Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

donderdag 28 februari 2008

Profielwerkstuk Geschiedenis Tibet en China



Inleiding

Tibet is het hoogste land ter wereld. Met een gemiddelde hoogte van 4000 meter wordt Tibet ook wel "Het Dak van de Wereld" genoemd.
Tibet heeft een rijke geschiedenis door zijn godsdienst, wat een grote rol speelt in het dagelijks leven van haar bewoners.
Op het eerste gezicht lijkt er niet veel mis met dit land. Maar schijn bedriegt. Wie verder kijkt dan alleen maar naar de mooie architectuur, rituele voorwerpen en de prachtige vergezichten, ziet dat er veel ongelijkheid bestaat. Er wonen ongeveer 2.5 miljoen Tibetanen en 3 miljoen Chinezen. Vanwege de Chinese bezetting zijn honderdduizenden Tibetanen naar het buitenland gevlucht, zijn vermoord of zitten in de gevangenis. In 1950 werd Tibet door China ingepikt. Sindsdien proberen de Chinezen op alle mogelijke manieren de Tibetanen er onder te krijgen.
China heeft niet zomaar Tibet veroverd, hiervoor zullen zij (gegronde?) redenen hebben gehad. Vandaar ook de hoofdvraag:

Waarom werd Tibet door China bezet en welke gevolgen had die bezetting?

Deze vraag is niet zomaar te beantwoorden. Daarvoor had ik meer informatie nodig en die vond ik aan de hand van de volgende deelvragen:

1. Waarom werd Tibet door China veroverd en onderdrukt?
2. Waarom betekent de Panchen Lama en de Dalai Lama voor zowel de Chinezen als de Tibetanen zo ontzettend veel?
3. Wat is het gevolg van de Chinese bezetting voor de Tibetaanse bevolking?
4. Wat is het gevolg van de Chinese bezetting voor het land zelf?
5. Hoe moet Tibet bestuurd worden volgens de Dalai Lama?
6. Welke voorstellen zijn er al gedaan, en zullen deze uiteindelijk ook effect hebben?

Door op internet te zoeken en door de bibliotheken door te spitten probeer ik toch een goede eindconclusie te komen. Verder heb ik informatie aangevraagd bij het Centrum voor Mondiaal Onderwijs. Zij verstrekken informatiepakketten over Tibet.

Tibet en China

2 landen, 1 geschiedenis?

HOOFDVRAAG:
WAAROM WERD TIBET DOOR CHINA BEZET EN WELKE GEVOLGEN HAD DIE BEZETTING?

H1 DE GESCHIEDENIS EN DE CHINESE BEZETTING VAN TIBET
Deelvraag 1: Waarom werd Tibet door China veroverd en onderdrukt?

H2. DE PANCHEN LAMA EN DE DALAI LAMA
Deelvraag 2: Waarom betekent de Panchen Lama en de Dalai Lama voor zowel de Chinezen als de Tibetanen zo ontzettend veel?

H3. DE GEVOLGEN VOOR DE TIBETAANSE BEVOLKING
Deelvraag 3: Wat is het gevolg van de Chinese bezetting voor de Tibetaanse bevolking?

H4. DE GEVOLGEN VOOR HET LAND ZELF
Deelvraag 4: Wat is het gevolg van de Chinese bezetting voor het land zelf?

H5. TOEKOMSTVISIE VAN DE DALAI LAMA
Deelvraag 5: Hoe moet Tibet bestuurd worden volgens de Dalai Lama?

H6. NAAR EEN POLITIEKE OPLOSSING
Deelvraag 6: Welke voorstellen zijn er al gedaan, en zullen deze uiteindelijk ook effect hebben?

H1. DE GESCHIEDENIS EN DE CHINESE BEZETTING
VAN TIBET

Deelvraag 1: Waarom werd Tibet door China veroverd en onderdrukt?

1.1 De geschiedenis van Tibet vanaf het begin tot het heden
Eertijds strekte Tibet zich uit van de voet van de Himalaja tot aan het meer Chöch Nuur (ook wel Koko Nor; Chinese naam: Qing Hai, in het oosten van de huidige Chinese provincie Qinghai). In de 4de eeuw n.C. kwamen de eerste boeddhistische zendelingen uit Nepal in het land. De eerste koning van wie het bestaan historisch vaststaat, was Srong-btsan Sgam-po (ca. 620–649 n.C.), die geheel Tibet onder zijn heerschappij bracht, Noord-Birma en West-China veroverde en tot het boeddhisme zou zijn overgegaan. Hij verplaatste zijn zetel naar Lhasa en voerde een burgerlijk en een strafwetboek in. Onder Kri-srong-lde-btsan (ca. 755–795) stond Tibet op het toppunt van zijn macht; het strekte zich naar het westen uit tot de Pamir, naar het zuiden tot de Golf van Bengalen. In die tijd kreeg het lamaïsme, verspreid door de goeroe Padma-Sambhava er vaste voet. Tegen het einde van de 9de eeuw viel het rijk uiteen in verschillende staatjes; mede hierdoor zagen de boeddhistische priesters kans hun macht te vergroten.
Tegen het midden van de 13de eeuw kregen de Mongolen in naam het gezag over het land; in 1270 maakte de eerste Mongoolse keizer van China, Koebilai Chan, die tot het lamaïsme overging, de lama van het klooster Saskia tot tribuutplichtig koning van Tibet. Daarmee begint een reeks van priesterkoningen (1270–ca. 1345). Deze reeks werd gevolgd door koningen uit de Sitia-dynastie (ca. 1345–1642), onder wie de macht van de geestelijkheid langzamerhand weer toenam. In het begin van de 15de eeuw stichtte Tsong-kha-pa (gest. in 1419), de reformator van de Tibetaanse boeddhisten, de
Ge-lug-pa-sekte of sekte van de geelmutsen (tegenover de roodmutsen, de aanhangers van het oorspronkelijke lamaïsme). Een van zijn leerlingen, dGe-hdun-grubpa, was de eerste Dalai Lama (gest. 1475). De voornaamste van de Dalai Lama's was de vijfde, Ngag dBang bLo-bzang (1617–1682), die tegen de roodmutsen en de met hen verbonden koning uit de Sitia-dynastie de hulp inriep van Gushri Chan, aanvoerder van de Mongoolse stam van de Qosots, die hem in 1642 naast de spirituele jurisdictie ook de wereldlijke macht over Tibet verleende. Zijn opvolgers behielden deze macht. In 1717 veroverden de Djoengaren het land. K’ang-sji, de grootste van de Mantsjoe-keizers van China, verdreef de Djoengaren in 1720 en vestigde daarmee voorgoed de Chinese suzereiniteit in het land. Een opstand, in 1727 uitgebroken, werd bloedig onderdrukt. Sedertdien breidde China zijn invloed uit en sloot geleidelijk het land voor vreemdelingen, vooral nadat Warren Hastings in de tweede helft van de 18de eeuw had getracht met Tibet handelsbetrekkingen aan te knopen.
De door de 13de Dalai Lama, Nga-Wang lo-bzang Tubden Gyatso (1876–1933) op het verwerven van onafhankelijkheid gerichte, aanvankelijk pro-Russische en anti-Britse politiek, in 1895 ingezet, leidde tot grote spanningen. Groot-Brittannië zond ter verdediging van zijn belangen een expeditie onder Younghusband naar Tibet, die Lhasa bezette (3 aug. 1904), maar de Dalai Lama niet aantrof, daar deze naar Oerga was gevlucht.
In zijn plaats sloot de regentschapsraad op 7 sept. 1904 de Lhasa-conventie, waarbij Groot-Brittannië zijn positie regelde, enige handelsvoorrechten bedong en overigens de suzereiniteit van China over Tibet erkende. Hierop trokken de Britten hun troepen terug, daardoor een vacuüm scheppend, waarvan China profiteerde om zijn invloed uit te breiden, o.m. door de Dalai Lama afgezet te verklaren. Deze politiek kon China des te beter volgen, omdat Rusland door de Russisch-Japanse Oorlog (1903–1905) was uitgeschakeld; ook besloten Rusland en Engeland in 1907 geen actieve politiek in Tibet te zullen uitoefenen. De Dalai Lama wendde zich nu tot de Chinese keizer om steun, teneinde in zijn gezag te worden hersteld (1907). Tijdens de onderhandelingen werd de jonge keizer echter vermoord, waardoor de Dalai Lama zijn kansen zag verminderen. Om te trachten zoveel mogelijk te redden, keerde hij naar Lhasa terug, doch werd spoedig daarop belaagd door een Chinese strafexpeditie, waarop hij naar Indisch grondgebied vluchtte (1909). Hoewel de Engelsen hem gastvrijheid verleenden, onthielden zij zich van iedere inmenging in de politiek van Tibet. Met het uitbreken van de revolutie in China (1911) konden de Chinese troepen zich niet in Tibet handhaven en de Dalai Lama kon naar Lhasa terugkeren. Hoewel na de revolutie dus de directe invloed van China verminderde, verklaarde president Yuan Shikai Tibet in 1912 tot een integraal deel van China. De Dalai Lama trachtte hierop steun te krijgen van Groot-Brittannië. Bij een in Simla op 3 juli 1914 gesloten overeenkomst tussen Groot-Brittannië, China en Tibet werd bepaald, dat het land in twee delen zou worden verdeeld: Buiten- en Binnen-Tibet. Alleen Buiten-Tibet (met de hoofdstad Lhasa) zou autonoom worden; China bleef echter de suzereiniteit behouden over geheel Tibet. China was echter niet bereid deze conventie te ratificeren.
In 1918 brak in Tibet een algemene opstand tegen de Chinese inmenging uit. Door de verwarde toestanden in China werd het in latere jaren geheel onafhankelijk van dit land. De Dalai Lama stierf in 1933, waarna een regent werd benoemd. Pas op 5 jan. 1939 werd de nieuwe (14de) Dalai Lama officieel aangewezen. Op 22 febr. 1940 werd deze, een ruim
4-jarige knaap, die de naam Tan-dzin Gyatsho kreeg, plechtig geïnstalleerd. Inmiddels trachtten de Chinezen weer invloed te verkrijgen: sinds 1934 had de Guomindang
(Kwo-min-tang) een diplomatieke vertegenwoordiger te Lhasa, die in 1949 het land verliet. Na vestiging van de Chinese Volksrepubliek deed Tibet pogingen hiermee via India contacten te leggen (febr. 1950). In okt. 1950 viel een Chinees leger Tibet binnen en bezette een deel van het land, waarop de Dalai Lama, die op 17 nov. 1950 in zijn volle macht werd bevestigd, zijn hoofdkwartier verplaatste naar de Choembivallei. Ten slotte kwam op 23 mei 1951 te Peking een verdrag tot stand, waarbij Tibets buitenlandse betrekkingen onder controle van China werden geplaatst; ook zou China het Tibetaanse leger reorganiseren; tevens werd vastgelegd dat Tibet, hoewel intern autonoom, een integraal deel van China uitmaakte.
De Chinezen brachten grote interne veranderingen teweeg (aanleg van wegen, landhervormingen, mijnbouw, militaire basis), die tot politieke onrust leidden, waardoor China beloofde de hervormingen te temporiseren. Deze politiek had geen succes; de anticommunistische religieuze nationalisten gingen tot een guerrilla over en de Dalai Lama weigerde deze met Tibetaanse troepen te onderdrukken. Op aandrang van zijn hoge ambtenaren die voor zijn veiligheid vreesden, vluchtte hij
(17 maart 1959) in vermomming naar India. China greep nu militair in en verklaarde het Tibetaanse gouvernement voor opgeheven. De panchen-lama, die zich aan Chinese zijde had geschaard, kreeg als vice-voorzitter de belangrijkste positie (tot aug. 1964). De opstandige beweging werd nu algemeen, maar China consolideerde zijn militaire en politieke macht krachtig; ca. 100.000 Tibetanen zouden daarbij zijn omgekomen, ca. 80.000 gevlucht naar Nepal, Sikkim, Bhutan, India; vrijwel alle ruim 6000 kloosters zijn gesloten en in veel gevallen verwoest. Op 1 sept. 1965 werd Tibet tot een autonoom gebied van de Chinese Volksrepubliek verklaard. In 1966 begon een grootscheepse actie tegen alle overblijfselen van ‘feodalisme en bijgeloof’, waarbij vele objecten van grote culturele waarde (tempels, beelden, handschriften) verloren gingen. Op het eind van de jaren zeventig ging China over tot liberalisering van haar beleid. De Dalai Lama weigerde vooralsnog in te gaan op het Chinese aanbod, terug te keren naar Tibet. Hij zou hiervoor immers zijn aanspraken op het religieuze leiderschap van de Tibetanen moeten opgeven en verworden tot een marionet. De bevolking zelf zou niets liever zien dan de terugkeer van de Dalai Lama. Ondanks de liberalisering van het Chinese beleid ten aanzien van het gebied, weigerde de bevolking zich neer te leggen bij de door hen als onderdrukking ervaren aanwezigheid van de Chinezen; hun aantal nam inderdaad door een proces van gedwongen significatie aanzienlijk toe. De dood van de Panchen lama in 1988 betekende voor China het verlies van een hen goedgestemde vervanger van de in Indiase ballingschap verkerende Dalai Lama. De herdenking van de opstand van 1959 in 1989 leidde tot grote ongeregeldheden, waardoor de Chinezen zich genoodzaakt zagen de staat van beleg af te kondigen. De toekenning van de Nobelprijs van de Vrede aan de Dalai Lama was een vernieuwde steun voor de Tibetaanse verlangens naar werkelijke onafhankelijkheid van China. Sinds 1993 is Tibet geopend voor toerisme. Begin 2000 vluchtte de Dalai Lama, de 14-jarige Ugyen Trinley Dorje, op spectaculaire wijze dwars door de Himalaja van Tibet naar India. China werd hierdoor in grote verlegenheid gebracht.


1.2 Theocratie
In 1409 werd een nieuwe boeddhistische orde, de gelugpa, gesticht. Deze orde was al snel de belangrijkste in Tibet en de belangrijkste lama binnen deze orde, de Dalai Lama, werd zowel religieus als politiek leider van Tibet, waardoor Tibet een theocratische staatsvorm kreeg. De opvolging middels overerving zoals gebruikelijk was geweest bij de Tibetaanse koningen maakte plaats voor een opvolging gebaseerd op reïncarnatie.
De Dalai Lama wordt gezien als een reïncarnatie van Chenrezig, die de beschermheilige van Tibet is. De titel Dalai Lama betekent overigens 'Oceaan van Wijsheid'. Onder de Vijfde Dalai Lama ontstond het systeem van elkaar door middel van reïncarnatie opvolgende Panchen Lama's. Dit was een eerbetoon van de Vijfde Dalai Lama aan zijn leraar (Panchen betekent 'Groot Geëerde'). De Panchen Lama werd zodoende na de Dalai Lama de belangrijkste persoon binnen het Tibetaans boeddhisme. Sindsdien zijn de Dalai Lama en de Panchen Lama betrokken bij elkaars opvoeding en het aanwijzen van elkaars reïncarnatie.
Tussen de Tibetanen en de Mantsjoes, die met hun Qing-dynastie (1644-1911) China regeerden, ontstond wederom een soort van patroon-priester relatie. De Vijfde Dalai Lama werd de leraar van de Mantsjoe keizer, die in ruil daarvoor patronage en bescherming bood. Dit had geen verdere gevolgen voor de onafhankelijkheid van Tibet. Wel werden er verscheidene malen keizerlijke troepen naar Tibet gestuurd om Tibet te helpen tegen invallen van de Dzoengar-Mongolen (1720) en de Gurkha’s uit Nepal (1791-92). Hoewel de Mantsjoes op het hoogtepunt van hun macht de nodige invloed uitoefenden in Tibet, maakte Tibet nooit deel uit van het Mantsjoerijk. Eén van de manieren waarop de Mantsjoes invloed probeerden te verkrijgen in Tibet was hun bemoeienis met het zoeken naar nieuwe reïncarnaties van belangrijke lama's. Zo stuurden ze een gouden vaas naar de Tibetaanse hoofdstad Lhasa, waarin de namen van de diverse kandidaten voor een nieuwe reïncarnatie gestopt moesten worden. Hieruit konden de Tibetanen dan, onder toeziend oog van een hoge Mantsjoe functionaris, een naam kiezen. Hoewel dit systeem enkele keren gebruikt is, werd het al snel weer door de Tibetanen afgeschaft.


1.3 Buitenlandse belangstelling
Tegen het einde van de 19e eeuw was de macht van de Mantsjoes dusdanig afgenomen dat grootmachten als Brits-Indië en Rusland belangstelling gingen tonen voor Tibet. Deze twee landen waren verwikkeld in de 'Great Game', een diplomatiek spel om de macht in Centraal-Azië. De controle over Tibet, met zijn centrale ligging, was hierbij van groot belang. Tibet had altijd een isolationistische politiek gevoerd, waarbij het land gesloten bleef voor buitenlanders. Rusland, in de persoon van Dorjief Lama, stond echter in contact met de Dertiende Dalai Lama. De Britten waren bevreesd dat de Russen Brits-Indië te dicht zouden naderen en vielen in 1904 Lhasa binnen. Er werd een bilateraal verdrag met Tibet gesloten waarin stond dat Tibet openstond voor handel met de Britten, maar waarin tevens Tibets autonomie werd erkend.
Ook China had nog altijd belangstelling voor Tibet. China wilde Tibet inlijven in het Chinese rijk en sloot daartoe zonder medeweten van de Tibetaanse regering een verdrag met de Britten. Door dit verdrag kreeg China de suzereine rechten (dit houdt in dat een ander land de buitenlandse betrekkingen van het desbetreffende land regelt, zonder inmenging in de binnenlandse aangelegenheden) over Tibet. China wilde echter meer en viel Tibet in 1910 binnen. Lang zou deze bezetting niet duren want een jaar later stortte het de Qing-dynastie in China in. De Dertiende Dalai Lama verklaarde Tibet in 1912 formeel onafhankelijk waarop het land meer naar buiten begon te treden. Er werden betrekkingen aangeknoopt met het Britse rijk, tot ergernis van China. Desondanks liet Tibet na de internationale gemeenschap om formele bevestiging van de onafhankelijkheid te vragen.
China oefende druk uit op Tibet om zich bij het Moederland te voegen en stuurde troepen om zijn woorden kracht bij te zetten, tot grote verontwaardiging van Tibet en het Britse rijk. De Britten drongen aan op een verdrag tussen Tibet, China en het Britse rijk. Dit resulteerde in de Simla-conferentie van 1914, waarin de soevereiniteit van Tibet werd vastgelegd. Het verdrag werd echter niet ondertekend door de Chinese delegatie. De problemen tussen Tibet en China bleven dus bestaan. China had echter teveel binnenlandse problemen met de burgeroorlog tussen communisten en nationalisten om zich met Tibet te kunnen bemoeien. Tot 1949 zou Tibet als onafhankelijke staat fungeren.

1.4 De bezetting van Tibet
Eind 1949 viel een Chinese legermacht van 35.000 man het oostelijk deel van Tibet binnen. De naar schatting zes miljoen Tibetanen beschikten over een klein en slecht getraind leger en waren niet opgewassen tegen de Chinese overmacht. De Chinese troepen bereikten zodoende relatief gemakkelijk de hoofdstad Lhasa in 1950. In 1951 tekende Tibet onder druk van verder militair ingrijpen de zogenaamde Zeventienpunten Overeenkomst, waarin China’s soevereiniteit over Tibet werd vastgelegd.
Wel zou het Tibetaanse volk volgens de overeenkomst een grote mate van zelfbestuur houden onder leiding van Tibets religieus en politiek leider de Dalai Lama. De afspraken werden van Chinese kant echter niet nagekomen wat leidde tot groeiend verzet onder de Tibetaanse bevolking en evenredig toenemend geweldsgebruik door het Chinese Volksbevrijdingsleger.
Het verzet werd steeds heviger en op 10 maart 1959 kwam het tot een uitbarsting toen het gerucht ging dat de Chinese legerleiding de Dalai Lama gevangen wilde nemen. De opstand werd met harde hand neergeslagen waarbij zo'n 87.000 Tibetanen het leven lieten. De Dalai Lama vluchtte samen met zijn regering naar India, al snel gevolgd door tienduizenden van zijn landgenoten.


1.5 China’s legitimering van de bezetting
China is van mening dat Tibet van oudsher bij het Chinese Moederland hoort.
Met de term Moederland wordt niet alleen China bedoeld maar het ‘Chinese Middenrijk’ dat ook Mongolië, Mantsjoerije en Oost-Turkestan omvat. Deze historische ‘claim’ is gebaseerd op het feit dat Tibet banden onderhield met de Mantsjoes die met hun Qing-dynastie (1644-1911) China onder controle hadden. De Mantsjoes, afstammelingen van de Toengoezen, die al in de 16de eeuw in het noordoosten het vroegere Qin-rijk weer hadden opgebouwd, veroverden de Chinese troon en vestigden de Qing-dynastie. De eerste Qing-keizers voltooiden de verovering van heel China, Mongolië, Chinees Toerkestan, Tibet en Annam. Tibet heeft echter nooit deel uitgemaakt van het Mantsjoerijk.
Een andere grond waarop China Tibet claimt is het huwelijk van de Tibetaanse koning Songtsen Gampo met een Chinese prinses. Dit huwelijk zou aantonen dat de twee landen samengevoegd werden. Beide historische claims zijn op z’n minst discutabel te noemen. Buiten China is men dan ook van mening dat Tibet is bezet vanwege zijn strategische ligging binnen Azië en de aanwezigheid van natuurlijke rijkdommen. Ook biedt het dunbevolkte en uitgestrekte Tibet een oplossing voor de overbevolking in China.
Tot slot wordt het Tibetaanse plateau gebruikt om nucleaire installaties te huisvesten en als dumpplaats voor nucleair afval.


1.6 Conclusie
De geschiedenis van Tibet speelt een belangrijke rol in de discussie over de onafhankelijkheid van Tibet. China claimt dat Tibet altijd een deel is geweest van China, terwijl Tibet zichzelf altijd als een onafhankelijk land heeft gezien.
China is er van overtuigd dat Tibet van oudsher tot het ‘Chinese Middenrijk’ behoort, maar dit zal nooit echt bewezen kunnen worden.
Ook door het huwelijk van de Tibetaanse koning Songsten Gampo met een Chinese prinses zou volgens de Chinezen een argument zijn dat Tibet onder Chinees regiem zou moeten vallen.

De andere redenen om Tibet te bezetten zijn o.a. de strategische ligging van Tibet binnen Azië. Tibet is in het bezit van vele natuurlijke rijkdommen die China weer niet bezit. Tibet is daarbij ook nog een dunbevolkt en uitgestrekt gebied. Dit biedt een oplossing voor het overvolle China. Ook is Tibet een goed land vanwege het Tibetaans plateau. Hier kunnen nucleaire installaties worden gehuisvestigd en kan als nucleair dumpplaats dienen.

De onduidelijkheid hierover heeft het voor de internationale gemeenschap moeilijk gemaakt om zich actief in de ‘Tibetaanse kwestie’ te mengen.

H2. DE PANCHEN LAMA EN DE DALAI LAMA

Deelvraag 2: Waarom betekent de Panchen Lama en de Dalai Lama voor zowel de Chinezen als de Tibetanen zo ontzettend veel?


2.1 Tibetaans boeddhisme

2.1.1 Vroege ontstaansgeschiedenis
Het boeddhisme is één van de grote wereldreligies en is ontstaan in India in de zesde eeuw voor Christus. In de daarop volgende eeuwen verspreidde het zich over geheel Zuid-Oost Azië, China, Japan en Tibet. De stichter van het boeddhisme is prins Gautama Siddharta. Hij werd in 624 voor Christus in India geboren als lid van de aristocratische Sakya-familie. Hoewel hij opgroeide in enorme luxe, voelde hij zich ongelukkig in zijn bestaan. Om na te denken over de oorzaak van zijn ongelukkige gevoel, bracht hij zes jaar met vasten en mediteren door, zoals toentertijd gewoonte was onder religieuze asceten. Hij bereikte uiteindelijk het ‘Boddhi’, of het ‘Ontwaken’, en werd ‘Boeddha’, ofwel ‘Verlichte’ genoemd. Gedurende vijfenveertig jaar zwierf hij van plaats naar plaats en predikte zijn leer, waarvan de Vier Edele Waarheden de basis zijn. Volgens de Vier Edele Waarheden:
 is lijden onlosmakelijk verbonden met elke vorm van bestaan;
 heeft lijden een oorzaak;
 kan er een einde aan lijden worden gemaakt;
 en kan dit laatste bereikt worden door het achtvoudige pad te volgen. Het pad bestaat dan uit de juiste methodes en handelingen.
Na het overlijden van Gautama (later ook bekend als Sakyamuni, de Wijze van de Sakya’s) in 543 voor Christus, werden zijn leerstellingen (sutra’s) door zijn volgelingen vastgelegd. Ook stelden zij de voorschriften en disciplines (vinaya) van de boeddhistische gemeenschap (de sangha) op schrift. Later werd daar de Abhidarma, een metafysische verhandeling aan toegevoegd. Tezamen zijn deze geschriften, Tripitaka genaamd, de drie boeken van de boeddhistische leer.

2.1.2 Basisprincipes van het boeddhisme
Het boeddhisme wil de mensheid een weg wijzen waarlangs zij zich kan bevrijden van alle aardse lijden. Mensen hebben volgens de boeddhistische leer een verkeerde perceptie van de werkelijkheid waardoor zij verkeerde handelingen verrichten. Omdat hun handelingen zodoende niet het beoogde resultaat zullen opleveren, is men teleurgesteld. Zo creëert men zijn eigen lijden. Wie kan inzien dat de eigen perceptie van de werkelijkheid niet noodzakelijkerwijs gelijk is aan de objectieve werkelijkheid, kan zichzelf dus voor lijden behoeden en het nirvana bereiken. Het nirvana is het hoogste niveau van verlichting. Om dit te bereiken is echter wel de hulp van een leraar of begeleider nodig omdat het bereiken van verlichting een uiterst moeilijke en gecompliceerde zaak is. Alle stromingen die later binnen het boeddhisme zijn ontstaan, hechten dan ook groot belang aan de leraar-leerling relatie.
Het leven wordt gezien als een schakel in een oneindige keten van wedergeboorten, samsara genaamd. Karma (een soort optelsom van alle daden van een levend wezen) bepaalt dat positieve daden een gunstige wedergeboorte bevorderen en negatieve daden een ongunstige. Door de beoefening van de boeddhistische leer (dharma) kan men trachten de keten van wedergeboorten te doorbreken en het hoogste niveau van verlichting te bereiken. Om het nirvana te bereiken zijn talloze levens nodig, waarin iemands geest zich meer en meer zuivert.
Binnen het boeddhisme ontwikkelden zich twee scholen. De hinayana-traditie (ook wel theravada genoemd) hield zich aan de oude leer. Dit is vooral een wijsbegeerte, bepaald door gedragsregels en zedelijke waarden. Het bereiken van nirvana is hierin een individuele aangelegenheid. Deze traditie komt tegenwoordig het meest voor in Sri Lanka en Zuid-Oost Azië.
De aanhangers van de mahayana-traditie voegden aan het oorspronkelijke boeddhisme het vereren van eigenschappen van de Boeddha toe. De personificaties van de karaktereigenschappen van Boeddha worden bodhisattva’s genoemd. De bodhisattva Chenrezig is zodoende de belichaming van Boeddha’s mededogen en is Manjushri de belichaming van Boeddha’s wijsheid. Het belangrijkste verschil tussen het theravada en mahayana boeddhisme is dat het mahayana een sterk altruïstisch element in zich heeft. Het gaat ervan uit dat men niet alleen moet proberen zichzelf uit het lijden te verlossen, maar alle levende wezens moet helpen dit te doen. Dit komt tot uiting in de aanwezigheid van voornoemde bodhisattva’s die toetreding tot het nirvana hebben uitgesteld teneinde andere levende wezens te helpen zich te verlossen.

2.1.3 Het Tibetaans boeddhisme
Het boeddhisme bereikte Tibet in de vierde eeuw. De verspreiding ervan werd echter bemoeilijkt door het oorspronkelijke animistische geloof van Tibet, het bon. Pas in de zevende eeuw, toen koning Songtsen Gampo zich tot dit geloof bekeerde, kreeg het boeddhisme vaste voet aan de grond. Een eeuw later kwam de Indiase goeroe Padma-Sambhava (Tibetaans: Guru Rinpoche) naar Tibet en stichtte het eerste klooster. Hij onderwees het mahayana-boeddhisme en voegde hier de rituele handelingen van het bon aan toe. Het Tibetaans boeddhisme ziet zodoende zowel het altruïsme van het mahayana als de rituelen, meditatie, tantra’s en mystieke teksten van het bon, als belangrijke instrumenten met behulp van welke de eigen geest ontwikkeld kan worden. Belangrijk is het geloof dat het nirvana in één mensenleven kan worden bereikt.
Er wordt veel gebruik van tantrische teksten. Het tantrisme concentreert zich op de verering van de sakti (de vrouwelijke geesteskrachten) die verbonden worden met de mannelijke geesteskrachten. In Tibetaanse tantrische afbeeldingen treft men vaak een wezen in lichamelijke gemeenschap met zijn sakti aan. Dit wordt soms ten onrechte als een seksuele handeling beschouwd. In feite is het een afbeelding van twee tegengestelde krachten, het mannelijke en het vrouwelijke, het actieve en het passieve, die pas als ze verbonden worden, één worden. Kenmerkend voor het Tibetaans boeddhisme is het uitgebreide pantheon. Zo is de Dalai Lama de vleselijke manifestatie van Chenrezig, de bodhisattva van het mededogen. De Panchen Lama is een manifestatie van Amithaba, de leraar van Chenrezig. Dit betekent dat hoewel de Dalai Lama de religieus en politiek leider van het Tibetaanse volk is, de Panchen Lama dus zijn spiritueel meerdere is. Naast de vele bodhisattva’s zijn er oneindig veel symbolische wezens. De mannelijke aspecten hiervan staan symbool voor actie en energie en hun vrouwelijke tegenhangers voor inzicht en wijsheid. Recentelijk is er een controverse rondom het symbolische wezen Dorje Shugden ontstaan. Shugden is een helper voor aards gewin op de korte termijn, maar brengt geen spirituele verlichting. Hem aanroepen tast volgens de Dalai Lama de essentie van het boeddhisme aan, en hij heeft in 1996 zijn volgelingen aangeraden Shugden niet langer te vereren. Een minderheid van de Tibetaanse gelovigen is het hier mee oneens wat tot heftige conflicten binnen de gemeenschap heeft geleid.
De spil van het Tibetaans boeddhisme is de lama, de geestelijk leraar die zorg draagt voor kennisoverdracht. Het Tibetaans boeddhisme wordt daarom ook wel lamaïsme genoemd. Het is dus niet zo dat elke monnik in Tibet een lama is. De belangrijkste van de lama’s is de Dalai Lama.

2.2. Historisch perspectief
De functie van Panchen Lama werd in de zeventiende eeuw ingesteld door de Vijfde Dalai Lama. Uit dankbaarheid benoemde hij zijn leermeester tot abt van het Tashilunpo-klooster in Shigatse. Dit is één van de belangrijkste kloosters in Tibet. Tevens wees hij zijn leermeester aan als reïncarnatie van de Boeddha Amithaba, één van de vijf Hemelse Boeddha's. In het boeddhistische pantheon is Amithaba de spirituele vader van Chenrezig, van wie de Dalai Lama een reïncarnatie is. Hiermee gaf de Dalai Lama de verhouding tot zijn leermeester weer. De leermeester kreeg de naam Panchen Lama, hetgeen Wijze Leraar betekent. De leraar werd de Vierde Panchen Lama, aan zijn voorgangers in het Tashilunpoklooster werd deze titel postuum verleend.
Daar waar de Dalai Lama wereldlijk en geestelijk leider van Tibet is, is de Panchen Lama zijn spiritueel meerdere. Ondanks de goede bedoelingen van de Vijfde Dalai Lama ontstond hiermee in feite een tegenstelling. Deze werd nog eens versterkt door de rivaliteit tussen het Tashilunpo klooster in de provincie Tsang en de kloosters in Lhasa in de provincie U. Aan de ene kant waren de Dalai Lama's en de Panchen Lama's betrokken bij elkaars opvoeding en het aanwijzen van elkaars reïncarnatie, aan de andere kant liep de tegenstelling van tijd tot tijd uit tot een machtsstrijd tussen beide reïncarnaties.
De Mantsjoe-dynastie, die op dat moment over China heerste, stationeerde in de achttiende eeuw vertegenwoordigers in Lhasa, ambans genaamd. Deze probeerden de Panchen Lama op hun te krijgen en mengden zich in de opvolgingprocedure van de Dalai Lama en de Panchen Lama. In 1792 werd per decreet besloten dat de opvolgers in aanwezigheid van de Chinese ambans gekozen moesten worden. De namen van de meest geschikte kandidaten moesten in een gouden vaas, een geschenk van de Chinese keizer, gestopt worden en vervolgens zou er één uitgekozen worden. De Panchen Lama en Dalai Lama moesten de uiteindelijke kandidaat wel goedkeuren. Deze methode is een aantal keer gebruikt, bij de aanwijzing van drie Dalai Lama's en twee Panchen Lama's. Toen de Chinese invloed in Lhasa afnam, zijn de Tibetanen met dit systeem gestopt. China ziet in het gebruik van de gouden vaas echter een historische rechtvaardiging van zijn inmenging in de opvolgingskwesties.

2.3 De Dalai Lama

2.3.1 Geschiedenis
In 1409 werd door Tsong Khapa in Tibet de Gelugpa-orde gesticht , ook wel de ‘Geelkappen’ genoemd. Deze orde verwierf zoveel macht dat de leider hiervan tevens religieus en wereldlijk leider van Tibet werd.
Deze leiders volgden elkaar op door een systeem van reïncarnatie. De derde van hen wist in 1578 de Mongoolse heerser Altan Khan tot de orde te bekeren. Als dank gaf Khan hem de titel Dalai Lama. Dit wordt vertaald als ‘Oceaan van Wijsheid’.
Het betreft dan een samenvoeging van het Mongoolse Dalai, hetgeen oceaan betekent en Lama, wat het Tibetaanse woord voor leraar is. Aan de twee eerdere leiders van de orde werd postuum dezelfde titel toegekend. De Dalai Lama wordt gezien als de manifestatie van Chenrezig, de beschermheilige van Tibet en bodhisattva van mededogen.
Een bodhisattva is een wezen dat het Boeddha-zijn heeft bereikt maar het nirvana nog niet ingaat teneinde de mensheid te helpen zich uit haar lijden te verlossen. De Dalai Lama is een ‘tulku’, wat wil zeggen dat hij zijn eigen wedergeboorte kan kiezen. Van alle Dalai Lama’s hebben met name de Vijfde (1617-1682), de Dertiende (1876-1933) en de huidige Veertiende een belangrijke rol op het politieke vlak kunnen spelen.
2.3.2 De Veertiende Dalai Lama
In 1933 overleed de Dertiende Dalai Lama en stond de Tibetaanse regering voor de taak zijn reïncarnatie te vinden. Totdat deze gevonden was en de leeftijd kreeg om te regeren, werd een regent aangesteld. Een delegatie van hoge lama’s en ambtenaren vond in 1937 uiteindelijk Lhamo Thondup. Na zorgvuldig onderzoek waren zij ervan overtuigd dat dit jongetje de reïncarnatie van de Dertiende Dalai Lama was.
Lhamo Thondup was op 6 juli 1935 geboren als een van de zes kinderen van een boerenechtpaar in Amdo, Oost-Tibet. In 1939, twee jaar na zijn herkenning, vertrok hij naar Lhasa waar hij op 22 februari 1940 officieel als Veertiende Dalai Lama werd geïnstalleerd. Bij zijn inwijding werd zijn naam veranderd in Tenzij Gyatso. Vanaf zijn zesde jaar kreeg hij een traditionele kloosteropleiding, wonend in de winterverblijven van het Potala of in de zomerverblijven in het Norbulingka-park. Naast deze religieuze opleiding werd aandacht besteed aan de taak die Dalai Lama’s traditioneel op achttienjarige leeftijd op zich nemen: het dragen van de politieke verantwoordelijkheid voor de staat Tibet. Eind 1949 werd Tibet echter geconfronteerd met de dreiging van een Chinese inval en er werd besloten niet langer te wachten met de formele machtsoverdracht van de regent aan de Dalai Lama. Zodoende kreeg op 17 november 1950 de toen zestienjarige Dalai Lama het Gouden Rad overhandigd als symbool van het feit dat hij wereldlijk leider van Tibet was geworden.
Na de verovering van Tibet door de Chinese Volksrepubliek week de huidige, 14de Dalai Lama, Tenzin Gyatso (Taktser, in de Chinese provincie Qinghai, 6 juni 1935; in 1940 geïnstalleerd) uit naar Noord-India (1959). De panchen-lama sloot zich bij de Chinese bezetters aan, maar desondanks verloor hij zijn positie. Hij overleed op 28 jan. 1989. Vanuit India organiseert de Dalai Lama de zorg voor de Tibetaanse culturele traditie en zet hij zich als leider van een (door geen land erkende) regering in ballingschap in voor een onafhankelijk Tibet. Ondanks verscheidene delegatiebezoeken aan China bestaan er nog steeds onoverbrugbare tegenstellingen over de autonomiekwestie van Tibet en de toekomstige zetel van de Dalai Lama. In 1989 ontving hij de Nobelprijs voor de Vrede vanwege zijn constructieve en vooruitziende voorstellen voor de oplossing van internationale conflicten, mensenrechtenvraagstukken en milieuproblemen.

2.4 De Panchen Lama
De Panchen Lama is na de Dalai Lama de belangrijkste persoon binnen het Tibetaans boeddhisme. In 1989 overleed de Tiende Panchen Lama. Traditioneel gezien is het de taak van de Dalai Lama om de reïncarnatie (en dus de opvolger) van de Panchen Lama aan te wijzen. China ging zich echter actief bezighouden met de opvolging door zelf een commissie in te stellen die de reïncarnatie moest zoeken. De abt van het Tashilunpo-klooster in Shigatse, waar de Panchen Lama traditioneel zetelt, kreeg opdracht deze zoektocht te leiden. In 1995 was de lijst met kandidaten teruggebracht tot zes personen. Een van hen, de toen zesjarige Gedhun Choekyi Nyima (zie foto), werd door de Dalai Lama aangewezen als Elfde Panchen Lama. Dit leidde tot grote ergernis bij de Chinese autoriteiten ten eerste omdat de Dalai Lama niet in het bezit had mogen zijn van de bewuste lijst, en ten tweede omdat China een andere opvolger in gedachten had. Hierop werd Gedhun Choekyi Nyima samen met zijn ouders gearresteerd, en hun verblijfplaats is tot op heden onduidelijk. De abt van het Tashilunpo-klooster werd veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf omdat hij degene zou zijn die de informatie had doorgespeeld aan de Dalai Lama.

Vervolgens werd de Chinese keus, Gyaltsen Norbu (zie foto), geïnstalleerd. Chinese beambten verklaarden dat zij hoopten dat hij een goede patriot zou worden. In Shigatse bestond echter zoveel weerstand tegen deze Panchen Lama dat werd besloten de ‘Chinese’ Panchen Lama in Beijing te laten zetelen. Eind 1998 heeft China nog pogingen ondernomen hem over te plaatsen naar het Kumbum-klooster. Uit protest hiertegen is de abt van dat klooster uit Tibet gevlucht en vooralsnog verblijft de Chinese Panchen Lama dan ook in Beijing.
De belangrijkste drijfveer voor de Chinese overheid om een aan haar loyale Panchen Lama te hebben, is dat deze traditioneel betrokken is bij het aanwijzen van de Dalai Lama. Wanneer de huidige Dalai Lama komt te overlijden, bestaat de kans dat China (via de Panchen Lama) zelf een nieuwe Dalai Lama kan aanwijzen.
Door een steeds verder gaande controle over religieuze zaken verwacht China uiteindelijk een gevoelige slag aan de Tibetaanse cultuur toe te kunnen brengen en Tibet Chinees te maken. Religie en cultuur zijn in Tibet immers zo nauw met elkaar verweven, dat elke bedreiging van de religie tevens een bedreiging van de cultuur inhoudt.

2.4.1 De Tiende Panchen Lama
De Tiende Panchen Lama was een controversieel figuur. Tibetanen hebben altijd gemengde gevoelens over deze Panchen Lama gehad. Enerzijds beschouwden zij hem als collaborateur, anderzijds werd hij geëerd als één van de heiligste incarnaties van Tibet.
Hij werd in 1938 geboren in Amdo en drie jaar later aangewezen als de nieuwe Panchen Lama. De Chinese overheid had een sterke hand in zijn aanwijzing en hij kreeg het grootste deel van zijn opvoeding in Beijing. Zijn benoeming werd pas door de Tibetanen goedgekeurd nadat China grote druk op Tibet had uitgeoefend.
In 1950 stuurde de twaalfjarige jongen een telegram naar de Chinese leider Mao, waarin hij om 'de vreedzame bevrijding' van Tibet verzocht. In 1952 werd hij door China in het Tashi-lunpo-klooster geïnstalleerd. De Chinese overheid poogde de Panchen Lama politieke autoriteit te verlenen door hem en niet de Dalai Lama als leider van de Tibetanen te betitelen.
Toen de Dalai Lama in 1959 naar India vluchtte, bleef de Panchen Lama achter. Hoewel de Tibetanen aanvankelijk meenden dat hij collaboreerde met de Chinezen, werd ook hij in 1968, tijdens de Culturele Revolutie, gearresteerd. De Panchen Lama erkende weliswaar China’s soevereiniteit over Tibet, maar liet niet na het antireligieuze communistische beleid in Tibet te hekelen. In 1961 schreef hij een petitie van 70.000 woorden aan Mao Zedong, waarin hij voorstelde om "religie aan religieuzen" over te laten. Voorts gaf hij in dit document zijn commentaar op de massa-arrestaties en zware straffen die volgden op de opstand in 1959. Mao zag in dit rapport: ”a poisened arrow shot at the Party by reactionary feudal overlords” (A poisened arrow, p. iv, TIN ). Hij gelastte persoonlijk zijn heropvoeding en ontnam hem al zijn functies. In 1964 riep de Panchen Lama vervolgens op tot Tibetaanse onafhankelijkheid. Hiervoor kreeg hij van 1968 tot 1977 huisarrest in Beijing. In 1982 mocht hij voor het eerst Tibet weer bezoeken. In 1988 volgde volledig eerherstel en werd hij weer op hoge posten benoemd. Zo werd hij vice-voorzitter van het Chinese Nationale Volkscongres. Hij bleef in Beijing wonen, maar bezocht Tibet van tijd tot tijd.
China trachtte eind jaren ’80 via de Panchen Lama de op dat moment uiterst gespannen gemoederen in Tibet te kalmeren. De Panchen Lama noemde het Chinese beleid echter juist de oorzaak van de onrust. Hoewel hij zich nooit meer uitliet over onafhankelijkheid, bleef hij Chinese ambtenaren bekritiseren en beschuldigen van gebrek aan respect voor het Tibetaanse volk en de Tibetaanse cultuur. Tijdens een bezoek aan Tibet, vlak voor zijn overlijden, betuigde hij in het openbaar zijn loyaliteit aan de Dalai Lama en noemde hem zijn spirituele vriend. In januari 1989 overleed de Tiende Panchen Lama in Shigatse.

2.4.2 De Elfde Panchen Lama
Traditioneel gezien is het de taak van de Dalai Lama om de reïncarnatie (en dus opvolger) van een overleden Panchen Lama aan te wijzen. Na het overlijden van de Tiende Panchen Lama is China zich echter actief gaan bezighouden met de opvolging door zelf een commissie in te stellen die de reïncarnatie moest zoeken. De abt van het Tashilunpo-klooster in Shigatse, waar de Panchen Lama traditioneel zetelt, kreeg opdracht van China deze zoektocht te leiden. In 1995 was de kandidatenlijst van de commissie teruggebracht tot zes personen. In mei 1995 werd een van hen, de toen zesjarige Gedhun Choekyi Nyima, door de Dalai Lama aangewezen als de elfde Panchen Lama. Dit leidde tot ergernis bij de Chinese autoriteiten ten eerste omdat de Dalai Lama niet geacht werd in het bezit te zijn van deze lijst, ten tweede omdat China zelf een andere opvolger in gedachten had. De Dalai Lama verzocht de Chinese autoriteiten desondanks zijn keus te erkennen en samen te werken bij zijn traditionele opleiding in het Tashilunpo-klooster. De Chinese overheid ging niet op dit verzoek in maar arresteerde het jongetje met zijn ouders. Sindsdien is niets meer van hen vernomen. China heeft toegegeven de jongen vast te houden maar wil geen informatie verschaffen omtrent zijn verblijfplaats.
In het Tashilunpo-klooster liepen de spanningen hoog op toen de abt van dit klooster, Chadrel Rinpoche, die leiding had gegeven aan de Chinese zoektocht, werd gearresteerd op verdenking van het doorspelen van informatie aan de Dalai Lama. Een aantal monniken protesteerde hiertegen waarop Shigatse tijdelijk van de buitenwereld werd afgesloten. Inmiddels is Chadrel Rinpoche veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf.
In november 1995 presenteerde China zijn eigen opvolger van de Panchen Lama. Deze was op de Chinese wijze gekozen door een naam te trekken uit de gouden vaas tijdens een selectieritueel in de Jokhang tempel. Hieruit kwam de naam van Gyaltsen Norbu, een zesjarige jongen en zoon van twee communistische partijfunctionarissen. In Shigatse bestond, en bestaat, zoveel weerstand tegen de Chinese keus dat Gyaltsen Norbu na zijn installatie is overgebracht naar Beijing om daar zijn opleiding te krijgen. Eind 1998 heeft China pogingen ondernomen hem naar het Kumblum klooster in Tibet over te plaatsen. Uit protest hiertegen is de abt van dit klooster uit Tibet gevlucht.
Vooralsnog verblijft Gyaltsen Norbu dan ook in Beijing.
De belangrijkste drijfveer voor de Chinese overheid om een aan haar loyale Panchen Lama te hebben, is dat deze volgens de traditie betrokken is bij het aanwijzen van de Dalai Lama. Wanneer de huidige Dalai Lama komt te overlijden, bestaat zodoende de kans dat China (via de Panchen Lama) zelf een nieuwe Dalai Lama kan aanwijzen

2.5 Conclusie
Het Tibetaans boeddhisme speelt een grote rol in de Tibetaanse samenleving. Veel aspecten van het dagelijks leven worden beïnvloed door religieuze gebruiken. Zo zijn politiek en religie in Tibet altijd nauw met elkaar verweven geweest wat blijkt uit het feit dat de belangrijkste persoon binnen het Tibetaans boeddhisme, de Dalai Lama, zowel de geestelijke als wereldlijke macht vertegenwoordigt.
De Chinese regering kan alleen maar meer macht krijgen als de macht van de Dalai Lama geheel verdwijnt. Dan alleen zal China de gehele macht krijgen en daarom hechten de Tibetanen heel veel waarde aan de Dalai Lama.
Omdat de Elfde Panchen Lama die door China is uitgezocht, niet erkend wordt door de Tibetaanse bevolking, valt te betwijfelen of zij een door deze Panchen Lama aangewezen Dalai Lama zal erkennen.

In 1989 overleed de Tiende Panchen Lama, één van de belangrijkste religieuze leiders van Tibet. Na zijn dood ging een commissie in opdracht van de Dalai Lama, geheel volgens de Tibetaanse traditie op zoek naar zijn reïncarnatie. China mengde zich in deze kwestie door zelf op zoek te gaan naar een nieuwe Panchen Lama. Inmiddels heeft zowel de Dalai Lama als China een nieuwe Panchen Lama aangewezen. De door de Chinezen aangewezen Panchen Lama is officieel geïnstalleerd, de door de Tibetanen aangewezen Panchen Lama is gearresteerd.

De tijd voor Tibet begint te dringen. De Dalai Lama is nu 63 jaar oud. Wanneer hij komt te overlijden wordt de kans reëel geacht dat China zich mengt in de opvolgingskwestie. Om dit te voorkomen heeft de Dalai Lama overigens verklaard wellicht buiten Tibet herboren te worden of niet herkend te worden. In dat geval zal hij de voorlopig laatste Dalai Lama zijn. En omdat juist het instituut van Dalai Lama symbool is gaan staan voor de Tibetaanse onafhankelijkheidsstrijd, acht de huidige Dalai Lama het zeer belangrijk dat er een politieke oplossing wordt gevonden voordat hij komt te overlijden. Tevens wordt, naarmate de tijd verstrijkt, de kans steeds kleiner dat de Tibetaanse cultuur de Chinese bezetting zal overleven.

H3. DE GEVOLGEN VOOR DE TIBETAANSE BEVOLKING

Deelvraag 3: Wat is het gevolg van de Chinese bezetting voor de Tibetaanse bevolking?

3.1 Onderwijs

3.1.1 Onderwijs in Tibet tot 1950
Het onderwijs in Tibet is altijd sterk verweven geweest met religie.
Rond 850 werden de eerste boeddhistische kloosters in Tibet gebouwd en sindsdien hebben deze gefungeerd als onderwijsinstellingen en universiteiten. Hier werd gemiddeld zo’n twintig procent van de Tibetaanse bevolking onderwezen.
De meeste leerlingen kregen alleen les in lezen en schrijven; de meest intelligente leerlingen werden in de gelegenheid gesteld zich binnen de kloosters op academisch niveau te scholen.

Dit religieuze onderwijssysteem heeft zich tot 1950 kunnen handhaven.
Het seculier (wereldlijk) onderwijs is in Tibet nooit echt tot ontwikkeling gekomen. Alleen in de hoofdstad Lhasa stonden twee overheidsscholen waar jongens opgeleid werden tot ambtenaar.

Hier konden zij onder meer opleidingen tot jurist en boekhouder volgen.
Voor seculier lager en middelbaar onderwijs was men aangewezen op privé leraren. Omdat dit een kostbare aangelegenheid was, was dergelijk onderwijs alleen weggelegd voor de elite. De Tibetaanse overheid ondernam, op aandringen van de Dertiende Dalai Lama, aan het begin van de twintigste eeuw pogingen om een seculier onderwijssysteem op te zetten, maar deze werden gestaakt na hevig verzet hiertegen van het conservatieve deel van de geestelijkheid en gegoede burgerij.
Tot slot was er de mogelijkheid om particuliere opleidingen in onder meer medicijnen en astrologie te volgen.

3.1.2 Het Chinese beleid
Direct na de bezetting van Tibet door communistisch China (1949-1951) is begonnen met het opzetten van grootschalige onderwijsprogramma’s.
Dit werd belangrijk geacht omdat het onderwijzen van de massa een kernpunt binnen het communistische gedachtegoed is. Anderen zien hierin echter een poging van communistisch China om via het onderwijs de communistische denkbeelden te propageren en de bevolking te hersenspoelen.
De afgelopen vijftig jaar zijn er twee soorten onderwijsbeleid geweest.
Het eerste was de zogenaamde kwantitatieve, of rode, strategie. Deze gaf prioriteit aan ideologische, revolutionaire lesprogramma’s. De kwantitatieve strategie werd vooral toegepast tijdens de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1959) en de Culturele Revolutie (1966-1976).
In de overige jaren (ook tegenwoordig) is er een voorkeur voor de kwalitatieve, of expert, strategie. Hierin wordt de academische en technische educatie voorop gesteld. Het achterliggende idee van deze benadering is het stimuleren van een snelle economische groei. Dit heeft tot gevolg dat het onderwijs in Tibet gericht is op de steden, een intellectuele elite en het hoger onderwijs. Dit gaat ten koste van het lager en middelbaar onderwijs, onderwijs op het platteland en de grootschaligheid van onderwijsprojecten.
De UNESCO (de onderwijsafdeling van de Verenigde Naties) noemt in haar World Education Indicators rapport uit 1995 naast economische ontwikkeling een tweede belangrijke doelstelling van de kwalitatieve strategie.
China past volgens deze organisatie dit beleid toe, om via het onderwijs bij de Tibetanen binding met het Chinese Moederland te kweken en om een volledige integratie van Tibet in China te bewerkstelligen.

3.1.3 Taalkwestie
Omdat de Tibetaanse taal door China als een belemmering wordt gezien voor de economische ontwikkeling en het integratieproces, wordt het merendeel van het onderwijs in de Chinese taal gegeven.
Het middelbaar en hoger onderwijs is volledig in het Chinees. Op de lagere scholen was Tibetaans altijd de voertaal maar sinds mei 1997 wordt ook daar voor een deel in het Chinees lesgegeven. Voor verreweg de meeste Tibetanen is dit een volkomen vreemde taal die zij niet of onvoldoende beheersen. Hierdoor presteren zij op school over het algemeen slechter dan hun Chinese klasgenoten waardoor het ook moeilijker voor hen is om een vervolgopleiding te doen. Dit heeft een zwakke positie op de arbeidsmarkt tot gevolg. Daarom is in Tibet dan ook nogal gelaten gereageerd op de maatregel in de lagere scholen, omdat het veel ouders duidelijk is geworden dat hun kinderen het op de arbeidsmarkt heel moeilijk krijgen wanneer zij geen, of slecht, Chinees beheersen. Wel is het voor middelbare scholieren mogelijk om in plaats van Engels het Tibetaans als tweede taal te kiezen. Maar omdat het voor het volgen van een vervolgopleiding vaak ook noodzakelijk is om enige kennis van de Engelse taal te hebben, voelen veel jongeren zich gedwongen om voor Engels te kiezen.

Bovengenoemde taalmaatregelen hebben ook tot gevolg dat ongeveer twee derde van de docenten in Tibet Chinees is en de Tibetaanse docenten zodoende van de arbeidsmarkt verdringen. Daarnaast worden Chinezen door de Communistische Partij in ideologisch opzicht betrouwbaarder gevonden. Omdat er onder Chinezen weinig animo bestaat om in Tibet te werken, zijn het over het algemeen niet de beste docenten die daar les geven. Een deel van hen heeft zelfs geen onderwijsbevoegdheid. Dit tast het niveau en de kwaliteit van het onderwijs aan.

3.1.4 Onderwijs buiten Tibet
Om de band met het Moederland te versterken, worden van overheidswege ieder jaar enkele duizenden Tibetaanse kinderen naar China gestuurd om daar de middelbare schoolopleiding te volgen. Als de kinderen na zeven jaar terugkeren naar Tibet zijn zij geheel vervreemd van de Tibetaanse taal en cultuur. In 1998 verbleven 13.000 Tibetaanse kinderen in China voor hun middelbare schoolopleiding, wat ongeveer de helft van alle Tibetaanse middelbare scholieren is.
Tot enkele jaren terug stuurden ouders hun kinderen daarom naar de kloosters zodat zij een Tibetaanse opleiding zouden krijgen, ondanks het feit dat religieus onderwijs onder zeer scherpe controle van de Chinese autoriteiten stond.
Sinds de start van het Patriotic Education Program in 1994 worden deze studenten door de Chinese overheid echter uit de kloosters verbannen. De enige mogelijkheid die overblijft voor wie een Tibetaanse opleiding wil krijgen, is zodoende vluchten naar Nepal of India, naar de daar door vluchtelingen opgerichte Tibetaanse scholen.
Tussen 1984 en 1994 zijn er zo’n 9.000 scholieren naar deze buurlanden gesmokkeld ondanks de enorm zware tocht door de bergen en het feit dat er zware straffen op staan. Van deze kinderen kregen ongeveer 5.000 hun opleiding in een klooster en de resterende 4.000 ging naar moderne scholen. Meer recente cijfers hiervan zijn niet beschikbaar.

3.1.5 Resultaten
Er bestaat een groot verschil in de omvang van de onderwijsinvesteringen in China en in Tibet. Tussen 1990 en 1994 werd in China per hoofd van de bevolking twee maal zoveel aan onderwijs uitgegeven dan in Tibet. Gezien de onderwijsachterstand die er toch al was in Tibet, is de kloof zodoende steeds groter geworden.
Volgens de meest recente volkstelling in China (1990) was 30% van de etnisch Chinezen (semi-)analfabeet, tegen 73% van de etnisch Tibetanen. Omdat volgens China in 1951 90% van de Tibetanen (semi-)analfabeet was, is er in de afgelopen vijftig jaar dus erg weinig vooruitgang geboekt.
Er zijn verschillende redenen te noemen voor het hoge percentage analfabeten in Tibet.
Omdat het niveau van de meeste lagere scholen bedroevend laag is, kunnen veel Tibetaanse kinderen nauwelijks lezen en schrijven op het moment dat zij school verlaten. Daarnaast is de overstap naar de Chineestalige middelbare school vaak te groot en blijft het bij een lagere school opleiding. Vanwege de achtergestelde positie van Tibetanen op de arbeidsmarkt is de financiële bijdrage die van ouders wordt verwacht, vaak meer dan zij zich kunnen veroorloven waardoor hun kinderen geen opleiding krijgen. Zodoende komt men in een vicieuze cirkel terecht. Tot slot zijn vooral op het platteland te weinig scholen waardoor het vanwege de afstanden voor een deel van de kinderen onmogelijk is een school te bezoeken.
Op universitair niveau floreerde vooral de Tibetaanse studies waaronder Tibetaanse taal- en letterkunde en Tibetaanse geneeskunde.
De colleges van deze studierichtingen waren de enige die in het Tibetaans gegeven werden en eigenlijk was dit het enige terrein waar door Tibetanen gedegen wetenschappelijk onderzoek werd uitgevoerd. Sinds 1998 mogen er voor deze Tibetaanse studierichtingen echter geen studenten meer worden ingeschreven. De verwachting is dan ook dat het aantal hoogopgeleide Tibetanen in de toekomst zal gaan dalen terwijl dit percentage toch al laag was; in 1990 0,34 % tegen 1,06 % in China.
Het huidige onderwijssysteem werkt discriminatie van Tibetanen binnen de scholen en op de arbeidsmarkt in de hand. Zodoende is sprake van zowel een groeiende sociale als groeiende economische kloof tussen Tibetanen en Chinezen.
In een poging om binding met China en de Chinezen te creëren heeft de Chinese onderwijsstrategie in Tibet onbedoeld het tegengestelde effect bereikt.

3.2 De nationale vlag van Tibet

De Tibetaanse vlag is nauw verbonden met de duizenden jaren oude geschiedenis van Tibet. Het uitgestrekte land was verdeeld in veel verschillende districten.
Tot aan het begin van de twintigste eeuw had elk district een eigen vlag.
Om meer in pas te lopen met de internationale gemeenschap bepaalde de Dertiende Dalai Lama toen dat er bestuurlijke en administratieve hervormingen doorgevoerd moesten worden. Om deze modernisering te benadrukken werd tevens besloten om uit de verschillende vlaggen van de districten één nationale vlag te ontwerpen. Dit werd de huidige vlag van Tibet. Deze vlag wordt, ongeacht tot welke geloof of welke klasse men behoort, als een symbool van respect en waardering voor de voorouders gezien. Sinds de Chinese bezetting in 1951 is de vlag ook een symbool van hoop en vastbeslotenheid geworden in de strijd om de vrijheid van Tibet te herwinnen. Het tonen van de vlag is echter streng verboden.
Tijdens demonstraties in de hoofdstad Lhasa is gebleken dat de vlaggendrager doorgaans het doelwit is van chinees geweld. Op 10 december 1988, de dag van de Rechten van de Mens, werd tijdens een demonstratie de vlagdrager van dichtbij door het hoofd geschoten. Toen andere demonstranten de vlag overnamen, gebeurde met hen hetzelfde.

3.3 Vrouwen in Tibet

3.3.1 Positie van de vrouw voor de bezetting
Het voert te ver om te zeggen dat vrouwen in Tibet als volledig gelijkwaardig aan mannen werden beschouwd, maar Tibetaanse vrouwen genoten wel meer vrijheden dan vrouwen in de omringende landen. Dit was vooral zo op het economische vlak. Zo was het normaal dat vrouwen meewerkten in de familiebedrijfjes en werden huishoudelijke werkzaamheden door zowel mannen als vrouwen gedaan.
Op het sociaal-culturele vlak was de emancipatie minder sterk geworteld. Vrouwen werden verwacht zich vrouwelijk te gedragen, wat betekende dat zij over medeleven en geduld moesten beschikken. Vanwege het ontbreken van een geïnstitutionaliseerd onderwijssysteem was het volgen van onderwijs zo wie zo moeilijk maar in het bijzonder voor vrouwen. Eigenlijk konden alleen de dochters van welgestelde families, die zich privé-onderwijs konden veroorloven, een schoolopleiding krijgen. Ouders hechtten er vaak meer belang dat een dochter trouwde. Huwelijken werden gearrangeerd door de ouders. Meestal ging het om monogame relaties maar polyandrie en polygamie kwamen ook voor. Binnen het huwelijk waren wel een aantal beschermende maatregelen voor de vrouw. Wanneer de man overspel had gepleegd mocht zij van hem scheiden terwijl het de man niet was toegestaan van zijn vrouw te scheiden omdat zij hem geen kinderen kon schenken. Vrouwen die niet wilden trouwen traden vaak toe tot een nonnenklooster. In 1959 stond het aantal nonnen op 27.000 op een bevolking van tussen de vier en zes miljoen Tibetanen.

3.3.2 Vrouwen in het verzet
Na de Chinese bezetting van Tibet (1949-1951), ontstond er gaandeweg een soort van verzetsbeweging. Aanvankelijk waren het eigenlijk alleen mannen die betrokken waren bij het verzet. In 1958 werd echter een aanzienlijk deel van de mannen in Lhasa op last van de Chinese autoriteiten uit de hoofdstad verbannen. De achtergebleven vrouwen begonnen zich hierna in toenemende mate voor de vrijheidsstrijd in te zetten. Hun rol werd voor het eerst zichtbaar in 1959. In maart van dat jaar deed het gerucht de ronde dat de Chinese legerleiding plannen had de Dalai Lama te ontvoeren. Ook sijpelden er steeds meer berichten door vanuit Oost-Tibet over de wijze waarop Tibetanen daar werden onderdrukt. De combinatie van onderdrukking, het gescheiden van hun mannen moeten leven én de mogelijke ontvoering van de Dalai Lama, maakte zoveel woede los bij de vrouwen dat zij massaal de straat op trokken. Het resultaat was een demonstratie van 100.000 vrouwen die op 12 maart 1959 door Lhasa trok, terwijl de deelneemsters schreeuwden om de vrijheid van Tibet.
Sindsdien spelen vrouwen een cruciale rol in het verzet tegen de Chinese bezetting. Ook nonnen laten zich hierbij niet onbetuigd. Ongeveer de helft van de talloze demonstraties die er sinds de Chinese bezetting zijn geweest, werd georganiseerd door nonnen. Vaak ging het om kleinschalige demonstraties waar politieke leuzen werden geroepen, en die binnen een paar minuten al door de politie werden opgebroken. Eén verklaring die wordt gegeven voor de actieve rol die nonnen in het verzet spelen, is dat zij juist vanwege hun gelofte een morele verantwoordelijkheid voelen om gerechtigheid na te streven. De actieve rol van de nonnen is één van de redenen dat het Chinees bestuur er veel belang aan hecht een scherpe controle op de kloosters en het religieus leven uit te oefenen. Zo worden nonnen onderworpen aan een politieke heropvoeding, mag er slecht een beperkt aantal nonnen tot de kloosters toetreden en moeten zij verklaren afstand te nemen van de Dalai Lama.
Ongeveer een derde van het aantal politieke gevangenen is vrouw. Vijftien procent van het totale aantal politieke gevangenen wordt gemarteld en onder hen zijn ook vrouwen te vinden. Hun vrouwzijn blijkt een specifieke rol in het martelen te spelen. Vrouwelijke slachtoffers van foltering worden in de gevangenis verkracht of krijgen elektrische schokken in de vagina toegediend.

3.3.3 Sterilisaties en abortussen
In de jaren ‘70 startte China met een nieuw geboortebeperkingsbeleid. Elke familie mocht slechts één kind krijgen. Dit beleid werd niet toegepast op minderheidsgroeperingen bestaande uit minder dan tien miljoen personen, zoals het Tibetaanse volk. Halverwege de jaren ’80 werd het geboortebeleid voor Tibetanen echter strenger. Tibetanen in de steden mogen sindsdien nog maar twee kinderen krijgen, Tibetanen op het platteland nog slechts drie. Tibetanen die werkzaam zijn bij de overheid mogen, net als hun Chinese collegae, maar één kind hebben. Tussen de geboorte van het eerste en het tweede kind moet minimaal drie jaar zijn verstreken. Tevens moet de moeder minimaal 22 jaar zijn bij de geboorte van het eerste kind. Voor elk kind moet bovendien toestemming worden verkregen van drie verschillende instanties. Wanneer er voor een kind niet de vereiste toestemming is verkregen, wordt men met nare consequenties geconfronteerd. De betreffende familie moet een hoge boete betalen (soms oplopend tot drie jaarsalarissen), de ouders kunnen hun baan verliezen en het kind kan niet geregistreerd worden. Het kind bestaat dan officieel niet en heeft daardoor geen recht op bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg.
Sinds 1988 wordt het strengere geboortebeleid in Tibet onderbouwd met een ideologische argumentatie. Volgens de Chinese opvattingen over eugenetica (de wetenschap die bestudeert hoe de erfelijke eigenschappen positief kunnen worden beïnvloed) zijn etnische minderheden raciaal minderwaardig. In 1990 lieten de Chinese autoriteiten weten dat er 10.000 geestelijk gehandicapte Tibetanen waren. Volgens hen was dit een teken van inferieure bevolkingskwaliteit en zouden er maatregelen genomen moeten worden om de kwaliteit van de Tibetaanse bevolking te verbeteren. Deze maatregel kwam in 1994 met de Wet op de Eugenetica. Volgens deze wet moeten alle foetussen die mentaal of lichamelijk gehandicapt zijn, worden geaborteerd. Tevens moeten gehandicapte vrouwen worden gesteriliseerd. Dit beleid geldt ook voor Chinese vrouwen maar in Tibet wordt er strenger de hand aan gehouden.
Al enige jaren duiken er regelmatig berichten op dat er in opdracht van de Chinese overheid op vrouwen gedwongen abortussen en sterilisaties worden uitgevoerd. Hoewel de vermoedens hierover tot dusver niet bewezen kunnen worden, zijn Tibetaanse vrouwen zo ongerust dat velen weigeren om tijdens de zwangerschapsperiode naar een arts te gaan waardoor zij geen enkele medische begeleiding krijgen. De risico’s hiervan spreken voor zich.

3.4 Religieuze onderdrukking

3.4.1 Religie in Tibet
Het Tibetaans boeddhisme is een vermenging van het boeddhisme uit India en de oorspronkelijke animistische religie van Tibet, het bon. Dat religie in Tibet nauw verweven is met de politiek van het land blijkt onder meer uit het feit dat sinds de zeventiende eeuw de religieus leiders van Tibet ook de politieke leiders zijn. Deze leiders, Dalai Lama’s genaamd, volgen elkaar op door middel van een systeem van reïncarnatie. De huidige leider van Tibet, Tenzin Gyatso, is de veertiende Dalai Lama.
Religie is in Tibet onderdeel van het dagelijks leven en de basis van de Tibetaanse cultuur en identiteit. Het overgrote deel van de bevolking is van oudsher boeddhist. In elk dorp en elke stad stonden kloosters en tempels. In deze religieuze centra bevonden zich naast duizenden religieuze voorwerpen ook teksten over boeddhisme, medicijnen, astrologie, kunst, politiek, literatuur, enzovoort. Het waren de schatkamers van de Tibetaanse cultuur.

3.4.2 Religieuze onderdrukking
Sinds de bezetting van Tibet door communistisch China in 1949 wordt het religieuze leven onderdrukt. De Chinese overheid zag, en ziet, religie als het grootste obstakel voor totale controle over Tibet. Men begon daarom met zogenaamde ‘democratische hervormingen’. Volgens China was in Tibet sprake van een achterlijk feodaal systeem waar vooral de geestelijkheid van profiteerde, en dit moest afgeschaft worden. In de praktijk kwam dit neer op de systematische vernietiging van kloosters en tempels. Duizenden religieuze gebouwen werden vernietigd en ontdaan van hun waardevolle voorwerpen, niet alleen tijdens de Culturele Revolutie (1966-1976), maar voor het grootste deel zelfs al in de periode daarvoor. Het merendeel van de kunstvoorwerpen werd naar China vervoerd en daar vernietigd of opgeslagen. Religie werd in haar totaliteit afgekeurd en belachelijk gemaakt. Een aantal maal zijn monniken en nonnen gedwongen tot het hebben van openbare seksuele gemeenschap en het vertonen van wonderen. Honderden monniken en nonnen werden gevangen gezet, ‘politiek heropgevoed’ en gemarteld. Van de bijna 600.000 monniken en nonnen zijn er 110.000 vermoord en 250.000 gedwongen tot uittreding uit de religieuze orde. In 1976 waren slechts acht van de ruim 6000 kloosters gespaard gebleven.

3.4.3 Liberalisering
Vanaf het einde van de jaren ’70 werd aan religie meer ruimte gegeven. De Culturele Revolutie was ten einde, Mao was overleden en de Bende van Vier veroordeeld. De Chinese leider Hu Yaobang vond dat door China in Tibet ernstige fouten waren gemaakt en gaf dit in 1980 tijdens een bezoek aan Tibet ook in het openbaar toe. Als gevolg van deze ontwikkelingen werd een meer liberaal beleid toegepast op Tibet, waarbij geloofsbeoefening ogenschijnlijk meer werd geaccepteerd. In 1977 kreeg de Panchen Lama, na de Dalai Lama de belangrijkste leider binnen het Tibetaans boeddhisme, na negen jaar huisarrest zijn vrijheid terug. In 1979 werd de beroemde Jokhang-tempel in Lhasa weer geopend. Een aantal religieuze gebruiken werd weer toegestaan en kloosters werden herbouwd. De grote kloosters kregen overheidssteun en werden opgebouwd onder Chinees toezicht. Kleinere kloosters werden opgebouwd op initiatief en kosten van de bevolking. In 1986 werd het Monlan-gebedsfestival voor het eerst in twintig jaar weer gevierd. Niettemin bleven religieuze gebruiken onder Chinese controle staan. Zo was het op traditionele manier beoefenen van de leer van Boeddha officieel nog steeds verboden. De liberalisering bestond zodoende eigenlijk alleen uit het terugdraaien van de extremiteiten van de Culturele Revolutie.

3.4.4 Hernieuwde onderdrukking
Na de pro-onafhankelijkheidsdemonstraties in 1987 is de controle over het religieuze leven weer verscherpt. Het herbouwen en renoveren van belangrijke kloosters gedurende de jaren ’80 en ’90 moet dan ook worden gezien in het kader van de plannen om van Tibet een lucratieve toeristische trekpleister te maken. De kloosters staan onder toezicht van het ‘Religieus Bureau’, een Chinese overheidsinstelling. Dit bureau heeft in de kloosters Democratische Management Comites (DMC’s) aangesteld welke binnen de kloosters zorg dragen voor de uitvoering van het overheidsbeleid. Ook bepalen de DMC’s hoeveel geestelijken er toe mogen treden tot de kloosters en onder welke voorwaarden.
Omdat de Tibetaanse geestelijkheid vaak het voortouw had genomen bij onafhankelijkheiddemonstraties, werd in 1994 op het ‘Derde Forum over Tibet’ door China besloten de controle over het religieus leven verder te verscherpen. Doel van dit nieuwe beleid was om “het hoofd (de Dalai Lama) van de slang (de Tibetaanse onafhankelijkheidsbeweging) af te hakken”. Naar aanleiding van het Forum werd in 1995 begonnen met een grootschalige ‘politieke heropvoedingscampagne’ in de kloosters. Monniken en nonnen werden verplicht een drie maanden durende cursus te volgen waarin zij de Chinese versie van de geschiedenis van Tibet leerden. Aan het eind van de cursus werden zij geacht schriftelijk te verklaren dat zij afstand namen van de Dalai Lama en trouw beloofden aan het Moederland. Inmiddels zijn zo’n 4000 monniken en nonnen uit kloosters verbannen omdat zij hebben geweigerd een dergelijke verklaring af te leggen.
In 1996 is er een verbod gekomen op het bezit van foto’s van de Dalai Lama. Voorheen waren deze wel toegestaan mits er geen afbeelding van de Tibetaanse vlag op stond. Deze maatregel leidde tot zoveel protesten dat het Religieus Bureau het Ganden-klooster voor onbepaalde tijd heeft gesloten, als soortement vergeldingsactie. Begin 1998 zijn nog eens drie kloosters gesloten in verband met de weigering van geestelijken aldaar om afstand te nemen van de Dalai Lama. In april 1998 is het klooster bij Drag Yerpa vernietigd omdat het volgens de Chinese autoriteiten niet op de historisch juiste locatie was herbouwd. Ook hebben de autoriteiten bepaald dat er op dit moment voldoende kloosters, tempels, monniken en nonnen zijn om in de behoefte te voorzien. Dit betekent dat er geen toestemming meer wordt gegeven voor het herbouwen van, of toetreden tot kloosters.


3.5 Veranderingen in Tibet op een rijtje
Na de Chinese annexatie is er heel veel ten kwade veranderd in Tibet. Meer dan de helft van het Tibetaans grondgebied is ingelijfd bij aangrenzende Chinese provincies. Het overgebleven deel is hernoemd tot de 'Tibet Autonome Regio' (TAR). Deze regio is niet echt autonoom te noemen, want zij staat volledig onder Chinees bestuur. Dit leidt tot verwarring omtrent de werkelijke omvang van Tibet, en is onder meer bedoeld om het Tibetaanse volk te verdelen en om Tibet zo snel mogelijk geheel in China op te laten gaan. Naar schatting is 1 miljoen Tibetanen omgekomen als gevolg van de Chinese bezetting. De meeste slachtoffers overleden van de honger door een verkeerd gevoerd landbouwbeleid, anderen verloren hun leven door mishandeling, marteling en executies.
De Chinese regering stimuleert een massale migratie van Chinezen naar Tibet. Door deze bevolkingspolitiek worden de Tibetanen een minderheid in eigen land, waarmee het voortbestaan van hun cultuur en identiteit wordt bedreigd. Het doel van deze politiek is het versterken van China’s territoriale claims op Tibet. Bovendien komt het bevorderen van de economische welvaart voornamelijk ten goede aan de Chinezen, en niet aan de Tibetanen.
Tibet is vergaand gemilitariseerd. Er verblijven circa 50.000 Chinese militairen in Tibet en er zijn vijf nucleaire raketbases. Dit vormt een bedreiging voor een groot deel van Azië.
De meerderheid van alle kloosters en tempels is gedeeltelijk of geheel verwoest, en onvervangbare kunstschatten en literaire werken zijn vernietigd, verkocht of weggeroofd. Alhoewel recentelijk de herbouw van religieuze gebouwen wordt toegestaan, is dit geen positieve ontwikkeling te noemen omdat de herbouw voornamelijk bedoeld is om toeristen te trekken. Bovendien gaan de opbrengsten ervan naar de Chinese regering, terwijl de herbouw verricht en gefinancierd wordt door Tibetanen en de beoefening van het Tibetaans boeddhisme nog steeds aan strenge regels onderworpen is.
In 1995 is de Chinese regering zich ook actief gaan mengen in Tibetaanse religieuze aangelegenheden door het negeren van de door de Dalai Lama geselecteerde Panchen Lama en een Chinese kandidaat naar voren te schuiven. De Panchen Lama wordt sinds najaar 1995 op een onbekende locatie vastgehouden.
In Lhasa worden traditionele Tibetaanse gebouwen gesloopt en vervangen door brede wegen of kwalitatief slechtere en kleinere Chinese hoogbouw.
Onderwijs, media en het culturele leven zijn onderworpen aan de communistische leer, waarbij het Chinees als officiële voertaal wordt gehanteerd.

3.6 Conclusie
De Chinese onderdrukking heeft alleen maar negatieve effecten gehad op de Tibetaanse bevolking en op het land zelf.
Het onderwijssysteem dat de Chinese overheid heeft opgezet in Tibet is een goed voorbeeld van het algehele beleid van de Chinese overheid ten aanzien van Tibet. Het beleid heeft een politiek karakter en kijkt niet naar de behoefte die er onder de Tibetanen is om in de eigen taal onderwijs te krijgen. Op scholen is Chinees de voertaal geworden wat de autochtone bevolking veelal belemmert om middelbaar of hoger onderwijs te volgen.
Zodoende wordt hun positie op de arbeidsmarkt verzwakt en is er spraken van een groeiende economische en sociale kloof tussen Tibetanen en Chinezen.

Voor de bezoeker lijkt op het eerste gezicht of er niets aan de hand is met de religieuze vrijheid in Tibet. Uitingen van het Tibetaans boeddhisme zijn alom aanwezig: overal wapperen gebedsvlaggen, er worden kloosters gerenoveerd (zie foto) en monniken en nonnen lopen vrij over straat. Ondanks deze ogenschijnlijke religieuze vrijheid staat de communistische Chinese overheid principieel vijandig tegenover religie. De Tibetaanse religie staat dan ook onder scherp toezicht van deze overheid en is aan allerlei beperkingen gebonden. De laatste jaren is de Chinese bemoeienis met religieuze activiteiten in Tibet alleen maar toegenomen. Elke oppositie hiertegen wordt krachtig onderdrukt.

Tibetaanse vrouwen spelen al decennia lang een belangrijke rol in het verzet tegen de Chinese bezetting van hun land. Zo leidden zij vele protesten tegen de schendingen van de mensenrechten door China. Dat dit hen door de Chinese autoriteiten niet in dank wordt afgenomen, blijkt onder andere uit het feit dat een derde van de politieke gevangenen in Tibet vrouw is.

H4. DE GEVOLGEN VOOR HET LAND ZELF

Deelvraag 4: Wat is het gevolg van de Chinese bezetting voor het land zelf?


4.1. Milieuvervuiling in Tibet


4.1.1 Landbouw
De oorspronkelijke Tibetaanse landbouwmethoden waren uitermate geschikt voor het kwetsbare berglandschap. De bevolking leefde van de yak-teelt en verbouw van gerst.
Er was een natuurlijk evenwicht: de velden bleven lange tijd braak liggen en zo werd erosie voorkomen. Sinds de Chinese bezetting is het landbouwbeleid gewijzigd. Tachtig procent van het voor landbouw geschikte land is omgeploegd voor de verbouw van tarwe, een graansoort die door Chinezen geprefereerd wordt boven gerst, en waarvoor het gebruik van kunstmest nodig is. Misoogsten en de export van graan en vlees naar China leidden in de jaren '60 tot grote hongersnood. De toestroom van Chinezen naar Tibet zorgde voor een grotere druk op de natuurlijke bronnen van Tibet. Veel Tibetanen werden westwaarts gedrongen naar meer onvruchtbare gebieden, wat leidde tot erosie van de grond. De snelle bevolkingsgroei zorgde ook voor een toename van cultivatie van land. Tegelijkertijd daalde het oppervlak gecultiveerd land per hoofd van de bevolking.


4.1.2 Fauna
Tot eind jaren veertig kwamen er nog grote hoeveelheden wilde yaks (zie foto), antilopen, muskusherten, kyangs, witte fazanten, arenden en kraanvogels in Tibet voor. Ook leefden er bruine beren, wolven, lynxen en sneeuwluipaarden.
Veel van deze diersoorten worden nu met uitsterven bedreigd.
Dit als gevolg van de bevolkingstoename door de komst van Chinese immigranten, het verdwijnen van bossen én de sterk toegenomen jacht. Op enkele bedreigde soorten wordt gejaagd om de Chinese farmaceutische markt van traditionele medicijnen te voorzien. Ook is er in China grote vraag naar huiden van het zeldzame sneeuwluipaard. Dit alles gebeurt ondanks het feit dat China het internationale verdrag tegen handel in bedreigde diersoorten heeft ondertekend. Van de 695 diersoorten in Tibet worden er 141 officieel beschermd. Hiervan worden er 81 direct met uitsterven bedreigd. Veel van deze diersoorten komen uitsluitend in Tibet of aangrenzende gebieden voor. Uitsterven hiervan is dus niet alleen een verlies voor Tibet, maar ook voor de mondiale biodiversiteit.
De Chinese overheid heeft daarom in 1998 besloten om, onder druk van, en in samenwerking met UNESCO en de Europese Unie, een natuurreservaat van ongeveer 300.000 aaneengesloten vierkante kilometer in Tibet aan te leggen.


4.1.3 Mijnbouw
In Tibet bevindt zich waarschijnlijk de grootste natuurlijke voorraad uranium ter wereld. Daarnaast beschikt Tibet over goud, koper, zink, lithium, borax, chroom, ijzererts en andere mineralen, in totaal 94 soorten. Naar verwachting zullen binnen tien jaar vijftien van deze mineralen niet meer in Tibet voorkomen. De waarde van Tibets mineralen wordt geschat op 165 miljard gulden. De exploitatie hiervan is sterk gegroeid sinds de jaren '80 en is gedurende de jaren ’90 de belangrijkste economische activiteit in Tibet geweest. De exploitatie door 145 mijnbouwondernemingen zorgt voor enorme vervuiling. De mijnen hebben hoogst waarschijnlijk ook een slechte invloed op de gezondheid van de omwonenden. In één dorp zijn binnen drie jaar 35 van de 500 mensen overleden aan mysterieuze ziekten als gevolg van besmet water.
In 1995 is er in het Nagchu-gebied, 200 kilometer ten noorden van Lhasa, een nieuwe voorraad goud ontdekt. Hier zijn meer dan 10.000 Chinezen op afgekomen. Ook heeft China aangekondigd een koperregio in Oost-Tibet te ontwikkelen en daartoe steden te bouwen waar 500.000 Chinezen gehuisvest kunnen worden.


4.1.4 Bodemerosie en hydro-elektriciteit
Door de grootschalige boskap en het cultiveren van steile hellingen is er bodemerosie ontstaan met als gevolg een versnelde afvoer van het water. Dit brengt onregelmatige waterstanden in de rivieren met zich mee, wat kan leiden tot overstromingen.
In Yunnan is het aantal overstromingen de laatste veertig jaar verdrievoudigd.
In de provincie Sichuan zijn sinds 1950 al zes desastreuze overstromingen geweest.
Door het wegspoelen van grond is er tevens sprake van een hogere sedimentlast van de rivieren.
Door de in gebruikneming van een enorme elektriciteitscentrale dreigt het Yamdrok Tso-meer, één van Tibets heilige meren, uit te drogen. Deze centrale is gebouwd in het kader van het Chinese ontwikkelingsplan voor Tibet, 'Het Drie Rivieren Dam Project'.
De daling van de waterstand in het meer kan leiden tot klimatologische veranderingen en een vernietiging van de ecologie van het meer. Verwacht wordt dat het meer binnen vijftig jaar opgedroogd zal zijn.
Van Tibets belangrijkste en meest milieuvriendelijke energiebron, de zonne-energie, wordt geen gebruik gemaakt.



4.1.5 De nucleaire kwestie
In Tibet bevinden zich ten minste drie nucleaire installaties met enkele tientallen nucleaire wapens. In juli 1995 heeft de Chinese overheid toegegeven dat er bij het Koko Nor-meer in Amdo nucleair afval gedumpt is. Ook heeft China zich meerdere malen bereid verklaard tot het dumpen van nucleair afval van andere landen in ruil voor harde valuta.
In 1984 bood de 'China Nuclear Industry Corporation' westerse landen nucleaire opslagfaciliteiten aan voor 1500 dollar per kilo.
Deze controversiële plannen zijn, na vele protesten, vooralsnog niet uitgevoerd. Wel wordt er inmiddels niet-nucleair industrieel afval uit het Westen gedumpt in Tibet. Bij het Koko Normeer in Amdo werd in de jaren '60 de Negende Academie gebouwd. Dit was China’s belangrijkste onderzoeks-, ontwikkelings- en productiecentrum voor kernwapens.
Het complex heeft aanzienlijke vervuiling van de omgeving veroorzaakt met als gevolg een verhoogd risico op kanker bij de omwonende bevolking. Inmiddels zijn de nucleaire activiteiten verplaatst.
Met enige regelmaat worden er nucleaire tests gehouden bij Lop Nor in Oost-Turkestan (Xinjiang), vlak bij de Tibetaanse grens.
In 1995 vonden er twee tests plaats: de test in mei vond 4 dagen na China’s ondertekening van het non-proliferatieverdrag plaats. Ook in 1996 heeft China een test gedaan. Dit ondanks het sinds 1992 bestaande moratorium op nucleaire tests.


4.1.6 Internationale gevolgen
Al deze aantastingen van het milieu hebben niet alleen gevolgen voor Tibet, maar ook voor de omringende gebieden.
Op het Tibetaanse Plateau (zie foto) ontspringt een aantal van Azië's belangrijkste rivieren, zoals de Indus
(zie foto volgende bladzijde) en de Gele Rivier.
Aantasting van deze rivieren kan de watertoevoer naar
30-50 % van de wereldbevolking beïnvloeden. Zo wordt de versnelde waterafvoer en de verhoogde sedimentlast van de Brahmaputra in Tibet door een aantal mensen als één van de oorzaken van de vele overstromingen in Bangladesh gezien.
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het milieu op het Tibetaans plateau van invloed is op de moessonregens in Azië en de zogenaamde jetstreams, welke invloed hebben op het ontstaan van orkanen.
De aantasting van het Tibetaanse Plateau heeft dus niet alleen ingrijpende gevolgen voor Tibet, maar ook voor het mondiale klimaat.
Het natuurlijke herstel is vanwege de hoge ligging van Tibet echter zo traag dat de gecreëerde schade vrijwel onherstelbaar is.

4.2 Conclusie
Sinds de bezetting is Tibets broze ecosysteem ingrijpend aangetast. Door de economische ontwikkeling van Tibet verdwijnen de natuurlijke hulpbronnen op grote schaal. Dit heeft grote gevolgen voor het milieu; er is sprake van duurzame ontwikkeling. Wetenschappers geloven dat de aantasting van het Tibetaanse milieu ernstige gevolgen kan hebben voor de regionale en mondiale klimaatspatronen

H5. TOEKOMSTVISIE VAN DE DALAI LAMA

Deelvraag 5: Hoe moet Tibet bestuurd worden volgens de Dalai Lama?


5.1 Situatie in Tibet en de relatie tussen de Tibetaanse Regering in Ballingschap en China

Na de opstand in Lhasa en de vlucht van de Dalai Lama werd de Tibetaanse Regering in Ballingschap (TRB) opgericht. Het regeringssysteem is omgebouwd tot een “democratie” met aan het hoofd de Dalai Lama. Hij zit het kabinet en de ministerraad voor. Er is een gekozen parlement en de ministers worden door de volksvertegenwoordiging gekozen. Sinds Tibets bezetting weigerde China te onderhandelen ondanks verzoeken door de TRB en de internationale Gemeenschap. De Chinese overheid gaat een dialoog uit de weg omdat volgens hen Tibet een binnenlandse aangelegenheid is. De Dalai Lama heeft China voorstellen gedaan: het gaat hierbij niet om onafhankelijkheid, maar om autonomie.

Drie belangrijke documenten waren: 'het Vijfpunten Vredesplan uit 1987' (omvorming van Tibet tot vredeszone; beëindiging van China’s bevolkingspolitiek; respecteren van mensenrechten en democratische vrijheden; milieubescherming en denuclearisatie; en starten van onderhandelingen over toekomstige status) ; in 1988 een rede voor het Europese Parlement met het voorstel om China zeggenschap te laten houden over buitenlandse politiek en defensie in ruil voor Tibetaanse controle over binnenlandse aangelegenheden; en de Yale toespraak uit 1991 waarin de Dalai Lama voorstelt om Tibet te bezoeken om de situatie te bekijken en de Tibetanen aan te sporen niet van het pad van geweldloosheid af te wijken. China reageerde door te stellen dat de TRB moest erkennen dat Tibet een onlosmakelijk deel van China was en is.
In 1997 overleed de Chinese president Deng Xiaoping, hij werd opgevolgd door de als liberaler beschouwde Jiang Zemin. Maart 1998 werd premier Li Peng opgevolgd door de meer progressieve Zhu Rongji. Sindsdien is er informeel contact, hoewel China dit in officiële persberichten ontkend. De tijd dringt voor Tibet. Het wordt steeds moeilijker een aantal Tibetaanse jongeren ervan te overtuigen om op het pad van geweldloosheid te blijven. Maar de belangrijkste reden om op korte termijn tot een oplossing te komen is dat de cultuur verdwijnt. De Dalai Lama acht het van groot belang dat er zo spoedig mogelijk een politieke oplossing wordt gevonden, zelfs als hiervoor pijnlijke concessies moeten worden gedaan.

5.2 Voornaamste kenmerken van de grondwet volgens de Dalai Lama

De Dalai Lama heeft alvast een grondwet opgesteld met verschillende punten waar hij de aandacht op wil vestigen.

Meest opvallendste kenmerk:
De grondwet van Tibet zal de belangrijkste wet zijn en de bron van alle politieke macht in Tibet.

De politieke aard:
De Tibetaanse politiek moet gericht zijn op spirituele waardes en moet de belangen van Tibet, de aangrenzende landen en de wereld hooghouden.
Dit alles moet gegrond zijn op de principes van Ahimsa en moet het als streefdoel hebben om van Tibet een gebied van vrede te maken, het moet de ideeën van vrijheid, sociale welvaart, democratie, samenwerkingsverband en milieubescherming hoog houden.

Fundamentele kenmerken van de regering:
De Tibetaanse regering zal de Universal Declaration of Human Rights van de United Nations in acht nemen, er zich aan vast hechten en zal de morele en de materiële welvaart van de burgers promoten.


Verwerping van geweld en het gebruik van militaire krijgsmachten:
Tibet zal een gebied van vrede zijn, gebaseerd op de kenmerken van geen geweld, compassie en bescherming van de natuurlijke omgeving. Tibet zal zich neutraal houden in de internationale verhoudingen en zal niet voor geen enkele rede overgaan tot oorlog.

Fundamentele rechten:
Alle inwoners van Tibet zullen voor de wet gelijk zijn. Zij hebben recht op gelijke rechten zonder discriminatie op grond van geslacht, ras, taal, religie, sociale oorsprong enz.

Andere fundamentele rechten:
Alle inwoners van Tibet hebben het recht tot leven, vrijheid, eigendom, en het recht op vrije meningsuiting, het vormen van verenigingen, het publiceren en verspreiden van informatie en ideeën, en het recht om betaald werk te hebben, of bij de regering of ieder ander instituut van de regering.

Stemrecht en Verkiezingscampagnes:
Alle inwoners van Tibet, mannen of vrouwen, moeten allemaal het recht hebben om verkiezingscampagnes te organiseren en het recht om te stemmen in overeenstemming met de wet.

Eigenaar van land:
Omwille van het bestwil van de mensen en voor hun woning, zullen de landen binnen het territorium verdeeld worden volgens de aard van het land. De verdeling van het land zal in gebeuren in woonruimte, akkerbouw, gebouwen, fabrieken, kantoren en andere particuliere onderkomens. Land dat niet privé is zal tot de overheid behoren.

Het economisch systeem:
Het vermijden van de twee extreme vormen van kapitalisme en socialisme. Tibet zal een speciaal economisch systeem ontwikkelen dat zal voldoen aan de eigen behoeftes. Het belastingssysteem van Tibet zal gebaseerd worden op inkomenscriteria.

Scholing en cultuur:
Sinds scholing een instrument is om tot een goed mens uit te groeien en te groeien in sociale vaardigheden, zal extra aandacht worden geschonken aan een educatief beleid. Alle hulp zal worden verleend aan scholen, universiteiten, instituten voor natuurwetenschappen en technologie, instituten voor beroepsopleidingen enz.

Gezondheidszorg:
Een gezondheidszorg systeem zal worden ontwikkeld met als doel het verstrekken van voldoende medische en gezondheidszorg faciliteiten voor de gehele bevolking.

Wetgevende macht:
De wetgevende macht van de Tibetaanse regering zal gezeteld zijn in twee colleges, namelijk the House of Regions en the House of People. Wetsvoorstellen gemaakt door deze, zullen eerst de presidentiële goedkeuring moeten krijgen voordat het werkelijk een wet zal worden. The House of Regions zal het hoogste wetsorgaan zijn. Het zal vertegenwoordigers bevatten die direct gekozen zijn door het volk van alle kiesdistricten. The House of Regions zal leden bevatten van de vergaderingen op regionaal niveau. Een beperkt aantal leden (dit aantal zal worden vastgesteld in de grondwet) zal door de president aangewezen worden.

Uitvoerende macht:
a. Als het parlementaire systeem van regeren is geaccepteerd, zal er een president en een vice-president worden uitgekozen door de twee nationale Houses en regionale vergaderingen.
b. De uitvoerende mach van de regering, in het parlementaire systeem, zal worden uitgevoerd door de minister-president en de raad van ministers of een andere groep uit The House of People. Bij gebrek aan, zal het hele gezelschap van The House of People de minister-president kiezen.

Juridische macht:
Met als doel de grondwet na te leven, zal voor het verzekeren van onpartijdige juryleden/rechters in zaken van de staat en individuen, een juridisch orgaan ontstaan dat onafhankelijk is van de twee andere organen, wetgevende en uitvoerende. Er zal een Supreme Court gevormd worden dat de hoogste machten zal hebben.

Amendement:
De democratische grondwet van vrij Tibet mag herzien en gewijzigd worden.

5.3 Conclusie
Het is me niet echt duidelijk geworden wat voor een rol China heeft in de regering van Tibet. Ik kon geen achtergrondinformatie vinden over hoe de Chinese regering invloed uitoefent op de Tibetaanse Regering in Ballingschap. De TRB zal zich aan bepaalde regels moeten houden, vermoed ik, maar daar heb ik geen informatie over kunnen vinden. Ik neem aan dat zij verantwoording moeten afleggen aan de Chinese regering. In de Tibetaanse regering zullen ook wel vele Chinezen zitten die zodoende een vinger in de pap hebben.
Het wordt me duidelijk dat ze het toch op de een of andere manier invloed hebben. Want de Tibetanen hebben het stukken slechter in hun eigen land dan de Chinezen in hun ‘gastland’ (Tibet).
Het is ontzettend moeilijk voor de Tibetaanse Regering in Ballingschap om een beleid te voeren naar hun ideeën. Zij streven voor gelijkheid voor ieder individu. Ze eisen niet eens onafhankelijkheid, zolang ze maar een autonomie kunnen zijn. Zoals al blijkt uit de grondwet volgens de Dalai Lama is de TRB dus erg goed voorbereid op een eventuele autonomie/onafhankelijkheid. Maar ik denk niet dat dit er ooit van zal komen, tenzij de Chinese regering mee zal werken. Ook buitenlandse bemoeienissen met Tibets probleem zal weinig effect hebben, want China beschouwd het als een binnenlandse aangelegenheid en daar hebben andere landen zich niet mee te bemoeien.

H6. NAAR EEN POLITIEKE OPLOSSING

Deelvraag 6: Welke voorstellen zijn er al gedaan, en zullen deze uiteindelijk ook effect hebben?

6.1 Tibetaanse voorstellen
Begin jaren ’80 versoepelde China zijn Tibet-beleid enigszins nadat de destructieve invloed van Mao’s Culturele Revolutie in z’n volle omvang duidelijk was geworden. Sindsdien heeft de Dalai Lama, als politiek leider van het Tibetaanse volk, nieuwe pogingen ondernomen om tot een oplossing te komen met China. Hiertoe heeft hij een aantal voorstellen gedaan die passen binnen het beleid van China, zoals in 1979 geformuleerd door Deng Xiaoping, dat afgezien van de onafhankelijkheid van Tibet, overal over onderhandeld kon worden.
De drie belangrijkste documenten aangaande politieke onderhandelingen die door de Dalai Lama naar voren zijn gebracht, gaan dan ook niet uit van onafhankelijkheid maar van werkelijke autonomie voor Tibet:

 Het Vijfpunten Vredesplan uit 1987. Dit voorstel werd gedaan tijdens een toespraak voor het Amerikaanse congres. De vijf punten waarop het voorstel gebaseerd is, zijn de omvorming van Tibet tot een vredeszone (een neutrale bufferstaat), beëindiging van China’s bevolkingspolitiek welke een bedreiging vormt voor het voortbestaan van het Tibetaanse volk, het respecteren van de mensenrechten en de democratische vrijheden van de Tibetanen, bescherming van het milieu en de denuclearisering van Tibet, het starten van onderhandelingen over de toekomstige status van Tibet en de relatie tussen het Tibetaanse en het Chinese volk.

 Een jaar later werd, in een rede voor het Europees Parlement, het Straatsburg Voorstel uitgesproken. Hierin werd voorgesteld China zeggenschap te laten houden over buitenlandse zaken en defensie in ruil voor complete Tibetaanse controle over binnenlandse aangelegenheden en het accepteren van een referendum.

 De Yale Toespraak uit 1991. Hierin stelt de Dalai Lama voor om zelf Tibet te bezoeken om de situatie te bekijken en de Tibetanen aan te sporen niet van het pad van geweldloosheid af te wijken.

De Dalai Lama benadrukte wel dat al deze voorstellen bedoeld waren voor zowel de Tibetaanse Autonome Regio (TAR) als voor de gebieden Amdo en Kham welke volgens de Tibetaanse Regering in Ballingschap (TRB) ook tot het oorspronkelijke Tibet behoorden.

6.2 Het Chinese standpunt
Volgens China is Tibet nooit een onafhankelijke staat geweest en heeft geen land of regering Tibet ooit als zodanig erkend. China beschouwt Tibet als een historisch onlosmakelijk deel van het Chinese Moederland en is daarom niet bereid te onderhandelen over eventuele onafhankelijkheid.
China heeft drie belangrijke documenten ten aanzien van Tibet opgesteld:

 De Zeventienpunten Overeenkomst uit 1951. Deze overeenkomst legde de soevereiniteit van China over Tibet vast, terwijl aan Tibet een grote mate van autonomie werd toegekend. In 1959 werd de overeenkomst van Tibetaanse zijde opgezegd omdat ze onder dwang was getekend en China zich niet aan de bepalingen hield. Om voornoemde redenen werd de eenzijdige opzegging door de internationale gemeenschap juridisch correct geacht.

 De Wet op Regionale Autonomie voor Minderheden uit 1984, als aanvulling op eerdere wetten uit 1949 en 1954. Deze wet stond Tibetaanse controle toe over de lokale economie en cultuur, zolang het door de Tibetanen gevoerde beleid binnen de richtlijnen van de staatsplannen paste. Deze wet was bedoeld om de excessen van de Culturele Revolutie terug te draaien en zorgde voor (relatief) meer vrijheid voor de Tibetanen.

 In 1992 publiceerde China het zogenaamde White Paper Tibet. Its ownership and human rights situation. Dit document gaf het Chinese overheidsbeleid ten aanzien van Tibet weer. Hierin werd onder meer China’s historische en politieke legitimatie voor de bezetting weergegeven. Tevens werd geschreven dat China te allen tijde bereid was te onderhandelen met de Dalai Lama mits hij toe zou geven dat Tibet een onlosmakelijk deel van China was en wilde meewerken aan de eenheid van het Moederland. Volgens dit document genoot Tibet regionale autonomie en was sprake van een volksdemocratie. In 1993 publiceerde de TRB in reactie het document Tibet. Proving truth from facts, waarin het Tibetaanse standpunt werd verdedigd en Chinese uitspraken werden weerlegd.


6.3 Recente ontwikkelingen
China reageerde op de voorstellen van de Dalai Lama door als nieuwe onderhandelingsvoorwaarde te stellen dat de TRB moest erkennen dat Tibet een onlosmakelijk deel van China is en was. Dit werd aanvankelijk geweigerd en de Dalai Lama trok in 1991 zelfs het Straatsburg Voorstel terug. Sinds augustus 1993 is er geen direct contact meer tussen China en de TRB geweest. Desondanks besloot de TRB in 1996 opnieuw op te roepen tot onderhandelingen op basis van de inhoud van eerder genoemde vredesvoorstellen. China reageerde hierop door in 1998 wederom een nieuwe onderhandelingsvoorwaarde te stellen. Er moest worden erkend dat ook Taiwan, evenals Tibet, een onlosmakelijk deel van China was. Dit werd door de Dalai Lama geweigerd.
In 1997 overleed de Chinese president Deng Xiaoping en hij werd opgevolgd door de als liberaler beschouwde Jiang Zemin. In maart 1998 werd de Chinese premier Li Peng opgevolgd door de meer progressieve Zhu Rongji. Sindsdien is er weer informeel contact tussen de TRB en de Chinese regering, hoewel China dit in officiële persberichten nog altijd ontkent. De tijd begint voor de Tibetanen te dringen. De Dalai Lama is nu 63 jaar oud. Voor het Tibetaanse volk is hij de personificatie en het symbool van de Tibetaanse cultuur en vrijheidsstrijd. Wanneer hij komt te overlijden zou dit een enorme klap betekenen voor zowel de Tibetaanse bevolking als voor de vrijheidsstrijd. Ook zegt de Dalai Lama (winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in 1989) dat het steeds moeilijker wordt om een aantal Tibetaanse jongeren ervan te overtuigen op het pad van geweldloosheid te blijven. Zij zijn van mening dat deze methode totnogtoe geen vruchten heeft afgeworpen en een deel van hen is bereid om tot hardere acties over te gaan. De belangrijkste reden om op korte termijn tot een oplossing te komen is echter gelegen in het feit dat de Tibetaanse cultuur aan het verdwijnen is. Het zal een kwestie van jaren zijn voor deze volledig plaats heeft moeten maken voor de Chinese cultuur. Vooral daarom acht de Dalai Lama het van groot belang dat er zo spoedig mogelijk een politieke oplossing wordt gevonden, zelfs als hiervoor misschien pijnlijke concessies moeten worden gedaan. Voor zover het mogelijk is de Tibetanen hierover naar hun mening te vragen, scharen zij zich in ruime meerderheid achter de standpunten van de Dalai Lama.

6.4 De internationale gemeenschap

6.4.1 Verenigde Naties
Direct na de opstand in Lhasa en de daaropvolgende vlucht van de Dalai Lama, werd door de Verenigde Naties in 1959 de eerste resolutie aangaande Tibet aangenomen. In deze resolutie 1353 (XIV) werd China opgeroepen om de ”fundamentele mensenrechten van het Tibetaanse volk en zijn culturele en religieuze gebruiken te respecteren”.
Twee jaar later, in 1961, werd resolutie 1723 (XVI) aangenomen, waarin gepleit werd voor “de afschaffing van praktijken die het Tibetaanse volk in zijn fundamentele mensenrechten, waaronder het recht op zelfbeschikking, en vrijheden beperken”.
De resolutie sprak tevens de hoop uit “dat lidstaten al het mogelijke zullen doen om het doel van de resolutie te bewerkstelligen”.
De strekking hiervan werd in 1965 overgenomen in resolutie 2079 (XX).
China verwierp deze resoluties op grond van het feit dat het land toen nog geen lid was van de Verenigde Naties.
Pas in 1971 werd de Volksrepubliek China lid van de VN en nam daarmee de plaats in van de Republic of China, ofwel Taiwan.

In 1991 nam de VN Subcommissie ter Voorkoming van Discriminatie en ter Bescherming van Minderheden de resolutie 1991-/L.19 aan, waarin zij haar bezorgdheid uitsprak over de “aanhoudende berichten over schendingen van fundamentele mensenrechten en vrijheden die de eigen culturele, religieuze en nationale identiteit van het Tibetaanse volk bedreigen”.
De Chinese regering werd opnieuw opgeroepen de fundamentele rechten en vrijheden van het Tibetaanse volk te respecteren.
China koos er voor ook deze resolutie te negeren, ditmaal op grond van het feit dat Tibet als binnenlandse aangelegenheid werd beschouwd en de bemoeienis van andere mogendheden daarom niet op prijs werd gesteld.
Na deze resolutie volgde nog een aantal voorstellen die de aanhoudende schending van de mensenrechten door China in Tibet, maar ook in China zelf, aan de kaak stelde. Onder druk van China werd echter elke keer besloten niet over deze voorstellen te stemmen. Zodoende zijn er sinds 1990 zeven resoluties bij de VN Commissie voor Mensenrechten aangaande China weggestemd.
Het meest recente voorstel werd in 1997 (namens de Europese Unie) door de toenmalig Nederlands minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo ingediend gedurende het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie.
China reageerde hierop door een bezoek van een Nederlandse handelsmissie (onder leiding van de toenmalig minister van Economische Zaken Wijers) acht maanden uit te stellen.
De Verenigde Naties zijn ook betrokken geweest bij ontwikkelingsprojecten in Tibet.
Het betreft met name het wereldvoedselprogrammaproject no. 3357 in de Lhasa vallei.
Doel van dit in 1988 gestarte project was het verbeteren van de sociaal-economische positie van de Tibetaanse boeren in die regio door middel van ontwikkeling van de landbouw, veehouderij en bosbouw.
Nadat was gebleken dat het vooral Chinese immigranten waren die profiteerden van het project, werd in 1994 de VN-hulp aan het project stop gezet.
In 1995 werd de wereldvrouwen-conferentie van de VN gehouden in Beijing.
Bij deze conferentie, bedoeld om de positie van de vrouw te verbeteren, werden onder druk van China geen Tibetaanse vrouwenorganisaties toegelaten.
Wel waren enkele buiten Tibet wonende Tibetaanse vrouwen aanwezig bij de schaduwconferentie, maar zij werden voortdurend lastig gevallen door de Chinese politie.
De positie van vrouwen in Tibet en de gedwongen sterilisaties en abortussen die daar plaats zouden vinden, kwamen niet ter sprake.

6.4.2 Europa
In 1987 werd door het Europees parlement een resolutie aangenomen die de Chinese overheid opriep het recht van het Tibetaanse volk op religieuze en culturele vrijheid te respecteren.
Gesuggereerd werd dat het Vijfpunten Vredesplan van de Dalai Lama uit datzelfde jaar een goede basis zou zijn om onderhandelingen tussen Tibet en China te starten.
China ging echter niet op het vredesvoorstel in.
Naar aanleiding van bloedig onderdrukte demonstraties in Lhasa in 1989 werd door het Europees parlement een resolutie aangenomen die de gewelddadige onderdrukking veroordeelde en opriep tot het opheffen van de in maart van dat jaar uitgeroepen noodtoestand. Dit laatste gebeurde overigens in april 1990.
Tevens werd Beijing opgeroepen onderhandelingen te starten met de Dalai Lama en Tibets autonome status te respecteren. Ditzelfde jaar werd besloten een speciale mensenrechten rapporteur voor Tibet aan te stellen.
In 1991 werden de schendingen van de mensenrechten veroordeeld en werd onder meer opgeroepen tot vrijlating van politiekgevangenen en het starten van een dialoog tussen de Dalai Lama en de Chinese regering.
Soortgelijke resoluties werden aangenomen in 1992 en 1993.
In 1995 werd voor de eerste keer expliciet de invasie en bezetting van Tibet veroordeeld.
Later dat jaar werd ook China’s bemoeienis met de opvolging van de in 1989 overleden Panchen Lama (na de Dalai Lama de belangrijkste persoon binnen het Tibetaans boeddhisme) veroordeeld. Ditzelfde jaar werd de Europese hulp aan het agrarische Panam project in Tibet stopgezet omdat het niet ten goede kwam aan de Tibetaanse bevolking maar onbedoeld de, voor Tibetanen ongunstige, Chinese bevolkingspolitiek ondersteunde. Desondanks heeft de Europese Commissie in 1995 een nieuw beleid opgesteld om meer te profiteren van de economische groei in China.
In 1997 bekoelde de relatie tussen China en de Europese Unie echter weer aanzienlijk nadat de EU openlijk kritiek had geuit op het Chinese mensenrechtenbeleid. Deze diplomatieke crisis werd opgelost door een aparte gespreksgroep op te richten waarbinnen het mogelijk was achter gesloten deuren met China over het mensenrechtenbeleid te discussiëren zonder dat dit de verdere diplomatieke verhoudingen zou verstoren.
In deze gespreksgroep is de Tibetaanse kwestie al wel aan bod gekomen maar de gesprekken hierover hebben tot dusver nog geen concrete resultaten opgeleverd.
Een delegatie van de EU bezocht in mei 1998 Tibet om daar zelf de mensenrechtensituatie in ogenschouw te nemen.

6.4.3 Nederland
In Nederland heerst bezorgdheid over de situatie in Tibet, maar voorlopig is daar, afgezien van de vragen die in de Tweede Kamer met enige regelmaat worden gesteld, alleen in internationaal verband uiting aan gegeven.
In Nederland zelf wegen vooral de economische belangen met China erg zwaar.
Zo ging er in 1995 een grote Nederlandse handelsdelegatie, met onder meer de toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Van Mierlo naar China. Tijdens het bezoek kwam de mensenrechtensituatie slechts in algemene bewoordingen aan bod.
Dit ondanks het feit dat Van Mierlo's partij D'66 in 1993 een motie aannam waarin zij de Tibetaanse regering in ballingschap erkende als enige vertegenwoordiger van het Tibetaanse volk, de Chinese annexatie van Tibet veroordeelde en pleitte voor een economische en culturele boycot van China.
In februari 1998 bracht de toenmalig Chinese premier Li Peng (een maand later opgevolgd door Zhu Rongji) een bezoek aan Nederland.
De mensenrechten kwamen niet aan bod omdat was afgesproken deze kwestie over te laten aan de daarvoor opgerichte gespreksgroep van de EU. Tijdens het bezoek werd een overeenkomst getekend voor het grootste buitenlandse investeringsproject in China ooit.
Dezelfde maand mocht, na acht maanden uitstel, een Nederlandse handelsdelegatie China bezoeken.
In maart 1998 bezocht de toenmalig minister van Justitie, Sorgdrager, China en zei dat “de Europese Unie niet langer moet provoceren met kritiek op schending van de mensenrechten. Ook een dialoog kan kritisch zijn” (NRC, 11 maart 1998).
Deze uitspraak illustreert de gewijzigde koers van niet alleen het Nederlandse beleid maar van de gehele internationale gemeenschap ten opzichte van China, waarbij overleg de voorkeur heeft gekregen boven (het dreigen met) sancties.

6.4.4 De Verenigde Staten
Ook in de Verenigde Staten is sprake van een tweeslachtige houding ten opzichte van Tibet en China. Enerzijds willen de VS profiteren van de economische groei en de enorme potentiële afzetmarkt in China. Anderzijds maken zij zich ernstige zorgen over de aanhoudende schending van de mensenrechten. Aangaande Tibet heeft het Congres diverse resoluties aangenomen. De Amerikaanse regering heeft diverse keren haar verontrusting uitgesproken over de aanhoudende schending van de mensenrechten en opgeroepen tot de vrijlating van politieke gevangenen.
President Clinton heeft in 1993, 1994, 1995 en 1998 gesprekken gevoerd met de Dalai Lama. Clinton gaf na deze gesprekken uitdrukking aan zijn bezorgdheid over de berichten van de Dalai Lama aangaande de Chinese misdragingen tegen het volk en de cultuur van Tibet.
In 1998 stelde de VS een coördinator voor Tibetaanse zaken aan wiens voornaamste taak het is om China en de TRB aan de onderhandelingstafel te brengen. Ook deze taakstelling past dus in het bovengenoemde beleid van overleg boven sancties.
Tijdens het bezoek van de Amerikaanse minster van Buitenlandse Zaken Albright aan China in april 1998, weigerde China echter de meegereisde coördinator te ontvangen.
In hoeverre het nieuwe beleid effectief is, valt dus nog te bezien.

6.5 Conclusie
Sinds de bezetting van Tibet heeft China geweigerd te onderhandelen over Tibet ondanks uitdrukkelijke verzoeken hiertoe door de Tibetaanse Regering in Ballingschap en de internationale gemeenschap. De Chinese overheid is een dialoog uit de weg gegaan omdat Tibet naar haar zeggen een binnenlandse aangelegenheid is. De hoop is nu gevestigd op de in 1997 nieuw aangetreden Chinese president Jiang Zemin en de in 1998 aangetreden nieuwe Chinese premier Zhu Rongi.

Daar de Tibetanen zelf over onvoldoende pressiemiddelen beschikken om China tot onderhandelen te dwingen, hangt het vinden van een politieke oplossing voor Tibet grotendeels af van de internationale gemeenschap. Hoewel de internationale politiek welwillend tegenover Tibet staat, wegen economische belangen vooralsnog te zwaar om sancties tegen China af te kondigen.
Eindconclusie

Zoals wel uit de lengte van dit profielwerkstuk blijkt is het moeilijk in het kort uit te leggen waarom China Tibet bezet heeft en wat daarvan de gevolgen van zijn (geweest) op nationaal en internationaal niveau. Het is vaak onmogelijk om een antwoord te geven op een vraag als je niet over achtergrondinformatie beschikt. Want hoe kun je antwoorden op een vraag als: “Waarom betekent de Panchen Lama en de Dalai Lama voor zowel de Chinezen als de Tibetanen zo ontzettend veel?” als je niet weet wat het boeddhisme inhoudt?

Ondanks dat ik aan het einde van ieder hoofdstuk de deelvraag beantwoord heb, wil ik dit nu nog een keer samenvatten om een duidelijk beeld te krijgen van mijn hoofdvraag:

WAAROM WERD TIBET DOOR CHINA BEZET EN WELKE GEVOLGEN HAD DIE BEZETTING?

Conclusie over de bezetting:
De geschiedenis van Tibet speelt een belangrijke rol in de discussie over de onafhankelijkheid van Tibet. China claimt dat Tibet altijd een deel is geweest van China, terwijl Tibet zichzelf altijd als een onafhankelijk land heeft gezien. China is er van overtuigd dat Tibet van oudsher tot het ‘Chinese Middenrijk’ behoort, maar dit zal nooit echt bewezen kunnen worden. Ook door het huwelijk van de Tibetaanse koning Songsten Gampo met een Chinese prinses zou volgens de Chinezen een argument zijn dat Tibet onder Chinees regiem zou moeten vallen.
De andere redenen om Tibet te bezetten zijn o.a. de strategische ligging van Tibet binnen Azië. Tibet is in het bezit van vele natuurlijke rijkdommen die China weer niet bezit. Tibet is daarbij ook nog een dunbevolkt en uitgestrekt gebied. Dit biedt een oplossing voor het overvolle China. Ook is Tibet een goed land vanwege het Tibetaans plateau. Hier kunnen nucleaire installaties worden gehuisvestigd en kan als nucleair dumpplaats dienen.

Het Tibetaans boeddhisme speelt een grote rol in de Tibetaanse samenleving. Veel aspecten van het dagelijks leven worden beïnvloed door religieuze gebruiken. Zo zijn politiek en religie in Tibet altijd nauw met elkaar verweven geweest wat blijkt uit het feit dat de belangrijkste persoon binnen het Tibetaans boeddhisme, de Dalai Lama, zowel de geestelijke als wereldlijke macht vertegenwoordigt.
De Chinese regering kan alleen maar meer macht krijgen als de macht van de Dalai Lama geheel verdwijnt. Dan alleen zal China de gehele macht krijgen en daarom hechten de Tibetanen heel veel waarde aan de Dalai Lama.
Omdat de Elfde Panchen Lama die door China is uitgezocht, niet erkend wordt door de Tibetaanse bevolking, valt te betwijfelen of zij een door deze Panchen Lama aangewezen Dalai Lama zal erkennen.


De tijd voor Tibet begint te dringen. De Dalai Lama is nu 63 jaar oud. Wanneer hij komt te overlijden wordt de kans reëel geacht dat China zich mengt in de opvolgingskwestie. Om dit te voorkomen heeft de Dalai Lama overigens verklaard wellicht buiten Tibet herboren te worden of niet herkend te worden. In dat geval zal hij de voorlopig laatste Dalai Lama zijn. En omdat juist het instituut van Dalai Lama symbool is gaan staan voor de Tibetaanse onafhankelijkheidsstrijd, acht de huidige Dalai Lama het zeer belangrijk dat er een politieke oplossing wordt gevonden voordat hij komt te overlijden. Tevens wordt, naarmate de tijd verstrijkt, de kans steeds kleiner dat de Tibetaanse cultuur de Chinese bezetting zal overleven.


Conclusie over de gevolgen:
De Chinese onderdrukking heeft alleen maar negatieve effecten gehad op de Tibetaanse bevolking en op het land zelf. Het onderwijssysteem dat de Chinese overheid heeft opgezet in Tibet is een goed voorbeeld van het algehele beleid van de Chinese overheid ten aanzien van Tibet. Het beleid heeft een politiek karakter en kijkt niet naar de behoefte die er onder de Tibetanen is om in de eigen taal onderwijs te krijgen. Op scholen is Chinees de voertaal geworden wat de autochtone bevolking veelal belemmert om middelbaar of hoger onderwijs te volgen.
Zodoende wordt hun positie op de arbeidsmarkt verzwakt en is er spraken van een groeiende economische en sociale kloof tussen Tibetanen en Chinezen.

Voor de bezoeker lijkt op het eerste gezicht of er niets aan de hand is met de religieuze vrijheid in Tibet. Uitingen van het Tibetaans boeddhisme zijn alom aanwezig: overal wapperen gebedsvlaggen, er worden kloosters gerenoveerd en monniken en nonnen lopen vrij over straat. Ondanks deze ogenschijnlijke religieuze vrijheid staat de communistische Chinese overheid principieel vijandig tegenover religie. De Tibetaanse religie staat dan ook onder scherp toezicht van deze overheid en is aan allerlei beperkingen gebonden. De laatste jaren is de Chinese bemoeienis met religieuze activiteiten in Tibet alleen maar toegenomen. Elke oppositie hiertegen wordt krachtig onderdrukt.

Tibetaanse vrouwen spelen al decennia lang een belangrijke rol in het verzet tegen de Chinese bezetting van hun land. Zo leidden zij vele protesten tegen de schendingen van de mensenrechten door China. Dat dit hen door de Chinese autoriteiten niet in dank wordt afgenomen, blijkt onder andere uit het feit dat een derde van de politieke gevangenen in Tibet vrouw is.

Sinds de bezetting is Tibets broze ecosysteem ingrijpend aangetast. Door de economische ontwikkeling van Tibet verdwijnen de natuurlijke hulpbronnen op grote schaal. Dit heeft grote gevolgen voor het milieu; er is sprake van duurzame ontwikkeling. Wetenschappers geloven dat de aantasting van het Tibetaanse milieu ernstige gevolgen kan hebben voor de regionale en mondiale klimaatspatronen.




Conclusie over het bestuur:
Zelfs na nog meer onderzoek is het nog niet helemaal duidelijk hoe de Chinese overheid de Tibetaanse regering onder druk houdt. Mede doordat de Chinese overheid zeer weinig informatie verstrekt over de verhoudingen tussen beide landen. Ik heb dus maar mijn eigen conclusie getrokken en ik denk dat dat ook de juiste conclusie is.
De TRB zal zich aan bepaalde regels moeten houden, vermoed ik, maar daar heb ik geen informatie over kunnen vinden. Ik neem aan dat zij verantwoording moeten afleggen aan de Chinese regering. In de Tibetaanse regering zullen wel vele Chinezen zitten (of alleen Chinezen) die zodoende een vinger in de pap hebben en de ministeries controleren.
Het wordt me duidelijk dat ze het toch op de een of andere manier invloed hebben. Want de Tibetanen hebben het stukken slechter in hun eigen land dan de Chinezen in hun ‘gastland’ (Tibet).

Het is ontzettend moeilijk voor de Tibetaanse Regering in Ballingschap om een beleid te voeren naar hun ideeën. Zij streven voor gelijkheid voor ieder individu. Ze eisen niet eens onafhankelijkheid, zolang ze maar een autonomie kunnen zijn. Zoals al blijkt uit de grondwet volgens de Dalai Lama is de TRB dus erg goed voorbereid op een eventuele autonomie/onafhankelijkheid. Maar ik denk niet dat dit er ooit van zal komen, tenzij de Chinese regering mee zal werken. Ook buitenlandse bemoeienissen met Tibets probleem zal weinig effect hebben, want China beschouwd het als een binnenlandse aangelegenheid en daar hebben andere landen zich niet mee te bemoeien.

Conclusie over de toekomst:
Sinds de bezetting van Tibet heeft China geweigerd te onderhandelen over Tibet ondanks uitdrukkelijke verzoeken hiertoe door de Tibetaanse Regering in Ballingschap en de internationale gemeenschap. De Chinese overheid is een dialoog uit de weg gegaan omdat Tibet naar haar zeggen een binnenlandse aangelegenheid is. De hoop is nu gevestigd op de in 1997 nieuw aangetreden Chinese president Jiang Zemin en de in 1998 aangetreden nieuwe Chinese premier Zhu Rongi.
Daar de Tibetanen zelf over onvoldoende pressiemiddelen beschikken om China tot onderhandelen te dwingen, hangt het vinden van een politieke oplossing voor Tibet grotendeels af van de internationale gemeenschap. Hoewel de internationale politiek welwillend tegenover Tibet staat, wegen economische belangen vooralsnog te zwaar om sancties tegen China af te kondigen.

Bronnenlijst

 Encarta Winkler Prince Encyclopedie 1999 en 2001
Op Encarta heb ik veel basisinformatie gevonden over Tibet zoals de geschiedenis van Tibet, over het boeddhisme, de Dalai Lama, de Panchen Lama enz. Deze informatie was zeer nuttig want als je een basis hebt en basisbegrippen, kun je verder gaan zoeken.

 Tibet, by Michael Willis, 1999,
Dit (Engels) boek gaat over het boeddhisme, over de historie van het boeddhisme en over de gebruiken in het boeddhisme. Ik heb hier niet zo veel uit gebruikt omdat het anders zou afdwalen van het hoofdonderwerp.

 Tibet’s Hidden Wilderness, by George B. Schaller, 1997, Dit (Engelse) boek gaat over het landschap van Tibet. Hierin staat ook vermeldt over de gevolgen van de Chinese overheersing op het gebied van de natuur.

 Nog 1 boek, vanuit de stadsbibliotheek, alleen ik moest het weer inleveren en ben de naam kwijt, maar daar ga ik nog achteraan.

 Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, scriptieservice
Bij dit centrum heb ik een scriptie aangevraagd over Tibet. Ik vond het nogal tegenvallen, want de informatie die ik kreeg was heel erg oppervlakkig. Het was meer een toeristische gids dan een scriptie. Maar ik heb er toch gebruik van gemaakt.

 www.tibet.com ; site over de Tibetaanse Regering in Ballingschap (engels)
Op deze site was veel subjectieve informatie te vinden over de TRB. Ondanks dat de informatie subjectief was, heb ik het toch gebruikt omdat ik toch van mening was dat de informatie op waarheid berustte.

 www.xs4all.nl/~tibetsg ; site van de Nederlandse “Tibet Support Group”
Op deze site was veel informatie te vinden over de onderdrukking van Tibet. Het fijne van deze site was dat het een zeer overzichtelijke site was en in het Nederlands!

Geen opmerkingen: