien en macht had, hielp hem hierbij. Het leger wilde echter ook politieke macht in Indonesië. Ze hadden er recht op vonden ze omdat, ze Indonesië van de Nederlanders hadden bevrijd. Soekarno kon er niks aan doen, hij had het leger nodig om de politieke opstanden in Indonesië te onderdrukken.
Omstreeks 1960 namen de militairen steeds meer dingen over, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse bedrijven. Alle Nederlanders moesten namelijk het land verlaten. Er was nog meer aan de hand in Indonesië. Het ging namelijk steeds slechter en de communistische partij kreeg steeds meer macht. De militairen werden bang voor de communisten. Ze waren bang dat hun bezit en voorrechten afgepakt zouden worden door ze.
In 1965 werd een staatsgreep gepleegd. Er werd gezegd dat de communisten het hadden gedaan. Daarom namen de generaals de macht over. Ze beweerden dat ze wel moesten omdat de communisten een revolutie wilden beginnen. Veel mensen geloofden dit. Alle communisten en mensen die van communisme werden verdacht werden opgepakt en vermoord. In totaal zijn er zo een half miljoen mensen vermoord en honderdduizenden gemarteld en gevangen gezet. Een van de generaals, Soeharto, werd de nieuwe president. Soekarno moest in 1966 zijn macht overdragen aan Soerhato. Hij werd alleen pas op 27 maart 1968 officieel president van de Republiek Indonesia. Soekarno stierf in 1970.
Soeharto liet het parlement bestaan maar, in werkelijkheid had hij alle macht. Hij voerde wel een veel beter beleid dan Soekarno. Hij liet de bevolking hard werken aan de eenheidsstaat. Het ging economisch ook veel beter. Ook de rust keerde weer terug. Toch brak in 1998 een economische crisis uit. Zoals aan het begin van de strijd naar onafhankelijkheid ook was gebeurd, gingen veel studenten de straat op en protesteerden. Het waren niet alleen de studenten die protesteerden. De gehele bevolking kwam in opstand. Daarom trad president Soeharto in 1998 af. Hij werd 27 mei 1998 opgevolgd door president Habibie die beloofde het land economisch beter te maken, meer democratischer en de rust weer te laten terugkeren. Na Habibie kwamen er nog twee andere president. Als eerste kwam Abdurrahman Wahidi en daarna, Megawati Sukarnoputi. Zij is de eerste vrouwelijk president van Indonesië en de dochter van Soekarno. Maar de huidige president die het in de laatste verkiezen heeft gewonnen is, Susilo Banbamg Yudhoyohno

Conclusie (antwoord op hoofdvraag).

Toen de Nederlanders 400 jaar geleden voor het eerst in Indonesië aankwamen, wisten ze niet waar ze in terecht kwamen en wat ze daar konden, en zouden aanrichten. Behalve westerse gewoonten namen ze ook het katholicisme mee. Dit had een grote invloed op de veelal Islamitische bevolking. De kolonisatie van Indonesië verliep volgens mij net zo rumoerig als de dekolonisatie. Na de Tweede Wereldoorlog riep Soekarno al de onafhankelijkheid uit, maar het was niet eerder dan 27 december 1949, dat Nederland de soevereiniteit over Nederlands-Indië overdroeg, en de republiek Indonesië officieel tot stand kwam. De grondleggers hielden vast aan de nationale leus “eenheid in verscheidenheid”, Indonesië zou een tolerante, vreedzame republiek worden. Maar daar is niks van terecht gekomen. De eenheid onder de bevolking is verdwenen. Door de verscheidenheid aan religies, culturen en middelen van bestaan zijn overal conflicten en problemen die niet zomaar opgelost kunnen worden. Was het Nederland, die het nu steeds meer oplaaiend vuur van haat en geweld tegen andere religies of culturen aangestoken heeft? Oftewel is Nederland de oorzaak van alle problemen in Indonesië? NEE. Ik denk van niet. De Molukken kennen al geruime tijd onenigheden over landsgrenzen, of over de schaarse middelen van bestaan, die veel verder terug gaan dan de komst van de Europeanen. Wel wakkerde Nederland met zijn komst en het koloniale bewind de spanningen aan. Het waren de Nederlanders die de plaatselijke adel overhaalde zich te bekeren tot het christendom, maar ook de Portugezen, brahmanen en boeddhistische monniken probeerden de mensen over te halen tot hun geloof. Dus niet Nederland alleen. Nu de media in Indonesië weer vrijuit mogen schrijven zijn er een aantal belangrijke problemen boven water gekomen. Er is ook een andere, nieuwe mogelijkheid voor de bevolking in Indonesië, die de problemen meer toegankelijk en openbaar maakt: Internet.
Het gebruik ervan neemt steeds meer toe, en dat is zeer goed want nu kunnen de mensen problemen die zich afspelen openbaar maken en hun mening hierover uiten, zodat ze dat niet met geweld hoeven te doen.
Maar een ding is zeker: In Indonesië moet nog veel veranderen op het terrein van de politiek, de economie, de rechtspleging en het onderwijs, al wat maar nodig is voor het creëren van een nieuwe cultuur, gebaseerd op respect voor de rechten van de mens, welke etnische afkomst, cultuur of religie dan ook. Eenheid in verscheidenheid, dat is waar Indonesië naar moet streven, maar er is nog een lange weg te gaan.

De conclusie is dus: Ja, de gevolgen van de deel vragen hebben een verband met elkaar op het huidige Indonesië. Indonesië voor de dekolonisatie was al vrij moeilijk om te regeren. Maar na de dekolonisatie al helemaal. De structuur was weg en mensen wisten niet wat ze moesten doen. Op het heden is dat een stuk minder maar zoals hier boven al staat. Indonesië heeft nog een hele lange weg te gaan om een goed stabiel land te zijn in de factoren, politiek, cultuur en economie.

Nawoord

Dit was het dan. Mijn verslag over de gevolgen van de dekolonisatie. Ik heb er echt lang over gedaan. Het was dan ook belachelijk veel om te doen. Met al de boeken die ik voor dit heb moeten lezen. Ook nog wel merendeel in het Indonesisch dus dat sloeg echt alles. Maar met af en toe de hulp van moeder en een woordenboek kwam ik er aan.

Indonesië, het land met meer dan 13000 eilanden om te regeren. Ik kan me het maken van dit verslag alleen maar voorstellen hoe moeilijk dat is. Bijvoorbeeld de politiek voor de kolonisatie was het een probleem, want niemand wist dat het archipel bestond. Toen eenmaal de kolonisten aankwamen begon het land zich te ontwikkelen door de export van het land. Het werd een zogenaamde ‘exploitatie gebied/land’. Maar het begon pas echt toen de Nederlanders aan kwamen om het land te bezetten. Zo ontstond Nederlands-Indië.

Nederlands-Indië onder het bewind van Nederland had Indonesië het zwaar. Tuurlijk, niemand wilt overheerst worden door buitenstaanders. Maar ja er was structuur, economie en zo bloeide het op. Ook de cultuur van Indonesië kreeg eigenlijk zijn eigen. Door de gevolgen van nationalisme in Indonesië maakte ze zich los van hun overheersers de Nederlanders. Na dekolonisatie kreeg Indonesië het best zwaar omdat ze nu het zelf moesten gaan doen in de politiek en economie en tot op heden heeft Indonesië het zwaar.

Al met al door dit verslag ben ik heel wat wijzer geworden hoe het er aan toe ging in Indonesië. Ik weet ten minste niet alleen maar de bekende vakantieadresjes maar nu ook fijn meer over de geschiedenis, politiek, economie & hoe hun cultuur in elkaar steekt. Dus als ik de volgende keer daar naar toe ga. Heb ik wel weer wat meer aan gesprek om te praten met mijn familie.

Tot slot wil ik nog even iedereen die mij in dit werkstuk heeft willen helpen/ begeleiden wat dan ook. Ook hoop dat al jullie hulp geresulteerd heeft in een goed punt voor dit werkstuk.

Logboek

In de 4e klas zijn we eigenlijk al klaargestoomd voor het profielwerkstuk.
Maar onderwerp en vak werd pas duidelijk in het examenjaar.
Nadat ik in het begin van het jaar me had op gegeven bij dhr. Deusings had ik dus een onderwerp en vak.

Het enige gesprek met dhr. Deusings was op 14 oktober om 8:50 uur
Maar Dhr. Was het vergeten dus het gesprek volgde 2 weken later na een de lessen.
Hier werden de Hoofdvraag & Deelvragen behandeld en de boeken die ik zou kunnen gebruiken

Ik ben met de boeken tot aan eind februari bezig geweest om ze uit te krijgen en notities te maken voor het verslag. Dus ik ben eigenlijk ongeveer 4 maanden bezig geweest om al de informatie door te spitten.
1 maart ben ik begonnen aan het verslag en ik had het op 3 maart af. Maar ik hoorde dat de des betreffende docent Dhr. Deusings afwezig was door een operatie/ ongeluk? Maar ik denk dat hij binnenkort weer aanwezig zal zijn. Dus ik hoop dat ik het snel mogelijk kan inleveren anders heb ik gezeik.

Bronnenlijst

Buset! Belanda ada disini! (Prof. Wahid Satanyada)

Indonesia: politik dan ekonomi korrupti (Mrr. Soekartini S.H.)

Indonesië: cultuur, politiek, samenleving & economie (D. Vlasblom)

Indonesie.pagina.nl

Het Nederlandse belang bij Indië (H. Baudet, M. Fennema)

Merdeka untuk Indonesia (Prof. Wahid Satanyada)

The history of Indonesia (Gavin McMahon)

Geen opmerkingen: