vrijdag 15 februari 2008
Werkstuk Geschiedenis Hitler
Inhoud
Inleiding
Gegevens
Adolfs jeugd
Voorgeslacht
De basisschool
De middelbare school
Een luizenleventje
Wenen
Hoe kwam Hitler aan zijn ideeën over antisemitisme en nationalisme?
De kunstacademie
Wenen
Georg Ritter von Schönerer en Karl Lueger
Gustl komt ook naar Wenen
Hitler en Gustl uit elkaar
Ostara
De straat op
Hanisch – Honisch
Jodenhaat
Conclusie over Hitlers ideeën
Na Wenen
Hoe kwam Hitler in de politiek terecht en hoe kwam hij aan de macht?
Het begin van de Nazi-partij
Het partijprogramma
De opkomst van de ‘Führer’
Trauma van Versailles
Zelfmoord van economie en Hitlers reactie
De Putch in de Bierhal
De mars van de SA
Hitler voor het gerecht
Wederopbouw van de partij
Opkomst van de Naziepartij
Rumoerige en chaotische politieke periode
Hitler kanselier
Kwamen de Duitsers in opstand tegen het regime van Hitler?
Het economische beleid
De communisten
De studenten
De katholieke kerk
De protestantse kerk
De Jehova’s Getuigen
Conclusie over de kerken
Het leger
Conclusie over de opstanden tegen Hitler
Inleiding
Ons profielwerkstuk gaat over Adolf Hitler, dat staat vast. We willen duidelijk maken wie hij was en hoe hij aan zijn radicale ideeën kwam. Ook willen we kijken naar de invloed van zijn regime op het Duitse volk in die tijd. In eerste instantie wilden we dan ook onderzoeken of het Duitse volk onderdrukt werd door het regime van Hitler. Maar omdat het zo lastig is om dit te onderzoeken hebben we onze hoofdvraag, een daarbij ook onze deelvragen, aangepast. We kijken nu naar de opstanden van het volk tegen het regime van Adolf Hitler.
Het werkstuk begint met de jeugd van Adolf, zodat de lezer als eerste een beeld krijgt van Hitler en zijn familie. En ook hoe Hitler zich vroeger al gedroeg. Daarna kijken we hoe hij aan zijn radicale ideëen is gekomen, hierbij is zijn verblijf in Wenen erg belangrijk. Maar vervolgens hebben we een periode van een paar jaar overgeslagen, dit is de tijd dat Hitler in München woonde en dat hij meevocht in de Eerste Wereldoorlog.
Het verhaal gaat weer verder wanneer Hitler in de politiek terecht komt, we beschrijven hoe het kon dat hij aan de macht kwam en leggen dit uit. Vervolgens komen we dan in de periode dat Hitler aan de macht was, en over deze periode kijken we naar de opstanden die er tegen het regime van Hitler zijn geweest.
We hopen dat u veel plezier heeft met het doorlezen van dit profielwerkstuk, maar dat u er vooral wat van opsteekt (dit geldt niet voor meneer Valkenburg, die weet al genoeg).
Gegevens
Onderwerp
Adolf Hitler en de opstanden van het Duitse volk tegen zijn regime.
Hoofdvraag
Was het regime van Adolf Hitler zo erg dat het volk er tegen in opstand kwam, of was het volk tevreden met de gang van zaken?
Deelvragen
• Hoe kwam Hitler aan zijn ideeën over antisemitisme en nationalisme?
• Hoe kwam Hitler in de politiek terecht en hoe kwam hij aan de macht?
• Werd het Duitse volk door Hitler onderdrukt en kwamen de burgers tegen Hitler in opstand?
• (Zijn er nu nog gevolgen zichtbaar van het regime van Adolf Hitler?)
Adolfs jeugd
Voorgeslacht
Adolfs vader was de Oostenrijkse douanebeambte Alois Schiklgruber. Deze was een onwettige zoon van Maria Anna Schiklgruber, en daarom droeg Alois haar naam. Maar later trouwde Maria Anna met Johann Georg Hiedler, die waarschijnlijk ook de biologische vader van Alois was, en daardoor werd Alois’ naam ook veranderd. Alleen werd er een spelfout gemaakt bij de naamsverandering en kreeg Alois de naam Hitler, in plaats van Hiedler.
Alois trouwde in 1873 met Anna Glassl, de dochter van een regeringsinspecteur. Zij was toen al vijftig en ze was veertien jaar ouder dan Alois, maar ze had wel geld. Het was geen gelukkig huwelijk, want Alois en Anna kregen geen kinderen en bovendien was Anna ziek, ze had tubercolose. Ondertussen had Alois een affaire met de zeventien- of achttienjarige Franziska Matzelsberger, die kortweg Fanni werd genoemd. Fanni werkte in de herberg waar Alois en Anna toen woonden. Ook kwam er in die tijd een zeventienjarig nichtje van Alois bij hun in huis wonen, Klara Pölzl. Met haar had Alois vermoedelijk ook een relatie.
In 1980 werd het Anna uiteindelijk allemaal teveel. Ze scheidde van Alois en ze ging ergens anders wonen. Fanni bleef bij Alois wonen, maar ze deed dit op voorwaarde dat Klara werd weggestuurd. Zo gebeurde het ook en op 22 mei 1883 trouwde Alois met Fanni. Dit gebeurde zes weken na het overlijden van Alois’ eerste vrouw, Anna, op 6 april 1883. Alois was vierentwintig jaar ouder dan Fanni en hij had toen al een kind bij haar, Alois jr. (geboren in 1882). Twee maanden na het huwelijk kregen ze nog een kind, Angela. Maar al snel bleek dat ook Fanni tbc had en daarom haalde Alois Klara terug om de kinderen te verzorgen. Fanni werd toen in Ramshofen verpleegd en daar overleed zij op drieëntwintig jarige leeftijd op 10 augustus 1884. Klara nam de plaats van Fanni in en toen zij op 7 januari 1885 met Alois trouwde was zij al zwanger van hem.
Op 20 april 1889 kregen Alois en Klara een zoon, Adolf. Hij werd geboren in de herberg ‘Gasthof zum Pommer’ in de stad Braunau-am-Inn in Oostenrijk-Hongarije. Braunau-am-Inn ligt tegenwoordig in Oostenrijk en het ligt aan de grens van Duitsland. Zoals de naam al zegt ligt Braunau-am-Inn aan de rivier de Inn, deze rivier vormt de grens met de Duitse deelstaat Beieren.
Het gezin Hitler bleef niet lang in Braunau-am-Inn wonen, Alois kreeg in 1892 promotie en het gezin verhuisde naar Passau. Adolf heeft dus maar drie jaar in Braunau-am-Inn gewoond. Aan het begin van 1894 werd Edmund geboren, het vijfde kind van Alois en Klara. Maar in april 1894 werd Alois overgeplaatst naar Linz, terwijl Klara met de kinderen voorlopig in Passau bleef wonen. Maar in februari 1895 had Alois een kleine boerderij gekocht in Hafeld, een klein plaatsje in de gemeente Fischlham. Hafeld ligt dichtbij Lambach en het is ongeveer vijftig kilometer van Linz. In april van dat jaar gingen Klara en de kinderen ook bij Alois in de boerderij wonen.
De basisschool
Op 1 mei 1895 ging Adolf voor het eerst naar school, op het kleine schooltje in Fischlham. Adolf heeft twee jaar op deze school gezeten en hij was daar een goede leerling. Hij haalde hoge cijfers en hij gedroeg zich goed. Adolf had in zijn nieuwe woonplaats al snel weer nieuwe vriendjes gevonden, maar thuis ging het minder goed. Alois ging in 1895 met pensioen, nadat hij veertig jaar bij de Oostenrijkse overheid gewerkt had. Alois wendde zich vanaf toen geheel aan de bijenteelt. Alois was nu altijd bij huis, maar hij kon de boerderij niet goed aan en dit was ook een zware financiële last voor hem. Bovendien werkten de kinderen hem op de zenuwen en in 1897 kregen Alois en Klara zelfs nog een kind. Ze noemden haar Paula. In die tijd was Alois junior tot grote woede van zijn vader het huis uitgegaan, en dus was Adolf nog de enige jongen in het gezin (afgezien van de 3-jarige Edmund). Alois richtte zijn irritatie daardoor nu voornamelijk op Adolf.
In datzelfde jaar nog verkocht Alois de boerderij en ging hij met zijn gezin tijdelijk in het marktplaatsje Lambach wonen. Adolf ging in Lambach naar de school van het oude benedictijnenklooster. De onderwijzers waren tevreden over hem en ook werd hij hier koorknaap.
In november 1898 verhuisde het gezin Hitler voor de laatste keer. Alois had een huis gekocht in Leonding, een dorpje even buiten Linz, waar de rivieren de Traun en de Donau bij elkaar komen. Adolf maakte in Leonding ook al snel weer nieuwe vriendjes onder de dorpsjongens en hij gedroeg zich als een echt haantje-de-voorste als hij bij zijn vriendjes was. Adolf schreef later over deze periode in zijn boek ‘Mein Kampf’ dat dit zijn gelukkigste jaren waren. Maar dit duurde niet lang, want op 2 februari 1900 stierf de toen zesjarige Edmund aan de mazelen. Adolf was nu nog echt de enige jongen thuis en er ontstonden grote spanningen tussen hem en zijn vader.
De middelbare school
Adolf ging voor het eerst naar de middelbare school op 17 september 1900. Alois wilde dat Adolf het ver zou brengen in de wereld en dat hij ook ambtenaar zou worden, net als hij zelf was. Daarom stuurde hij Adolf naar de Realschule in Linz. Het kostte veel geld, maar Alois had het er voor over.
Van het huis van de familie Hitler was het een uur lopen naar de school in Linz. Dus Adolf was daar elke dag veel tijd aan kwijt en hij had eigenlijk weinig of geen tijd meer voor vriendschappen buiten school om. Maar Adolf maakte op school ook niet echt vrienden, hij deed er z’n best ook niet voor. Het ging ook helemaal niet goed met Adolf op school. Op de basisschool ging het hem nog goed af, maar op deze school ging het niet goed met Adolf. Zijn prestaties gingen achteruit en hij vertoonde onvolwassen gedrag. Adolf bleef het eerste jaar zitten. In deze tijd begon Adolf zich beter voor te doen dan hij was en hij gaf anderen overal de schuld van. Als er iets fout ging kwam dat niet door hem zelf. Adolf had een hekel aan de leraren, behalve aan zijn geschiedenisleraar dr. Leonard Pötsch. Pötsch vertelde altijd verhalen over de ‘heldendaden’ uit het Duitse verleden en deze verhalen boeiden Adolf altijd erg. Deze verhalen hebben Adolf ook de nationalistische ideeën bijgebracht die op Duitsland georiënteerd en tegen de Habsburgers (keizerlijke familie) gericht waren. Deze denkbeelden heersten in die tijd ook in Linz in het algemeen.
Ondertussen liepen de spanningen tussen Adolf en zijn vader alleen maar op. Dit kwam omdat er een conflict ontstond over wat Adolf later moest worden. Adolf wilde geen ambtenaar worden, hij wilde kunstschilder worden. Zijn vader was het hier helemaal niet mee eens en vroeg hem of hij wel goed bij zijn hoofd was. Adolfs vader bleef volhouden dat Adolf nooit kunstenaar of schilder zou worden en Adolf zelf bleef maar volhouden dat hij het toch zou worden. Adolf kon geen gelijk krijgen en daarom besloot hij te zwijgen, hij zei helemaal niks meer tegen zijn vader en hij wilde het zijn vader betaald zetten door te weigeren op school iets te doen voor de vakken die hem niets interesseerden. Hij dacht dat als zijn vader merkte dat hij op de Realschule geen vorderingen maakte, dat hij dan van zijn vader wel een andere opleiding mocht gaan doen. Maar het lukte hem niet.
Op 3 februari 1903 overleed Adolfs vader, hij had al enige tijd last van zijn longen gehad en hij was ineengestort en gestorven. Hij had een longbloeding gehad. Adolfs moeder leefde samen met Adolf en zijn zusje Paula verder van het pensioen- en spaargeld dat Alois had achtergelaten. Er was nu een einde gekomen aan het conflict over Adolfs toekomst, maar toch Adolf bleef wel op school. In dat schooljaar (1902-1903) ging hij pas over nadat hij een herexamen had gedaan. Het jaar daarop moest hij weer een herexamen doen en hij werd uiteindelijk bevorderd naar de volgende klas op voorwaarde dat hij van de Realschule in Linz af zou gaan. Adolf ging toen naar de Realschule in Steyr, dit was ongeveer tachtig kilometer van Leonding en dus kon hij niet meer elke dag lopend naar school. Daarom ging hij in Steyr in de kost. Op de nieuwe school ging het eigenlijks niets beter met Adolf, en op de helft van het jaar werd hem gezegd dat hij weer zou blijven zitten als hij zijn prestaties in het tweede halfjaar niet verbeterde. Uiteindelijk lukte het Adolf toch nog om voor de eerste fase van de Realschule te slagen. Nu moest hij beslissen of hij naar de bovenbouw van de Realschule zou gaan of dat hij een technische opleiding zou gaan volgen. Maar Adolf had geen zin meer in school en op zijn zestiende werd hij ziek. Hier heeft hij handig gebruik van gemaakt en hij heeft de ziekte flink weten te overdrijven. Adolf wist zijn moeder ervan te overtuigen dat hij niet meer naar school kon.
Een luizenleventje
Hitler werd door zijn moeder veel minder streng opgevoed dan door zijn vader. Hij had een goede band met zijn moeder. Hitler had een slechte discipline en ook was hij lui. Hij was niet goed in staat om regelmatig te werken en hij zat vaak te dagdromen. Af en toen ging hij in Linz naar opera’s van Wagner, die hebben behoorlijk indruk op hem gemaakt en samen met het Duitse nationalisme vormde dit een basis voor zijn ideeën.
Over de periode die nu volgt, de periode tussen het najaar van 1905 en de dood van zijn moeder eind 1907, vertelde Adolf later niets in zijn boek ‘Mein Kampf’. Waarschijnlijk heeft hij dit gedaan omdat hij niet wilde dat de mensen zouden weten dat hij toen een luizenleventje had. Hij wilde dat de mensen dachten dat hij een arme wees was en dat hij zichzelf moest redden, want dit paste goed bij het imago van een self-made man dat hij wilde hebben.
Konrad Heiden schrijft echter in zijn boek ‘Der Führer’ dat Adolf in de herfst van 1905 naar een particuliere kunstacademie in München werd gestuurd. De school stond in de Blütenstrasse in München en werd geleid door Prof. Groeber. Over het feit dat Adolf hier niets over vermeldde in Mein Kampf zei Alan Bullock: ‘Misschien dat Hitler met het oog op het vernederende feit dat hij zakte voor het toelatingsexamen voor de Academie te Wenen, niet graag heeft willen toegeven dat hij nooit enig onderricht in beeldende kunsten had gehad.’ * (* Alan Bullock: Hitler, Leven en ondergang van een tiran (Londen, 1952), blz. 12-13.)
Maar Heiden en Bullock hadden wat dit betreft ongelijk, behalve dan dat Adolf niet de werkelijkheid vertelde over wat hij in deze jaren had gedaan. Want hij had een luizenleventje in die tijd. Hij woonde bij zijn moeder en deze gaf hem geld, eten en onderdak en ze verzorgde hem. Adolf had een eigen kamer in hun comfortabele appartement in de Humboldstrasse in Linz, waar het gezin sinds juni 1905 woonde. Zijn moeder, zijn tante Johanna en zijn jongere zusje Paula deden alles voor hem. Zij wasten zijn kleren, maakten zijn kamer schoon en kookten voor hem. Zijn moeder kocht zelfs speciaal voor hem een vleugel en van oktober 1906 tot januari 1907 nam hij vier maanden pianoles. Adolf werkte niet, overdag bracht hij de tijd door met tekenen, schilderen, lezen of het schrijven van gedichten. ’s Avonds ging hij vaak naar een concert of naar de opera.
In die tijd had Adolf maar één vriend, August Kubizek, kortweg ‘Gustl’ genoemd. Gustl was de zoon van een stoffeerder in Linz en hij was Adolf in de herfst van 1905 toevallig tegengekomen in de opera van Linz. Adolf was toen al enige jaren fanatiek bewonderaar van Wagner, en hij deelde zijn liefde voor de opera in het algemeen en voor Wagner met Gustl. De beide vrienden vulden elkaar perfect aan:
“Gustl was gemakkelijk te imponeren en Adolf zocht iemand om indruk op te maken. Gustl was inschrikkelijk en afhankelijk, Adolf eigenwijs, wilskrachtig en dominant. Gustl had geen uitgesproken mening over alles. Van zijn kant keek Gustl, die als zoon van een ambachtsman niet zo’n hoge opleiding had genoten, en zich zowel in maatschappelijk opzicht als qua scholing de mindere voelde, hoog op tegen zijn verbaal begaafde vriend. August Kubizek, die zichzelf als een toendertijd rustige en dromerige jongeman beschrijft, had in de eigenwijze, zelfverzekerde en ‘alleswetende’ Hitler de ideale tegenhanger gevonden. Ze vulden elkaar perfect aan.” ** (** Ian Kershaw: Hitler 1889-1936: Hoogmoed (Londen, 1998) blz.48-49.)
’s Avonds gingen Adolf en Gustl vaak naar het theater of naar de opera. En na afloop van de voorstelling hield Adolf altijd een betoog waarin hij de ene keer de uitvoering helemaal afkraakte en de andere keer juist heel erg enthousiast was over de uitvoering. Hoewel Gustl eigenlijk een beter oor voor muziek had zweeg hij toch altijd als Adolf bezig was met zijn betoog. Hij keek alleen.
Adolf was een groot ‘fan’ van Wagner, hij genoot echt van de uitvoeringen. ‘Wagner was voor hem het absolute muzikale genie, het voorbeeld dat nagestreefd moest worden.’ * (* Dit heeft Kubizek na de oorlog verteld.)
Wenen
In het voorjaar van 1906 kreeg Adolf zijn moeder zo ver dat zij zijn eerste reis naar Wenen wilde betalen. Hij vertelde haar dat hij de schilderijen in het Hofmuseum wilde bestuderen. Maar dit heeft hij waarschijnlijk gelogen, Ian Kershaw schrijft hierover: ‘Vermoedelijk wilde hij nu eindelijk de culturele locaties in de keizerlijke hoofdstad wel eens zelf zien.’ ** (** Ian Kershaw: Hitler 1889-1936: Hoogmoed (Londen, 1998) blz.50.) Adolf bleef meer dan twee weken in Wenen en in deze tijd bezocht hij alle toeristische bezienswaardigheden daar. Maar waar hij in die dagen verbleef is niet bekend. Hij schreef vanuit Wenen vier ansichtkaarten naar Gustl, en hierin liet hij blijken hoe gefascineerd hij was door de statige gebouwen en het bouwplan van de Ringstrasse. In deze dagen moet hij ook het idee hebben gekregen of versterkt hebben dat hij aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Wenen wilde gaan studeren.
Vervolgens had Adolf in de zomer van 1907 zijn moeder zover gekregen dat zij hem toestemming gaf voor een studie aan de kunstacademie in Wenen. Zijn moeder vond het waarschijnlijk goed omdat hij nu in Linz eigenlijk toch maar een doelloos leven leidde. Het geld voor zijn studie leende hij van zijn tante Johanna, hij leende 924 kronen en dit was in die tijd een jaarsalaris van een beginnend advocaat of leraar. Voorlopig had hij dus meer dan genoeg te besteden.
Adolf huurde in Wenen een klein kamertje in de Stumpergasse 31, in de buurt van het Westbahnhof. De eigenaresse van het huis was de Tsjechische Frau Zakrys. Maar in deze periode leed Adolfs moeder aan borstkanker. In januari was ze hiervoor geopereerd en daarna werd ze door de joodse familiedokter dr. Bloch behandeld. Het ging dus niet goed met Adolfs moeder, maar ondanks dat vertrok hij toch naar Wenen.
Hoe kwam Hitler aan zijn ideeën over antisemitisme en nationalisme?
De kunstacademie
In oktober 1907 legde Hitler het toelatingsexamen voor de kunstacademie in Wenen af, maar hij werd niet toegelaten wegens gebrek aan talent. En op 21 december van nog datzelfde jaar overleed zijn moeder. Hitler kreeg in korte tijd twee flinke klappen te verduren, hij was tegen zijn verwachtingen in niet toegelaten tot de kunstacademie en hij verloor de enige persoon in zijn leven waar hij een emotionele band mee had.
Hitler was in de laatste periode van zijn moeders leven bij haar in Linz geweest, maar na haar dood vertrok hij definitief naar Wenen. Zijn familie probeerde hem nog te overtuigen dat hij beter een baan kon zoeken en gaan werken. Maar van Gustl weten we dat Hitler dit een verachtelijk idee vond. Hij zei tegen zijn tante dat hij niet terug zou komen of zou schrijven voordat hij geslaagd was. In zijn boek ‘Mein Kampf’ schreef Hitler: “Met mijn kleren en mijn ondergoed in een valies gepakt en met een onverzettelijke vastbeslotenheid in mijn hart ging ik op weg naar Wenen. Ik was van plan het lot voor te zijn, zoals mijn vader vijftig jaar daarvoor. Ik had me voorgenomen ‘iets’ te worden – maar stellig geen ambtenaar.”
De rector van de kunstacademie had Hitler na zijn zakken voor het examen gezegd dat hij duidelijk niet kon schilderen, maar dat hij talent had voor architectuur en hij raadde hem aan om naar de School voor Architectuur te gaan. Maar dit was onmogelijk voor Hitler omdat hij geen diploma van de middelbare school had.
Wenen
Wenen was in die tijd een grote stad, het had ongeveer twee miljoen inwoners en het was de hoofdstad van Oostenrijk-Hongarije. Maar het ging in die tijd erg slecht met de bevolking. In geen enkele grote stad in Europa waren de sociale, culturele en politieke spanningen aan het eind van de negentiende eeuw zo erg als in Wenen. Op het eerste gezicht leek het een mooie stad met mooie gebouwen en paleizen. Maar onder de bevolking heerste armoede en ellende. De prostitutie en de criminaliteit bloeiden volop. Het oude Habsburgse keizerrijk ging ten onder aan de nieuwe nationalistische en etnische conflicten. Ook ontstonden er politieke en sociale tegenstellingen. De liberalen zagen de toekomst met pessimisme tegemoet, ze voelden zich bedreigd door de opkomst van de arbeiders en de democratie. Deze situatie kunnen we vergelijken met Nederland rond het eind van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw.
In Wenen hing een stemming van ondergang en verval, het gevoel dat de bestaande orde aan het verdwijnen was en dit veroorzaakte een klimaat van een samenleving in crisis.
Tussen 1860 en 1900 was de bevolking van Wenen tweëenhalf keer zo groot geworden. Terwijl minder dan de helft van de inwoners in 1900 ook echt in Wenen geboren was. Er waren veel immigranten uit oostelijke landen als Tsjechië, Slowakije, Polen, Slovenië, Servië, Kroatië, Italialië en Roemenië.
Veel mensen zochten door de machteloosheid, woede en angst in die tijd hun uitweg in rassenhaat. De slavische volken en de joden kregen van veel dingen de schuld. Veel joodse fabrieksbazen namen slavische arbeiders in dienst en dat werd ze behoorlijk kwalijk genomen, omdat veel van die arbeiders naar steden als Praag, Posen, Pressburg en Wenen trokken. Hierdoor werd het Duitse karakter van deze steden ondermijnd.
In die tijd was keizer Franz Joseph nog steeds aan de macht, maar hij kwam steeds meer onder druk te staan door de sociale en politieke veranderingen. En rond de eeuwwisseling begonnen de spanningen zich te manifesteren in agressieve massabewegingen. Hierdoor maakten de liberale partijen geen schijn van kans meer. Veel politieke debatten liepen in die tijd uit op een grote chaos. Parlementsleden scholden elkaar uit in allerlei talen en soms raakten ze zelfs slaags.
Georg Ritter von Schönerer en Karl Lueger
De intrede van het agressieve nationalisme in het parlement is vooral te wijten aan Georg Ritter von Schönerer. Von Schönerer was beheerder van landgoederen in het Waldviertel, dat was dezelfde streek waar Hitlers voorouders geleefd hadden. Von Schönerer was een bekwaam bestuurder, hij voerde allerlei moderniseringen door en had een hart voor de boeren die van hem afhankelijk waren. Hij was 24 jaar oud toen Oostenrijk een nederlaag leed tegen Pruisen in de slag bij Königgrätz in 1866 en hij was zwaar aangeslagen door deze nederlaag. De uitsluiting van Oostenrijk uit de Duitse Bond ervoer hij als een schande. Von Schönerer was groot voorstander van Bismarck, die op dat moment de macht had in Duitsland, en daarom begon hij te pleiten voor hereniging van Oostenrijk met Duitsland.
In de jaren ’70 wierp Von Schönerer zich op als de spreekbuis van Duitse kleine boeren en geradicaliseerde ambachtslieden en toen werd hij ook pas wat bekender. Hij protesteerde tegen het kapitalisme en hun streven naar winst en tegen de liberale gedachte in het algemeen. Von Schönerer vertoonde belangrijke kenmerken van het nationaal-socialisme. Hij vond alles wat Duits was superieur. En hij pleitte voor sociale hervormingen, een anti-liberale volksdemocratie en anti-semitisme op raciale grondslag. Hitler noemde Von Schönerer later ‘de radicaalste en meest fanatieke anti-semiet die Oostenrijk heeft voortgebracht’. Hij gebruikte het anti-semitisme als het ware als bindmiddel voor zijn ideologie die anti-liberaal, anti-socialistisch, anti-katholiek en tegen de Habsburgers gericht was. Hitler was al erg onder de indruk toen hij nog in Linz woonde en later heeft hij bijvoorbeeld de ‘Heil-groet’ en de titel ‘Führer’ van Von Schönerer overgenomen en bij de nazi-partij ingevoerd.
Maar toen Hitler in Wenen ging wonen was de aanhang van Von Schönerer teruggelopen en verbrokkeld. Von Schönerer had het idee van een massabeweging verworpen en was nu in de overtuiging dat alleen een elite een doorbraak in de geschiedenis kon bewerkstelligen. Hij sprak nu vooral nationalistisch gezinde studenten en leden van de middenklasse aan. Zijn ideëen werden steeds radicaler. Zo eiste hij bijvoorbeeld volledige integratie van Oostenrijk in Duitsland; was hij voor verering van keizer Wilhelm en het Duitse Keizerrijk; eiste hij een breuk met Rome in de kerkpolitiek; en hij had felle kritiek op de Habsburgse staat.
Hitler was het eens met de politieke opvattingen van Von Schönerer, maar hij vond dat Von Schönerer drie fouten had gemaakt: Von Schönerer had deelgenomen aan het steriele parlementarisme, hij had de kaholieke kerk tegen zich in het harnas gejaagd en hij had de massa genegeerd. Maar Georg Ritter Von Schönerer heeft uiteindelijk een grote invloed gehad op Hitler.
Een ander groot voorbeeld van Hitler was Karl Lueger. Lueger sprak met zijn Christelijke Sociale Partij de maatschappelijke lagen aan die in hun bestaan werden bedreigd. Dit waren de lagere middenklasse en de ambachtsstand. In tegenstelling tot Von Schönerer negeerde Lueger de grote massa dus niet. Lueger zag drie gevaren in de samenleving: als eerste het internationale kapitalisme, als tweede de marxistische sociaal-democratie en als laatste het Slavisch nationalisme. En om aanhangers uit verschillende groepen van de bevolking te krijgen gebruikte Lueger het anti-semitisme, dit sprak vooral veel arme ambachtslieden aan. Maar Lueger bepaalde zelf wie een jood was, een bekende uitspraak van hem is dan ook: ‘Wer a Jud ist, bestimm i!’. Hij bedoelde dit eigenlijk niet racistisch, maar meer economisch politiek. Lueger gebruikte het anti-semitisme voor zijn aanval op het liberalisme en het kapitalisme.
In 1897 werd Karl Lueger benoemd tot burgemeester van Wenen. En toen Hitler in Wenen ging wonen, was Lueger nog steeds aan de macht.
Gustl komt ook naar Wenen
Na de dood van zijn moeder was Hitler dus weer teruggegaan naar Wenen en hij leidde in zijn kamertje bij Frau Zakreys weer eenzelfde leven als voor zijn moeders dood. In deze tijd wist Hitler ook de ouders van Gustl te overtuigen dat hij naar Wenen moest komen en zij lieten hem gaan om muziek te studeren.
Toen Gustl in Wenen arriveerde heeft Hitler hem direct alle beroemde plekken in de stad zien. Hitler en Gustl ruilden met Frau Zakreys van kamer, Hitler en Gustl huurden nu de grote kamer en Frau Zakreys ging in het kleine kamertje van Hitler wonen.
Gustl ging studeren aan het conservatorium, maar Hitler voerde de hele dag niets uit. Hitler was altijd maar boeken aan het lezen en hij tekende veel. ’s Avonds ging hij vaak naar slot Schönbrunn, daar hing hij dan wat rond. Gustl vroeg zich af hoe het kon dat Hitler naast zijn studie aan de kunstacademie nog zoveel vrije tijd had. Hitler werd boos en hij gaf toe dat hij gezakt was voor het examen, maar hij gaf de onderwijzers aan de kunstacademie de schuld. Net zoals bij alle andere dingen zocht Hitler de schuld niet bij zichzelf. Adolf had zijn familie ook niet verteld dat hij was gezakt voor het examen, omdat hij bang was dat hij de 25 kronen die hij elke maand voor zijn wezenpensioen ontving daardoor ook kwijt zou raken. Als dat gebeurde zou hij zeker een baan moeten zoeken. Hitlers eigendunk had een flinke klap gekregen, en dat was goed aan hem te merken. Hij verloor zijn zelfbeheersing snel en er hoefde maar iets te gebeuren of hij ontplofte. Soms kreeg hij zomaar ineens een woedeaanval en schold hij iedereen uit die het volgens hem op hem gemunt had.
Hitler en Gustl gingen in deze tijd elke avond naar de opera. Hitlers favoriete componisten waren Beethoven, Liszt, Brahms en Bruckner. Maar Wagner was voor hem de absolute top. Ze gingen ook wel naar opera’s van de Italianen Donizetti, Rossini en Bellini, en ze luisterden ook naar stukken van Verdi en Puccini. Maar voor Hitler telde alleen de Duitse muziek.
Gustl en Frau Zakreys waren de enige personen waar Hitler in die tijd contact mee had. Maar Gustl en Hitler hadden samen geen gemeenschappelijke vrienden. Hitler zag de vriendschap met Gustl als exclusief en stond hem geen andere vrienden toe. Gustl heeft eens een jonge vrouw mee naar huis genomen en Hitler werd toen woedend omdat hij dacht dat ze een verhouding hadden. Gustl vertelde hem toen dat ze een muziekleerling van hem was, maar dit stond Hitler ook niet aan omdat hij studie voor vrouwen nutteloos vond. Hitler had een hekel aan vrouwen.
Hitler had nog nooit een relatie met een vrouw gehad en ook geen seksueel contact met een vrouw. Dit was erg ongebruikelijk in die tijd omdat in Wenen zo ongeveer op elke straathoek wel een prostituee te vinden was en bijna alle jongemannen gingen wel naar het bordeel. Volgens Gustl vond Hitler alles wat met seksualiteit te maken had weerzinwekkend en afstotend. Hij ging vrouwen uit de weg. Maar homoseksualiteit vond hij ook afstotelijk. Hitler was dus wel van normale seksuele aard, voor zover het normaal te noemen was.
Hitler schreef zelf in ‘Mein Kampf’ dat hij in Wenen in armoede had geleefd, dat hij straat had gewoond en de kost verdiende met allerlei kleine baantjes. Dit heeft hij waarschijnlijk gedaan om zijn imago van een self-made man te verbeteren. Maar in werkelijkheid kon Hitler goed rondkomen in die tijd. Hij had nog steeds de lening van zijn tante en hij ontving ook nog maandelijks zijn wezenpensioen. Ook had hij nog een deel van de erfenis van zijn moeder. In totaal heeft hij genoeg gehad om minstens een jaar van rond te komen zonder zelf te werken.
Maar ondanks dat Hitler zat geld had smeet hij het niet over de balk. Hij en Gustl maakten weinig op aan eten en drinken, en de kamer waar ze in leefden was ook niet al te best. Ze leefden vrij sober. Hitler dronk geen alcohol en hij rookte niet, de enige luxe die Hitler zich permitteerde was de opera.
Hitler en Gustl uit elkaar
Hitler en Gustl woonden tot de zomer van 1908 samen in de Stumpergasse, toen was Gustl voor zijn laatste examen aan het conservatorium geslaagd en vertrok hij naar Linz om tot de herfst bij zijn ouders te blijven. Hij stuurde wel maandelijks zijn deel van de huur naar Frau Zakreys op, zodat Hitler wel in de kamer kon blijven wonen.
Maar toen Gustl weer terugkeerde in de Stumpergasse, was er geen spoor van Hitler te bekennen. Hij was vertrokken zonder een nieuw adres achter te laten. Maar op 18 november van dat jaar had Hitler zijn adreswijziging wel doorgegeven aan de politie. Zijn nieuwe adres was Felberstrasse 22, kamer 16, dit was ook in de buurt van de Westbahnhof. Maar Gustl wist hier dus verder niks van.
De reden dat Hitler op deze manier het contact met Gustl verbrak was dat hij zich in oktober opnieuw opgegeven had voor het toelatingsexamen van de kunstacademie. Maar dit keer werd Hitler niet eens tot het examen toegelaten, omdat zijn meegebrachte tekeningen te slecht waren. Hitler heeft dit waarschijnlijk niet tegen Gustl durven vertellen omdat hij zich er erg voor schaamde. Dit is de meest logische reden voor het verbreken van het contact met Gustl.
Hitler was door zijn mislukkingen agressief en gefrustreerd geworden. Hij heeft zich als het ware tegen de wereld gekeerd. Alles en iedereen was fout, en hijzelf deed alles goed. Dat was hoe Hitler erover dacht. De ideëen die Hitler in Linz al had, zijn in Wenen radicaler geworden als gevolg van zijn eigen ervaringen. Hitler had ook steeds meer interesse gekregen voor politiek. Hij minachte het meertalige parlement, keerde zich af van de Habsburgse staat en was voor het Duits-nationalisme. Hij haatte al die mensen uit verschillende landen die Wenen, een oud centrum van Duitse cultuur, begonnen ‘aan te vreten’. Maar Hitler was in deze tijd nog niet een grote jodenhater, dat kwam later.
Ostara
Hitler heeft negen maanden in de Felberstrasse gewoond, maar over deze periode is verder niets bekend over wat Hitler gedaan heeft. Maar toch wordt er door velen verondersteld dat Hitler juist in deze periode zijn obsessieve raciale anti-semitisme heeft ontwikkeld.
Vlakbij Hitlers kamer in de Felberstrasse waseen kiosk. Hitler las veel, en in deze kiosk was ook het racistische tijdschrift Ostara te krijgen. Het is zeer waarschijnlijk dat Hitler dit tijdschrift ook las. Dit tijdschrift was in 1905 opgericht door een voormalige monnik die Adolf Lanz heette, maar zijn pseudoniem was Jörg Lanz von Liebenfels. Deze man stichtte later de orde van de Nieuwe Tempelieren. Deze orde gebruikte heel wat mystieke symbolen, waaronder ook het hakenkruis. Dit was van oorsprong het zonneteken in de hindoe-cultuur.
Guido von List heeft gezorgd dat het hakenkruis meer algemene bekendheid kreeg. Von List was veelschrijver en hij had het ‘von’ aan zijn naam toegevoegd als teken dat hij tot de ‘Arische heersende klasse’ behoorde. Hij was voorstander van het Arisch-Germaanse ras, dat volgens hem geroepen was om over de aarde te heersen. Het hakenkruis stond in de leer van Von List symbool voor de ‘onoverwinnelijke’, dit was een Germaanse held, de ‘Machtige van boven’.
Lanz had de ideëen van Von List nog een stapje verder ontwikkeld. Lanz had het ook over het blonde ras, dat bedreigd werd door een ras van roofdierachtigen. Hij wilde dat het blonde ras zijn overheersende positie terug zou krijgen. Daarom propageerde Lanz in Ostara over de raszuiverheid en de rassenstrijd. Als middelen hiervoor noemde hij bijvoorbeeld: slavernij, gedwongen sterilisatie en zelfs uitroeiing van inferieure rassen, vernietiging van socialisme, democratie en feminisme. Hij beschouwde dit als werktuigen van de verderfelijke rassen. De verkiezingsleus van Lanz was: ‘Blauwogigen en blondharigen aller landen, verenigt u’. Deze kenmerken zien we later ook terug in Hitlers blik op de superieure mensen.
Na de oorlog heeft Adolf Lanz in een interview gezegd dat hij zich herinnerde dat Hitler in 1909 bij hem aan de deur was geweest en om oude nummers van Ostara had gevraagd. Dit was in de tijd dat Hitler in de Felberstrasse woonde en omdat Hitler er zo sjofel uitzag had Lanz hem de tijdschriften gratis meegegeven en hem zelfs nog twee kronen voor de terugreis toegestopt. Maar hoe Lanz wist dat deze persoon Hitler geweest was, is niet bekend, want Hitler werd pas een jaar of tien later bekend.
De straat op
Hitler moest halverwege augustus 1909 zijn kamer in de Felberstrasse wegens geldgebrek opgeven. Hij vertrok naar een armoediger onderkomen in de Sechshauserstrasse 58. Dat was niet zo ver bij de Felberstrasse vandaan. Hier heeft Hitler maar een maand gewoond en toen is hij ook hier weer vandaan vertrokken. Hij was nu door al zijn reserves heen. Hij ontving nog wel steeds zijn wezenpensioen, maar dit was niet genoeg om van te kunnen leven. Hitler leefde in deze tijd als een zwerver. Als het mooi weer was sliep hij op straat, en anders overnachtte hij in een goedkoop pension. Hitler heeft een tijdje zo op straat geleefd, totdat hij in december van dat jaar in het nieuwe opvanghuis voor daklozen ging wonen in Meidling. Dit lag bij het Meidling Station en het was niet ver van slot Schönbrunn.
Hier had Hitler Reinhold Hanisch ontmoet, een zwerver uit Duits Bohemen. Hanisch beschreef zijn eerste ontmoeting met Hitler in 1909 als volgt: “De eerste dag reeds zat naast het bed dat mij toegewezen was een man die alleen maar een oude kapotte broek aan had – Hitler. Zijn kleren werden ontluisd, daar hij dagen lang zonder een dak boven zijn hoofd rondgezworven had en in een vreselijk verwaarloosde toestand verkeerde." * (* Rudolf Olden: Hitler the Pawn, blz. 45.)
Het opvanghuis bood alleen ’s nachts onderdak, overdag werden de ‘bewoners’ weer op straat gezet. Hitler ging overdag vaak naar een klooster in de Gumpendorferstrasse, hier deelden nonnen soep uit. Verder probeerde hij overdag geld te verdienen met allerlei klusjes. Hitler schreef later in Mein Kampf dat hij in deze tijd als bouwvakker gewerkt had en dat hij zo de vakbonden en het marxisme beter had leren kennen, maar dit heeft hij verzonnen. Hitler heeft er in die tijd nooit met Hanisch over gepraat, en toen Hanisch het later hoorde geloofde hij het niet.
Hitler had aan Hanisch verteld dat hij op de kunstacademie gezeten had en Hanisch had toen het plan bedacht om een bedrijfje op te zetten. Hitler leende 50 kronen van zijn tante Johanna, waarschijnlijk met een smoes dat hij het voor zijn studie zou gebruiken, en zo kon hij een winterjas kopen, en ook de nodige materialen voor het bedrijfje. Hitler zou Weense stadsgezichten gaan schilderen, en Hanisch zou die dan proberen te verkopen. De opbrengst zouden ze samen delen.
Hitler was ondertussen op 9 februari 1910 verhuisd naar een tehuis voor mannen in het noorden van Wenen. Dit was een hele verbetering voor Hitler, er woonden geen zwervers in het opvanghuis, maar mensen die tijdelijk niet bij hun familie konden wonen of een baan zochten. Het tehuis had ook een leeskamer, en hier waren Hitler en Hanisch overdag bezig voor hun bedrijfje. Hitler schilderde op zijn stadsgezichten op briefkaartformaat en Hanisch probeerde deze te verkopen in cafés. Ook verkocht hij schilderijtjes aan lijstenmakers en stoffeerders die goedkope illustraties nodig hadden. Veel van hun klanten waren joods, Hanisch zei dat Hitler van mening was dat joden betere ondernemers en betrouwbaarder klanten waren dan hun christelijke collega’s. Hanisch noemde Hitler lui, omdat hij alleen maar kopieën van andere schilderijen maakte en nog schilderde hij dan maar één schilderijtje per dag. Dit verkocht Hanisch dan voor ongeveer vijf kronen.
In dit tehuis werd er ook vaak gediscussieërd over de politiek, en Hitler bracht dan zijn radicale standpunten naar voren. Hij wilde altijd iedereen overtuigen van de juistheid van zijn standpunten en hij was altijd bereid een discussie te voeren. Hij kon niet tegen kritiek en begon te schreeuwen als hij dreigde de discussie te verliezen. Hitler kreeg dan ook ruzie met zijn medebewoners, vooral door zijn uitspraken tegen de sociaal-democraten.
Maar Hanisch begon zich steeds meer aan Hitler te ergeren, omdat hij het tempo van de bestellingen niet kon bijhouden. Hitler verdedigde zich door te zeggen dat hij alleen konschilderen als hij in de juiste stemming was, en niet in opdracht. Maar in werkelijkheid was het zo dat Hitler alleen maar schilderde als er brood op de plank moest komen. Eén keer is Hitler zelfs vijf dagen uit het tehuis weggeweest, dit kon omdat een schilderijtje van hem meer had opgebracht dan verwacht. Maar na vijf dagen kwam Hitler blut weer terug en pakte hij zijn werk met Hanisch weer op. Op een gegeven moment kregen Hitler en Hanisch zelfs ruzie. Hitler meende dat Hanisch geld achterhield en dat hij hem te weinig betaald had. Hitler gaf Hanisch aan bij de politie en Hanisch verdween in de cel, maar dit was omdat Hanisch onder een valse naam leefde, en niet vanwege de aanklacht van Hitler.
Hanisch - Honisch
Hanisch was nu uit het leven van Hitler verdwenen, en over de volgende twee jaar van het leven van Hitler heeft ook niemand anders geschreven. Er is pas weer wat over Hitler opgeschreven in 1913, toen Hitler Karl Honisch leerde kennen. Hitler woonde in deze tijd nog steeds in het tehuis voor mannen, maar inmiddels was hij een gevestigd lid van de gemeenschap en een centrale figuur in de groep ‘intellectuelen’ van de leeskamer. Hij schilderde nog steeds kleine afbeeldingen van bekende gebouwen en hiermee verdiende hij genoeg om zijn sobere bestaan voort te zetten.
Hitler zat de hele dag op zijn vaste plek in de leeskamer en hij hield de anderen op een afstand. Zijn medebewoners mochten hem wel, maar ze hadden niet het idee dat hij bijzondere gaven bezat. Hitler zat daar vaak in zichzelf gekeerd, verzonken in een boek of in zijn gedachten. Maar als de anderen aan het discussiëren waren en Hitler hoorde een opmerking waar hij het helemaal niet mee eens was, reageerde hij onmiddellijk heel fel. Er waren twee onderwerpen die Hitler bijzonder kwaad konden maken, de jezuïeten en de sociaal-democraten (de rooien). Zijn kritiek op de jezuïeten was waarschijnlijk een overblijfsel van zijn vroegere enthousiasme voor Von Schönerers felle anti-katholieke houding. Over zijn afkeer van de sociaal-democraten schreef Hitler later in Mein Kampf dat hij deze ontwikkeld had toen hij een tijdje als bouwvakker werkte. Hij had de sociaal-democratische standpunten van zijn medearbeiders bekritiseerd en hij had geweigerd lid te worden van de vakbond. De andere bouwvakkers zouden hem toen uitgescholden en bedreigd hebben. Maar dit verhaal is heel waarschijnlijk verzonnen, want als Hitler in die tijd al mishandeld was door zijn anti-socialistische opmerkingen, dan zou hij dit toch wel aan zijn huisgenoten verteld hebben. Maar geen van de anekdotes over Hitler in die tijd bevat een aanwijzing in deze richting.
Hitlers afkeer van de sociaal democraten kan verklaard worden doordat hij aanhanger was van de pan-Germaanse gedachten. Ook voelde Hitler zich superieur tegenover de arbeidersklasse.
Jodenhaat
Hitler schreef zelf in Mein Kampf dat hij in Linz nog geen anti-semiet was geweest. En bij zijn aankomst in Wenen had hij nog vreemd tegenover de anti-semitische pers gestaan. Maar omdat de vooraanstaande kranten positief tegenover het Habsburgse hof stonden en hiermee de Duitse keizer belasterden, voelde Hitler zich meer aangetrokken tot de ‘fatsoenlijker’ en ‘aantrekkelijker’ koers van het anti-semitische Deutsches Volksblatt. Voor Hitler was Karl Lueger ‘de grootste Duitse burgemeester aller tijden’, en dit heeft er aan bijgedragen dat zijn houding tegenover de joden veranderde.
Hitler ging in Wenen steeds meer joden zien, volgens eigen zeggen besefte hij nu ‘dat het niet ging om Duitsers met een bepaalde geloofsovertuiging, maar om een volk op zich.’ Hitler schreef in Mein Kampf: ‘Waar ik ook ging, overal begon ik joden te zien en hoe meer ik er zag, des te scherper ik waarnam dat ze anders waren dan de rest van de mensheid.’ Hitler zei dat hij vanaf toen steeds meer is gaan walgen van de joden. Ian Kershaw zei hierover: ‘Hitlers woordgebruik in dit deel van Mein Kampf verraadt een ziekelijke angst voor alles wat smerig is, voor vuil en ziekte, allemaal zaken die hij met de joden associeerde.’ * (* Ian Kershaw: Hitler 1889-1936: Hoogmoed (Londen, 1998) blz.48-49)
Hitler legde een verband tussen de joden en al het andere kwade dingen die hij zag, zoals de liberale pers, de culturele wereld, de prostitutie en als belangrijktste de sociaal-democratie. Veel belangrijke mensen in de sociaal-democratische beweging waren joods, en zo verbond Hitler het marxisme en het jodendom. Hij noemde dit zelf ‘de joodse leer van het marxisme’.
Maar in strijd met het verhaal van Hitler zelf zijn de beweringen van August Kubizek. Want volgens Kubizek was Hitler ook in Linz al een anti-semiet. Volgens Kubizek was Hitler door zijn vader beïnvloed, die aanhanger was van Von Schönerer. Ook was Hitler beïnvloed door het anti-semitisme van de leraren op de Realschule. Kubizek herrinnerde zich ook dat hij eens samen met Hitler langs een synagoge in Linz was gelopen en dat Hitler toen zei: ‘Die hoort niet thuis in Linz.’
Maar de passages in Kubizeks boek waarin hij dit over Hitler schrijft behoren tot de twijfelachtigste passages. Ook heeft hij ze deels overgenomen uit Mein Kampf. Waarschijnlijk heeft Kubizek dit gedaan omdat hij het boek na de Tweede Wereldoorlog heeft geschreven en dat hij afstand wilde nemen van de radicale opvattingen van Hitler over de joden. Daarom heeft hij gezegd dat Hitler in Linz ook al een jodenhater was, zodat niet blijkt dat Hitler zijn ideëen heeft gevormd in de tijd dat hij met Kubizek omging. Maar in werkelijkheid was Hitlers vader aanhanger van een gematigder Duits-nationalisme aan dan Von Schönerer en het anti-semitisme op de scholen viel in het niet vergeleken bij de haat tegenover de Tsjechen. Hitler heeft later zelf aan Speer en Goebbels verteld dat hij de vijandigheid tegenover de Tsjechen op school heeft leren kennen, maar dat hij in Wenen pas anti-semiet is geworden.
Hitler zei zelf dat hij twee jaar na zijn aankomst in Wenen anti-semiet was geworden. Dit zou dan in de periode zijn dat Hitler in de Felberstrasse woonde en dat hij het contact met Kubizek had verbroken. Maar waarschijnlijk was dit nog voordat hij dakloos werd, dit zou ook passen bij de verklaring van Lanz von Liebenfels dat Hitler om oude exemplaren van Ostara kwam vragen.
Maar volgens Ian Kershaw kloppen deze beweringen niet, volgens hem is het het meest voor de hand liggend dat Hitler in de herfst van 1909, toen hij tot de diepste armoede verviel, op zoek ging naar een zondebok en dat hij die vond in de figuur van ‘de jood’.
In de daarop volgende maanden ging Hitler veel met Reinhold Hanisch om, maar deze beweerde dat Hitler in die tijd helemaal geen jodenhater was. Volgens hem werd Hitler dat pas later. Hanisch zei dat Hitler veel joodse vrienden en kennissen had in het tehuis voor mannen. Een sleutelmaker genaamd Robinsohn, die Hitler van tijd tot tijd wat geld toegestopt had; Josef Neumann, die volgens Hanisch een echte vriend van Hitler was; en ook de ansichtkaartenverkoper Siegfried Löffner. Hitler verkocht zijn schilderstukjes ook het liefst aan joden, hij had eens gezegd dat het een schrander volk was dat een grotere onderlinge loyaliteit bezat dan de Duitsers.
Er zijn dus geen duidelijk aantoonbare bronnen dat Hitler zijn anti-semitisme al in Wenen ontwikkeld heeft. Maar nu weten we niet waarom Hitler dan wel in Mein Kampf schrijft dat hij zijn anti-semitisme in Wenen ontwikkeld heeft. Ian Kershaw legt het als volgt uit: ‘Het antwoord moet worden gezocht in het beeld van Hitler in het begin van de jaren ’20, en in het bijzonder na de mislukte putsch en zijn proces, van zichzelf wilde creëen. Dit vereiste het geschilderde zelfportret van de ‘niemand’ die van meet af aan tegen de moeilijkste omstandigheden had moeten opboksen; die na de afwijzing door het academische establishment door moeizame zelfstudie en bovenal door bittere ervaringen tot unieke inzichten in de maatschappij en politiek was gekomen.’ ** (** Ian Kershaw: Hitler 1889-1936: Hoogmoed (Londen, 1998) blz.101)
Hitler wilde dus een imago van zichzelf scheppen van een arme jongeman uit de middenklasse die zelf door hard werken voor de kost moest zorgen. Hij had zich door de tegenslagen in zijn leven en door zijn ervaringen unieke ideëen gevormd over de joden.
Later, in 1924, heeft Hitler zelfs gezegd dat hij vond dat deze unieke visie, die hij Weltanschauung noemde, hem het recht gaf op het leiderschap. Niet alleen het leiderschap over de nationalistische bewegingen, maar het leiderschap over heel Duitsland.
Conclusie over Hitlers ideëen
Hitler beweerde dus zelf dat hij zijn anti-semitisme al in Wenen bezat. Maar de mensen die met hem omgingen hebben hier toch niets van gemerkt. Wel heeft Hitler in Wenen veel nationalistische en pan-Germaanse tijdschriften gelezen waar hij duidelijk ook dingen van heeft opgestoken en later nog gebruikt toen hij aan de macht was. Bovendien was Hitler van huis uit opgevoed met de haat tegen de Tsjechen. Hoe het dan komt dat niemand in Hitlers omgeving zegt iets gemerkt te hebben van zijn jodenhaat komt door twee dingen. Ten eerste was het anti-semitisme in die tijd in Wenen zo normaal dat het helemaal niet vreemd was om uitspraken over joden te doen, het viel daarom ook niemand op. Ten tweede waren Hitlers ‘joodse vrienden’ niet echt zijn vrienden. Hitler had in zijn hele leven al weinig vrienden en hij maakte moelijk nieuwe contacten, maar hij ging met deze joden om omdat zij hem hielpen. Vaak stopten zij hem wat geld toe en ook verkocht hij zijn schilderijtjes aan hen. Hitler kon zijn jodenhaat toen dus niet laten bijken, want anders was hij een groot deel van zijn inkomen kwijtgeraakt.
Maar er zijn nog veel meer factoren die bij hebben gedragen aan de vorming van Hitlers ideëen. Zo heeft Hitler in Wenen ook veel tegenslagen gehad, zijn moeder is overleden en hij is mislukt als kunstenaar. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat Hitler een zondebok is gaan zoeken, die hij gevonden heeft in de joden. Dit is kenmerkend voor Hitler, want hij zocht de schuld van iets dat fout ging nooit bij zichzelf. Zo deed hij dat toen hij van school af ging in Linz, en zo deed hij dat dus ook in Wenen.
De tijd dat Hitler in Wenen verbleef is de belangrijkste periode geweest waarin Hitler zijn ideëen heeft gevormd. Vooral Georg Ritter von Schönerer en Karl Lueger hebben veel invloed op hem gehad. Later als Hitler aan de macht is zien we ook nog dingen terug die hij van hen overgenomen heeft, zoals het ‘Sich heil’ en het ‘Führer’. Ook heeft Hitler van Lueger geleerd dat je veel aanhangers kan krijgen door de popularisering van de jodenhaat.
Het is dus toch zo dat de beschrijving van Hitler zelf in Mein Kampf klopt. Hij heeft werkelijk zijn ideëen over het anti-semitisme in Wenen ontwikkeld. Het is dus niet zoals velen denken dat Hitler zijn ideëen na de oorlog pas heeft gevormd, en ook niet zoals August Kubizek het beschrijft dat Hitler in Linz ook al een anti-semiet was.
Na Wenen
Hitler woonde tot 1913 in het Weense tehuis voor mannen. Maar hij had nog steeds geen vooruitzichten voor de toekomst. Hij verdiende nu wel genoeg om van te leven, maar hij kon natuurlijk niet de rest van de leven in het tehuis blijven wonen. Hitler had de hoop op een carrière als kunstenaar toen ook nog steeds niet opgegeven. Dit blijkt uit het feit dat hij in de leeskamer had verteld dat hij in München naar de kunstacademie wilde gaan. Hij had verteld dat hij snel wou vertrekken, maar toch wachtte hij daar nog even mee. Hitler was toen namelijk nog drieëntwintig en op de dag dat hij vierentwintig zou worden kon hij aanspraak maken op zijn aandeel van de erfenis van zijn vader. Hitler heeft op deze uitkering gewacht en is toen naar München vertrokken.
Maar de kunstacademie was niet de enige reden voor Hitler om naar München te gaan.
In de tijd dat hij in Wenen woonde had hij namelijk al drie keer verzuimd zich te melden voor de militaire dienstplicht. Hitler dacht dit te ontlopen door te verhuizen en de grens over te gaan.
Hitler woonde een jaar in München, en toen brak in 1914 de Eerste Wereldoorlog uit. Hitler melde zich ditmaal vrijwillig aan voor het leger en hij heeft meegevochten in de Eerste Wereldoorlog.
Hoe kwam Hitler in de politiek terecht en hoe kwam hij aan de macht?
Het begin van de Nazi-partij
Om te kijken naar het begin van de nazi-partij moeten we terug naar het jaar 1919. In september dit jaar ontving Hitler van het politieke bureau van het leger opdracht om een onderzoek in te stellen naar een klein politiek groepje die zich genesteld had in München. Deze partij noemde zich de Duitse Arbeiderspartij. Hij deed mee aan een vergadering van deze partij, waar hij ook opdracht toe had gekregen. Bij deze vergadering waren ongeveer 25 mensen aanwezig en Hitler vond het een tegenvaller. Het was een saaie bedoening, en was verre van onder de indruk. Zo zei hij erover: ‘het was een nieuwe organisatie als zo vele. Dit was een periode.’ Hiermee bedoelde hij natuurlijk dat er overal in Duitsland nieuwe partijen werden opgericht na de eerste Wereldoorlog. Het was er één uit velen. Deze partijen verdwenen dan ook weer binnen al te lange tijd geruisloos. Hitler dacht dat hetzelfde zou gebeuren met deze partij.
Maar later op de dag, de dag dat hij de vergadering bijgewoond had, ontving Hitler een briefkaart waarin hem werd meegedeeld dat hij was aangenomen als bestuurslid van de Duitse Arbeiderspartij. Zijn reactie was veelzeggend. Hij wist niet of hij kwaad moest worden of dat hij moest lachen, aldus Hitler. ‘Ik was helemaal niet van plan me aan te sluiten bij een bestaande partij, maar wilde een eigen partij oprichten en wat ze van me vroegen was belachelijk.’ Hitler stond op het punt om een brief terug te sturen waarin hij zou zeggen dat hij het belachelijk vond en dat hij het dus weigerde. Dit heeft hij echter niet gedaan. Zijn nieuwsgierigheid kreeg de overhand. Zo kwam hij erop om persoonlijk naar een vergadering zou gaan, zodat hij daar persoonlijk zou kunnen uiteenzetten waarom hij geen lid werd van ‘die dwaze, kleine organisatie’. Dit deed hij dan ook. Hij ging naar het café, ‘Das Alte Rosenbad’, wat zeer verwaarloosd was en waar de vergadering plaats zou vinden. Hitler zei het volgende over deze gebeurtenis: ‘Ik liep door de slechtverlichte eetzaal waar zich geen mens bevond, opende de deur naar de achterkamer en daar stond ik tegenover de bestuursvergadering. In het vage licht van een gaslamp zaten vier jonge mensen aan een tafel, waaronder de auteur van het pamflet, die mij onmiddellijk vrolijk begroette en me welkom heette als nieuw bestuurslid van de Duitse Arbeiderspartij. Ik was er een beetje door overrompeld. De notulen van de laatste vergadering werden voorgelezen en goedgekeurd. daarna kwam het verslag van de penningmeester, alles bij elkaar bleek de vereniging zeven mark en vijftig pfenning te bezitten, en ook de penningmeester kreeg een votum van vertrouwen. Dit werd in de notulen opgetekend.’ Ondanks dit alles, was er toch iets in Hitler dat hem aantrok tot de haveloze mannen in de slechtverlichte achterkamer.
Terug bij de kazerne stond hij, naar eigen zeggen, de moeilijkste beslissing in zijn leven: moest hij lid worden of niet? Het heeft twee dagen geduurd voordat hij zijn beslissing maakte. Er zou geen weg meer terug zijn. Hij werd nu het belangrijkste bestuurslid van de Duitse Arbeiderspartij. Deze partij bestond uit een zonderlinge groep met ‘mislukkelingen’ die de Nationaal Socialistische Partij grondvesten en die, onbewust van de toekomst, een beweging opbouwden die in een periode van dertien jaar het gehele land achter zich zou krijgen, de sterkste politieke partij in Europa en die uiteindelijk het Derde Rijk zou brengen. Het was Hitler die de leiding van deze partij op zich nam, die van de achterkamertjesdebatingclub van weleer een organisatie maakte die sterk stond en Duitsland weer groot zou maken. Niemand had gedacht dat deze man, Adolf Hitler, een politieke carrière zou starten. De Oostenrijker had geen vrienden, geen geld, geen beroep en geen noemenswaardige ervaring. Niemand had gedacht, dat hij de leider van Duitsland zou worden. Alle ideeën die hij in zijn eentje had bedacht, kon hij nu uitbrengen. De energie die eerst niet bekend en zichtbaar was geweest, kwam nu naar buiten. Hij organiseerde grote vergaderingen en typte zelf uitnodigingen en bracht deze rond. Hij had zijn roeping gevonden, en de gehele partij draaide om hem.
Het partijprogramma
Aan het begin van 1920 nam Hitler de leiding van de propaganda van de partij op zich. Hij stelde een 25-punten programma op. Dit programma was een breisel van allerlei ideeën en standpunten, zodat verschillende de bevolkingsgroepen de partij zouden steunen. Zo wou Hitler de Arbeiders, de lagere middenstanders en de boeren voor zich winnen. In werkelijkheid stelden de punten niet zoveel voor, toen de partij aan de macht kwam waren de meeste punten namelijk alweer ‘vergeten’. De, voor Hitler, belangrijkste punten werden echter wel tot uitvoering gebracht toen de partij aan de macht kwam. Een van deze punten was bijvoorbeeld de vereniging van alle Duitsers in een groot-Duitsland. Hitler zou later namelijk Polen aanvallen omdat daar ook Duitsers woonden en allerlei andere gebieden omdat daar van origine Duitsers leefden.
Om bij de eerder genoemde bevolkingsgroepen in smaak te vallen richtte hij dus ook punten op. Voorbeelden hiervan zijn: afschaffing van inkomsten die niet door werken waren verkregen, nationalisatie van trusts, winsten van de industrie moeten gedeeld worden met de staat, afschaffing van pachten van land, doodstraf voor verraders, woekeraars en profiteurs en inbeslagneming van grote winkelbedrijven door de overheid die dan onder lage huren weer konden worden verhuurd aan kleine handelaren. Aan deze punten werd nooit iets gedaan, het was gewoon lokaas voor de bevolkingsgroepen die het minder hadden.
De punten die Hitler later wel zou verwezenlijken warenn de nietigverklaring van de verdragen van Versailles en St. Germain en een instelling van een sterke centrale macht in de staat. Deze punten had Hitler al vanaf het begin in zijn programma opgenomen en dat geeft aan dat Hitler, ondanks dat de partij alleen in München bekend was, toch al verder keek dan de regionale politiek.
Hitler vond zelf de punten niet het belangrijkst. Hij vond, in 1933, toen hij aan de macht kwam, dat niet een paar eenvoudige ideeën belangrijk waren, het waren symbolen die hun vertrouwen zouden kunnen winnen, praal een kleur die hun enthousiasme wakker zouden roepen en daden van geweld en terreur, die, als zijn succes hadden, aanhangers zouden aantrekken.
Toen de partij in de zomer van 1920 populairder werd, kwam Hitler voor het eerst in aanraking met de gevangenis. Hij en zijn trouwe en ruwe groep veteranen vormden een aantal strijdgroepen, die als doel hadden vergaderingen van andere partijen te verstoren. In 1921 was Hitler de leider bij een aanval op een vergadering waar een Beierse federalist, Ballersteld, het woord zou voeren. Deze man werd afgeranseld en Hitler werd opgepakt. Hij kreeg 3 maanden gevangenisstraf aan zijn broek, maar was na 1 maand alweer vrij. Zijn populariteit was hierdoor alleen maar gestegen.
In de zomer van 1920 bedacht Hitler ook een symbool voor zijn partij. Dit werd rode vlag, met in het midden een witte cirkel waar een swastika, een hakenkruis, in stond. Dit zou het machtige en schrikaanjagende symbool van de naziepartij worden en uiteindelijk het symbool van heel Duitsland worden. Hoe Hitler op het idee kwam om deze vlag te ontwerpen zegt hij niet. Ook niet in zijn lange uiteenzetting die hieraan is gewijd. Deze vlag en het symbool wordt gezien als een geniale inval van Hitler. We zien hem nu als een meesterlijk propagandist, mede door dit symbool. Wanneer iemand dit symbool ziet, denk je namelijk direct aan de nazi’s.
De opkomst van de ‘Führer’
Het was in de zomer van 1921 dat Hitler het onbetwiste leiderschap van de partij op zich. Het bleek dat hij onverwacht veel talent had als spreker en organisator. Toch waren de andere bestuursleden het er niet mee eens dat Hitler de enige leider van de partij zou worden, waarop Hitler aanbood om de partij te verlaten. Dit wilden de andere bestuursleden ook niet. De partij kon dit zich namelijk niet permitteren en de ontslagaanvraag werd niet geaccepteerd. Dit gaf aan dat Hitler, nu al, een belangrijke positie in de partij innam en dit had hij natuurlijk zelf ook maar al te goed door. Hierdoor dwong hij de andere leiders dat hij dictatoriale macht binnen de partij. Bij deze had het begrip ‘Führer’ intrede gedaan in de Duitsland. Dit is een het ‘leidersprincipe’ dat eerst het grondprincipe van de nazipartij werd en later dat van het Derde Rijk.
In deze tijd werden de meeste bekende toekomstige medewerkers van Hitler lid van de partij. Zo werd Rudolf Hess in 1920 lid van de partij nadat hij Hitler had horen spreken. Hij werd overweldigd door Hitlers welsprekendheid. Hij werd een goede vriend van Hitler en schopte het zo tot secretaris van hem. Ondanks dat Hess veel gestudeerd heeft en veel voor de partij deed, was hij niet echt intelligent. Dit kan je afleiden omdat hij bij welk idiote idee dan ook, altijd enthousiast en fanatiek reageerde. Hij was tot ongeveer het einde van het Derde Rijk Hitlers meest trouwste en meest loyale aanhanger en heeft in tegenstelling tot andere belangrijke personen niet naar persoonlijke ambities gestreefd, maar zich compleet toegewijd
aan Hitler.
Ook Alfred Rosenberg, de ‘intellectuele leider’ van de partij en de ‘filosoof’ van de nazi’s, werd eind 1919 lid van de partij. Doordat hij Ditrich Eckart, die al in de partij zat, ontmoette en hierdoor in aanraking kwam met Hitler. Hitler was erg in hem
Rudolf Hess geïnteresseerd en hij was van Rosenberg onder de indruk. Rosenberg was namelijk afgestudeerd als architect, waar Hitler niet eens was toegelaten tot de architectenschool. Ook mocht Hitler hem graag, omdat Rosenberg geleerd over kwam en omdat hij een felle antisemiet was. Toen Eckart stierf benoemde Hitler Rosenberg tot hoofdredacteur van de ‘Völkischer Beobachter’, wat de partijkrant was.
Hermann Goering kwam ongeveer op dezelfde manier als Hess bij de partij. Hij was onder de indruk van Hitler en werd in 1921 lid. Doordat Goering getrouwd was met de welgestelde schoonzus van Graaf Eric von Rosen, leverde hij belangrijke bijdragen aan de partijkas. Ook droeg hij veel bij aan Hitler persoonlijk. Goering werd in 1922 bevelhebber van de SA. De SA was onder de voorganger van Goering, Roehm, uitgegroeid van knokploeg tot een paramilitaire organisatie met vier miljoen leden.
Er werden natuurlijk veel meer personen lid van de partij van Hitler. Dit waren meestal ongure personen die een smerig verleden hadden. Dit echter maakte Hitler niet veel uit. Zolang ze hem steunden en de opdrachten van hem uitvoerden, maakt het hem niet uit hoe ze waren. Toch waren vooral de eerder genoemde personen het Hermann Goering
belangrijkste voor Hitler en kennen veel mensen vandaag de dag zelfs nog bij naam.
Trauma van Versailles
De republiek van Weimar verkeerde na de oorlog in grote moeilijkheden. De republiek werd constant bedreigd door Rechtse en Linkse extremisten. Aan het eind van de oorlog hadden de legerleiders, Ludendorff en Hindenburg de macht opgedrongen aan de sociaal-democraten. Dit zorgde ervoor dat deze democraten ook de verantwoordelijkheid van de ondertekening van de akte van overgave en later het vredesverdrag op zich kregen. Dit was natuurlijk een smerige streek van de legerleiders. Door deze streek werd de republiek van begin af aan als kansloos gezien.
De sociaal-democraten begonnen hun macht over te dragen aan het leger. De gevolgen hiervan zouden ernstig zijn. De grondwet die na de oorlog in Duitsland was ingevoerd was het meest liberale en democratisch dat de 20e eeuw tot op dat ogenblik had gekend. In theorie was het perfect en het zat vol met ingenieuze en bewonderenswaardige vindingen die een goede democratie konden verzekeren. Het bestond uit een regering die opgebouwd was in ministeries en was ontleend van Engeland, Frankrijk en Amerika. Geen mens zou vrijer zijn dan een Duitser, geen regering zou zo democratisch zijn als in Duitsland. Dit was echter alleen op papier. Toen men bijna gereed was om de grondwet van Weimar te vormen vond een onvermijdelijke gebeurtenis plaats die een donkere schaduw over de gehele republiek wierp. Ook de geplande grondwet was geschiedenis. Het Verdrag van Versailles werd door de geallieerden gemaakt, om de schade van de oorlog te kunnen betalen. De voorwaarden van het Verdrag van Versailles waren geformuleerd zonder onderhandelingen met Duitsland en werden op 7 mei 1919 gepubliceerd te Berlijn. Het was een klap in het gezicht voor de Duitsers. Ze waren tot het verdrag optimistisch geweest over de toekomst. De gevolgen waren massabijeenkomsten van woedende Duitsers door het hele land om tegen het verdrag te protesteren en om te eisen dat Duitsland zou weigeren het verdrag te ondertekenen. Zelfs de nieuwe kanselier, Scheidemann, liet zich openlijk tegen het verdrag uit. Hij riep: ‘Moge de hand
George Clemenceau verteren die dat verdag ondertekent!’. De volgende dag schreef de Duitse delegatie in Versailles aan de president van Frankrijk, Clemenceau, dat een dergelijk verdrag onaanvaardbaar was voor welk volk dan ook. U zult zich nu afvragen wat er zo onaanvaardbaar was aan dit verdrag. Elzas-Lotharingen moest worden teruggegeven aan Frankrijk en een soortgelijk stuk in Sleeswijk moest teruggegeven worden aan Denemarken. Ook moesten er gebieden aan Polen teruggegeven worden. Een andere voorwaarde van het verdrag was dat Duitsland de verantwoordelijkheid voor het ontketenen van de oorlog op zich moest nemen en dat Wilhelm II en meer dat 800 oorlogsmisdadigers uitgeleverd moesten worden. Dit wekte veel woede onder de Duitsers op. Ook moesten er herstelbetalingen worden gedaan aan de geallieerden. Dit zou de Duitsers enorm veel geld kosten. Maar waar de Duitse bevolking het meest kwaad om werd was dat het verdrag zei dat Duitsland vrijwel geheel ontwapend moest worden, zodat het onmogelijk was dat het land de hegemonie in Europa zou veroveren.
Zelfmoord van economie en Hitlers reactie
Het vredesverdrag en de republiek van juni 1919 wilden de conservatieven niet accepteren. Ook het leger wilde dit niet. Ondanks de revolutie lag de economische macht nog steeds in handen van de conservatieven. zij waren de eigenaren van de industrie, de grote landgoederen en bezaten het overgrote deel van het kapitaal van Duitsland. Hun rijkdom werd gebruikt om partijen en politieke bladen te steunen die zouden werken aan de ondermijning van de republiek. Ook het leger ging vrijwel meteen tegen het verdrag in. De militaire restricties werden genegeerd. Het officierenkorps slaagde er niet alleen in de oude Pruisische traditie in het leger te handhaven, maar wist ook het werkelijke machtscentrum te worden van Duitsland. Het leger handhaafde zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de nationale regering. Waar het leger in de geplande grondwet van Weimar nog ondergeschikt werd aan de ministerraad en het parlement gebeurde dit in tegenstelling tot de andere westelijk democratieën dus niet. In Beieren begreep Adolf Hitler de kracht van de nieuwe nationalistische, anti-democratische en anti-republikeinse stemming. Waar hij gebruik van ging maken. Hitler werd geholpen door bijvoorbeeld de val van de mark en de bezetting van het Ruhrgebied door de Fransen. Doordat de mark sterk in waarde minderde konden de Duitsers de herstelbetalingen niet meer in zijn geheel betalen aan Frankrijk, waarop Frankrijk het Ruhrgebied innam. Het gevolg hiervan was dat de arbeiders van het Ruhrgebied een algemene staking uitriepen en kregen hierbij de steun van de regering in Berlijn. Met behulp van het leger werden sabotage en een guerrillaoorlog georganiseerd tegen de Franse troepen. Het antwoord van de Fransen was een tal van arrestaties, deportaties en zelfs doodvonnissen. Ondanks dit, speelden de Fransen niets klaar in het Ruhrgebied. Het verzet bleef onverstoorbaar doorgaan. Doordat het verdrag de economie in zijn greep hield daalde de mark onverstoorbaar door. Waar 4 mark voorheen 1 dollar waard was, daalde de mark tijdens de bezetting van het Ruhrgebied tot 18000mark voor 1 dollar en in november dat jaar was de mark al helemaal niets meer waard. Voor 1 dollar moest men 4 miljard mark betalen. U raad het al, de mark bleef maar dalen, en de cijfers liepen in de biljoenen. De koopkracht van salarissen en lonen werd tot nul gewaardeerd. Middenstanders en arbeiders zeiden vaarwel naar hun spaarcenten. Maar dit was niet het belangrijkste was verdwenen was. Het vertrouwen van het volk in de economie van Duitsland was totaal verwenen. Want wat had je eraan om je geld nog op te sparen of om het te beleggen met de wetenschap dat je toch failliet zou gaan. Het volk was het er over eens dat de republiek die het land had overgeleverd aan de vijand en de last van de herstelbetalingen had geaccepteerd de schuld van de gehele instorting had.
Toch had de republiek niet alle schuld. De regering liet de mark opzettelijk vallen om aan het eind de staat te bevrijden van zijn schulden en om te ontsnappen aan de verplichtingen van de herstelbetalingen en tenslotte om het optreden van de Fransen in het Ruhrgebied te saboteren.
Ook maakte de val van de mark een einde aan de oorlogsschulden en werd Duitsland dus zonder de lasten van deze schulden gesteld om te werken aan een nieuwe oorlog.
Het volk besefte echter niet dat de staat en het leger profiteerden van de ondergang van de munt. Het enige wat zij wisten was dat deze met een groot banktegoed nog niet in staat waren een armzalig bosje wortelen, een paar aardappels enz konden kopen. Zij wisten dat ze als zelf bankroet waren gegaan en leerden een tijd van constante honger kennen. In deze ellende en wanhoop werd voor hen de republiek de zondebok van alles wat er was gebeurd. Nu het volk ontevreden was, waren het natuurlijk goeden tijden voor Adolf Hitler. Hij zei: ‘De regering gaat rustig door met het drukken van die stukjes papier, want als ze er mee ophield zou dat haar einde betekenen! Want als de drukpersen zouden stoppen, en dat is een allereerste vereiste voor de stabilisatie van de mark, zou de zwemdel onmiddellijk aan het licht komen… Geloof me, onze ellende zal nog groter worden. De schurken gaat het goed. Waarom? Omdat de staat zelf de grootste bandiet en oplichter is geworden. Een dievenstaat!… Als het verschrikte volk eenmaal zal ziend at het honger kan lijden met miljarden marken in hun zak, dan moet het toch tot de conclusie komen: wij willen ons niet alnger onderwerpen aan een staat die gebouwd is op het bedriegelijke idee van de meerderheid. Wij willen een dictatoriale regering!’. Hitler speelde dus prima in op de wens van het volk en beschuldigde de staat van alles. Dat was nou net een persoon die het volk nodig had. Het is dus geen wonder dat de ontberingen en onzekerheden van deze inflatie miljoenen Duitsers dreef tot deze conclusie en Hitler stond klaar hen verder te leiden. Hij begon langzamerhand te geloven dat de chaotische toestanden van 1923 een mogelijkheid hadden geschapen om de republiek omver te werpen, die misschien niet zo gauw zou terugkeren. Toch waren er ook moeilijkheden voor Hitler en hij was ook niet in een opstand geïnteresseerd, omdat hij wist dat hij dat nog niet kon. Zijn naziepartij was namelijk nog niet de belangrijkste politieke beweging in Beieren en buiten die staat was de partij nog onbekend. Hoe kon dan zo’n kleine partij de republiek omverwerpen? Toch meende Hitler dat er een mogelijkheid was. Hij zou onder zijn leiding alle antirepublikeinse en nationalistische krachten in Beieren kunnen verenigen. Daarna zou hij met steun van de Beierse regering een mars naar Berlijn kunnen organiseren en de Weimar-republiek vernietigen. Dit idee is afgeleid van Mussolini, die op dezelfde manier een jaar eerder naar Rome was gemarcheerd. Toch was het in Hitlers geval gecompliceerder. De Fransen bezetten namelijk nog steeds het Ruhrgebied. Door deze bezetting begon het Duitse volk zich toch te verenigen achter de Berlijnse regering die besloten had Frankrijk het hoofd te bieden. Dit was natuurlijk wel het laatste wat Hitler wenste. Zijn doel was e republiek te doen verdwijnen, en wanneer het volk weer achter de republiek begon te staan was dit natuurlijk een niet te verwezenlijken doel. Hierdoor kwam Hitler met een andere leuze voor het volk: ‘Nee, niet weg met Frankrijk, maar weg met de verraders van het vaderland, weg met de novembermisdadigers!’.
In de eerste maanden van 1923 wijdde Hitler zich aan de taak deze leuze inhoud te geven. In februari dat jaar verenigden, door organisatorische talenten van Roehm, vier van de bewapende vaderlandse liga’s’ zich in beieren met de nazi’s en vormden de zogenaamde ‘Arbeidsgemeinschaft der Vaterländischen Kampfverbände’ onder de politieke leiding van Hitler. In september werd een nog sterekere groep opgericth onder de naam ‘Deutscher Kampfbund’, waarbij Hitler een van de drie leiders werd. Deze organisatie was ontstaan na een massameeting die op 2 september in Neurenberg werd Benito Mussolini
gehouden ter ere van de herdenking van de grote nederlaag van Frankrijk in de slag bij Sedan in 1870. De meeste fascistisch getinte groepen in Zuid-Duitsland waren vertegenwoordigd en Hitler ontving een ovatie na een venijnige redevoering die tegen de republikeinse regering was gericht. De doelen van de nieuwe Kampfbund werden openlijk geformuleerd. Dit was het omverwerpen van de republiek en het verscheuren van het Verdrag van Versailles.
De Putch in de Bierhal
Het was in de herfst van het jaar 1923 toen de Duitse republiek en de staat Beieren een kritiek punt bereikten. Op 26 september kondigde de kanselier Gustav Stresemann het einde aan van het lijdelijk verzet in het Ruhrgebied en de hervatting van de Duitse herstelbetalingen. Beieren weigerde dit echter te aanvaarden. Het Beierse kabinet kondigde zijn eigen noodtoestand af op 26 september en benoemde de rechtse monarchist en vroegere premier Gustav von Kahr tot commissaris-generaal met dictatoriale macht. Beieren weigerde Berlijn te gehoorzamen. Beieren stond nu onder het bewind van een driemanschap. Bestaande uit Kahr, de commissaris-generaal, Generaal Otto Von Losow, de commandant van de Reichswehr in Beieren en kolonel Hans von Seisser, het hoofd van de staatspolitie. Kahr weigerde om de bevelen van Berlijn uit te voeren. Toen de nationale regering de opheffing heiste van Hitlers krant, de ‘Völkischer Beobachter’, vanwege de felle aanvallen op de republiek in het algemeen en op Seeckt, Stresemann en Gessler in het bijzonder, weigerde Kahr dit. Ook dwong hij de officieren en manschappen een eed van trouw af te leggen aan de Beierse regering.
Naar de mening van Berlijn was dit politieke en militaire rebellie en Berlijn besloot om hier een einde aan te maken. Hitler en de gewapende Benden werden gewaarschuwd dat de rebellie met geweld zou worden beantwoord. Maar voor Hitler was het te laat om zich terug te trekken. Zijn aanhangers eisten actie en Hitler begreep dat als Stresemann nog meer tijd won hij erin zou slagen een begin van orde en rust in het land te herstellen en dat het dan te laat zou zijn. Op de een of andere manier zou hij Kahr, Lossow en Seisser in een positie moeten dringen van waaruit ze wel handelend moesten optreden en daar was brutaliteit en roekeloosheid voor nodig. Hitler besloot het driemanschap e ontvoeren en hen te dwingen zich bij zijn wensen neer te leggen. Hitler kwam er door een persbericht achter dat Kahr een bijeenkomst zou toespreken in de Bürgerbräukeller, een grote bierhal in de zuidoostelijke buitenwijk van de stad. Deze bijeenkomst vond plaats in de avond van 8 november en het onderwerp zou het programma van de Beierse regering zijn. Ook Lossow en Seisser zouden aanwezig zijn. Deze bijeenkomst bood Hitler de kans om alle drie de leden in handen te krijgen en hen te dwingen zich bij de nazi’s te voegen om gezamenlijk de revolutie door te zetten. Hitler besloot onmiddellijk te handelen. De plannen voor mobilisatie werden ingetrokken en de SA werd onmiddellijk gewaarschuwd voor de actie in de grote bierhal.
Terwijl Kahr bezig was met zijn toespraak omsingelden de SA-troepen de Bürgerbräukeller en drong Hitler de zaal binnen. Hij sprong op een tafeltje en vuurde zijn geweer om de aandacht te trekken. Kahr stopte en de aandacht was gericht op Hitler. Nu baande Hitler een weg in de richting van het podium. Kahr verliet volgens ooggetuigen aangeslagen zijn spreekstoel en Hitler nam zijn plaats hier in. ‘De Nationale Revolutie is begonnen!’ riep Hitler. ‘Dit gebouw wordt door zeshonderd zwaarbewapende mannen bezet. Niemand mag de zaal verlaten. Tenzij hethier onmiddellijk stil wordt laat ik op de galerij ook een mitrailleur opstellen. De regering van Beieren en die van het Rijd zijn afgezet en er is een nieuwe provisorische nationale regering gevormd. De kazernes van de Reischswehr en de politie zijn bezet. Het leger en de politie rukken onder de hakenkruisvlag op naar de stad’. Dit laatste was natuurlijk niet waar, Hitler blufte gewoon, maar door de verwarring kon niemand dit weten. Hitler beval Kahr, Lossow en Seisser hem te volgen naar een aan het podium grenzend particulier vertrek. Voortgeduwd gehoorzaamden de drie Hitlers bevel. Nu werd het publiek opstandig en Goering vond het noodzakelijk om het publiek toe te spreken op het podium. Hij zei: ‘U hoeft niet bang te zijn. Wij zijn met de beste bedoelingen bezield. Trouwens, wat valt er te mopperen; jullie hebben toch bier?’ Ook vertelde hij dat er in het aangrenzende vertrek een nieuwe regering werd gevormd. Weliswaar een regering die steunde op Hitlers revolver, maar dat zei hij er niet bij. Toen kwam Hitler weer op het podium en zei: ‘Niemand verlaat deze kamer levend zonder mijn toestemming.’ Toen zei hij dat ze allemaal leidende functies zouden krijgen. In de Beierse regering óf in die van het Rijk. De drie gevangenen weigerden aanvankelijk ook maar iets tegen Hitler te zeggen. Hier werd Hitler onzeker van en hij dreigde zijn 3 helpers en hemzelf dood te schieten. Dit maakte echter geen indruk. Ze waren alledrie niet bereid om over te lopen naar Hitler. De actie liep niet volgens plan. Toen Liep Hitler weer naar de zaal, en vertelde het publiek dat de nieuwe regering was gevormd. Hij vertelde dat Het Beierse ministerie was afgezet en dat bij deze de novembermisdadigers en de rijkspresident waren afgezet. Er zou vandaag nog een nieuwe nationale regering worden benoemd in München en er zou onmiddellijk een nationaal leger gevormd worden. Wanneer dit niet gebeurde, zou iedereen sterven. Hitler had eer gebluft, en het had weer succes. De stemming sloeg om en er werd luid gejuicht. Ludendorff, de oorlogsheld die samen met Hitler de nieuwe regering moest vormen, kwam binnen en was woedend op Hitler. De aankomst van Ludendorff was een meevaller. Het had de situatie gered en Hitler leed de anderen naar het podium, waar ze allemaal een korte toespraak hielden en elkaar en het nieuwe regime trouw zwoeren. Het publiek was enthousiast en Hitler straalde van vreugde. Toen de actie ten einde was en het publiek de zaal ging verlaten kwam er bericht dat er gevechten waren uitgebroken tussen nationalisten van de ‘Bund Overland’ en de militairen van de Geniekazerne. Hitler besloot erheen te gaan om de Zaak persoonlijk te sussen. Hij liet de leiding van de Bierhal aan Ludendorf over.
De mars van de SA
Dat Hiler de Leiding overliet aan Ludendorff bleek een noodlottige fout. Ludendorff stelde Hitler een door hem bedacht plan voor, dat een overwinning zou kunnen brengen en bloedvergieten achterwege zou laten. Duitse soldaten en politieagenten zouden nooit bereid zijn te vuren op de legendarische bevelhebber. Hij en Hitler moesten met hun volgelingen opmarcheren naar het centrum van de stad en daar de macht in handen nemen. De politie zou zich zelfs bij hen aansluiten en onder hun bevelen strijden. Hitler stemde, niet geheel zeker van zijn zaak, toch toe. Hij zag geen andere oplossing.
Op 9 november gingen Hitler en Ludendorff samen met een stoet van ongeveer 3000 SA-ers naar het centrum van München. Het eerste verzet was een groepje gewapende politieagenten, die de stoet niet door wilden laten. Goering sprong op dat moment naar voren en dreigde een aantal gijzelaars dood te schieten die zich volgens zijn zeggen achterin de stoet bevonden. De politiecommandant geloofde hem en liet de stoet verder trekken. Toen ze de stad binnen waren ontmoetten de demonstranten een grote menigte, luisterend naar de woorden van Julius Streicher, die op het bericht van de actie van Hitler onmiddellijk naar München was gereisd. Streicher was een Jodenvervolger uit Neurenberg. Toen hij de stoet zag brak hij zijn toespraak af en liep onmiddellijk met de groep mee. In de middag van die 9 november naderden de demonstranten hun doel. Ze kwamen bij het ministerie van oorlog waar Roehm en zijn SA-ers omsingeld waren door soldaten van de Reichswehr. Er was nog geen schot gelost. Toen werd de stoet opgehouden door een bewapende groep van 100 politiemensen die ze er nu niet door wilden laten gaan. Niemand weet welke zijde het eerste schot gelost heeft. Maar er volgde een gevecht en Hitlers droom was ten einde. Het vuurgevecht duurde nog geen minuut maar toch werden er zestien nazi’s gedood en drie politieagenten. Hitler werd in een gereedstaande auto gestopt en weggebracht naar een landhuis. Twee dagen later werd hij gearresteerd.
Hitler voor het gerecht
Het duurde enkele dagen voordat vrijwel alle rebellenleiders waren gearresteed. Alleen Goering en Hess werden niet opgepakt. De staatsgreep van de nazi’s werd een fiasco. De partij was ten dode opgeschreven en het nationaal-socialisme leefde niet meer. Hitlers politieke carrière was schijnbaar over. Als we nu terugkijken zien we dat het slechts een onderbreking is van zijn carrière en dat er nog veel meer zou komen. Hitler wist dat het proces hem nieuwe kansen zou geven, en dat hij zijn naam nu ook buiten Beieren bekendheid kon geven. Hij wist dat de wereldpers naar München zou reizen om het proces bij te wonen. Het proces eindigde na 24 dagen en Hitler had een nederlaag omgezet in een overwinning. Kahr, Lossow en Seisser waren als zijn medeplichtigen voorgesteld en hadden de nederlaag werkelijk geleden. Het Duitse volk was echter diep onder de indruk van Hitlers welsprekendheid en vaderlandsliefde. Hoewel Ludendorff de bekendste van de beklaagden was, trad Hitler op de voorgrond en was hij de dominerende figuur in de rechtszaal. De Beierse minister van Justitie en vriend van Hitler, Franz Gürtner, had ervoor gezorgd dat Hitler op de soepelheid en toegefelijkheid van de rechtbank kon rekenen. Hitler mocht zo vaak iemand in de rede vallen als hij wilde, hij mocht getuigen en ondervragen en wanneer en zolang als hij wenste zijn eigen belangen te verdedigen. Al zat hij in de beklaagdenbank en al zou hij misschien tot een langdurige gevangenisstraf worden veroordeeld wegens hoogverraad, zijn zelfvertrouwen was niet beschadigd. Hij voelde zich nog steeds geroepen om een volk te regeren. Terwijl hij in voorarrest zat, had hij de redenen waarom de actie in de bierhal was mislukt al geanalyseerd en zichzelf voorgenomen deze fouten in de toekomst nooit meer te maken. Dertien jaar later, toen hij aan de macht was zei hij hierover: ‘Ik kan gerust zeggen dat dit de meest lichtzinnige beslissing van mijn leven is geweest. als ik er nu aan terugdenk, dan duizelt het me….Als men nu een van onze pelotons voorbij zag marcheren, dan zou men vragen: uit welk armenhuis zijn die ontsnapt? Maar het lot is ons goedgezind geweest. Het heeft niet toegestaan dat een actie slaagde, die onvermijdelijk tot een catastrofe zou hebben geleid omdat onze beweging in die dagen nog onrijp was en het organisatorische en intellectuele fundament ervan nog te zwak was…. Wij zagen in dat het niet voldoende was de oude straat omver te werpen, maar dat de nieuwe staat eerst al opgebouwd en gereed moest zijn… In 1933 was het niet meer nodig een staat met geweld omver te werpen; de nieuwe staat was inmiddels al opgebouwd en wij behoefden slecht de laatste resten van de oude straat op te ruimen, dat vergde slechts enkele uren.’
Tijdens Hitlers proces wist hij al hoe de nieuwe nazistaat moest worden opgebouwd. In de eerste plaats zou het Duitse leger de volgende maal naast hem moet
en staan en niet tegenover hem. Tijdens zijn debatten met de rechters en aanklagers zei hij een keer in de rechtszaal: ‘Het leger dat wij hebben gevormd wordt met de dag talrijker…Ik koster de trotse hoop, dat ernog eens een dag zal komen waarop deze ruwe compagnieën zullen zijn uitgegroeid tot bataljons, de bataljons tot regimenten, de regimenten tot divisies, een dag waarop de oude koarde zal worden opgeraapt uit de modder, een uur waarop de oude vlaggen weer zullen wapperen en er een verzoening zal plaatsvinden op de Laatste Dag des Oordeels die wij zonder vrees tegemoet zien.’
Wederopbouw van de partij
Tussen 1925 en 1929 waren het magere tijden voor Hitler en zijn partij. Men hoorde zelden iets over Hitler of de nazi’s, behalve dan als er grapjes over werden gemaakt, meestal naar aanleiding van wat men de Bierhalle-Putsch noemde. Bij de verkiezingen van 1928 behaalde de naziepartij maar 810.000 stemmen. Dit is slechts 2,6 % van de totale 31 miljoen uitgebrachte stemmen. Het ledental van de partij telde 108.000. Dit was geen hoog cijfer, maar het groeide toch langzaam. Een week nadat Hitler uit de gevangenis was, ging hij naar de minister van Beieren. Op basis van zijn belofte zich goed te zullen gedragen had deze minister, Heinrich Held geheten, het verbod van de naziepartij en naziekranten opgeheven. Volgens Held was ‘het wilde beest getemd en we kunnen ons nu permitteren de ketting los te maken’. Deze minister was de eerste die deze fout maakte, maar zeker niet de laatste die dit zou doen.
Het was Hitlers plan om de partij opnieuw op te bouwen en via de constitutionele weg aan de macht te brengen. Over zijn nieuwe tactiek zei hij: ‘In plaats van te streven naar de machtsovername door een gewapende staatsgreep, zullen we onze neuzen moeten dichtknijpen en zitting nemen in de Rijksdag om stelling te nemen tegen de katholieke en marxistische afgevaardigden. Al zal het wat langer duren om hen met stemmen te verdrijven dan met kogels, één ding is zeker, het resultaat wordt gewaarborgd door hun eigen grondwet. Wettige processen verlopen langzaam.. Maar eerder of later zullen we een meerderheid verkrijgen en daarna zal Duitsland van ons zijn.’ Nadat Hitler vrij was gelaten had hij beloofd aan de minister van Beieren dat de naziepartij in het vervolg zou handelen volgens de grondwet. Toch deed hij dit niet en liet zich bij zijn wederverschijning voor het publiek meeslepen door het enthousiasme van de menigte. De regering van Beieren verbood hem meteen weer om in het openbaar te spreken. Dit verbod zou twee jaar duren. Ook in de andere staten werd dit verbod ingevoerd en het was een zware slag tegen Hitler, die het vooral van zijn redevoeringen moest hebben.
Hitler bedwong zijn woede over het spreekverbod en ging aan het werk om de NSDAP weer op te bouwen en dan te ontwikkelen tot een organisatie die Duitsland nog nooit had gezien. Hij wilde de partij omvormen tot een leger, een staat in de staat. Zijn eerste taak was leden aan te trekken die contributie wilden betalen.
De politieke magere jaren waren voor Hitler, hoe hij zelf zei, de beste jaren van zijn persoonlijk leven. Hij bracht zijn meeste tijd door op de Obersalzberg in de Beierse Alpen waar hij Mein Kampf voltooide en hij in zijn geest de toekomst van de partij en van zichzelf wilde vastleggen.
Opkomst van de Naziepartij
In 1929 heerste er een over de hele wereld een depressie en dit bood Hitler zijn kans om weer machtiger te worden. Hier maakte hij dan ook gebruik van. Net als de meeste revolutionairen kon hij alleen succes boeken in slechte tijden, wanneer de meerderheid werkloos was en onder andere dingen leed. Toch kan je Hitler niet met deze revolutionairen vergelijken. Hitler was namelijk van plan zijn revolutie tot stand te brengen nadat hij zelf aan de macht was gekomen. Dus geen revolutie om aan de macht te komen. Hitler wilde dit bereiken door middel van de stembus of met de toestemming van de heersers, langs grondwettelijke wegen dus. Hitler wilde de stemmen winnen door goed in te spelen op de tijd. Het Duitse volk leefde in een achteruitgang, en hier wilde hij dus gebruik van maken.
De Duitse welvaart steunde op leningen die vooral afkomstig waren uit het buitenland en dan vooral Amerika. Maar toen op 24 oktober 1929 Wallstreet ineenstortte was deze steun niet meer zo sterk. De gevolgen van de ineenstorting waren vrijwel direct te voelen in Duitsland en hadden rampzalige gevolgen. Duitsland was hier niet tegen bestand. Toen de wereldhandel ineenzakte als gevolg van de depressie, was Duitsland niet in staat voldoende te exporteren om te kunnen betalen voor de noodzakelijke invoer van grondstoffen en voedsel. Zonder export kon de Duitse industrie zijn fabrieken niet draaiende houden, en de productie viel in de jaren 1929 tot 1932 tot de helft terug. Miljoenen Duitsers werden werkloos en duizenden bedrijven gingen failliet. Hitler had dit allemaal al voorzien, maar zag niet hoe het was ontstaan. Dit kwam vooral omdat Hitler niets wist van economische problemen en hij er bovenal niet geïnteresseerd in was. Wel was hij geïnteresseerd in de kansen die de depressie hem bood. Hij speelde in op de maatschappelijke achteruitgang door de bevolking politieke steun te bieden. Hitler ging hiermee bezig in de nazomer van 1930.
Zoals eerder gezegd was de bevolking er slecht aan toe. Ze eisten een uitweg uit de benarde toestand en de miljoenen werklozen eisten werk. De winkeliers wilden hulp van de overheid en ook de jongeren wilden een vooruitzicht op een goede en leefbare toekomst. De campagne van Hitler voor de verkiezingen van 14 september 1930 speelde hier op in. Hitler wilde Duitsland weer sterk maken, de herstelbetalingen weigeren, het Verdrag van Versailles opzeggen, een einde maken aan de corruptie en ervoor zorgen dat iedere Duitser een baan en brood op de plank had. Voor de leidende bevolking bracht deze campagne nieuw vertrouwen.
Hoewel Hitler hoge verwachtingen van de verkiezingen had liep het voor hem toch uit tot een verrassing. Hitler verwachtte namelijk dat zijn partij vier maal zo groot zou worden. Een groei van 12 zetels naar ongeveer 50. Dit pakte geheel anders uit. De naziepartij groeide namelijk nog veel harder en Hitler kwam uit op 107 zetels in de Rijksdag. De partij veranderde in een klap tot de 2e partij in de Rijksdag, terwijl het voorheen de negende en kleinste partij was.
Na de verkiezingen zette Hitler zich aan het werk om de steun te verkrijgen van het leger en de wereld van de groot-industriëlen en financiers. Deze groep zouden de Republiek nooit anders ervaard dan een voorbijgaande onbevredigde periode in de Duitse geschiedenis, zodat Hitler geen problemen zou krijgen wanneer hij Duitsland in de revolutie zette. Hitler zei over het leger: ‘Ik ben altijd van mening geweest dat elke poging om het leger te vervangen, onzinnig zou zijn. Geen van ons heeft enig belang bij een vervanging van het leger… Wij zullen ervoor zorgdragen, zodra wij aan de macht zijn gekomen, dat er uit de tegenwoordige Reichswehr een groot leger van het Duitse volk zal onstaan.’
Sommige generaals vroegen zich op grond van deze uitspraken af of het nationaal-socialisme niet precies was wat zij nodig hadden om de eenheid van de natie te herstellen en het leger groter en sterker te maken en de vernedering van het Verdrag van Versailles te doen vergeten. Dit was natuurlijk precies wat Hitler wilde bereiken. Het leger begon achter hem te staan.
Ook de industrie en financiële wereld waren positief met de uitspraken van Hitler. Dit bracht hun in het, achteraf dwaze, inzicht dat als zij maar grote bedragen ter beschikking van Hitler stelden, hij hun daarvoor wel dankbaar zou zijn en hun wensen zou in willigen zodra hij aan de macht was gekomen. De verwachting dat Hitler wel eens aan de macht zou kunnen komen kwam bij steeds meer grote zakenmensen duidelijk te worden.
Hitlers perschef, Otto Dietrich, zei het volgende: ‘In de zomer van 1931 besloot de Führer plotseling de invloedrijke industriële magnaten systematisch te gaan cultiveren.’ Het was niet bekend welke magnaten dit waren. Hun identiteit werd geheim gehouden en alleen personen in de onmiddellijke omgeving van Hitler kenden hun namen. Dit was omdat de bevolking moest blijven geloven dat de nationaal-socialisten ook echte socialisten waren en die dus niets met het kapitalisme te maken moesten hebben. De subsidies moesten komen van de mensen die het geld ervoor hadden. In de laatste helft van 1931 is Hitler door Duitsland getrokken om gesprekken onder vier ogen te houden met vooraanstaande zakelieden. Sommige waren zo geheim dat ze op een eenzame plek in het bos plaatsvonden. De pers mocht namelijk niet de kans krijgen onheil te stichten. Dit vertelde Dietrich over de ‘geheimhouding’.
Industrieel Funk die na de oorlog in een cel in Neurenberg zat, heeft namen genoemd van enkele magnaten die met Hitler onderhandelden. Toch hebben niet alle Duitse Zakenlieden zich aangesloten bij de beweging die ‘Vriendenkring van de Reichsführer SS’ werd genoemd. Funk heeft verteld dat de grote concerns Siemens en AEG zich afzijdig hielden. Ook de koning van de bewapeningsindustrie, Krupp von Bohlen und Halbach wilde zich in het begin niet inlaten met Hitler. Ook heeft Krupp de president die Hitler tot kanselier benoemde gewaarschuwd tegen deze dwaasheid. Later voegde Krupp zich toch bij de beweging van Hitler.
Het is nu nog steeds niet bekend hoeveel zakenlieden zich hebben ingelaten met Hitler en zijn partij. Maar je kunt toch zeggen dat dit er veel moeten zijn geweest, omdat er veel geld in de partijkas is gestort voor de campagnes van Hitler.
Aan het begin van 1931 had Hitler in zijn partij een kleine groep fanatieke, meedogenloze vertrouwelingen, die hem tenslotte in het zadel zouden helpen, en in het derde rijk zijn naaste medewerkers zouden zijn. Deze kleine groep bestond uit vijf partijleden en staken dus met kop en schouders boven de rest van de partij uit. Dit waren Gregor Strasser, Roehm, Goering, Goebbels en Frick. Alle vijf waren dit opmerkelijke figuren die ontzettend veel aan de partij en de weg naar Hitlers macht hebben bijgedragen. In een n ormale maatschappij hadden mensen waarschijnlijk heel anders over deze mensen gedacht. Ze zouden niets anders dan een verzameling zonderlingen zijn, maar in Duitsland was dit niet het geval. Ze werden als redders begroet en hadden twee voordelen boven al hun andere tegenstanders. Zo werden ze aangevoerd door een man, Hitler, die precies wist wat hij wilde en bovendien waren ze meedogenloos en opportunistisch genoeg om alles middelen aan te grijpen, die Hitler konden helpen zijn doel te bereiken. Toen het jaar 1931 ten einde liep en vijf miljoen mensen werkloos waren, de middenstanders vrijwel allemaal failliet waren, de boeren geen cent te makken hadden, het parlement machteloos was en de vierentachtigjarige president steeds verder achteruit ging, werden de nazieleiders steeds zelfverzekerder en kregen ze steeds meer het gevoel dat hun tijd bijna gekomen was. Een uitspraak van Strasser was veelzeggend: ‘Alles wat ertoe bijdraagt de catastrofe te verhaasten… is goed, zeer goed voor ons en onze Duitse revolutie.’
Rumoerige en chaotische politieke periode
Het was maar al te duidelijk dat de Weimarrepubliek niet stevig stond. Er waren veel politieke partijen en het volk was ook erg verdeeld in hun stemmen. Bij de verkiezingen van 1930 behaalden maar liefst tien partijen meer dan een miljoen stemmen. Dit typeert de verdeeldheid onder het volk. Ook werkten de partijen elkaar veel tegen, dit omdat ze alleen rekening hielden met de economische en sociale belangen van de groepen die ze vertegenwoordigden. Hierdoor konden ze geen coalitie vormen in de Rijksdag. Met een coalitie zou de crisis te lijf kunnen worden gegaan, maar dit was nu dus onmogelijk.
De politieke macht in Duitsland berustte niet meer, zoals sinds het begin van de republiek, bij het volk en de vertegenwoordiging ervan, de Rijksdag. Nu had een president van 85 jaar de macht in handen en werd bijgestaan door enkele eerzuchtige en oppervlakkige personen, die zijn uitgeputte en telkens afdwalende geest bestuurden. Hitler zag dit goed in en het kwam hem goed van pas. Het leek namelijk door de verdeeldheid onder het volk onmogelijk dat hij ooit de meerderheid in het parlement zou kunnen veroveren, maar de chaotische politieke situatie bood hem wel de kans om de macht in handen te krijgen. Die ene kans zou binnenkort komen, wist Hitler.
Door het chaotische karakter van de politiek hield geen enkele regering het lang uit en werd de ene na de andere verkiezing gehouden. Zo werd er op 31 juli weer een verkiezing gehouden. De derde in 5 maanden. Toch werden de nazi’s steeds fanatieker en voerden hun campagne steeds grootser. Niet alleen de campagne werd groter, ook de partij groeide steeds meer. Dit blijkt uit de overwinning van de partij met de verkiezingen. De partij kreeg 13.745.000 stemmen en verdiende zo 230 zetels in de Rijksdag. De Naziepartij was nu veruit de grootste partij in Duitsland.
Toen het jaar 1932 bijna tot zijn eind liep, was Berlijn vol van kuiperijen en intriges. Binnen deze intriges liepen ook weer intriges en spoedig waren deze intriges zo door elkaar heen geweven, dat geen van de intriganten nog wist wie nou wie bedroog. Schleicher, die voor 57 dagen aan de macht was gebleven zei hierover: ‘Ik ben slechts Hindenburg
zevenenvijftig dagen aan de macht gebleven, en op elk van die dagen werd ik zevenenvijftig keer verraden. Praat mij nooit van Duitse trouw!’
Het was op 15 januari 1933 dat de nazi’s een plaatselijk succes behaalden bij de verkiezingen in Lippe. Achteraf zien we dit niet als een grote prestatie, maar heeft degelijk invloed gehad op de politiek in Duitsland. Uit een totaal van 90.000 stemmen behaalden de nazi’s er 38.000. Dit is 39%, en dit was 17% hoger dan bij de vorige verkiezingen. Ondanks dat dit weinig invloed had, maakten de nazi-leiders veel bombarie over hun overwinning. Dit maakte vreemd genoeg indruk op een aantal conservatieven. Twee conservatieven, die nog vaker ter sprake zullen komen, waren mannen achter Hindenburg. Het waren de staatssecretaris Meissner en de zoon van de president, Oskar genaamd.
Hitler kanselier
De twee laatst genoemden, Meissner en Oskar verlieten op de avond van 22 januari in het geheim het verblijf van de president en reden naar het huis van een tot op dat ogenblik onbekend nazi, Joachim von Ribbentrop genaamd. Hier ontmoetten zij Hitler, Goering, Frick en Papen. Oskar von Hindenburg, zoals eerder gezegd de zoon van de president, had zich volgens Meissner steeds verzet tegen de nazi’s. Het was alsof Hitler dit wist en Hitler trok zich terug met Oskar in een andere kamer. Daar heeft Hitler een uur op hem ingepraat en in de naziekringen nam men algemeen aan dat Hitler zowel met dreigementen als met beloften had gewerkt. Zo werd enkele maanden later 2000ha land aan het landgoed van de familie Hindenburg toegevoegd en werd Oskar in 1934 plotseling bevorderd van kolonel tot gerneraal-majoor van het Duitse leger. Oskar was zonder twijfel diep onder de indruk van Hitler en op de terugweg was hij bijzonder stil en zijn enige opmerking was, dat het niet anders kon. De nazi’s moesten wel in de regering opgenomen worden. Dit vertelde Meissner later tijdens zijn verklaring te Neurenberg.
Nu Hitler invloed had gekregen op de zoon van de president was de president zelf aan de beurt. Dit was een stuk lastiger omdat het bekend was dat de man een granieten karakter had en dat het moeilijk was om hem om te praten. Toch was het volgens Hitler niet onmogelijk en hierbij schakelde hij de hulp in van Franz von Toespraak Hitler
Papen. Von Papen was in 1932 voor een korte tijd kanselier geweest en genoot van het vertrouwen van de president. Op 28 januari kreeg Papen de opdracht de mogelijkheden te onderzoeken van een regering onder Hitler. Dit moest binnen de grenzen van de grondwet gebeuren. Op 30 januari was de Weimar Republiek ten einde. Nadat Hindenburg een korte toespraak hield over de noodzaak van volledige samenwerking en de eed werd afgelegd was het Hitler-kabinet tot stand gekomen.
Hitler had zijn doel bereikt. Hij was van vroegere schooier uitgegroeid tot revolutionair die via de achterdeur kanselier van Duitsland werd. Desondanks dat Hitler kanselier werd, waren de nazi’s zwaar in de minderheid in de regering. Ze bezaten slechts drie van de elf posten en met uitzondering van het kanselierschap waren dit geen belangrijke posities. Papen werd vice-kanselier, met als doel om de radicale nazi-leider, Hitler, af te remmen. Dit omdat hij de regering tot stand had gebracht en hij was vol van vertrouwen dat hij, met behulp van de steun van alle vorige leiders de macht voor de conservatieven kon handhaven. Hieruit blijkt wel dat deze politicus Hitler niet echt goed kende. Ondanks dat Hitler aan het begin ongeveer de zelfde doeleinden had, zoals de vernietiging van de republiek en het weigeren van het Verdrag van Versailles, maakten de conservatieven hier een fout. We weten allemaal dat deze doeleinden niet het enige waren wat Hitler zou doen. Je kan dus stellen dat de Duitsers zichzelf de nazietirannie hebben opgelegd door op 30 januari 1933 Hitler uit te roepen als Kanselier.
Conclusie / Korte samenvatting
Kwamen de Duitsers in opstand tegen het regime van Hitler?
Het economische beleid
Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam heerste er grote werkloosheid in Duitsland. Maar onder zijn bewind is de werkloosheid voor het overgrote deel opgelost. De economie werd hersteld, maar hoe dit georganiseerd werd interesseerde de nazi’s niet. Het enige wat Hitler wilde was dat de economie zorgde voor genoeg wapens, zodat hij oorlog zou kunnen voeren. Hierdoor maakte het ook niet uit dat de economie uit verschillende structuren bestond, de economie was niet socialistisch, maar ook niet kapitalistisch. Veel sleutelsectoren werden door de staat beheerst, maar privé-ondernemingen en grote bedrijven bleven functioneren en deze werden in veel opzichten nauwelijks door de overheid gehinderd.
Maar omdat de nazi’s op het gebied van de economische zaken tekortschoten, legde Hitler de verantwoordelijkheid bij de econoom Hjalmar Schacht. En Schacht nam direct maatregelen, hij voerde een reflatiebeleid, dus een beleid dat gericht was op prijsdalingen. Schacht liet werklozen verplicht aan openbare projecten werken en hij besteedde meer dan een miljard mark aan werkzaamheden voor het algemeen nut. Er werden autobanen aangelegd, zelfstandige bedrijven kregen subsidies voor renovaties en nieuwe bouwwerken en belastingmaatregelen bevorderden de uitbreiding van de industrie en de boerenbedrijven.
Het beleid van Schacht had in Duitsland al direct groot succes, van de 6 miljoen werklozen in januari 1932 waren er in de zomer van 1934 nog maar 2,4 miljoen over. Dit kwam toch vooral wel door de aanleg van de autobanen. Hier speelden de nazi’s dan ook handig op in met hun propaganda, zo verschenen er bijvoorbeeld foto’s van duizenden enthousiaste arbeiders werkend aan de ‘wegen van de Führer’.
En de propaganda werkte, de Duitsers voelden zich weer veilig en ze stonden positief tegenover de nazi’s. Ze zagen de nazi’s vooral als de partij die hun van de werkloosheid verlost had. Maar toch zijn er veel opstanden tegen Hitler geweest en er is zelfs eens een aanslag op hem gepleegd. We kunnen het verzet tegen Hitler in vier groepen verdelen: de communisten, de studenten, de kerk en het leger.
De communisten
Hitler was er van overtuigd dat het Duitse verlies in de Eerste Wereldoorlog de schuld was van ‘joods-marxistische’ verraders, en dat alleen keihard optreden de dreiging van een nieuwe bolsjewistische revolutie in Duitsland kon tegengaan. Daarom zag hij het als zijn eerste taak om de communistische en sociaal-democratische beweging uit te roeien. In de nacht van 27 op 28 februari 1933 kreeg Hitler de ultieme kans, en hier maakte hij dan ook gretig gebruik van. Er was brand gesticht in de Rijksdag, en Hitler gaf de communisten de schuld hiervan. Hij liet alles en iedereen die communist was oppakken. Alleen in Berlijn al werden diezelfde avond nog naar schatting 1500 communisten opgepakt. In de eerste twee jaar dat Hitler aan de macht was zijn er in totaal 60.000 communisten en sociaal-democraten gearresteerd, en ongeveer 2.000 van hen zijn om het leven gekomen.
Maar de communisten lieten dit niet zomaar over zich heen komen. Vanaf het begin van het regime van Hitler zijn ze tegen zijn bewind ingegaan. Dit deden ze door het verspreiden van pamfletten waarin ze wezen op de verschrikkingen van het nazi-bewind en opriepen tot een algemene staking om een einde te maken aan Hitlers macht. Ze beschilderden muren met symbolen en leuzen tegen de nazi’s om de mensen die tegen Hitler waren te laten merken dat ze niet alleen waren. Ook organiseerden ze ondergronds verzet, omdat de communistische partij verboden was, en op veel plaatsen ging het zelfs zo ver dat ze leden van de NSDAP en de SA beschoten.
Maar de communistische oproep tot verzet kreeg niet veel gehoor. De meeste mensen dachten dat Hitler als kanselier na een paar maanden wel zou bezwijken onder het gewicht van de Duitse economische nood, net als Heinrich Brüning, Franz von Papen en Kurt von Schleicher. Ze dachten dat Hitler toch niet zo veel schade aan kon richten omdat hij niet eens de volledige macht in handen had, want hij zat in een coalitieregering. En van de overige ministers waren er slechts twee nationaal socialist. Maar deze mensen hadden het dus bij het verkeerde eind.
De KPD (Kommunistische Partei Deutschlands) had de dreiging van Hitler wel goed ingeschat, maar deze partij stond daarin alleen en kon niets beginnen. De KPD had een samenwerkingsverband aan kunnen gaan met de SPD (Sozialdemokratische Partei Deutschlands) en dan hadden ze Hitler misschien nog tegen kunnen houden. De SPD onderhield namelijk nauwe banden met de vakbonden en ze hadden de leiding over de Reichsbanner, een paramilitaire organisatie van 250.000 man. De SPD had ook een verzoenende rol kunnen spelen tussen andere partijen en organisaties, met name het leger, en zo hadden ze een oppositiebeweging tegen Hitler op gang kunnen brengen.
De SPD weigerde de samenwerking met de KPD aan te gaan, maar toch bleven ze niet helemaal werkloos toekijken. Zo organiseerden ze bijvoorbeeld op 7 februari een grote protestdemonstratie in de Berlijnse Lustgarten. Maar zoiets kwam niet zo vaak voor. Dit kwam doordat de SPD probeerde volgens de wet te handelen, omdat ze vreesden dat de nazi’s anders een wettig excuus hadden om de SPD te verbieden. De SPD richtte haar inspanningen vooral op de komende Rijksdagverkiezingen van 5 maart. Ze hoopten dat ze voldoende stemmen zouden krijgen om een serieuze bedreiging te worden voor de nazi’s. Maar dit lukte ze niet, want de nazi’s wonnen de verkiezingen. Ook kwam het zo ver dat Hitlers regering von Hindenburgs handtekening niet meer nodig had om een wet aan te nemen. Er was een dictatuur ontstaan.
In 1943 waren alle grotere communistische netwerken opgerold. Aan het eind van de oorlog waren zo’n 25.000 à 30.000 leden van de KPD vermoord, terechtgesteld of overleden in concentratiekampen. In totaal had ongeveer de helft van de 300.000 leden van de KPD op de een of andere manier wel aan vervolging blootgestaan. Als een communist door de Gestapo gearresteerd werd betekende dit voor hem vrijwel zeker dat hier de doodstraf op zou volgen, of in het allergunstigste geval een lange gevangenisstraf.
Een deel van de Duitse communisten vormden in die tijd die Rote Kapelle (het Rode Orkest). Deze Berlijnse beweging bestond uit hogere ambtenaren, die inlichtingen aan de Sovjet-Unie verstrekten en de Russische agenten hielpen. Die inlichtingen bestonden vaak uit strikt geheime informatie, maar dit konden ze toch te weten komen door hun connecties op de ministeries. Ze gaven informatie aan de Sovjet-Unie door over bijvoorbeeld nieuwe luchtwapens en over voorgenomen Duitse aanvallen in het oosten. Ook gaven ze informatie over bedrijventerreinen en de industriële productie.
De studenten
De bekendste van de groepen studenten die zich tegen Hitler hadden gericht was de groep Die Weisse Rose (de Witte Roos). Deze groep ontstond in 1942 op de Universiteit van München. De groep riep op tot geweldloos verzet tegen het nazi-regime, zij deden dit zelf door het schrijven en verspreiden van pamfletten. Die Weisse Rose werd opgericht door Hans Scholl en zijn zus Sophie, samen met met hun vrienden Willi Graf, Christoph Probst, Alexander Schmorell en de filosofieprofessor Kurt Huber vormden zij de basis de groep. Ze probeerden een universitaire beweging tegen Hitler van de grond te krijgen.
De eerste vier pamfletten werden verspreid tussen juni en julie 1942, en in hun eerste pamflet stond:
‘Het lijdt geen twijfel dat vandaag de dag iedere eerlijke Duitser zich schaamt voor zijn regering. Wie van ons heeft enig idee van de diepte van de schaamte die wij en onze kinderen moeten voelen als op een dag de schellen van onze ogen vallen en de verschrikkelijkste misdaden – misdaden die elke menselijke maat verre te boven gaan – aan het licht komen? Als het Duitse volk al zo gecorrumpeerd en spiritueel verslagen is dat het geen hand meer opsteekt, frivool volhardt in een twijfelachtig geloof in de wettige loop der dingen; als het Duitse volk het hoogste beginsel van de mens opgeeft, dat wat hem verheft boven alle andere schepselen Gods, zijn vrije wil; als het niet de wil heeft om beslissend in te grijpen om het rad der geschiedenis een draai te geven en aan zijn rationele beslissingen te onderwerpen; als het Duitse volk zo weinig individualiteit bezit, als het al zo ver voortgeschreden is op de weg naar een geesteloze en laffe massa, dan, ja dan verdient het zijn val… Bied passief verzet – verzet – waar u ook bent, verhinder de expansie van deze atheïstische oorlogsmachine eer het te laat is… Vergeet niet dat elk volk het regime verdient dat het bereid is te verdragen.’ * (* Matthew Hughes & Chris Mann: Het leven in Duitsland tijdens het Hitlerbewind (Oosterhout, 2002) blz.183)
Maar tijdens de zomer van 1942 viel de groep stil. Dit kwam doordat drie leden van de groep opgeroepen waren om aan het oostfront te vechten. Deze leden kwamen echter weer terug in oktober van datzelfde jaar en toen besloten ze Die Weisse Rose te laten uitgroeien tot een permanente verzetsgroep. Ook wilden ze nauwer gaan samenwerken met het ‘echte’ actieve verzet, en daarom hadden ze een ontmoeting met een vertegenwoordiger van de verzetsbeweging die Rote Kapelle.
Vervolgens werd in januari 1943 een nieuw pamflet van Die Weisse Rose verspreid. En op 13 januari, in diezelfde maand dus, groeide een toespraak van de plaatselijke nazi-gouwleider aan de Universiteit van München uit tot de eerste studentendemonstratie tegen de nazi's in München. Het verzet werd heviger en Begin februari ging de groep over tot het kalken van leuzen tegen de nazi's op de universiteitsmuren.
Op 18 februari 1943, kort na de nederlaag van de Duitse troepen in Stalingrad, verspreidden Hans en Sophie Scholl het laatste pamflet - ("De afrekeningsdag is gekomen, de dag waarop de Duitse jeugd zal afrekenen met de meest verbijsterende tirannie die ons volk ooit heeft moeten verdragen. In naam van het gehele Duitse volk vragen we aan Adolf Hitler de teruggave van onze persoonlijke vrijheid, het meest waardevolle bezit der Duitsers...") - van Die Weisse Rose handmatig in de Universiteit van München. Daar werden ze echter gearresteerd en overgebracht naar het hoofdkwartier van de Gestapo. Christoph Probst werd de dag erop gearresteerd, de rest van de groepsleden iets later. Hans en Sophie verzwegen aan hun ondervragers de namen van de andere groepsleden.
Op 22 februari 1943 werd het proces tegen Sophie en Hans Scholl gehouden. Rechter Roland Freisler, de president van het Volksgerichthof, kwam speciaal uit Berlijn om hen te berechten. Het proces werd achter gesloten deuren gehouden en Hans, Sophie en Christoph Probst werden tot de guillotine veroordeeld. Deze straf werd diezelfde dag nog voltrokken. Vervolgens werden op 19 april Kurt Huber, Willi Graf en Alexander Schmorell ter dood veroordeeld.
Hans en Sophie werden op 24 februari begraven op het Perlach-kerkhof ten zuiden van München. Naar aanleiding hiervan werd op de muren van het dorpje de leuze: "Their spirit lives" geschreven.
De katholieke kerk
Voor Hitler waren alle kerken hetzelfde, hij moest er niets van hebben. Maar hoewel Hitler vijandig tegenover de christelijke kerken stond, was het voor hem toch lastig om hiertegen op te treden. Dit kwam doordat de meeste Duitsers in die tijd wel lid waren van de kerk, katholiek of protestants. Als Hitler zich dus openlijk tegen de christenen zou keren, zou hij de steun van het grootste deel van het volk verliezen. Maar toch hadden de kerken wel sympathie voor het regime in die tijd, omdat de nazi’s tegen het ‘goddeloze’ bolsjewisme waren.
Halverwege de jaren dertig ging de joden- en communistenvervolging van de nazi’s over in katholiekenvervolgingen. De katholieke priester Josef Spieker had in een preek gezegd: “Duitsland heeft maar één Führer. Dat is Christus!’. Spieker werd verraden en vervolgens naar een concentratiekamp gestuurd. Maar toen Spieker uit het concentratiekamp kwam kon hij nog zijn mond niet houden en ditmaal kreeg hij een gevangenisstraf van vijftien maanden. Toen Spieker deze gevangenisstraf had uitgezeten werd hij door de kerk naar de stad Santiago in Chili gestuurd. Hier zou hij niet zoveel kwaad kunnen, maar ook in Santiago liet hij zich uit over de nazi’s en daarom werd hij naar het platteland van Chili gestuurd. De katholieke kerk zag Spieker dus niet als een ‘held’, maar de kerkelijke auroriteiten berispten hem juist steeds om zijn ‘onverstandige’ optreden.
Hieruit blijkt dat de katholieke kerk liever geen moeilijkheden met het nazi-regime wilde, ze wisten immers van de gebeurtenissen in de concentratiekampen door de ervaringen van Josef Spieker. Maar ze maakten dit niet openbaar. De kerk heeft altijd geprobeerd Spieker te weerhouden van zijn uitlatingen tegen de nazi’s.
De protestantse kerk
Voor het grootste deel van de protestantse kerk gold hetzelfde als voor de katholieke kerk. Ze hebben zich weinig tegen de nazi’s verzet. De protestantse evangelische Kirche was in twee groepen opgesplitst, het grootste deel werd later bekend onder de naam Duitse christenen en het kleinere deel noemde zich de bekennende Kirche. De Duitse christenen waren groot voorstanders van Hitler, zelfs al voordat de nazi’s aan de macht kwamen. De predikanten noemden hun volgelingen zelfs de ‘stormtroepen (de SA) van Jezus Christus’, en ze hadden sterk nationalistische en patriottische ideëen. Op de kerkvlag stond zelfs een hakenkruis.
Martin Niemöller
De bekennende Kirche daarentegen was het niet eens met de ideëen van het
nationaal-socialisme. Tot de bekennende Kirche behoorden beroemde verzetslieden als Martin Niemöller en Dietrich Bonhoeffer. Veel leden ervan deden wat ze konden om christelijke beginselen als naastenliefde en fatsoen tegenover het nationaal-socialistische geweld overeind te houden. Niemöller werd gearresteerd nadat hij op 27 juni 1937 in Berlijn-Dahlem een preek gehouden had waarin hij zich kritisch over de nazi’s had uitgelaten. In maart van het volgende jaar stond hij terecht voor de rechtbank in Berlijn en hier werd hij veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf. Maar toen hij vrijgelaten werd uit de gevangenis werd hij door de Gestapo direct doorgestuurd naar het concentratiekamp Sachsenhausen en later naar Dachau. Hij bleef in Dachau totdat hij in 1945 door de geallieerden bevrijd werd. Dietrich Bonhoeffer
Met Dietrich Bonhoeffer liep het minder goed af. Bonhoeffer werd in april 1943 gearresteerd op verdenking van banden met het Duitse verzet en hij bleef in hechtenis tot hij door een krijgsraad ter dood werd veroordeeld. De terechtstelling vond plaats op 9 april 1945. Dit was slechts één maand voor het einde van de oorlog.
Mannen als Niemöller en Bonhoeffer waren echter uitzonderingen en de bekennende Kirche stond helemaal niet gelijk aan het protestantse verzet tegen Hitler. Meer typisch voor het gedrag van de leden van de bekennende Kirche was afzijdigheid in politieke kwesties of steun aan het nazi-regime. Velen waren lid van de NSDAP. Maar hoewel de nazi’s argwanend stonden tegenover de predikanten van de bekennende Kirche en velen van hen in rechtszaken verwikkeld waren, vooral na de arrestatie van Niemöller in 1937, werden er maar weinig veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen of naar een concentratiekamp gestuurd. Net als in het geval van de katholieke geestelijkheid wilde de Gestapo niet overgaan tot grootschalige onderdrukking. Dat was ook niet nodig, want het grootste deel van de predikanten van de bekennende Kirche bleef loyaal aan het nationaal-socialistische bewind en bleef tot het einde toe vaderlandslievend. Zelfs Niemöller, die in de Eerste Wereldoorlog U-Bootcommandant was geweest, schreef Hitler vanuit het concentratiekamp een brief aan Hitler waarin hij aanbood het vaderland te dienen in de Tweede Wereldoorlog.
De Jehova’s Getuigen
Een groepering die zich tegen de nazi’s durde te verzetten als geen andere, waren de Jehova’s Getuigen. Deze sekte was opgericht door de Amerikaanse ondernemer Charles Russell (zie foto) en had vanaf 1870 haar plaats gevonden in de Amerikaanse samenleving. In Duitsland telden de Jehova’s Getuigen in 1933 niet meer dan 30.000 leden. Ze stonden bekend als fanatiek religieus, rechtschapen, sober en hardwerkdend. Deze ‘serieuze bijbelonderzoekers’ (Bibelforscher) kwamen voornamelijk uit de lagere klassen. Ze stonden op zichzelf, beschouwden zich als politiek neutraal en onthielden zich van geweld. Hoewel sommige radicale nazi’s als de ideoloog Alfred Rosenberg de Jehova’s Getuigen voortdurend vergeleken met communisten, vrijmetselaars en joden, begrepen andere nazi-leiders beter dat zulke vergelijkingen volledig mank gingen. De Jehova’s Getuigen hadden weinig sympathie voor die andere groepen en hadden er gewoonlijk niets mee van doen. Als ze bereid waren geweest met de nieuwe orde compromissen te sluiten en hun activiteiten hadden beperkt tot de religieuze sfeer, wat de meeste andere religieuze sekten deden, hadden de nazi’s wellicht geen aanstoot aan hen genomen en hen met rust gelaten. Maar de Jehova’s Getuigen waren onbuigzaam. De Jehova’s Getuigen werden als geen ander, behalve de joden en de zigeuners, slachtoffer van de nazi-terreur.
Ze weigerden enig compromis te sluiten met een regime dat ze steeds meer gingen zien als de belichaming van de duivel op aarde. De leden van deze kleine sekte deden meer dan alleen vasthouden aan hun religieuze overtuigingen. Ze gingen moedig en vaak fanatiek in het offensief. Hoewel de Jehova’s Getuigen in 1933 verboden waren, bleven ze elkaar ontmoeten en het woord van God verkondigen onder niet-Jehova’s, eerst openlijk en later ondergronds. Ze weigerden ook de Hitlergroet te brengen, ook al was dat een overtreding. Ze weigerden deel te nemen aan politieke festiviteiten of lid te worden van politieke en economische organisaties van de nazi’s, ook al kostte het hun vaak hun baan. En ze weigerden ook in militaire dienst te gaan, ook al werd dit in het voorjaar van 1935 verplicht gesteld. Ze kregen een kans van de nazi’s om niet in een concentratiekamp of gevangenis terecht te komen of ter dood veroordeeld te worden. Hiervoor moesten ze een eed ondertekenen waarbij ze toezegden hun illegale activiteiten te staken en hun geloof op te geven, maar ze weigerden dit te tekenen.
De Jehova’s demonstreerden hun verzet door brievenbussen vol te proppen en deurmatten te bezaaien met lectuur over gevallen van wreedheden van de nazi’s. Hierbij noemden ze de Gestapo, de politie en de partijbeulen bij name. Ze riepen het volk op zich af te wenden van de valse profeet Hitler en zijn geloof te stellen in de ware Verlosser, Jezus Christus.
Maar de Jehova’s moesten hun moed en onverzettelijkheid duur betalen. Friedrich Zipfels, de eerste historicus die hun vervolging grondig bestudeerde, schreef in 1965 dat de Jehova’s in het Derde Rijk ‘vrijwel zonder uitzondering’ aan vervolging blootstonden. Dat 97 procent van hen een of andere vorm van vervolging had ondergaan en dat een op de drie stierf aan de gevolgen ervan. Een andere historicus, Michael H. Kater, schreef vijf jaar later over hen en hij stelde dat vijftig procent van de Jehova’s weleens vervolgd was. Maar Kater stemde met Zipfels overeen in zijn oordeel dat ze verschrikkelijk wreed vervolgd werden; hij berekende dat meer dan 10.000 Jehova’s Getuigen werden gearresteerd en dat tussen de 4000 en 5000 van hen in gevangenissen en concentratiekampen stierven. Kater ging ervan uit dat één op de twee Jehova’s enige tijd in arrest was en dat elk vierde lid van de sekte tijdens gevangenschap stierf. Hij vatte hun vervolging samen door te stellen dat ‘afgezien van de joden geen enkele groepering in de Hitlerperiode zo intensief vervolgd werd’.
Op 20 juni 1937 hebben de Jehova’s een grote pamflettenactie gehouden. De campagne startte om precies twaalf uur ’s middags. De Jehova’s gingen van huis tot huis om exemplaren uit te delen van een twee pagina’s tellende krant getiteld ‘Open brief aan de mensen in Duitsland die in de bijbel geloven en houden van Christus’. In deze brief beschuldigden ze de nazi-leiding ervan een wrede vervolging tegen leden van de Jehova’s Getuigen te hebben ingesteld. Er werd ingegaan op bijzondere gevallen van vervolging, ook gevallen van mishandeling, die soms de dood tot gevolg hadden. De Gestapo-medewerkers die erbij betrokken waren werden bij name genoemd. En in de brief werden de pogingen van de nazi’s om de Jehova’s te brandmerken als staatsvijanden en als joden en communisten openlijk veroordeeld. De brief bevatte een voorbeeld van een eed die de nazi’s Jehova’s wilden laten ondertekenen om hun geloof te herroepen. De Jehova’s Getuigen verkondigden dat ze niet gebroken of geïntimideerd konden worden en dat ze zelfs bereid waren te sterven als dat nodig was om hun geloof te behouden.
In totaal zijn er zo’n 100.000 exemplaren van de ‘Open brief’ verspreid, maar talloze Jehova’s Getuigen die hadden deelgenomen aan de actie moesten uiteindelijk en hoge prijs betalen voor hun moedige daad. De resolute wijze waarop de Gestapo jacht maakte op de deelnemers van de actie is typerend voor de wijze waarop ze in andere gevallen tegen de Jehova’s optraden. Als ze eenmaal iemand te pakken hadden, werd hij net zolang geslagen tot hij namen en andere gegevens losliet. In verscheidene plaatsen kregen heel wat Jehova’s zware straffen, sommigen bezweken er zelfs aan.
Conclusie over de kerken
Veel Duitsers hebben tijdens de periode van het Derde Rijk hun godsdienst in ere gehouden. Alleen radicale nazi’s en anderen die overtuigd nazi waren keerden God de rug toe en stelden al hun vertrouwen in Hitler. Dit kunnen we zien als een falen van de totalitaire nazi-beweging. Maar dit kan ook gezien worden als een falen van de kerkelijke autoriteiten, die hun kansel nauwelijks benutten om hun volgelingen te waarschuwen tegen het kwaad van Hitler en zijn regime. Zij pasten zich meestal aan om hun kerkelijke gebruiken te kunnen handhaven.
De nazi’s stonden tot op zekere hoogte toe dat de Duitse bevolking haar godsdienstige gewoonten bleef volgen, zolang deze maar geen hindernis vormden voor hun voornaamste doelstellingen. Meestal was dat niet het geval, dus keken nazi’s bij kleine religieuze protesten de andere kant op. Kerken en kerkgangers keken ook vaak de andere kant op als ze geconfronteerd werden met nazi-misdaden, zolang ze niet direct werden bedreigd. Alleen een kleine minderheid protesteerde fel, een aantal priesters als Josef Spieker en Dietrich Bonhoeffer en enkele religieuze ijveraars als de Jehova’s Getuigen.
Wanneer dat gebeurde, toonden de nazi’s geen mededogen en gaven ze geen duimbreed toe. De nazi’s wisten goed wie ze moesten wantrouwen en ze traden nietsontziend tegen hen op. Ze wisten ook dat maar weinig mensen martelaar wilden worden.
Het leger
Gedurende het grootste deel van Hitlers regime zijn er samenzweringen tegen hem geweest. De verschillende groepjes van samenzweerders hebben echter nooit een vuist kunnen maken en waren dus niet bij machte om de beslissende aanslag of stap te plegen. Het verzet tegen Hitler werd sterker naarmate de oorlog vorderde en fanatieker werd. Zo waren er in 1943 alleen al zes pogingen gedaan om de Führer te vermoorden, maar lukten, zoals bekend, allemaal niet.
Aan het eind van juni 1944 hadden een groep van samenzweerders een meevallertje. Klaus Schenk von Stauffenberg werd tot kolonel bevorderd en benoemd tot stafchef van generaal Fromm. Hierdoor zag Stauffenberg Hitler regelmatig. Stauffenberg hoorde bij een groep van samenzweerders en dit bood hem natuurlijk de unieke kans om een aanslag op Hitler te verwezenlijken. Hierdoor nam Stauffenberg de sleutelpositie in bij de samenzwering en op zijn schouders rustte de laatste kans op succes. Hij was namelijk de enige die binnen kwam in het zwaarbewaakte hoofdkwartier en daarom moest hij de man zijn die Hitler zou doden. Ook zou hij in zijn positie als stafchef de troepen van het Duitse leger moeten bevelen Berlijn te bezetten nadat Hitler vermoord zou zijn. Dit moest Stauffenberg allemaal in één dag doen en dit werkt bemoeilijkt omdat de twee plaatsen ongeveer 400km uit elkaar lagen. Het Hoofdkwartier van Hitler was namelijk in Rastenburg, op de Obersalzberg. Later zien we dat de tijd die de afstand innam een van de zwakke punten was van het plan.
De afstand/reistijd was niet het enige zwakke punt in het plan. Het was namelijk niet voldoende om alleen Hitler te vermoorden en hier waren de samenzweerders zich van bewust. Ook Goering en Himmler zouden uit de weg geruimd moeten worden omdat het leger anders wel eens door deze twee personen tegen hen kon worden gekeerd. Hier wilden ze dus iets aan doen. Goering en Himmler zouden namelijk ook aanwezig zijn bij de bespreking waar het moest gebeuren en zo bedachten de samenzweerders dan één bom niet voldoende zou zijn om alledrie te vermoorden. Doordat de samenzweerders alledrie in één keer uit de weg wilden ruimen gingen twee prachtkansen aan hen voorbij. De eerste was een bespreking waar alledrie aanwezig zouden zijn. Bij aankomt bleek echter dat Himmler afwezig was. Stauffenberg belde toen naar Berlijn om te vragen wat ze zouden doen. Generaal Olbricht, die in Berlijn zat en ook bij de samenzweerders hoorde, drong er op aan om te wachten op een volgende gelegenheid waar alle drie aanwezig zouden zijn. Na deze mislukking spraken de samenzweerders af dat de volgende keer de aanslag uitgevoerd zou worden, ook als Himmler en Goering niet aanwezig waren. De tweede prachtkans was op 15 juli, toen Stauffenberg rapport uit moest brengen over de nog beschikbare reserves. Hitler was aanwezig en Stauffenberg had een bom bij zich in zijn tas. Toen hij onder de bespreking een telefonisch overleg pleegde met Olbricht waren de troepen al in beweging gezet naar Berlijn. Dit omdat de samenzweerders zo zeker van hun zaak waren zodat ze twee uur von Stauffenberg van te voren de troepen al naar Berlijn wilden halen. Toen Stauffenberg weer terug kwam bij de bespreking was Hitler echter verdwenen. De aanslag ging niet door en de troepen werden zo onopvallend mogelijk naar de kazernes teruggebracht. De tweede prachtkans was ook aan de samenzweerders voorbijgegaan.
Het bericht dat de samenzweerders weer hadden gefaald kwam hard aan. Stauffenberg was teruggegaan naar Berlijn om te kijken wat ze te doen stonden. Gördeler, ook één van de samenzweerders, was voor een zogenaamde ‘westelijke’ oplossing. Hij wilde samen met Beck, logischerwijs ook een samenzweerder, naar Parijs vliegen om veldmaarschalk Kluge over te halen een wapenstilstand aan westelijk front tot stand te brengen, waarbij de Geallieerden bereid moesten worden gevonden niet verder op te rukken dan de Frans-Duitse grens, waardoor de Duitse legers in het westen vrij zouden komen om overgebracht te worden naar het oostelijk front om het rijk te redden van de Russen en het bolsjewisme. Dit was niet echt realistisch en natuurlijk heel lastig te verwezenlijken. Volgens beck was het een wensdroom dat ze nu nog een vrede met de westelijke mogendheden zouden kunnen sluiten. Toch was hij van mening dat Hitler moest worden te gedood en het nazisme moest worden omvergeworpen. Dit om slechts de Duitse eer te redden. Stauffenberg was het hiermee eens. Hij zweerde dat hij de volgende keer niet zou falen. Generaal Olbricht benadrukte dat hij de troepen niet nog een keer zonder reden kon verplaatsen omdat dan de hele samenzwering zou worden ontmaskerd. Deze keer had hij het met hakken over de sloot gehaald om uit te leggen en te overtuigen dat dit een oefening was geweest. Een tweede keer zou niet geloofd worden. De samenzweerders werden het er ook over eens dat niet de komende buitenlandse overwinnaars Duitsland moesten bevrijden van Hitlers tirannie, maar dat zij die taak hadden. De volledige ineenstorting van het Duitse volk was door de generaals aan het front binnen een paar weken voorspeld. Ze hadden dus nog maar weinig tijd.
Er kwam echter nog meer druk op de zaak. Het regime van Hitler verwachtte verraad van binnen uit en er volgden arrestaties. Ook tegen Gördeler werd een arrestatiebevel uitgevaardigd en hier kwamen de samenzweerders door een tip achter. Gördeler moest op Stauffenbergs aandringen onderduiken. Ook werd er aan Stauffenberg door een vriend bevelt dat er geruchten gingen dat het hoofdkwartier van Hitler de komende dagen zou worden opgeblazen. Al deze gebeurtenissen werkten vanzelfsprekend niet echt mee voor de samenzweerders.
Nu werd Stauffenberg opgeroepen om weer een rapport aan Hitler uit te brengen. Dit moest op 20 juni gebeuren en dit zou de laatste en enige kans zijn die nog zou komen. Het moest nu gebeuren, en dat realiseerden de samenzweerders maar al te goed. De bom die Stauffenberg meenam was dezelfde bom die een jaar eerder was gebruikt bij een geplande aanslag op de Führer in zijn vliegtuig. Het was een tijdbom van Engelse makelij en was toen, een jaar eerder, niet ontploft. De bom zou hoogstens tien minuten na inschakeling ontploffen.
De weg naar het hoofdkwartier was lastig te bereiken, maar op de heenweg kende Stauffenberg geen problemen omdat hij persoonlijk opdracht had gekregen van Hitler om bij hem te komen.
Stauffenberg had van te voren alles proberen te regelen. Hij voegde zich na het ontbijt op het hoofdkwartier bij generaal Fritz Fellgiebel, die ook bij de samenzweerders hoorde. Fellgiebel was hoofd verbindingsdienst van het OKW (wat ‘Oberkommande der Wehrmacht’ betekend) en hij was één van de verbindingsfiguren in het complot. De generaal was bereid het bericht van de bomaanslag onmiddellijk naar de samenzweerders in Berlijn te seinen, zodat ze zo snel mogelijk in actie konden komen. Daarna moest Fellgiebel het hoofdkwartier van Hitler isoleren door alle telefoon-, telegraaf- en radioverbindingen af te snijden. Wie kon dit immers beter doen dan het hoofd van de verbindingsdienst?
Na een bezoek te hebben gebracht aan generaal Buhle, de vertegenwoordiger van het leger in het OKW begaf Stauffenberg zch naar het kwartier van Keitel, de chef van het OKW. Daar vernam hij dat hij minder tijd zou krijgen dan hij had verwacht. De tijd van de bespreking was veranderd en hij zou nu niet om 13.00 beginnen maar om 12.30. Dit omdat Mussolini om 14.30 zou komen. Daarom moest Stauffenberg het kort houden volgens Keitel, omdat Hitler graag vroeg klaar wilde zijn met de conferentie.
Nu moest Stauffenberg de bom afstellen. Hij had hiervoor echter weinig tijd en even voor het begin van de bespreking had Keitel gezegd dat ze onmiddellijk moesten gaan, omdat ze anders te laat zouden komen op de conferentie. Hierop verlieten ze het kwartier, maar toen kwam Stauffenberg erachter dat hij zijn pet en koppel had laten hangen. Hij liep snel terug voordat keitel zijn adjudant opdracht kon geven dit te doen. Stauffenberg opende in het gebouwtje haastig zijn tas en activeerde de bom. Keitel ergerde zich ondertussen aan de vertraging en liep naar het gebouw terug om Stauffenberg te zeggen dat hij op moest schieten. Stauffenberg verontschuldigde zich hierop en ze liepen naar Hitlers barak. Zoals Keitel gevreesd had kwamen ze te laat. De conferentie was al begonnen en toen Keitel en Stauffenberg het gebouwtje betraden bleef de laatste even bij de sergeant-majoor staan die achter het schakelbord van de telefoon zat. Hij zei hem dat hij een dringend gesprek uit Berlijn verwachtte, waarin hem nog enkele gegevens zouden verstrekt die hij nodig had om zijn rapport volledig te maken. De sergeant-majoor moest hem meteen waarschuwen als het gesprek werd aangemeld.
De twee mannen betraden het conferentiezaaltje. Er waren nu ongeveer 4 minuten verlopen nadat Stauffenberg de bom in werking had gesteld. Onder normale omstandigheden zou Stauffenberg dus nog zo’n 6 minuten hebben gehad. Het kamertje was betrekkelijk klein en er zaten tien ramen in. Deze ramen waren allemaal open en dit zou de kracht van de explosie sterk verminderen. In het midden stond een langwerpige tafel, die gemaakt was van dikke eikenhouten planken. De tafel had niet alleen poten maar ook twee massieve schragen aan beide uiteinden die bijna even breed waren als de tafel zelf. Als we nu terug kijken kunnen we zeggen dat deze schragen de geschiedenis hebben beïnvloed.
Toen ze binnenkwamen zat Hitler met zijn rug naar de deur aan de lange kant van de tafel, middenin. Rechts van hem stond generaal Heusinger, hoofd van de operaties en waarnemend stafchef van het leger was. Keitel ging onmiddellijk links van de Führer staan. Er waren nog achttien officieren van de drie krijgsmachtonderdelen en van de SS in het vertrek aanwezig. Goering en Himmler waren echter niet aanwezig. Hitler zat als enige met twee stenografen en hij speelde met zijn vergrootglas die hij nodig had om de kleine lettertjes op de voor hem uitgespreide kaarten te kunnen lezen.
Heusinger was op dat moment een betoog aan het houden en toen Keitel zei dat Stauffenberg was gearriveerd keek Hitler even op naar hem. Hij zei dat hij eerst klaar wilde zijn met Heusinger en dan het rapport van Stauffenberg wilde aanhoren. Stauffenberg nam zijn plaats in bij de tafel op ongeveer twee meter afstand van Hitler. Hij zette zijn aktetas op de grond en schoof die onder de tafel zodat de tas tegen de binnenzijde van de schraag leunde. De tas stond op ongeveer anderhalve meter afstand van de Führer. Er waren nu nog vijf minuten te gaan tot de explosie.
Niemand schijnt te hebben opgemerkt dat Stauffenberg het vertrek Heinrich Himmler
verliet. Behalve kolonel Brant dan, die was zo geboeid door het rapport van zijn chef, dat hij over de tafel leunde om beter op de kaart te kunnen kijken. Hierbij had hij waarschijnlijk last van een zekere aktetas die hij aan de andere kant van de schraag zette zodat hij zich nu tussen Hitler en de bom bevond. Wanneer je aan Brandt denkt is dit iets heel onbelangrijks, maar toch was het achteraf een heel belangrijk detail, misschien wel het belangrijkst. Dit detail heeft de Führer namelijk waarschijnlijk zijn leven gered terwijl die ‘lastige’ aktetas voor Brandt wel catastrofaal was.
Voor de explosie eindigde Heusinger het einde van zijn rapport en Keitel wilde Stauffenberg laten weten dat hij zich gereed moest maken om zijn rapport voor te lezen. Maar tot zijn verbazing en ergernis zag hij dat Stauffenberg er niet was en het schoot hem te binnen wat de kolonel had gezegd voor zijn binnenkomst. Hierop verliet ook Keitel de ruimte om Stauffenberg te halen. Keitel kwam er achter dat Stauffenberg er helemaal niet meer was en dat hij gehaast het gebouw had verlaten. Een stomverbaasde Keitel keerde terug naar het conferentiezaaltje, waar Heusinger zijn laatste zinnen van zijn rapport uitsprak, alleen kwam hij niet tot het einde. De bom ontplofte.
Stauffenberg zag het gebeuren. Hij stond op dat moment met generaal Fellgiebel te praten. Later vertelde Stauffenberg dat het was of de barak door een granaat was getroffen. De barak was met een daverende explosie in de lucht gevlogen en er werden lichamen uit de ramen geslingerd. Hij twijfelde er niet aan of alle personen die zich in het vertrek bevonden waren gedood of stervende waren. Hij nam afscheid van Fellgiebel, die op zijn beurt de andere samenzweerders zal inlichten dat de aanslag was gelukt en dat alle verbindingen verbroken moesten worden tot de nieuwe regering was uitgeroepen. Stauffenberg moest nu zorgen dat hij het terrein levend kon verlaten. Natuurlijk hadden de wachtposten de explosie gezien en alle uitgangen werden onmiddellijk afgesloten. Bij de eerste post werd hij tegengehouden, maar door te bluffen en zogenaamd aan de telefoon iemand te vragen of hij er door mocht lukte het hem om door de versperring te komen. De tweede post werd zonder problemen gepasseerd, maar bij de derde ging het een stuk minder vlot dan de 1e en de 2e. De alarmtoestand heerste hier al en de slagboom was neergelaten, de wacht verdubbeld en de orders waren dat niemand nog erin of eruit mocht. Hier wilde Stauffenberg ook bellen. Hij zei dat ene generaal Fromm op hem wachtte op het vliegveld. Weer blufte hij, Fromm immers, was in Berlijn. toch vertrouwde de wachtpost het niet en belde zelf ook eens. De kapitein aan de andere kant gaf toestemming en Stauffenberg mocht er door. De adjudant van Stauffenberg, Häften, demonteerde de tweede bom in de auto en gooide de overblijfselen in de berm, waar ze later door de Gestapo weer gevonden werden.
Voor Stauffenberg waren nu de uren aangebroken waar hij niets in de melk te brokkelen had. Hij was nu drie uur machteloos. Hij zat nu namelijk in het vliegtuig en dit moeten waarschijnlijk de drie langste uren van zijn leven zijn geweest. Hij kon alleen maar hopen dat Fellgiebel op tijd het signaal aan Berlijn zou hebben doorgegeven en dat zijn medesamenzweerders niet zouden falen tijdens het veroveren van de macht in de hoofdstad, dat ze de gereedliggende telegrammen hadden verzonden aan de militaire bevelhebbers in Duitsland en aan het westelijk front, en dat zijn vliegtuig niet omlaag zou worden gehaald door gewaarschuwde Duitse jagers.
Toen Stauffenberg lande holde hij onmiddellijk naar de telefooncel en belde Olbricht op om hem te vragen wat er in die beslissende periode van drie uur was bereikt. Tot zijn verbijstering vernam hij dat er nog niets was gebeurd. Wel had Fellgiebel gebeld, maar de verbinding was zo slecht geweest dat de samenzweerders nog niet wisten of Hitler nu dood of levend was. Ze hadden daarom voor de zekerheid maar niets ondernomen. Ze hadden alles Stauffenbergs terugkeer afgewacht.
In tegenstalling wat Stauffenberg geloofde en vrijwel zeker wist, was Hitler helemaal niet gedood bij de aanslag. Doordat Brandt de tas had verplaatst was het leven van Hitler vermoedelijk gered. Maar dat is eerder allemaal al uitgelegd. Hitler was alleen hevig geschrokken, maar niet eens ernstig geschrokken. Hij had alleen wat brandwonden aan zijn benen, een gekneusde rechterarm en tijdelijk verlamd, trommelvliezen gescheurd en zijn rug was door een vallende balk opengehaald. Maar naar verwachtingen kan je toch zeggen dat hij het goed maakte!
In de eerste opwinding werden verschillende theorieën over de oorzaak van de ontploffing. Zo dacht Hitler dat de bom uit een vijandelijk vliegtuig moest zijn geworpen. Een andere officier vermoedde dat arbeiders onder de vloer van de barak een tijdbom hadden aangebracht. Dit omdat de bom van Stauffenberg een diep gat in de vloer had geslagen. Het duurde echter een tijdje voordat Stauffenberg verdachte werd. Himmler, die zodra hij de ontploffing hoorde, was stomverbaasd en was direct naar de telefoon gerend, nog voordat Fellgiebel de verbindingen verbrak. Himmler belde Artur Nebe, chef van de criminele politie in Berlijn en vroeg om een aantal rechercheurs die de zaak moesten onderzoeken.
Zoals gezegd duurde het even totdat Stauffenberg verdacht werd. Dit kwam door de schrik en de verwarring. Niemand had er hierdoor aan gedacht dat Stauffenberg de kamer onopvallend had verlaten en dat hij zijn aktetas had laten staan. Ook de telefonist vertelde nu dat hij Stauffenberg het gebouw haastig had zien verlaten en nu, 2 uur na de ontploffing, Stauffenberg werd nu als verdachte gezien.
Het vliegveld waar Stauffenberg was vertrokken werd opgebeld en dit leverde de informatie op dat Stauffenberg kort daarvoor in grote haast was opgestegen en een vliegveld in Berlijn als bestemming had opgegeven. Hierop gaf Himmler bevel Stauffenberg onmiddellijk te arresteren wanneer hij zou landen. Dit bericht bereikte Berlijn echter niet omdat Fellgiebel inmiddels alle verbindingen had verbroken.
Op het hoofdkwartier dacht iedereen dat Stauffenberg alleen had gehandeld en niemand vermoedde dat er in Berlijn wel eens iets aan de hand zou kunnen zijn. Het zou dus weinig problemen geven om hem te arresteren. Hitler was ondertussen erg rustig, maar had nog wel een andere zorg. Om vier uur zou hij Mussolini begroeten. Dit gebeurde dan ook en hij begroette hem zo hartelijk als zijn lichamelijke toestand hem toeliet. Later liet Hitler Mussolini het gebouw van de aanslag nog zien.
Kort na middernacht was alles over. Stauffenberg en de andere kopstukken in de groep van samenzweerders waren geëxecuteerd. De opstand, de enige echte serieuze in de elf en een half jaar dat Hitler aan de macht was, was in minder dan elf en een half uur met de grond gelijk gemaakt. Hiermee bereikte het barbaarse optreden van de nazi’s zijn hoogtepunt. Er ging als het ware een golf van willekeurige arrestaties door het land en er volgden gruwelijke martelingen, vonnissen zonder proces en tevens gruwelijke executies. De dodenlijst werd erg lang en geruchten zeggen dat hij 4980 namen bevat. Vanaf dit moment ondervond Hitler geen tegenstand meer. Ook werd er geen kritiek meer op hem geleverd. De leiders waren zo verlamd van schrik, dat ze hun stem niet meer durfden te verheffen tegen of over de Führer. Ondanks dat ze wisten dat Hitler de man was die het Duitse volk in snel tempo naar de gruwelijkste catastrofe dreef die de Heinz Guderian geschiedenis ooit had gekend. Ze wisten maar al te goed dat er niets deugde van de man voor wie zij werkten. Een citaat van Heinz Guderian, een generaal onder Hitler, na de 20e juli, de dag van de aanslag, luidde: ‘Wat hardheid was geweest werd bij hem wreedheid en een neiging tot bluffen ontaardde in grove oneerlijkheid. Hij loog vaak zonder aarzeling en nam aan dat de anderen hem voorlogen. Hij geloofde niemand meer. Het was al moeilijk genoeg geweest om met hem om te gaan; nu was dit marteling die van maand tot maand ondraaglijker werd. Hij was zijn zelfbeheersing vaak volkomen kwijt en gebruikte steeds grover taal. In intieme kringen was er niemand meer die hem nog wat kon remmen.’ Door de wreedheid van Hitler had hij iedereen dus angst ingeboezemd en helemaal niemand kon zich nog permitteren kritiek op hem te uitten. De aanslag op Hitler was mislukt. De eer van Duitsland was door de samenzweerders niet helemaal gered, toch weten we van deze poging en je kan toch zeggen dat ze hier nog een beetje eer mee behaalden.
Conclusie over de opstanden tegen Hitler
We hebben nu gezien dat er vooral in de vorm van pamfletten uitdelen geprotesteerd werd tegen het bewind van Adolf Hitler. De communisten, de studenten en de Jehova’s Getuigen hebben talloze pamfletten gemaakt en verspreid die tegen de nazi’s waren. Verder zijn er niet veel opstanden tegen Hitler geweest waarbij geweld gebruikt werd. Van de kerken hadden we dit wel kunnen verwachten, omdat zij geloven dat je met geweld niets oplost. Maar van de communisten of de studenten in die tijd hadden we toch wel verwacht dat ze zouden proberen om een aanslag of iets dergelijks op Hitler te plegen. Dit was echter niet zo. De enige persoon die een aanslag op Hitler heeft gepleegd was Richard von Stauffenberg.
De communisten hebben wel informatie doorgespeeld naar Rusland, maar volgens ons was dit niet van groot belang, omdat de russen zich door deze informatie wel beter konden verdedigen tegen de nazi’s, maar ze waren er nog niet door in staat om de nazi’s te verslaan. Ook de kerken zijn niet zoveel tegen de nazi’s in opstand gekomen, met uitzondering van dominees als Josef Spieker, Martin Niemöller en Dietrich Bonhoeffer. Maar deze dominees werden door de nazi’s hard aangepakt en konden verder dan ook niet zoveel meer uithalen.
De studenten van Die Weisse Rose hebben niet veel bereikt met hun praktijken. Ze hebben wel pamfletten gemaakt en uitgedeeld, maar dit had verder niet veel gevolgen. De leden van Die Weisse Rose zijn uiteindlijk ter dood veroordeeld en ondanks hun verwachtingen kwamen er na hun dood niet meer andere studenten in opstand tegen de nazi’s. Het was zelfs zo dat veel studenten de dood van de leden van Die Weisse Rose toejuichten.
Over het algemeen was het dus niet gebruikelijk dat het volk in opstand kwam tegen Hitler. En voor het Duitse volk was er in die tijd ook geen reden voor. De nazi’s hadden de economie hersteld en veel werklozen hadden weer werk gevonden. Ook lieten de nazi’s de meeste mensen gewoon hun geloof behouden, als anderen hier maar geen last van hadden. De gelovigen lieten op hun beurt weer toe dat de nazi’s mensen naar concentratiekampen stuurde en martelde, zolang dit maar niet met hun zelf of anderen uit hun kerk gebeurde.
Conclusie over de hoofdvraag
Was het regime van Adolf Hitler zo erg dat het volk er tegen in opstand kwam, of was het volk tevreden met de gang van zaken?
Evaluatie
Over het algemeen ging het maken van dit profielwerkstuk goed. We zouden eigenlijk een groot deel van het werkstuk al in de derde periode afhebben, maar we wisten van tevoren dat dit niet zou lukken. Dit kwam omdat we toen moesten leren voor de tentamenweek en we moesten in die periode ook veel praktische opdrachten inleveren.
Ook kwamen we later nog een probleem tegen. In eerste instantie wilden we onze laatste deelvraag over de onderdrukking van het Duitse volk door Hitler’s regime doen. Maar volgens meneer Valkenburg was dit lastig te onderzoeken, en daarom hebben we samen besloten dat we de laatste deelvraag over de opstanden tegen Hitler’s regime doen. Hierbij konden we bijvoorbeeld kijken naar de kerk, het leger en de studenten. Het boek ‘Het Duitse verzet tegen Hitler’ van Ger van Roon zouden we hier goed bij kunnen gebruiken. Maar dit boek was niet in de bibliotheek in Kampen en ook niet in Genemuiden. En als we dit boek wilden reserveren zou het te lang duren voordat we de boeken in huis hadden.
Vervolgens hebben we boeken als ‘Nazi Terreur’ van Eric A. Johnson en ‘Het leven in Duitsland tijdens het Hitlerbewind’ van Matthew Hughes & Chris Mann meegenomen uit de bibliotheek. We kwamen erachter dat we aan de hand van deze boeken eigenlijk beter de onderdrukking van het volk konden onderzoeken dan de opstanden tegen het regime. Maar we konden het niet tegen meneer Valkenburg vertellen, want die zat in Rome op dat moment. Ook hebben we maar niet zelf onze laatste deelvraag terugverandert omdat we verwachtten dat hij dit niet zo leuk zou vinden. Daarom hebben we besloten om de laatste deelvraag toch maar gewoon over de opstanden tegen Hitler’s regime te doen en er het beste van proberen te maken.
We vinden zelf dat het toch goed gelukt is. Het was onze bedoeling om eerst wat te vertellen over Adolf Hitler zelf, over zijn jeugd enzovoorts. Vervolgens hebben we ook verteld hoe hij aan zijn ideëen over antisemitisme en nationalisme kwam en hoe hij aan de macht kwam. En in de laatste deelvraag hebben we dan de opstanden van het volk tegen het regime van Adolf Hitler onderzocht.
Bronnen
Boeken:
‘De Groten der Aarde’
Uitgegeven door Lekturama Rotterdam
ISBN 64-499-2799-4
‘De onbekende Hitler’
Geschreven door P.F.M. Fontaine
Baarn, Ambo, 1992
ISBN 90-263-1174-5
‘Het leven in Duitsland tijdens het Hitlerbewind : Een uniek inzicht in wat zich in Duitsland afspeelde tijdens het nazi-regime’
Geschreven door Matthew Hughes & Chris Mann
Vertaling uit het Engels door Piet Hein Geurink
Aartselaar, Oosterhout, 2002
ISBN 90-243-8158-4
‘Hitler, Leven en Ondergang van een Tiran’
Geschreven door Alan Bullock, vertaald door John Vandenberg
Oorspronkelijke titel: ‘Hitler. A study in tyranny’, London 1952
A.W. Bruna & Zoon, Utrecht
‘Hitler 1889-1936 : Hoogmoed’
Geschreven door Ian Kershaw, vertaling uit het Engels door Margriet Agricola
1e druk, Utrecht: Het Spectrum, 1999
ISBN 90-274-6571-1
‘De aanslag op Hitler’
Ondertitel: ‘Het komlot van 20 juli 1944’
Geschreven door Roger Manvell, vertaling uit het Engels door D.L. Uyt den Bogaard
ISBN 90-02-18169-8
‘De oorlogsbazen’
A.J.P. Taylor, vertaling uit het Engels door L.J. Veen
ISBN 90-204-3251-6
‘Opkomst en ondergang van het Derde Rijk’
William L. Shirer, vertaling uit het Engels door J.F. Kliphuis
Oorspronkelijke titel: The rise and fall of the Third Reich
ISBN 90-6113-653-9
‘Hitler’s Beulen’
Guido Knopp, vertaling uit het Duits van Ronald Heesakkers
Oorspronkelijke titel: ‘Hitlers helfer’
ISBN 90- 6801- 7187
Winkler Prins Enceclopedie
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten