Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

maandag 17 maart 2008

Samenvatting Geschiedenis China

1 Inleiding China tot de dood van Soen Jat-sen ± 1850-1925:

§1 Het oude China
In het China (<1900) speelden tradities een grote rol, men bleef over levensgewoonten en landbouwmethodes gelijk denken
Confucius: ± 500 v. Chr.
- Men moet leven in overeenkomst met de natuur.
o In de natuur had alles een vaste plaats. Men moest leven naar de plaats die zij in de natuurlijke orde had gekregen.
o Dit kon alleen als volgens oude regels en voorschriften werd geleefd. Deze waren oud en eerbiedig, dus absoluut geldig.
- Keizer (zoon des hemels) moest volgens de natuur orde handhaven. Was de orde verstoord (inval barbaren, binnenlandse onrust, natuurrampen) dan betekende dit dat de keizer tekort schoot.. Hij had het hemelse mandaat verloren.
Confucianisme, dit is conservatief, autoritair en bevestigt de verhoudingen tussen staat en maatschappij.

De gehele bovenlaag van de Chinese maatschappij waren grootgrondbezitters, hieruit kwamen de ambtenaren voort. Het grootste deel van het volg bestond uit boeren, zij kregen zware lasten opgelegd en veroorzaakte dan ook veel opstanden.
Typerend voor de samenleving was het familiesysteem. Het gezag van het hoofd van de familie (grootvader of vader) was bijna absoluut. De onderlinge verbanden van familie waren zeer groot. Een aantal families met 1 gemeenschappelijke stamvader noemen we een clan. Deze stond o.l.v. de oudste rechtstreekse afstammeling van de stamvader. Een clan had veel macht en grote bevoegdheden in een gebied.

Chinezen voelden zich boven andere volkeren qua beschaving. Vreemde kooplieden werden als barbaren beschouwd en moesten vaak een schatting betalen.

§2 De komst van de vreemdelingen
De Portugezen waren in de 16e eeuw die eerste die China via zee bereikten. Na hen, wilde andere volkeren handelsbetrekkingen met China. De Chinezen hadden hier echter geen behoeften aan Europese producten en ergerde zich aan de Europeanen die niet tegen hen plus hun beschaving opkeken. Slechts in bepaalde gebieden werd op beperkt gebied handel gedreven met de Europeanen. Men besefte niet dat de Europese wetenschap en techniek die van China voorbij raasden en hun vloten plus leger sterk overtroffen. In 1840 werd China vanuit Europa gedwongen een aantal verdragshavens te openen voor Europese havens.

China verloor de Opiumoorlog tegen Engeland. Deze oorlog kwam er doordat China de invoer van drugs officieel wilde verbieden. In 1842 moest China Hong Kong afstaan aan de Engelsen, plus 5 verdraghavens (Kanton, Sjanghai) openen voor de handel. Europa kreeg exterritoriale rechten in dit gebied en kon binnen korte tijd concessies krijgen.

In de 2e helft van de 19e eeuw viel China bijna te prooi aan de imperialistisch politiek van Engeland, Frankrijk, Rusland, Duitsland en Japan. Zij breidde hun macht uit vanuit de verdragshavens tot grote delen van te binnenland. In het Noorden gingen grote gebieden verloren (1910, Korea aan Japan). Na de oorlog tussen Rusland en Japan werd Mantsjoerije Japans (1905)

§3 Opkomst van het Chinese nationalisme
China stond machteloos tegenover de vreemde indringers en raakt gedurende de 19e eeuw steeds meer in verval. De laatste keizer uit de Mantsjoe-dynastie was zwak en onbekwaam. Hij had het traditionele regeringsstelsel vermolmd. Er heerste corruptie, omkoping van ambtenaren en de levensomstandigheden van de boeren en arbeiders waren slecht. Er was veel ontevredenheid en er waren veel grote opstanden. In 1860 kon China alleen d.m.v. de hulp van het Westen de anticonfuciaanse boerenopstand bedwingen. In 1900 was er de Bokseropstand, dit was een geheime genootschap van mystieke fanatici die fel tegen vreemdelingen waren. Deze is m.b.v. het Westen en Japan onderdrukt. China werd als dank gedwongen nieuwe voorrechten aan de vreemde mogendheden te verlenen. De Mantsjoe-dynastie was alle macht kwijt.

Bij de jonge Chinese intellectuelen, die in het buitenland gestudeerd hadden en beïnvloed waren door Westerse ideeën, groeide de ontevredenheid. Ze waren de ondergeschikte rol van China en de wantoestanden zat. Zij eisten radicale hervormingen, waardoor de Mantsjoe-dynastie ten val viel. De Japanse overwinnen op Rusland in 1905 was het bewijs dat het Westen niet onoverwinnelijk was. Deze gebeurtenis veroorzaakte een groei van het nationalisme. De revolutionairen beschouwden Soen Jat-sen als hun leider, hij was arts en had in het Westen gestudeerd. Na een mislukte samenzwering had hij het land verlaten, maar hield zich bezig met het organiseren van een nieuwe revolutie. Hij propageerde het nieuwe China gebaseerd op de 3 volksbeginselen:

Hij keerde zich fel tegen het Westerse imperialisme. Hij wenste het lot van de boeren te verbeteren door herverdeling van het grootgrondbezit, wilde de belangrijkste producten van de staat maken (nationalisatie) en de staat moest de industrialisatie in handen nemen. Voor 1949 kwam hier niets van terecht.

§4 De revolutie van 1911
In 1911 ontstond vanuit plaatselijke opstanden een revolutie die tot uitroeping van de Chinese republiek leidde. Soen Jat-sen ging snel terug naar China en werd de 1e president. Maar dat duurde niet lang, hij had geen leger en was niet opgewassen tegen Joeang Sji-Kai wie opereerde in Noord China. Grootgrondbezitters en kooplui zagen meer in Joeang Sji-Kai omdat hij bescherming bood tegen de sociale revolutie van de boeren en arbeiders. In 1912 werd Joeang de nieuwe president en Soen moest het land uitvluchten, de Kwomintang werd verboden. Na de dood van Joeang in 1916 veranderde China in chaos, ze had geen geregeld bestuur meer. In de provincies was de macht in handen van de warlords. Zij bestreden elkaar voortdurend.

§5 China en de vrede van Versailles
Het grote gevaar kwam vanaf Japan. Zij wilde WOI gebruiken om haar invloed in China uit te breiden. In 1917 verklaarde China de oorlog aan Duitsland om verzekerd te zijn van de steun van Engeland en Frankrijk tegenover de dreiging van Japan en in de hoop dat de geallieerden bereid waren de ongelijke verdragen te annuleren. Op de vredesconferentie werd er echter niet naar China geluisterd, maar wel naar de Japanners zij waren namelijk bondgenoten van de geallieerden. Japan kreeg de voormalige Duitse concessies in China, de geallieerden wilden hun voorrechten niet weggeven. De uitbuiting van China ging op de oude voet verder. De Chinezen hadden meer dan ooit de behoefte om radicaal te breken met de traditie en zich te bevrijden van het imperialisme.

§6 De Kwomintang en de communisten, 1923-1927
Na WOI (1914-1918) keerde Soen terug en vormde de Zuid-Chinese Republiek (Kanton,1921). Hij raakte er steeds meer van overtuigd dat de revolutie niet alleen politiek, maar ook sociaal moest zijn. Nationalisme en sociale onterechtheid gaan niet samen. Hij verwachtte niets meer van het Westen. De verhouding met de Sovjet-Unie (SU) was verandert, zij had haar voorrechten vrijwillig afgestaan en waren bereid China te helpen. In 1923 was er een overeenkomst tussen Soen en de SU, de Kwomintang en het nationalistische leger werden door de adviseurs van het Komintern georganiseerd naar Russisch model. De CCP (1921) vormde een eenheidsfront met de KMT. Zo kregen de Russen invloed op China, het was volgens hen niet erg dat de KMT met de CCP samenwerkte, omdat China nog niet klaar was voor een communistische machtsovername. Volgende de Russische communisten moest de communistische revolutie worden geleid door het industrieproletariaat. Het proletariaat was echter zwak ontwikkeld, de industrie stond namelijk nog in de kinderschoenen.

2 Nationalistisch China onder Tsjiang Kai-Sjek, 1925-1949

§1 Het herstel van de eenheid, 1926-1929
In 1925 overleed Soen Jat-sen. In 1926 begon zijn opvolger Tsjiang Kai-Sjek met een opmars, de noordelijke expeditie, tegen Noord China om een einde te maken aan de macht van de warlords en de nationale eenheid te herstellen. Tsjiangs campagne was niet alleen nationalistisch maar ook anti-imperialistisch en antichristelijk. Het herstel van de eenheid moest ook een einde maken aan de invloed van vreemdelingen en het Christendom, dat als een importproduct van het Westen werd gezien. De nieuwe zetel van de nationalistische regering was in 1926, Woehan. De Chinezen drongen daar de Engelse wijk binnen en dwongen de Engelsen terug te trekken. Verschillende posten van zending en missie werden geplunderd en missionarissen en zendelingen werden mishandeld en/of vermoord. Binnen 2 jaar had Tsjiang grote delen van Noord en Midden China veroverd en werden de warlords Tsjiang en de KMT te erkennen. In 1928 viel Peking in Tsjiangs handen en in 1929 sloten de warlords van Mantsjoerije zich aan bij de nationalisten. Naar buiten toe vormde China een nieuwe eenheid, maar zij had niet overal evenveel invloed. Ze moesten het namelijk bij verschillende warlords op een akkoord gooien. De nieuwe hoofdstad van China werd Nanking.

§2 De breuk tussen KMT en CCP, 1927
Er kwamen radicale veranderingen in de verhouding tussen de CCP en de KMT. Tsjiang behoorde tot de KMT, maar voelde er niets voor om met de communisten samen te werken. Zij hadden hun invloed binnen de regering versterkt en drongen aan op een sociale en economische revolutie. Daar voelde hier niets voor. Er kwam een voorproefje van een dergelijke opstand, de arbeidsorganisaties kwamen in Sjanghai in opstand tegen de nationalistische troepen. De opstand werd geleid door communisten en linkse KMT-leden. Maar bij de nadering van de nationalistische troepen werden zij uit de stad gedreven. Zij werden met bloedig geweld onderdrukt. De CCP werd verboden, de communisten werden vervolgd en uitgestoten door de KMT en de KMT-regering.
Stalin had opdracht gegeven aan de CCP om vast te blijven houden aan de samenwerking met de KMT, hij wilde China als bondgenoot tegen Engeland en zag meer heil in het idee van Tsjiang dan dat van de CCP. Stalin had een machtsstrijd met Trotskie. Trotskie had gewaarschuwd voor de houding van Tsjiang en de KMT-rechtervleugel. Toegeven aan Trotskie zou zijn positie ondermijnen, dus hij gaf de schuld voor deze catastrofe aan de CCP. Volgens hem waren zij rechtse opportunisten die blind waren geweest voor de gang van zaken. Zij hadden zich echter tegen eigen overtuiging in, aan Stalins politieke plan moeten houden.

§3 De vastgelopen revolutie
De revolutie die Soen voor ogen had, was vastgelopen en gewonnen/geëindigd door de nationalistische bezittende klasse. Tsjiang had wel oog voor deze sociale en economische ongelijkheid. Hij was alleen minder sociaal bewogen en meer gericht op de handhaving van rust en orde. Hij wees daarbij weer op het confucianisme. Hij steunde daarbij op de kooplieden die contact hadden met het Westen en grootgrondbezitters. De grootgrondbezitters hadden invloed in het Noordoosten en Zuiden van China, waar de warlords zaten. Hij kon de warlords moeilijk in bedwang houden. De kooplieden, grootgrondbezitters en kleine ondernemers streefden naar het herstel van het bestaande economische systeem. Kleine boeren bleven het meeste betalen. Zij hadden slechts een klein stukje grond of waren pachter. Zij leefden in voortdurende onzekerheid van het leven en eigendom. Zij waren gedwongen belasting te betalen aan generaals en de regering. In sommige streken moesten zij meer dan 20 jaar voorruit betalen. Zij moesten ook voldoen aan grillen van onbetrouwbare ambtenaars die het geld in hun eigen zak staken. Ook kon een commandant dreigen met een geweer om de boer een gedeelte of de gele oogst af te laten staan. Om het bedrijf draaiende te houden moesten zij geld lenen, konden zij dit niet op tijd terug betalen dan konden ze van hun land afgejaagd worden en hadden ze niets meer.
Ook de arbeiders van werkplaatsen en gemechaniseerde bedrijven waren rechteloos, vooral in de buurt van grote havensteden. Deze werden gecontroleerd of geleid door Europese ondernemers. Er ontbraken sociale wetten en de sociale toestanden waren slecht.
Onder de machthebbers nam corruptie en nepotisme toe. Staatsgelden verdwenen in de zakken van privé-ondernemers, de communisten noemden dit: ambtenarenkapitalisme of bureaucratisch kapitalisme.

§4 Tsjiang en het Westen
Er kwam een verbetering in de verhoudingen met de West-Europese mogendheden na de breuk tussen de KMT en de CCP. Deze verhouding is in 1926-1927 heel gespannen geweest. De nieuwe nationalistische regering en Tsjiang werden erkend en hij wist d.m.v. verdragen de Westerse mogendheden te bewegen en de meeste concessies op te geven.Ook wist hij de Westerse ondernemers erin te interesseren om te beleggen in de ontwikkelingen voor industrie, mijnen, spoor- en landwegen. Economisch lag China ver achter op Europa, de VS en Japan. De industrialisatie was heel beperkt en met het wegennet was het zeer droevig gesteld was. De meeste industrie lag rond de grote havensteden (Sjanghai) en waren in handen of werden gecontroleerd door westerse ondernemers. Deze achterstand was te verklaren door een gebrek aan kapitaal, traditie (een goede belegging is een belegging in grond) en de politieke onrust. Plus zou het Westen als imperialistische overheerser geen belang hebben bij een sterk concurrerend en economisch China. Dit zou alleen maar nadelig zijn.

§5 De Japanse dreiging, 1931-1936
Aan het einde van de 19e eeuw wilde ook Japan China binnendringen. China moest in de 20ste eeuw Korea afstaan en Japan kreeg grote invloed in Mantsjoerije. In 1931 lokt Japanse militairen een conflict uit in Mantsjoerije. De aanleiding: de moord op een Japanse kapitein en een aanslag op een spoorweg in Zuid Mantsjoerije die tot Japan behoorde. Japan begon de jacht op de Chinese bandieten en breidde zich uit tot over heel Mantsjoerije, de jacht eindigde toen de staat Mantsjoekwo werd uitgeroepen onder Japanse bescherming. De Volkenbond veroordeelde dit optreden van Japan en eiste dat ze zich terug zouden trekken tot de spoorlijn. Het enige wat er gebeurde was dat Japan zich terugtrok uit de Volkenbond en zei dat de staat Mantsjoekwo was ontstaan uit de spontane wil van het Mantsjoerijse volk. Japan wist vanuit Mantsjoekwo door te dringen tot Peking. Zo heeft de Japanse python in grote trekken, delen van Noord China kunnen verzwelgen zonder enige weerstand. Er werden steeds spionnen vooruit gestuurd, waarna de agenten volgden die de machthebbers omkochten of wegintrigeerden. Daarop volgden de provocaties, ultimata, troepen, schietpartijen, wapenstilstanden en nieuwe geruisloze annexaties. Tsjiangs houding tegen de Japanse agressie was matig, hij wilde eerst de CCP afwerken die geleid werd door Mao Tse-Toeng voordat hij de Japanners zou aanpakken. Tsjiang bracht de agressie voor de Volkenbond, dit had geen succes omdat geen enkel Westers land een conflict met Japan kon riskeren. In Europa hadden ze al te doen met Hitler. China probeerde hulp te krijgen van de SU, de relatie was sinds 1926 al verbroken geweest, dit had geen resultaat. Tsjiang probeerde ook te werken via het Chinese principe: Versla barbaren door barbaren. Dit en ook zijn 1e doel, het vernietigen van het communisme in China, waren mislukt.

§6 Tsjiang en de communisten, 1927-1936
In 1927 waren we 2 soorten communisten:
- Communisten die werkzaam waren in steden en zich richtte op het
industrieproletariaat.
- Communisten die werkzaam waren op het platteland en zich richtte op het
plattelandsproletariaat. Zij stonden o.l.v. Mao Tse-Toeng en zijn aanhang.
De industireproletariaat-communisten zagen de arbeiders als revolutionairen. Zij vonden de boeren, net als Lenin, conservatief, klein-burgerlijk en moeilijk te organiseren. Mao had dezelfde mening totdat hij 2 miljoen boeren in een communistische boerenbond had laten organiseren in de provincie Hoenan. In zijn Hoenan rapport uit 1926: “Op het huidige tijdstip moet de grote betekenis toegekend worden aan de hoge vlucht, die de boerenbeweging genomen heeft. In de allernaaste toekomst zullen verscheidene honderden miljoenen boeren in opstand komen, zij zullen wild en onstuimig zijn als een orkaan en geen macht ter wereld zal hen kunnen tegenhouden. Zij zullen alle imperialisten, alle militaire despoten en corrupte ambtenaren, de dorpstirannen en alle minderwaardige adellijke heren in hun graf helpen.”

Na de breuk trok Mao met zijn volgelingen het bergland van Kiangsi in Zuid China in. In 1931 richtte hij de Chinese Sovjetrepubliek op. Het land van de grootgrondbezitters werd afgepakt en verdeeld onder de kleine boeren. Mao richtte ook het Rode Leger op, dat kende strenge discipline en deed niet aan plunderingen of diefstal. Dit in tegenstelling tot de rest van China. 1 van de taken van het Rode Leger was het helpen van boeren met de landbouw. Ook voerde zij een voortdurende guerrilla tegen de troepen van de KMT. In 1932 voegde de door Tsjiang uit de steden gedreven communisten zich bij Mao. Mao werd de algemene leider van de CCP.
In een grote omsingelingscampagne sloten de troepen van Tsjiang het gebied van de communisten in. De druk werd te groot en het lukt de communisten om door de barricade te breken. De lange mars van 1934-1936 naar Noord China begon. De tocht was bijna 10.000 km lang en soldaten, boeren, vrouwen en kinderen moesten door de meest onherbergzame gebieden trekken. Daarnaast was er ook altijd het gevaar voor aan aanval van het nationalistische leger. In 1936 vestigde ze zich, na zware verliezen te hebben geleden, rond Jenan, daar waren ze betrekkelijk veilig voor de legers van Tsjiang. Het ligt bergachtig en strategisch gunstig. De lange mars was geen geringe prestatie, de communisten waren aan hun vernietiging ontkomen en konden zich nu hergroeperen. Tijdens de tocht hadden zij de belangen van kleine boeren tegenover de grootgrondbezitters verdedigd. Ze lieten de boeren kennismaken met hun revolutionaire denkbeelden. Mao zag de toch als een manifest, propagandakoers en een zaaimachine. Hij verkondigde dat Tsjiang en zijn aanhang totaal onbekwaam waren en er nooit zulke hoge idealen zullen zijn als deze.

§7 Verenigend Front, 1936
Tsjiangs opzet om het communisme in China te vernietigen was mislukt. Er kwam steeds meer verzet tegen de anticommunistische politiek omdat de slagzin van de KMT; vereniging vóór verzet, de Japanners de gelegenheid gaf China binnen te dringen. In Jenan bedacht Mao een propaganda voor een einde aan de strijd, hij bedacht dat er een nationalistisch-communistisch front tegen Japan zou moeten komen. In 1936 stuurde Mao een telegram naar de regering in Nanking om met het verleden te breken en de burgeroorlog te beëindigen nu het volk op de rand van ondergang stond. Als Tsjiang hevig in verzet zou gaan, zou dit vroeg of laat door het volk worden uitgespuugd, en zijn eigen ondergang creëren. Tsjiang weigerde te reageren. Eind 1936 gebeurde het Sian-incident: Tsjiang werd opgepakt door een bevelhebber van de KMT die contacten had met de CCP, hij werd in Sian gevangen genomen en gedwongen mee te werken. Het Sian-incident had voor de toekomst verstrekkende gevolgen. De Verenigend Front-politiek, waaraan Mao sinds 1936 vasthield, was in de ogen van de communisten onmisbaar om aan de macht te komen. Eerst zouden de KMT en de CCP samen tegen Japan vechten. Sinds 1945 keerden diverse groepen zich tegen de KMT door ontevredenheid. De CCP kreeg de kans om deze te creëren en hier leiding over te krijgen, om zo de macht in de staat te pakken te krijgen. Verenigend front betekende dat de CCP niet de partij van de minderheid was, maar een partij was die brede lagen van de ontevreden massa steunden. De CCP was een echt volkspartij, omdat zij de boeren en arbeider, maar ook de kleine bourgeoisie en de nationale bourgeoisie(vooral intellectuelen die ontevreden waren over de KMT) steunden.

§8 De Chinees-Japanse oorlog, 1937-1945
De Japanners besloten om snel te handelen, een militair incident in 1937 in Peking was de directe aanleiding voor China om snel in te grijpen. Maar vooral omdat Tsjiang geen verlies dulden, de strijd ging al snel om geheel China i.p.v. Noord-China. Nationalistisch en communistisch China bood heftig tegenstand. In 1937-1938 werden de provincies in Noordoost en Middenoost-China veroverd door Japan. Tsjiang werd gedwongen de regering van Nanking naar Tsjoenking te verplaatsen. Japan zag het voordeel van een reusachtig achterland en de onverslaanbaarheid van Tsjiang in dus veroverde in de herfst van 1938 alle havensteden in Midden en Zuid-China. Zo kon Tsjiang geen hulp van buitenaf krijgen en moest hij wel een keer capituleren. Van 1939-1944 staakten de Japanners de aanvallen en de frontlinies veranderden niet veel. Pas aan het einde van de oorlog deed Japan nog een poging om Oost en Zuid-China te veroveren.
Bij de nationalisten werd vanaf 1938 de oorlogsmoeheid steeds sterker en hielden het geweer bij de voet. De corruptie en hoge ongelijkheid van boeren en arbeiders nam weer toe. Bij de communisten, die in Noord-China zaten, was het sterk tegenovergesteld. Zij voerden een onafgebroken guerrilla tegen Japan, zelfs achter de Japanse linies. Zij breidde haar invloed in Noord-China sterk uit. Ze mobiliseerden de boeren in de strijd tegen Japan. Ze voerden ook een strijd tegen analfabetisme en ziekten. Ze organiseerden boerencoöperaties, dit alles was niet alleen om de strijd met Japan, maar ook voor de inrichting van de nieuwe samenleving.

§9 Het uiteenvallen van het Verenigend Front, 1942-1945
Na 1941 nam de spanning tussen de CCP en KMT weer toe. Beide partijen waren zich al aan het voorbereiden op de nieuwe burgeroorlog en wilde zieltjes winnen. De spanning werd steeds vijandiger en er kwamen vaker incidenten tussen de partijen voor. Tsjiang hield zijn beste leger reserve voor de burgeroorlog en blokkeerde de hulp voor de CCP die de VS aan China bood sinds eind 1941. De CCP infiltreerden ook gebieden van de KMT. Ook was de verzwakking van het Verenigend Front te merken in Mao’s denken. In 1940 schreef hij nog: “Over de nieuwe democratie” waar alle revolutionaire partijen in verwerkt waren, met de KMT. In 1945 schreef hij “Over de coalitieregering” met een Verenigend Front van arbeiders, boeren, kleine bourgeoisie en nationale bourgeoisie o.l.v. de CCP, zonder de KMT.
In augustus 1945 gaf Japan zich over. Beide partijen gingen zo snel mogelijk naar de overgegeven gebieden. De KMT ging naar de steden in Mantsjoerije en Oost-China, ze gebruikten de Amerikaanse transportvliegtuigen. De CCP ging naar grote delen van het platteland van Mantsjoerije, Noord- en Nooroost-China. Op dat moment waren de tegenstellingen onoverbrugbaar. De VS probeerde China te bemiddelen d.m.v. een delegatie o.l.v. generaal Marshall, maar tevergeefs. In 1946 brak er weer een burgeroorlog uit.

§10 Burgeroorlog en overwinnen van de CCP, 1946-1949
De KMT had enkele overwinningen, het succes duurde niet lang. Er heerste weer ontevredenheid a.g.v. corruptie, zelfverrijking van de KMT-machthebbenden en inflatie. De prijzen waren ongekend hoog. De VS, die Tsjiang aanvankelijk steunde, drong aan tot een grotere democratie en herverdeling van het grootgrondbezit, dit was tevergeefs. Velen sloten zich aan bij de CCP, het communistisch Volksbevrijdingsleger groeide. Deze legermacht was gegroeid tot ruim 3 miljoen soldaten. De groei bestond uit aansluitende boeren en overgelopen nationalisten. In 1947 begon de CCP met tegenaanvallen. Eerst op kleine schaal, maar vanaf herfst 1948 ook op grote schaal. Tsjiang leed nederlaag na nederlaag totdat de KMT in 1949 ineen stortte.
De KMT week naar Taiwan (Formosa). Op 1 oktober 1949 werd de Volksrepubliek China – Rood China uitgeroepen.

3 De Chinese Volksrepubliek tot de dood van Mao Tse-Toeng; 1949-1976

§1 De democratische dictatuur van het volk
In de zomer 1949, kort voordat de CCP aan de macht kwam in China, publiceerde Mao zijn nieuwe propaganda:“Over democratische dictatuur van het volk.” Hij riep het volk dat voordeel had bij de val van het KMT, om o.l.v. de CCP een democratisch front te vormen tegen de reactionairen en contrarevolutionairen, desnoods met geweld een einde te maken aan hun macht. De “nieuwe democratie” en latere formuleringen waren bedoeld als beginselverklaring, zelfrechtvaardigheid en om twijfelaars het nieuwe zelfbewuste en onafhankelijke China dat het gehele Chinese volk zou vertegenwoordigen. Anders dan in de SU waar maar 1 partij bestond en de dictatuur van het proletariaat gold, zou in China de CCP de leiding hebben maar wel plaats zijn voor meerdere partijen en zou een democratische dictatuur van het volk worden gevormd. Democratisch betekende in Chinese begrippen een grote mate van deelnemen aan het politiek leven door het volk, met het volk bedoelde ze: boeren, arbeiders, kleine en nationale bourgeoisie. Dictatuur betekende het onderdrukken en zonodige met geweld corrigeren van de vijanden van het volk, met de vijanden van het volk bedoelde ze: de uitbuitende klasse en handlangers van het kapitalisme en het imperialisme.
De leiding van de CCP zien we duidelijk in de nieuwe regering van eind 1949, de communisten speelden daarin een overheersende rol en enkele jaren later een allesbeheersende rol. Staat en partij lopen in China parallel d.w.z. dat de partijfuncties en staatsfuncties vaak gecombineerd zijn in 1 persoon en dat partijorganen weer toezicht uitoefenen op staatsorganen. De partij stelt kandidaten voor de regering en deze zijn op grond van de partijdiscipline weer gebonden aan partijbeslissingen. Mao was voorzitter van het Centraal Comité van de CCP met daarbinnen Politbureau, het hoogste partijorgaan, als het Comité van de Centrale Volksregering, het hoogste regeringsorgaan.
Partij en staat hebben ieder een parlement, het Nationale Partijcongres van de CCP en de Politieke Vergadering, die laatst is sinds 1954 Nationaal Volkscongres, zij hebben niet vaal invloed. De Chinese Volksrepubliek is nog steeds totalitair. Dit ziet men niet als iets wat in strijd is met democratie. De partij kent en vertegenwoordigt de wil van de massa. Zij moet ook in de socialistische partij leiding geven aan de massa in de strijd tegen kapitalisme en imperialisme, dat altijd weer terug zal komen. De mens zal ook moeten worden opgevoed tot een bewust communistisch denkend mens. Het zou volgens hen juist ondemocratisch zijn om afwijkende meningen toe te laten omdat dat in strijd is met wat de massa denkt.

Het volk werd direct betrokken in de strijd tegen het kapitalisme en imperialisme. De partij organiseerde massacampagnes waarbij het hele volk betrokken was. Dergelijke campagnes werden georganiseerd rond 1950 tegen de landeigenaren die voor volksrechtbanken waren beschuldigd en werden terechtgesteld. Latere campagnes werden opgesteld tegen personen die zich schuldig hadden gemaakt aan corruptie, verspilling, omkoperij en belastingontduiking. Deze campagnes waren minder gewelddadig van aard. Degenen die deze misbruiken hadden gepleegd, of hadden getoond dat ze een bourgeoisiementaliteit hadden werden in het openbaar zo onder druk gezet dat ze zichzelf beschuldigden, bekritiseerden en beterschap beloofden. Doel van deze campagnes was minder straffen, maar heropvoeden. Degenen die gaan berouw toonden werden zwaar gestraft. Deze campagnes lieten de burger een gevoel krijgen dat zij meewerkten aan de totstandkoming van de communistische partij. Tegelijkertijd werd er indoctrinatie toegepast in de communistisch zin, omdat iedere iedere campagne voorafgegaan werd door een studie van de mening van Mao op het aan de orde zijnde probleem.

§2 Hervormingen
Het is begrijpelijk dat er een dramatische landhervorming werd doorgevoerd waar voorgoed een einde werd gemaakt aan het grootgrondbezit en het pachtstelsel d.m.v. een agrarische hervormingswet. Rond 1953 begon men met de collectivisering van de grond door oprichting van landbouwcoöperaties op lager niveau. Deze coöperaties werden niet gemechaniseerd omdat de industrie daar nog te zwak voor was en in de landbouw was geen gebrek aan mankracht. Mechanisering zou een ongewenste werkloosheid veroorzaken. Het loon berekent op basis van de hoeveelheid arbeid dat ieder lid van de coöperatie had verricht.

Industrie en handel werden genationaliseerd. De CCP vond dat de economie op eigen kracht moest ontwikkelen en dat de zware industrie in 1e instantie ontwikkeld moest worden, de SU had hetzelfde standpunt. Het 1e vijfjarenplan (1953-1957) van China leek dan ook sterk op dat van de SU. Met hulp van Rusland (geld, goederen, technici) werd de productiecapaciteit in de zware industrie sterk opgevoerd.

Op sociaal gebied vonden er ingrijpende veranderingen plaats. De vrouwenemancipatie werd in een huwelijkswet vastgelegd. De vrouw werd volledig gelijkgesteld aan de man. Zij hadden dezelfde rechten, sociale en politieke status. Er werd ook afgerekend met de traditionele familiestructuur. Middelen om dat doel te bereiken waren: de mogelijkheid van echtscheiding, het ontzeggen van het recht aan de ouders om zich te bemoeien met de keuze van een huwelijkspartner voor hun kinderen en het propageren van een huwelijk gebaseerd op liefde niet op belangen van de familie of clan. Zo kreeg de partij een grotere invloed op het familieleven, zo konden ze voorkomen dat families niet of anticommunistisch werden opgevoed.
De gezondheidszorg werd sterk verbeterd, vooral op het platteland.

Het onderwijs werd hervormd en sterk verbeterd. Het analfabetisme werd zo bestreden, maar zo kon ook de communistische leer bij worden gebracht.

De ontwikkeling van wetenschap en techniek werd zoveel mogelijk bevorderd door vorming van een intellectueel kader.

§3 ‘Laat honderd bloemen bloeien’, 1956/1957
Toen de communisten aan de macht kwamen in 1949 brachten zij de revolutie van het platteland naar de stad. In de beginfase kon het nieuwe bewind niet buiten de in de steden wonende intellectuelen bovenlaag van ambtenaren, technici, economen, leraren en kunstenaars. Aan de ene kant hadden zij hen nodig, maar aan de andere kant waren zij verdacht omdat ze meestal niet uit het communistische kamp kwamen. Door de bekeringscampagnes tegen hen verloren de meeste intellectuelen het vertrouwen in het bewind, terwijl zij in het begin bereid waren hierin te vertrouwen. Om dit vertrouwen te herstellen moedigde Mao de intellectuelen onder het motto: “Laat honderd bloemen bloeien en honderd denkrichtingen met elkaar wedrijven.” . De kritiek die bij vooral de schrijvers losbarstte op de culturele politiek en de bureaucratie was zo hevig dat in juni 1959 door een Anit-Rechtsen-campagne de vrijheid van meningsuiting werd beperkt.
Kunst en cultuur behoorden in dienst te staan van het volk, revolutie en partij en niet zoals bij de bourgeoisiekunst. Kunst en cultuur waren daarom gebonden aan de voorschriften van de partij. Het doel hiervan was om het communisme uit te dragen en de mensen een revolutionaire geest te geven. Dat gebeurde door middel van de revolutionaire model-opera.
In de literatuur werd gezocht naar een combinatie van revolutionair realisme. Deze romantiek mocht natuurlijk niet in strijd staan met de belangen van het communisme.
Een grote rol speelde de revolutionaire kunst bij het levend houden van het ideologisch enthousiasme bij het experiment dat in 1958 begon en bekend staat als de “Grote Sprong Voorwaarts”.

§4 De Grote Sprong Voorwaarts, 1958-1961
In 1957 zei Mao over de vooruitgang van de revolutie: “Het nieuwe maatschappelijke stelsel is nog maar pas tot stand gekomen en zal nog een periode van consolidatie doormaken. Men moet niet menen dat het nieuwe stelsel op de dag dat het tot stand is gekomen ook dadelijk geconsolideerd zal zijn, dat is onmogelijk. Het moet stap voor stap geconsolideerd worden. Willen wij het definitief consolideren dan moeten wij de socialistische industrialisatie verwezenlijken op het economische front, en verder op het politieke en ideologische front een voortdurende en zeer bittere socialistisch-revolutionaire strijd en socialistische opvoedingscampagnes voeren. Bovendien moeten dan nog verschillende internationale factoren meewerken.”

Mao drong het volk aan dat er nog belangrijke sociale en economische problemen waren en de revolutie nog niet volledig was doorgevoerd.
- De landbouwproductie groeide door de collectivisering, maar minder dan er behoefte naar was in de groeiende industriesteden.
- Daar kwam nog bij dat de industrie slecht in een aantal beperkte gebieden was geconcentreerd en de infrastructuur te slecht was ontwikkeld om goede aanvoer van verder weg liggende gebieden mogelijk te maken.
- Ook was er een overschot aan arbeidskrachten door de collectivisering van de landbouw, die niet terecht konden in de industrie.
Door de Grote Sprong Voorwaarts hoopte Mao deze problemen op te lossen.
Het idee was om de agrarische bevolking in grote volkscommunes te plaatsen van 10.000 tot 50.000 mensen die geleid werden door partijkaderleden. Zij hadden als doel:
- De verbetering van de infrastructuur d.m.v. de aanleg van wegen, bouwen van bruggen, stuwdammen, irrigatiewerken.
- Een grotere variëteit in de agrarische productie creëren d.m.v. het ontwikkelen van veeteelt, bosbouw en visserij.
- Het ontwikkelen van lichte industrie d.m.v. het opzetten van kunstmestfabrieken, kleine hoogovens, fabrieken voor landbouwmachines.
- Het ontwikkelen van handel.
Daarnaast moesten de communes binnen de eigen kring de gezondheidszorg, onderwijs en militaire vorming verzorgen, zij moesten zichzelf dus van onderhoud voorzien. Ze kregen zelfbestuur onder oppertoezicht van de partij. Mao hoopte op deze manier het dreigende arbeidsoverschot als op brede schaal de economie te ontwikkelen.
De Chinese communisten verklaarde in een ideologisch enthousiasme dat de communes het ideaal van een klassenloze, communistische maatschappij naderde door de integratie binnen de communes. Maar al snel moest men toegeven dat er met de Grote Sprong Voorwaarts te hoog was gegrepen. De noodzakelijke kennis ontbrak waardoor veel fouten werden gemaakt. Er waren enkele mislukte oogsten door het ontbreken van deze kennis, maar het kwam mede door natuurrampen. Alleen d.m.v. een streng distributiesysteem van voedsel kon een hongersnood worden voorkomen. De boeren kwamen in verzet tegen de al te sterke collectivisering, omdat het leven in de commune het bestaande familieleven aantastte en zij werden onderworpen aan een strenge discipline die was opgelegd door de fanatieke leiders.
In 1958 werden 100 miljoen mensen aan het werk gezet bij de aanleg van dammen, kanalen, reservoirs en andere irrigatiewerken. Er had vol trots een grondverplaatsing van 450 Panama-kanalen plaatsgevonden. Dit had uiteindelijk rampzalige gevolgen. Grondwater dat dicht bij het oppervlak lag werd weggedraineerd waardoor de bodem uitdroogde. In kalkrijke bodems bracht door capillariteit stijgend water zouten en alkaliën naar het oppervlak waardoor korstlagen ontstonden.
Ook de intensivering van de grondbewerking nam niet-bedoelde resultaten met zich mee. Er werd diep geploegd in grondgebieden met een dunne toplaag waardoor onvruchtbare grond naar boven werd gelegd. Dieper ploegen en dichter zaaien vergde grote nauwkeurigheid met de bemesting, maar deze werd kennelijk niet ingezien omdat veel gewas stierf en de kwaliteit van de bodem op veel plaatsen sterk achteruit ging.
Veel ijzersmeltovens waren na een paar regenbuiten omgetoverd tot hopen modder en steen. Het ijzer dat er gesmolten werd was vaak broos waardoor de producten zoals ploegen en schoffels, noot lang mee gingen. Het kon natuurlijk wel als schroot fungeren, maar de kleine waardetoename die het ruw ijzer op het platteland kreeg, maakte de verdere overbelasting door zwaar beproefd transport niet goed.

Mao trok de consequenties uit de gedeeltelijke mislukking en trad af als staatshoofd, maar niet als partijleider. Er moest een stap terug worden gedaan en de opvattingen over de economie moest opnieuw worden bekeken. De collectivisering werd minder sterk gemaakt door de lagere eenheden binnen de communes, de productiebrigades en productieteams, meer zelfstandigheid te geven. De centrale planningsorganen werden over het hele land verspreid zodat er een closer contact tussen hen en de uitvoerders kwam.
De industriële ontwikkeling bleek belangrijk voor China, maar eerst moesten de landbouw en lichte industrie ontwikkeld worden. Deze zouden het kapitaal leveren voor de ontwikkeling van de zware industrie.
De conclusie die in 1976 werd getrokken is als volgt: De landbouw is de belangrijkste bron voor grondstoffen als de belangrijkste markt voor de lichte industrie die snelle resultaten oplevert met kleine investeringen. Aan de andere kant bevordert de ontwikkeling van lichte industrie het variëren van de landelijke economie en levert meer fondsen op voor de zware industrie. De lichte industrie is daardoor snel gegroeid op basis van de ontwikkeling van de landbouw. Zo kan de zware industrie zich weer in een sneller tempo ontwikkelen op een vaste basis.
Sinds ongeveer 1970 lezen we in de officiële Chinese publicaties een beginnend stadium van welvaart, waaruit blijkt dat ingeslagen weg van 1961 een succesvolle is geweest.

§5 De Culturele Revolutie, 1965-1969
Na de mislukte Grote Spong Voorwaarts ontstond bij veel leidinggevende communisten de behoefte om in rust en op minder onbezonnen wijze verder te werken aan de opbouw van China. Hierdoor stond, volgens Mao en jongere revolutionairen, een gevaarlijke situatie voor de socialistische maatschappij. Volgens Mao was de weg naar de communistische maatschappij, de weg naar een permanente revolutie. Hij vond dat werken in rust met de nadruk op kennis, specialiteit e.d. leidde tot verstarring, verburgerlijking en uiteindelijk tot revisionisme. Niet de ideologische, maar de economische, technische en politieke principes zouden gaan overheersen. Er zou een élite ontstaan van deskundigen die zich boven de massa zou stellen en andere belangen zouden gaan nastreven dan die van de massa. In 1964 zag Mao deze beweging de kop opsteken en daar was de door hem geïnspireerde Culturele Revolutie een reactie op.
Mao was in, navolging van Marx, een aanhanger van de leer van de dialectiek. Volgens hem was de weg naar de communistische maatschappij, een lange weg vol botsingen tussen de proletarisch-revolutionaire lijn en de burgerlijke rechtse lijn. Ook nadat de socialistische partij zou zijn ontstaan, zouden er steeds mensen zijn die de revolutie probeerden af te remmen of het kapitalisme te herstellen. Specialisme was hier een onderdeel van, want de gespecialiseerde was op de grond van zijn kennis vervreemd van de massa waar hij zichzelf boven stelde en zou deze gebruiken om gebruikten om zijn eigen belangen waar te maken. Specialisme is tegen de aard van de mens omdat de mens een polyvalente mens. Specialisme is alleen maar schadelijk voor hem, omdat er maar 1 kwaliteit wordt ontwikkeld.
Mao had een optimistisch vertrouwen in de wil van de politiek gevormde massa. De massa was namelijk in staat barrières te overwinnen en zou bij verstarring in zijn totaliteit gemobiliseerd worden om een doorbraak te forceren, eventueel tegen het bestaande gezag in.
We moeten de Culturele Revolutie dan ook tegen deze achtergrond zien als die massamobilisatie en rectificatiecampagne.

Eind 1965 begon de Culturele Revolutie als een verzet van studenten tegen toestanden in het hoger onderwijs. Zij vonden dat er te theoretisch, te specialistisch en te selectief les werd gegeven. Het werd al snel een verzet tegen kunst, literatuur, wetenschap, denken en mentaliteit, men zag er verstarring en verburgerlijking in. D.m.v. muurkranten maakten de studenten hun ongenoegen duidelijk. Eind 1966 kwamen ook de arbeiders in verschillende steden in beweging tegen de vakbonden, die waren in hun ogen revisionistisch geworden.
De studenten, wie zich organiseerden in rode gardes, en de arbeiders kregen morele steun van Mao en Lin Piao. Het Rode Boekje was de inspiratiebron voor de revolutionairen. Daarin stonden de “Woorden van Voorzitter Mao Tse-toeng”, zij waren verzameld en in 1964 verschenen met de opwekking van Lin Piao: “Bestudeer de geschriften van Voorzitter Mao, gehoorzaam de woorden van Voorzitter Mao en handel volgends de aanwijzingen van Voorzitter Mao”. Het maoïsme beïnvloedde het volk sterker dan ooit, mede door het Rode Boekje. De persoonsverheerlijking van Mao nam ontzaglijke vormen aan, hij werd gezien als de grote roerganger.
De acties van de studenten en boeren richtten zich niet op de toestanden zelf, maar op de personen die de toestanden verdedigden. Deze personen zaten niet alleen in scholen en bedrijven, maar zelfs in de partijtop. Zuiveringen waren aan de orde van de dag.
Bedenkelijk was dat hier en daar geweld werd gebruikt tegen de personen en bezittingen. Links-radicale gingen verkondigen dat de macht en beslissingen in de handen van het volk lagen en niet bij de partij zodat het normale werk op het platteland, in bedrijven, scholen, kantoren e.d. hierdoor ernstig verstoord werden. Al snel merkten dat degenen die de Culturele Revolutie op gang hadden gebracht, dat deze uit de hand dreigde te lopen. Het leger kreeg dan ook opdracht om de belangrijkste instellingen te beschermen. Actievoerders werden aangespoord om terug aan het werk te gaan. Er werd aangedrongen op de vorming van revolutionaire comités, zij moesten als bemiddelaar optreden. Dit had niet veel succes, omdat de links-radicalen de revolutie wilde doorzetten. Er dreigde weer een burgeroorlog. In de tweede helft van 1967 volgde er een massacampagne o.l.v. Mao’s echtgenote Tsjiang Tsjing tegen de uiterst linkse groepen. In de loop van 1968 werd de rust hersteld en werden overal in het land revolutionaire comités opgezet om de samenwerking te verzekeren. In het Beginsel van de Communistische Partij van 1969, dus na de Culturele Revolutie lezen we: “De CCP met kameraad Mao Tse-Toeng als haar leider, is een grote, roemrijke en goede partij en is de leidinggevende kern van het Chinese volk. De partij is gelouterd door lange jaren van klassenstrijd voor het met gewapende hand veroveren en versterken van de macht over staat, de partij heeft zich sterker gemaakt en is opgegroeid in de loop van de strijd tegen zowel de rechtse als de linkse opportunistische lijnen en de partij gaat moedig en met overweldigend vertrouwen voorwaarts op de weg van de socialistische revolutie eb socialistische opbouw. De socialistische maatschappij strekt zich uit over een vrij lange historische periode. Gedurende deze hele periode zijn er klasse geweest, klassentegenstellingen en klassenstrijd. Er is strijd geweest tussen de socialistische en kapitalistische weg, er is altijd het gevaar geweest voor de ondergrondse activiteiten en agressie van de zijde van het imperialisme en het moderne revisionisme. Deze tegenstellingen kunnen alleen opgelost worden door in woord en daad af te gaan op de marxistische theorie van de voortgaande revolutie”.

§6 China na de culturele Revolutie, 1969-1976
De grote overwinnaars waren Mao en Lin Piao. Hij heeft niet lang kunnen genieten van zijn positie als tweede man in de Volksrepubliek. In 1971 werd hij ten val gebracht en kwam op geheimzinnige wijze om het leven. De val van Lin Piao was voor het volk een geruststellend teken dat het leger weer onder de macht van de partij stond. Mao was er ondertussen bewust van geworden dat campagnes als de Culturele Revolutie slecht voor economie en technische ontwikkeling van China waren. De leuze werd weer opbouw en de gedachte aan de permanente revolutie vervaagde. Er was geen winst gemaakt met de Culturele revolutie; er hadden geen wezenlijke veranderingen plaatsgevonden in de politiek en economie.
Je krijgt het beste beeld van de Culturele Revolutie als je bedenkt dat Mao als hoofddoel had de bureaucratie en andere vormen van verstarring te doorbreken. Dan moet je wel onderscheid maken tussen Mao Tse-Toeng als denker en als politicus. Mao’s filosofische denkbeelden waren de drijfkracht van de Culturele Revolutie. Als hij bij bewust zijn komt na de Culturele Revolutie kun je zeggen dat hij zijn politieke inzicht heeft gebruikt. Deze redenering kan de Maoïsten te kans geven om de Culturele Revolutie als een zege te zien van Mao de denker, en de huidige voortdurende situatie als een zege van Mao de politicus. In beide gevallen kan Mao gezien worden als een grote overwinnaar, hoewel hij als politicus op belangrijke punten wel in strijd was met die van de Culturele Revolutie.

Na de dood van Mao(9 september 1976) zien we een duidelijke reactie op de Culturele Revolutie. De nieuwe leiders van China stootten de meest radicale groep uit de partij, waaronder ook Tsjiang Tsjing, zij had een leidende rol gespeeld in de Culturele Revolutie en had daarna ook nog grote invloed. Op de partijcongres in 1977 werden lijnen uitgestippeld van stabiliteit, eenheid, rust en orde. Dit waren hele andere geluiden dan die van de Culturele Revolutie. De dood van Mao eindigde een pioniersfase voor de Volksrepubliek. Een pioniersfase wordt vaak gekenmerkt met idealisme, dat kan ook omdat men vaak weinig te verliezen en veel te winnen heeft. Als er eenmaal iets gewonnen is, komt men bij de realiteit en is zij bang om te verliezen wat ze heeft opgebouwd.

4 De Volksrepubliek China tussen de SU en de VS, 1949-1976

§1 De Volksrepubliek kiest voor de SU, 1950-1960
Eind 1949 was het de vraag hoe China zich zou gaan opstellen tegenover de 2 tegenstanders in de Koude Oorlog; de SU en de VS.
De VS hoopte dat China zich onafhankelijk tegenover de SU zou gaan opstellen, als dank zouden ze Mao Taiwan mogen laten veroveren. Die verwachting was niet irreëel omdat de SU zich in de voorafgaande jaren nauwelijks had bekommerd om China. Achteraf gezien is China haar eigen koers gaan varen, maar eind 1949 zag Mao meer heil in een toenadering met de SU.

Begin 1950 sloot China met de SU een verdrag van vriendschap en wederzijdse bijstand. De SU beloofde financiële en technische hulp voor de opbouw van China. In de VS ontstond het schrikwekkende beeld van een Russisch-Chinees complot in het Midden-Oosten. Dat beeld werd erg versterkt doordat in 1950 de communistische Noordkoreaanse troepen Zuid-Korea binnenvielen. Het bewijs voor de schrikwekkendheid van de VS was: in 1950-1951 schoten honderdduizenden Chinese vrijwilligers de Noordkoreaanse troepen te hulp, dit was op het moment dat de Verenigde Naties (VN), dat voor het grootste deel uit Amerikanen bestond, op het punt stond voorgoed een einde te maken aan de Noordkoreaanse troepen.
De Amerikaanse generaal Mac Arthur, opperbevelhebber van de troepen van de VN, dacht aan bombardementen op Mantsjoerije en het gebruik van een atoombom tegen China. Dit ging president Truman te ver, het gevaar dat deze oorlog met Korea zou uitgroeien tot een WOIII was levensgroot. Mac Arthur moest aftreden.
Het conflict met Korea eindigde in 1953. Het eindigde met een wapenstilstand, waarbij de 38e breedtegraad (officiële scheidingslijn), de wapenstilstandlijn tussen Noord- en Zuid-Korea werd. De verhoudingen tussen China en de VS waren bedorven. De VS pasten op China hetzelfde wapen als op de SU toe, containment. De VS stuurde vlootstrijdkrachten naar de wateren van Taiwan; met Japan werd een vredesverdrag gesloten en in 1954 werd de Zuidoostaziatische Verdragsorganisatie, ZOAVO, opgericht. Lid daarvan waren: Australië, Engeland, de Filippijnen, Frankrijk, Pakistan, Nieuw-Zeeland, Thailand en de VS. De VS had weinig ook voor:
- Dat er weldegelijk meningsverschillen bestonden tussen China en de SU, m.n. over grensgebieden.
- Mao had in de 1e periode van de Volksrepubliek meer behoefte aan rust, dit was nodig voor de opbouw van China en de consolidatie van de communistische partijen.
- De steun van de Chinezen aan Noord-Korea kon uitgelegd worden als een reactie op een direct gevoelde bedreiging, omdat de troepen van de VN wel erg dicht bij de Chinese grens kwamen. De VS en hun bondgenoten liet zich teveel beïnvloeden door de Chinese Haat-Amekia-campagne.

§2 De breuk tussen de Volksrepubliek China en de Sovjet-Unie, 1960
Erg lang en erg hartelijk heeft de samenwerking tussen de SU en China niet geduurd. Dat kwam door verschillende punten:
- China maakte aanspraak op volkenkundige motieven, zoals Buiten-Mongolië(Mongoolse Volksrepubliek), de Amoerprovincie en Kustpovincie. Deze gebieden waren in de loop van de 19e en begin 20ste eeuw bezet door de Russen en de Chinezen beschuldigden hen ervan de afscheidingsbewegingen in Sinkiang(Oost-Turkestan) te steunen.
In de 19e eeuw annexeerde Rusland Kazakhstan, Kirgizistan en Sinkiang, zij maakten gebruik van het vervallen van het keizerlijke China. Daarna wekte Mantsjoerije de aandacht voor de Russen en de Japanners. In 1905 moesten de Russen die gebied echter aan de Japanner overlaten na hun nederlaag in de Russisch-Japanse oorlog. In 1911 werd Buiten-Mongolië autonoom met Russische steun. Op de conferentie in Jalta, februari 1945, beloofden de Amerikanen en Engelse aan de Stalin dat hij het bezit van Buiten-Mongolië en herstel van voorrechten in Mantsjoerije kreeg, in de ruil voor steun tegen de strijd met Japan. In 1945 gaven de Russen Sinkiang op en in 1946 trokken zij zich terug uit Mantsjoerije omdat bedrijven gedemonteerd en afgevoerd werden.
- Daarnaast waren er ideologische verschillen. De SU steunde voordat het industrieproletariaat en China het plattelandsproletariaat. Het was een agrarisch communisme in plaats van het Russische industrieel communisme. De Russen vonden dat de weg naar de communistische heilstaat alleen gevolgd kon worden met voltooiing van de industrialisatie, dit was voor China geen dwingende voorwaarde. Volgens China was de weg naar de communistische heilstaat die van collectivisering van verschillende delen van het maatschappelijke volk. Dit gebeurde in volkscommunes, hierbinnen speelde landbouw een hoofdrol. SU was geïrriteerd toen China verkondigden dat de enige juiste en snelle weg naar een communistische partij, de weg van de Grote Sprong Voorwaarts was. Daarop was China geïrriteerd door het feit dat SU de grote nadruk legde op de ontwikkeling van zware industrie, ook in China, dit ging ten koste van de landbouw.
- Een andere oorzaak was de coëxistentiepolitiek die SU partijleider Chroesjtjow in 1956 op het 20ste partijcongres in Moskou afkondigde. De coëxistentiepolitiek werd gebruikt omdat SU bang was dat er een atoomoorlog zou komen, daarin waren alleen maar verliezers. China vond dat een communistische en kapitalistisch land niet vreedzaam naast elkaar kon leven. Maar om dit te propageren werd als verraad gezien aan de revolutionaire antikapitalistische principes van het zuivere communisme. De coëxistentiepolitiek werd met verontwaardiging toegewezen. Volgens Mao waren de imperialisten, dat waren de kapitalisten, slechts papieren tijgers met hun atoomwapens en hadden zij geen macht tegenover de socialistische anti-imperialistische wereldbeweging.
Het imperialisme werd gekenmerkt met agressiviteit, maar men mocht niet alleen aan dat aspect aandacht schenken. Ze moesten ook bedenken dat er nieuwe machtige krachten, het wereldsocialisme, zijn ontstaan die de oorlog bevechten. De tijd van het imperialisme en het koloniale systeem is voorbij, niemand zal meer de wetten van de imperialisten opvolgen. Er zijn uitgebreide vredeszones opgericht waardoor de krachten van vrede en democratie beter gebundeld zijn voor de imperialistische landen. De vraag is zijn deze factoren niet van reële betekenis voor de oplossing van oorlog en vrede?

Een gevolg van de reactie op de coëxistentiepolitiek was dat de SU China niet meer hielp met de opbouw van eigen kernwapens.
- China had zijn bedenkingen bij de economische ontwikkeling van SU omdat deze kapitalistische trekken ging vertonen. China verweet SU ervan dat zij de levensstandaard wilde verhogen, i.p.v. de revolutie te bevorderen, ze maakten daarbij winst en lieten een nieuwe bevoorrechte klasse van specialisten ontstaan.
Al deze gebeurtenissen kun je zien als het streven van een jonge mogendheid om onafhankelijk te zijn en haar eigen weg te bewandelen. Sinds 1955 probeert China contact te leggen met jonge Aziatische landen als: India, Birma, Pakistan en Indonesië. China had grote sympathie op de conferentie van Bandoeng waar 7 Afrikaanse en 23 Aziatische niet-gebonden landen hun problemen bespraken. Dit versterkte de spanningen tussen SU en China, omdat SU in deze jaren contact probeerde te leggen met jong Aziatische en Afrikaanse landen.
De spanningen tussen SU en China werden na 1955 zo groot dat SU zijn hulp in 1960 introk. Vanaf toen stonden beide landen openlijk rivaal en vijandig tegenover elkaar.

§3 Het conflict tussen de Volksrepubliek China en de SU
Het Rode Schisma betekende voor China dat zij nu werkelijk ingeklemd stond tussen VS en SU. Tussen China en SU bestond een sfeer van openlijke vijandschap en rivaliteit.
De SU werd fel beschuldigd van revisionisme en verraad aan de communistisch zaak. Dit bleek uit verdragen met VS: 1963 kernstopakkoord, 1968 non-proliferatieverdrag. De SU had haar ideologische leiderschap in de communistische wereld hierdoor verloren en berustte dat leiderschap nu bij China. De SU werd er zelfs van beschuldigd dat zij zich schuldig maakte aan sociaalimperialisme. Ze wilden haar invloed op de wereld uitbreiden, onder het mom op te komen voor de belangen van het proletariaat.
China was de natuurlijke bondgenoot van de landen in de 3e wereld. Zij stelden dat hun revolutie beter was geweest voor de 3e wereld landen dan de Russische. Het klassieke type van de revolutie in imperialistische landen is de Russische oktoberrevolutie. Het klassieke type van de koloniale en semi-koloniale landen is de Chinese revolutie. Dankzij het succes van de revolutie hebben de denkbeelden van Lenin, aangevuld met die van Mao Tse-Toeng en de ervaringen van de CCP, vele honderden miljoenen mensen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika geïnspireerd.

Waar mogelijk probeerde China sympathie te wekken d.m.v. ontwikkelingshulp. Deze was meestal alleen van symbolische aard, de meeste ontwikkelingslanden wensten niet betrokken te worden bij het conflict tussen China en SU.
Vanaf 1959 verspeelde China zijn opgebouwde goodwill in Azië. In 1959 sloegen zij een opstand neer in Tibet, dat door boeddhistische priesters werd geleid. De Dalai Lama vluchtte naar India. De verhouding met India was verslechterd. Het werd echter nog slechter door een grensoorlog in 1962, waarbij China tijdelijk een aantal gebieden tussen Tibet en India innam die van India waren. Ook leverde SU vliegtuigen aan India tijdens het conflict. In 1965 verloor China haar goodwill in Indonesië. Er werd een opstand veroorzaakt waarvan werd aangenomen dat de communisten, met op de achtergrond China, de stichters ervan waren.

Regelmatig viel China SU met als redenering dat de SU onrechtmatig gezag uitoefende op de gebieden aan de noordkant van China. In maart 1969 ontstonden er gevechten tussen Chinese en Russische patrouilles op eilandjes in de bevroren Oessoeri-rivier, wat de grensrivier tussen Mantsjoerije en de Kustprovincie is. Deze grensincidenten werden uitgelokt door China, zij hadden de redenering dat SU steeds vaker de Chinese scheepvaart en visserij hinderden.

§4 De Volksrepubliek China en de VS, 1960-1971
De verhoudingen van de VS bleven ook na 1960 slecht. Volgens de VS was en bleef China een mogendheid die heel Zuidoost-Azië in haar macht wilde krijgen. Dat bleek volgens hen duidelijk uit de Vietnam kwestie. In 1954 vertrokken de Fransen uit Indo-China. Dit werd verdeeld in de staten Laos, Cambodja, Noord-Vietnam(communistisch) en Zuid-Vietnam. Vanaf 1957 probeerde de Zuidvietnamese communistische Vietcong-beweging, de Zuidvietnamese regering ten val te brengen. Ze kregen hierbij steun van Noord-Vietnam. Naarmate het conflict zich uitbreidde en de strijd heviger werd, gaf VS steeds meer steun aan Zuid-Vietnam(regering). Sinds 1964 namen zij direct deel aan de strijd. China en SU steunden Noord-Vietnam, maar deelden niet direct mee aan de strijd. Voor VS was het duidelijk, zou Zuid-Vietnam in communistische handen vallen dan zou heel Zuidoost-Azië, dus ook Thailand en Australië, in communistische handen raken (dominotheorie). Omgekeerd dacht China dat de steun die VS gaf aan Vietnam en andere Zuidoostaziatische landen typische voorbeelden waren van Amerikaans imperialisme. Dit zou gericht zijn op de uitbreiding van de invloed in Zuidoost-Azië.

§5 Zoeken naar een opening, 1968-1976
Vanaf 1968 trad er een verandering op in de verhouding tussen China en VS. Voorstander van een toenadering tot VS was premier Tsjoe En-lai. Hij was al sinds de Jenan-periode een belangrijk persoon naast Mao, en kwam na de Culturele Revolutie steeds sterker naar voren. Wat Tsjoe En-lai voor ogen had was dat China, naast VS en SU een grote mogendheid werd. Om dat te bereiken moest China ontzag afdwingen door een eigen atoombom te creëren(1967) of een eigen ruimtevaartprogramma (1970, lancering van de 1e Chinese kunstmaan).
Zo zou het mogelijk te zijn om toenadering met VS te zoeken. Vietnam was nog de enige drempel. Maar in 1968 veranderde dat omdat VS bereid bleken te zijn om zich terug te trekken uit Vietnam. Begin 1971 werd het bamboegordijn wat opgetrokken, dit kwam door de pingpongdiplomatie. De 1e contacten waren gelegd en VS wees het voorstel van Albanië, om China in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad toe te laten, niet af. Zo verdween Taiwan uit de volkerenorganisatie.
In 1972 bracht president Nixon een officieel bezoek aan China, daarna ontstonden er regelmatig contacten op diplomatiek niveau. Dit leidde uiteindelijk tot het herstel van de diplomatieke betrekkingen. Wat wil China:
- Door het propageren van de Amerikaanse containment-politiek tegen SU moeten beide mogendheden(VS-SU) elkaar in evenwicht houden, daardoor moet voorkomen worden dat SU zijn militaire macht op Chinese noordgrenzen kan richten.
- Door goodwill te kweken in West-Europa en de Derde Wereld, kan voorkomen worden dat er een nieuw blok tegen China wordt gevormd naast de 2 bestaande blokken: het Amerikaanse blok en het Sovjetrussische blok. Om dit te bereiken verkondigden China de theorie van de 3 werelddelen:
De VS en SU vormen de 1e wereld. Europa, Japan, Canada en andere landen buiten die van de 3e wereld, vormen de 2e wereld. De ontwikkelingslanden in Azië, Afrika, Latijns-Amerika en elders vormen de 3e wereld. De VS en SU waren de 2 supermogendheden, de grootste 2 onderdrukkers en uitbuiters van de 20ste eeuw, zij waren de bronnen voor een nieuwe wereldoorlog. De ontwikkelde landen van de 2e wereld onderdrukken en uitbuiten de ontwikkelingslanden van de 3e wereld. De landen van de 2e wereld worden op hun beurt weer onderdrukt, uitgebuit, gecontroleerd of bedreigt door een van de supermogendheden. Europa is in strategisch opzicht de schakel tot wereldhegemonie. De SU probeerde West-Europa van zijn waakzaamheid te ontdoen, het te verdelen en stukje bij beetje te veroveren. China steunde de vereniging van West-Europa en hoopte dat deze sterk werd.

China praat over angst als ze nadenkt bij de werkelijke bedoelingen van de VS en SU, zij wil tot een soort van verenigend front komen tegen de 2 groten. Het is wel opmerkelijk dat de toon tegen SU veel agressiever is dan tegen VS. SU was volgens hen de gevaarlijkste bron boor een nieuwe wereldoorlog. China en de VS verschilden in sociaal systeem, ideologie en fundamenteel. De landen hebben toch heel wat punten gemeenschappelijk m.b.t. sommige zaken in de toenmalige internationale situatie.

§6 Conclusie
Het verschil tussen het China van 1925 en 1976 is levensgroot. Toen was het een land vol economische en technische achterstand, maar nu is zij op eigen weg haar achterstand aan het inhalen. Toen was het een politiek verdeeld land, nu een land met een centraal gezag. Toen was het een land dat sterk werd beïnvloed door en een ondergeschikte positie had t.o.v. West-Europa, VS en Japan, nu is het een land dat zijn stem laat horen in de wereldpolitiek en de allures van een grote mogendheid heeft gekregen.

Begrippen

Begrippen Betekenis
Hemelse mandaat Machtiging om te handelen.
Confucianisme Geheel van opvattingen en regels verkondigd door Confucius.
Grootgrondbezitters Mensen van de hoogste klasse die grote stukken grond bezitten.
Clan Een aantal families met 1 gemeenschappelijke stamvader.
Schatting Belasting voor vreemde kooplieden.
Opiumoorlog Oorlog tussen China en Engeland rond 1840. China wilde de invoer van drugs vanuit Engeland officieel verbieden.
Exterritoriale rechten Niet onderworpen aan het bestuur en rechtspraak van China.
Concessies Vergunningen.
Corruptie Bedrog door oneerlijkheid, omkoping bij de beroepsuitoefening (omkoperij).
Anticonfuciaanse boerenopstand De opstand van 1860 door boeren die tegen het confucianisme zijn.
Bokseropstand Opstand van een geheime genootschap van mystieke fanatici die fel tegen vreemdelingen waren.
Intellectuelen Mensen die gestudeerd hebben in het Westen.
Nationalisme Actieve beleving dat een volk een eigen eenheid vormt.
Imperialisme Politiek van staatkundige en economische expansie.
Nationalisatie De belangrijkste producten zijn van de staat.
Chinese republiek De regeringsvorm die ontstaat na de revolutie van 1911.
Sociale revolutie De revolutie omdat men wil dat niemand minderwaardig wordt behandeld.
Kwomintang Nationalistische Volkspartij
Warlords Militaire bevelhebbers / Feodale krijgsheren die de macht over een bepaald gebied hadden.
Komintern In 1919, Moskou, opgericht samenwerkingsverband van communistische partijen.
CCP Chinese Communistische Partij.
KMT Kwomintang.
Industrieproletariaat Uitgebuite industriële arbeiders.
Noordelijke expeditie De opmars naar Noord China om de macht van de warlords te beëindigen en het nationalisme terug te brengen.
Anti-imperialistisch Tegen het imperialisme
Antichristelijk Tegen het Christendom

Zending en missie Protestantse en katholieke organisatie die in Woehan zat voor de uitbreiding van het Christendom.
Pachter Een boer huurt een stuk land van een grootgrondbezitter.
Nepotisme Begunstigen van familie en vrienden
Ambtenarenkapitalisme / Bureaucratisch kapitalisme Er heerst corruptie, nepotisme en geld verdwijnt in privé-zakken onder de machtshebbende
Mantsjoerije Dit gebied in Noord China werd veroverd door de Japanners
Mantsjoekwo Zo noemde de Japanners het gebied Mantsjoerije.
Provocaties Uitdaging.
Ultimata Diplomatieke onderhandelaars.
Annexaties Opnemingen.
Industrieproletariaat. Uitgebuite arbeiders.
Plattelandsproletariaat Uitgebuite boeren.
Klein-burgerlijk Strevend naar privé-bezit.
Hoenan rapport Het rapport van Mao over zijn tijd in Hoenan op het platteland.
Kiangsi De plaats waar de communisten voor de lange mars heen trokken.
Chinese Sovjetrepubliek De republiek die Mao had opgezet in het gebied van Kiangsi.
Rode Leger Het leger dat Mao had ontwikkeld.
Guerrilla Burgeroorlog.
Omsingelingscampagne Tsjiang had een omsingeling van de communisten opgezet.
Lange mars De tocht van 10.000 km naar het noorden van China door de communisten.
Sian-incident Een bevelhebber van de KMT liet Tsjiang opsluiten in Sian en dwong hem mee te werken met het Verenigend Front
Verenigend Front-politiek De CCP en KMT gaan samenwerken tegen China, en om de burgeroorlog te beëindigen.
Volksbevrijdingsleger Het leger van de CCP, volksbevrijdingsleger omdat zij het volk zal bevrijden van de barre tijden.
Taiwan (Formosa) De KMT wijkt daar naartoe uit als de CCP aan de macht komt.
Volksrepubliek China – Rood China Het vernieuwde China met de CCP als belangrijkste machthebbende partij. De
Democratische dictatuur van het volk Het volk deelt in grote mate mee aan het politieke leven, wat de massa vindt telt. De uitbuitende klasse en handlangers van het kapitalisme en imperialisme worden onderdrukt en gecorrigeerd.
Contrarevolutionairen De landeigenaren en de leidende klasse die zich onder het KMT-bewind schuldig hadden gemaakt aan uitbuiting.
Partijdiscipline Als je gekozen wilde worden moest je aan de discipline van de CCP voldoen.
Centraal Comité van de CCP Het centrale hoogste partijorgaan van de CCP.
Politbureau
Nationale Partijcongres Het parlement van de partij.
Totalitair Alles is ondergeschikt aan de wil van de CCP en daarbinnen weer de CCP-leiders.
Socialistische partij De maatschappij waarin een einde is gemaakt aan de macht van de privé-bezitters van de productiemiddelen.
Massacampagnes Campagnes waar het gehele volk bij betrokken was.
Volksrechtbanken Rechtbanken waar personen worden veroordeeld waar het gehele volk mag komen.
Zichzelf beschuldigden en bekritiseerden Degenen die de misbruiken hadden begaan werden in het openbaar zo onder druk gezet dat ze zichzelf gingen beschuldigen en bekritiseren.
Heropvoeden Het communistisch denken bijbrengen aan niet-communistisch denkenden.
Indoctrinatie Stelselmatig een bepaalde leer inprenten.
Landhervorming Het opnieuw indelen van stukken grond.
Agrarische hervormingswet De wet die zegt dat akkergronden opnieuw moeten worden verdeeld.
Collectivisering Tot gemeenschappelijk bezit maken.
Coöperaties Samenwerkingsverbanden
Vijfjarenplan Het beleid voor de eerstvolgende 5 jaar.
Vrouwenemancipatie Het vrouwelijk geslachte gelijk maken aan het mannelijk geslacht.
Huwelijkswet De wet die zegt dat mannen en vrouwen gelijk zijn.
Gezondheidszorg Het geheel van mens en welzijn.
Analfabetisme Het niet kunnen lezen en schrijven.
Bureaucratie,. Het onpersoonlijke ambtenarenapparaat, dat alleen werkt op grond van starre voorschriften.
In dienst te staan van het volk, revolutie en partij Kunst moest in diens van het volk, revolutie en partij staan.
Bourgeoisiekunst Kunst in dienst van de bezittende klasse.
Revolutionaire model-opera Een voorstelling waarin d.m.v. zang, dramatische expressie en dans, de strijd tegen het kapitalisme en imperialisme op realistische wijze en in moderne kleding werd uitgebeeld.
Revolutionair realisme Een weergave van de werkelijkheid zoals die zich onder invloed van de revolutie ontwikkelde en revolutionaire romantiek, waarbij teruggegrepen werd op voorbeelden (in onderwerp, stijl) uit het eigen verleden.
Geconsolideerd Duurzame bevestiging.
Volkscommunes Maatschappelijke organisatie in sommige communistische landen waar allen in gemeenschap leven en werken.
Klassenloze, communistische maatschappij Een maatschappij waarin de productiemiddelen beheerd worden door de gemeenschap en waarin geen onderscheid meer was tussen de klassen, d.w.z. groepen met tegenovergestelde economische belangen, want iedereen werkt aan hetzelfde doel.
Hongersnood Er was een hongersnood, doordat er grote fouten werden gemaakt door het ontbreken van kennis en natuurrampen.
Permanente revolutie De voortdurende revolutie
Revisionisme Herziening. Terugvallen op het oude.
Dialectiek Leer van de botsing van tegenstellingen
Proletarisch Betrekking hebbend op de bezitloze arbeidersklasse
Polyvalente mens De mens heeft vele capaciteiten.
Rectificatiecampagne Een campagne om bestaande afwijkingen weer recht te zetten.
Muurkranten Het middel dat de studenten gebruikten om hun ongenoegen duidelijk te maken.
Rode gardes De organisatie van scholieren en studenten, dit was een soort van bewakingseenheid.
Lin Piao De bevelhebber van het Volksleger.
Rode Boekje Het boekje met uitspraken van Mao.
Maoïsme De leer van Mao Tse-Toeng.
Persoonsverheerlijking Het verheerlijken van een bepaald persoon, d.w.z. Mao als een God aanprijzen.
Zuiveringen De vervanging van verdachte personen door betrouwbare personen.
Revolutionaire comités Dit waren comités bestaande uit goede oude kamerleden, opbouwende revolutionairen en vertegenwoordigers van het leger.
Korea De oorzaak dat de relatie tussen de VS en China werd bedorven.
Containment Indamming van de communistische invloed.
Ideologische verschillen Het verschil tussen denkbeelden.
Agrarisch communisme Communisme dat is gericht op het plattelandsproletariaat.
Coëxistentiepolitiek Vreedzaam naast elkaar bestaan van tegenstrijdige stelsels.
Papieren tijgers Bluffen.
Conferentie van Bandoeng De conferentie van (niet-gebonden) 7 Afrikaanse en 23 Aziatische landen waar deze landen hun problemen bespraken.
Rode Schisma De breuk met Moskou in 1960.
Sociaalimperialisme Meer invloed krijgen op de wereld met als mom de belangen van de massa te verbeteren.
Ontwikkelingshulp Zo probeerde China meer sympathie te krijgen dan SU bij de ontwikkelingslanden.
Tibet Daar sloeg China een opstand tegen de grond, wat slechte gevolgen had voor de verhouding met India.
Dalai Lama De hoogste priester van Tibet, dit werd geleid door boeddhistische priesters.
Grensincidenten De gevechten tussen SU en China op de Oessoeri-rivier.
Vietnam. Het land waar communisme en imperialisme tegen elkaar streden.
Indo-China Het land dat Frankrijk tot 1954 als kolonie bezat.
dominotheorie BV: als het communisme Vietnam zou winnen dan zou geheel Zuidoost-Azië in communistische handen vallen, waaronder belangrijke landen als Thailand en Australië.
Atoombom Een van de dingen die China zelf moest kunnen ontwikkelen om een toenadering met de VS te willen krijgen volgens Tsjoe En-lai.
Bamboegordijn Vergelijk het ijzeren gordijn tussen Rusland en West-Europa.
Pingpongdiplomatie Het Amerikaanse tafeltennisteam werd uitgenodigd om in China te komen spelen.
Verenigde Naties
Veiligheidsraad

Aantekeningen:
Vanuit de 5e eeuw voor Chr., was de filosoof Confucius van zeer groot belang voor China. Hij was degene die de Chinezen het belang liet zien van traditie. Hij legde sterk de nadruk op stabiele maatschappelijke verhoudingen en deugden. Dit moest gebaseerd worden op een vast patroon van nauwkeurig omschreven onderlinge relaties van de leden van de gemeenschap. Zowel binnen het gezin als binnen de structuur van de staat. De belangrijkste relaties zijn tussen vader en zoon, broers, echtgenote en vrienden. Het confucianisme vind ook voorouderverering zeer belangrijk. Voorbeeld: Een groot gezin plus vorige generatie, onderhouding van graven. Het confucianisme werd ook het uitgangspunt voor de inrichting van de staat. Men kon alleen ambtenaar worden na het afleggen van een staatsexamen, gebaseerd op het confucianisme. Ambtenaren kwamen vooral uit de groep van de grootgrondbezitters, terwijl de meeste mensen arme boer waren met zware lasten. De keizer was erfelijk staatshoofd. Hij regeerde met een goddelijk mandaat. Als er in het land veel ellende was (hongersnood, oorlog) verloor hij dit mandaat. De familieband was in China zeer belangrijk.

Tot in de middeleeuwen was China zeer in zichzelf gekeerd. Ze vonden zichzelf het beste en voelde zich het rijk van het midden, ze voelde zich hoger dan de rest en wilde niets te maken hebben met hen. Marco Polo zou de 1ste Europeaan zijn geweest die vanuit Europa contacten legde. China hield deze contacten af en had dus niet in de gaten dat na de Middelleeuwen West-Europa op veel terreinen China voorbij streefde. De ontdekkingsreizen en industriële revolutie gaven Europa een opkikker en kwam op voorsprong. Slechts in enkele gebieden werd handel met het buitenland toegestaan.

Rond 1840 raakte China in conflict met Engeland over Engelse import van opium in China. Er brak een oorlog uit die door Engeland werd gewonnen. Gevolg: Engeland dwingt China Hong Kong af te staan. Engeland kreeg toen Hong Kong met zijn natuurlijke haven plus de opening van 5 andere havens. Ook kregen ze vrije handel, lage invoerrechten en de meest begunstigde status. In de loop van de 19e eeuw volgden er nog meer conflicten, waarbij ook andere West-Europese landen concessies kregen. De Chinese keizer was niet in staat China te moderniseren/de buitenlanders weg te houden. Ze heersten in traditie en als zij dit zouden veranderen zouden ze hun goddelijk mandaat verliezen.

Japan was in dezelfde tijd ook een speelbal van het Westen, maar dit land moderniseerde peilsnel tot westerse wijzen. Succesvol want rond 1900 kon Japan zelf een imperialistische koers in gaan varen. Japan kreeg invloed in Korea, Mantsjoerije en zelfs in de richting van Siberië. Japan kwam in conflict met Rusland. 1904-1905 is de Russisch-Japanse oorlog. Japan won uiteindelijk. Dit had 2 gevolgen:
- Stimulans voor het niet-Europees nationalisme
- Rusland bleek zwakker dan het zich voordeed.
In China zelf kwam er steeds meer verzet tegen het falende keizerlijke bestuur. Vooral intellectuelen en mensen die contact hadden met de buitenwereld werden steeds ontevredener en begonnen te denken en te werken aan veranderingen.

Soen Jat-sen was een arts die in het Westen had gestudeerd en hij was de oprichter van wat later de Kwomintang heette. Hij ging uit van 3 beginselen:
- Nationalisme
- Democratie
- Socialisme
Hij was sterk gekant tegen het westerse imperialisme, de arme boeren moesten het beter krijgen, (afschaffing grootgrondbezit) en de staat zou ook de industrialisatie er handen moeten nemen.

In het jaar 1919 is er een revolutie waarbij uiteindelijk de laatste keizer van het toneel verdwijnt. Er ontstaat dan een verwarrende situatie, in het Noorden zijn er diverse warlords aan de macht. Een warlord is een krijgsheer die boven een bepaalde groep staat. Zij voeren oorlog. Er is geen centraal gezag, ze hebben een privé-leger die een stuk land hebben die dat laat verdedigen door zijn legertje. In het Zuiden kwam er de Zuid-Chinese Republiek o.l.v. Soen Jat-sen. Dit China was beter omdat Soen Jat-sen welvaart en herverdeling wilden voor de bevolking.

Aan het einde van de WOI(1914-1918) ontstonden binnen China grote verwachtingen. Versailles, alle volkeren moesten vrij worden gelaten omdat dat de bron van oorlog was. Engeland en Frankrijk waren het hier niet mee eens omdat ze veel kolonies hadden. China dacht: Engeland en andere buitenlandse invloeden verdwenen maar dat was niet zo in werkelijkheid.
Wilson sprak in zijn 14 punten over zelfbeschikkingsrechten dus een einde aan alle buitenlandse priviléges(voorrechten); Japan kreeg juist meer invloed. De 4 mei-beweging 1919 was een gevolg. Dit waren stakingen, demonstraties en een boy cot van Japanse goederen. Communistisch Rusland is in die tijd het enige land dat de KMT steunt. Rusland was een paria(niets met andere te maken willen hebben). Zo wil het Westen daar niets mee te maken hebben. In 1921 werd de CCP opgericht (Chinese Communistische Partij), de Russen laten de KMT en de CCP samenwerken, tegen de warlords in het Noorden die gesteund werden door Japan. Ze hielden contact omdat de warlords geen centraal beheer hadden en dus meet invloed kregen zo.
Tussen 1921-1926 was bijna heel China in het bezit van de warlords.

In 1925 overleed Soen Jat-sen. Hij werd opgevolgd door Tsjiang Kai-Tsjek. Hij begint een offensief tegen de warlords. Tsjiang was in staat om, gesteund door de CCP en Rusland, weer een centraal gezag te vestigen. Generaal Tsjiang ontpopte zich anders dan vele hadden gedacht. Toen hij de warlords had uitgeschakeld, keerde hij zich tegen de communisten, (duizenden werden geëxecuteerd, de CCP werd verboden) voor de vergaande hervormingen op sociaal-economisch terrein die de communisten wilde uitvoeren, voelde Tsjiang niets. Tsjiang wilde dat niet. Tsjiang ging steeds meer steunen op de conservatieve rechtervleugel. Conservatief = behoudend, ouderwets. Ofwel grootgrondbezitters, bankiers en industriëlen waren zijn steunpilaren. Wel werden onderwijs, verkeer en rechtspraak verbeterd. Het grootste deel van de Chinese bevolking was er niet veel op uit gegaan omdat hij niets deed aan grootgrondbezit. De CCP kreeg meer aanhang. De resten van de CCP hadden zich teruggetrokken van de binnenlanden.

Het westen vond de ontwikkelingen onder Tsjiang wel gunstig:
- De communisten waren uitgeschakeld
- Het investeringsklimaat was gunstig.
- Rusland had geen invloed meer en was dus ook uitgeschakeld.

Binnen de CCP waren er 2 stromingen:
- De revolutie en vooruitgang moest vanuit de stedelijke arbeiders komen.
- Mao kwam met de overtuiging dat de boeren met de revolutie moesten beginnen.
De boeren waren de grootste bevolkingsgroep, maar zaten niet zo dicht bij elkaar als het gaat om afstand. Zij waren ook niet zo goed ontwikkeld.
De arbeiders waren een iets kleinere bevolkingsgroep, maar zaten dicht bij elkaar en waren beter ontwikkeld.

In de streek rond Kiangsi kreeg Mao en het communisme veel aanhang:
- De grond werd herverdeeld. De grond van de grootgrondbezitters ging naar de arme boeren.
- In Mao’s guerrillaleger heerste strenge discipline dus geen plunderingen of diefstal.
- Soldaten hielpen de boerenbevolking.
In 1931 riep Mao de Chinese Sovjet-Unie uit. Sovjet= boeren en arbeiders.

Tsjiang probeerde hem te verpletteren maar dat lukte niet. Mao doorbrak namelijk de omsingeling en begon de lange mars van Zuid naar Noord.
De lange mars werd een soort propagandatocht. 10.000 km, 130.000 mensen vertrokken en 30.000 mensen hiervan kwamen aan. Tijdens de toch wordt het communisme geïntroduceerd.

De agressie van Japan tegenover China begon al in de 19e eeuw, maar wordt nu steeds sterker.

De KMT-regering van Tsjiang (de eigenlijke officier van de regering) deed weinig tegen Japan en vocht harder tegen het communisme.

In 1936 gebeurde het Sian-incident. Tsjiang werd door zijn eigen soldaten gedwongen samen te werken met de communisten zodat ze samen tegen de Japanners konden vechten.
Japan begon toen een voluit oorlog (oorlog met alles erop en eraan) tegen China. De agressie van Japan kwam voort uit gebrek aan grondstoffen, voedsel en ruimte.
Japan veroverde snel een groot gebied. Dit waren grotendeels kolonies van Frankrijk, Engeland en Nederland. Deze landen konden hun kolonies niet verdedigen, omdat ze zelf bezet waren door Duitsland. Dit gaf Japan vrijspel. Op 7 december 1941 deed Japan een aanval op Pearl Harbour (Hawaii). De Amerikaanse vloot werd voor een groot deel vernietigd. In sneltreinvaart werd daarna heel Zuidoost-Azië veroverd.
Amerika kreeg dus oorlog met Japan en Duitsland. Ze moest kiezen aan welk front ze de meeste energie gaven en ze kozen er voor om eerst Duitsland aan te vallen, aan het Oost-front.
Amerika ging vanaf 1942 in tegenaanval. Ze gingen Japan heel voorzichtig terugdringen. Dit ging via het zogenaamde islandhoppen.
De tegenstand was heel erg fel want Japanners wisten niets van overgeven, dat deden ze niet want ze mochten niet verliezen. In augustus 1945 gooide Amerika 2 atoombommen op Japan. Japan gaf zich hierna over.

China was na de Japanse nederlaag een behoorlijke chaos. Totdat Mao op 1 oktober 1949 met de Communistische Partij, de Volksrepubliek China uitriep. Amerika heeft tussen 1946-1949 de KMT gesteund maar die waren zo corrupt.

In 1946 werd de Verenigde Naties(VN) opgericht. Ongeveer 40 landen werden lid. Alle landen hadden stemrecht in de Algemene Vergadering. De Veiligheidsraad is het belangrijkste orgaan van de VN. Er waren 10 wisselende leden en 5 permanente leden:
1. Frankrijk
2. VS
3. Rusland
4. Engeland
5. Nationalistisch China

De Volksrepubliek China ging op sociaal en economisch terrein grote veranderingen doorvoeren:
- Collectivisering, privé-bezit afschaffen, eigendom werd van de staat.
- Heropvoeding van de tegenhangers van de communisten.
- Alfabetisering, zo kon men hogerop komen.
- Vrouwenemancipatie, vrouwen kregen dezelfde rechten als mannen.
- Onderwijs, zo kan je wat met mensen.

Er kwamen 3 grote campagnes, in korte tijd meosten er grote veranderingen doorgevoerd worden om snel een hogere fase van het ideale communisme te bereiken, achteraf kan gezegd worden dat deze campagnes mislukt zijn en Mao de bijbedoeling had tegenstanders van de partij uit te schakelen.
1. 1956-1957, Laat 100 bloemen bloeien. Laat de kritiek opborrelen om uit de discussies een hoger niveau van denken en doen te bereiken. Kunst moest in dienst staan van het communisme. Het moest sociaal realisme hebben, het moest over het communisme gaan, het communisme moest zo goed mogelijk afgebeeld worden. Als men het kunstobject zag, moest men in 1x kunnen herkennen dat het over de goedheid van het communisme ging.
2. 1958-1961, de Grote Sprong Voorwaarts. Mensen werden geplaatst in communes. Mao wilde een autarkie mogelijk maken. Hij wilde de landbouw stimuleren i.p.v. de grootschalige industrie en dure projecten. Een autarkie is als een groep mensen zich van alles kan voorzien. Een commune is een groep mensen die samen alles doet en deelt. Door een knullige en amateuristische aanpak pakten veel projecten verkeerd uit. Er brak dan ook veel hongersnood uit.
3. Rond 1960 brak China met de SU. Tot dan toe was SU de grote steun, maar niet het grote voorbeeld voor China. Ze wilde wel financiële hulp van SU, maar geen gebruikswijze. De oorzaken van de breuk waren:
a. Revisionisme, SU werd ervan beschuldigd geen goeie communist te zijn.
b. Vreedzame coëxistentie, het vreedzaam naast elkaar bestaan. Landen besloten als kapitalistisch en communistisch elkaar niet aan te vallen om vrede te houden. China beschuldigde SU ervan dat ze te lief waren voor de kapitalistische landen. China vond dat je altijd moest proberen deze landen uit te schakelen.
c. Privé-bezit is altijd fout, hoe klein het ook is.
d. Territoriale verschillen, op grens waren er stukken grond waar olie in de grond zat. Beide landen wilde deze stukken grond hebben.
e. Doordat de koloniale tijd voorbij was, raakten koloniebezittende landen deze kwijt. Er ontstonden dus meer landen, zonder dat de wereld groter werd. Als deze landen hulp nodig hadden, gingen ze deze niet bij de landen vragen waar ze kolonie van waren. Het werd dus een strijd tussen de VS en communistische landen. De nieuwe landen konden kiezen tussen steun van de VS, China of SU.

De breuk tussen de SU en China wordt het Rode Schisma genoemd. Schisma betekent breuk. De Russische adviseurs vertrokken uit China en het werd rotte vis heen en weer.
Wie was er blij met deze breuk? Het westen, zij mochten bang zijn als China en SU samen gingen vechten wegens techniek en de vele mensen. Het Westen zou dan kansloos zijn als het tegen hen gebeurde.

In 1966 startte de Grote Culturele Revolutie. Mao vond dat stilstand een achteruitgang was. De revolutie moest dus permanent zijn, ander zou China verslappen net als SU en zou het revisionisme de overhand krijgen. Het werd te gek. Uit scholieren en studenten werden rode gardes gevormd. Dit was een soort van bewakingseenheid. Zij schopten voortdurend aan tegen het imperialisme, kapitalisme en revisionisme. Voorbeelden: programma’s afkeuren, lessen afkeuren, mensen voor gek zetten die altijd moesten ingeven. Ook tegen ouders en leidinggevende. Ze deden wat ze wilden.
Alle scholieren stonden hierbij. Zat je er niet bij, was je soort van verdacht tegen het communisme.
De verschillen tussen boeren, arbeiders, soldaten en intellectuelen zouden moeten verdwijnen.
Het rode boekje van Mao, daar stonden dialogen van Mao in. Je moest het altijd bij je hebben, zo niet was je verdacht, was hij oud dan was je verdacht, had je het nooit opengeslagen dan was je verdacht. Het was de enige bron van inspiratie, en Mao werd een soort van profeet. Het leidde tot persoonsverheerlijking.
Wat is er extra mis aan persoonsverheerlijking in het communisme? Hij zette zich boven de rest dus was er ongelijkheid. Bij het communisme is iedereen gelijk dus is er geen persoonsverheerlijking mogelijk.
De hele beweging leidde tot verdwazing, heksenjacht. De heksenjacht door communisten naar niet-communisten, maar niemand had het recht zich volledig communist te noemen. Voorbeeld van verdwazing is het stoplichtidee: Rood=stoppen. Maar dat mocht niet, dit was de kleur van het communisme en het communisme mocht niet stilstaan en moest steeds vernieuwd worden. Universiteiten en scholen bleven hierom jaren leeg, dit kon ze zich economische niet veroorloven.

Iedereen had dezelfde kleding in verband met de gelijkheid. De kleding van elke Chinees was gelijk, welke status je ook had. Ze hadden zeker geen stropdassen, dat was westers en het teken van decadentie.
Na de dood van Mao op 9 september 1976, kwam er ruimte voor verandering. De meeste Chinezen snakten naar rust, stabiliteit en het gewoon doen. Ze wilden weten wat er morgen zou zijn en niet elke dag nieuwe wetten hebben. De nieuwe sterke man werd: Deng Xiao Ping. Hij is de man die na Mao China op een ander spoor zette. Zelf viel hij diverse keren in ongenade, maar kwam toch weer terug. Hij was wars van ideologische prietpraat. Wars=ergens helemaal tegen zijn. Prietpraat=iets heel belangrijks maken van wat gebakken lucht is. Al is de kat wit of zwart, als hij maar muizen vangt. Het maakte hem niet uit wat voor communisme er kwam, als het er maar kwam.

Het maken van winst binnen het communisme is fout. Het is fout omdat je er rijker van wordt door andere mensen meer te laten betalen dan zou moeten. Zo maak je hen armer en is de gelijkheid weg. Winst is ook kapitalistisch. Ping vond dit ideologische prietpraat. Als je winst maakt wordt je rijker, in loondienst hoef je niet harder te werken om evenveel te verdienen als wanneer je wel hard werkt dus zal men harder gaan werken om winst te maken. Het maken van winst is niet vies.

Sommige leden van de CCP zijn geen lid omdat ze in het communisme geloven, maar omdat het persoonlijke voordelen heeft.

Sinds de jaren ’90 zijn er steeds meer moderne machtenhebbers in China naar voren gekomen die steeds meer kapitalistische elementen in het Chinese communisme hebben gebracht. Winst maken en privé-bezit zijn geen vieze woorden meer, het wordt juist aangemoedigd.
De geleide economie van het communisme wordt steeds meer vervangen door de vrije economie van het kapitalisme. Het is geen riskante uitspraak als je stelt dat China binnen nu en 20 jaar de economische grootmarkt van de wereld zal zijn met alle gevolgen van dien. Het beroep dat China doet op energie en grondstoffen stijgt spectaculair met als gevolg dat het Westen het moeilijker krijgt. Voeg daarbij de onuitputtelijke bron van goedkope arbeid toe en het is duidelijk dat wij het moeilijk gaan krijgen.

In 1949 werd China communistisch althans het vaste land. De CCP wint de burgeroorlog tegen de KMT.
De restanten van de KMT vluchtte naar Taiwan, Nationalistisch China. Sinds 1949 steunden de Amerikanen Taiwan. Dit leverde de bizarre situatie op dat Nationalistisch China na 1949 in de VN zat, zelfs als permanent lid in de Veiligheidsraad.

De VN ontstond met 42 landen, dit zijn er nu 192 geworden door de afschaffing van kolonies, deze afschaffing heeft de VN mogelijk gemaakt. In de veiligheidsraad zitten 5 permanente leden en 10 wisselende leden. Deze 5 permanente leden hebben een vetorecht. Als 1 van de 5 leden het niet eens is met een voorstel en de andere 192 landen wel, dan wordt het voorstel afgewezen.
Deze 5 landen kunnen beter vervangen worden omdat het geen grote landen zijn. Het is opgericht na WOII, toen waren zij belangrijk, maar zij hebben het vetorecht dus zullen zij tegenstemmen als ze uit de Veiligheidsraad worden gestemd waardoor het voorstel wordt afgewezen.

De VS ging contact met China zoeken omdat het een buurland van Vietnam is en het steunt haar in het communisme en wapens etc. Zo konden ze Vietnam tot praten krijgen, i.p.v. vechten. In de jaren ’70 kwam China bij de veiligheidsraad omdat zij een deal had met de VS. De VS wilde wat van China, China moest het zo zien te regelen dat VS uit Vietnam kon vertrekken, en China wilde dus wat van VS, China wilde macht hebben die zij nooit had gehad en werd dus i.p.v. Taiwan in de Veiligheidsraad geplaatst (1975).
In het moeras van de Vietnam oorlog in de jaren ’70 kon VS niet tot een oplossing komen. Zij konden geen vrede bereiken zonder dat communistisch China druk uitoefende op Noord-Vietnam.

Geen opmerkingen: