Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

vrijdag 29 februari 2008

Profielwerkstuk Frans Napoleon Bonaparte

Inleiding

Door de eeuwen heen is er al heel wat geschreven over Napoleon Bonaparte, de man die zoveel heeft betekend voor de Franse geschiedenis. Toch weten de meeste mensen niet veel meer over hem dan dat hij zichzelf heeft gekroond en dat Waterloo het einde van zijn carrière betekende. Tot onze grote schande moesten wij bekennen dat onze kennis over Napoleon ook niet veel verder reikte. Omdat wij toch graag iets meer wilden weten over deze beroemde man besloten wij eens de boeken in te duiken. Informatie is er genoeg…
Niet alleen is er veel gepubliceerd over zijn overwinningen, ook het karakter van Napoleon is grondig geanalyseerd. Critici raken niet uitgesproken over hem. Wij wilden graag weten of deze man nou echt zo interessant is, en besloten daarom dit werkstuk te maken.

Blijft de vraag: Wie was Napoleon eigenlijk, en hoe kwam hij precies aan de macht? Is hij een gewoon erg slim, is het zijn wilskracht of komt het door de omstandigheden in de periode waarin Napoleon leefde dat hij op kon klimmen?
Omdat wij deze vraag erg interessant vinden willen wij proberen hier een antwoord op te formuleren.
In ons werkstuk willen wij u verschillende kanten van Napoleon laten zien. Niet alleen vertellen wij wat hij allemaal bereikt heeft in zijn leven, ook laten wij zien hoe hij dacht, en hoe het fysiek met hem gesteld was.
Ook schetsen wij de omstandigheden in het Frankrijk rond de Franse Revolutie om u een nog beter beeld te kunnen geven van de wereld van Napoleon Bonaparte.
Wij denken al deze aspecten te moeten belichten om een goed antwoord te kunnen geven op de vraag:

Napoleon, geniale man of product van zijn tijd?

Veel leesplezier!

Het staat onomstotelijk vast dat Napoleon een groot generaal was. Maar hoe is hij dat eigenlijk geworden? Is het zo dat hij dat puur en alleen aan zichzelf te danken heeft, of spelen er ook andere factoren mee? Omdat de opkomst van Napoleons macht niet los gezien kan worden van de ontwikkelingen in het Frankrijk van de achttiende en negentiende eeuw, zullen we in het nu volgende stuk uitleggen hoe de omstandigheden in Frankrijk waren. U krijgt dus eerst een stukje geschiedenis, waarin vooral de Franse Revolutie een grote rol speelt. Dit om u een goed beeld te kunnen geven van de situatie waarin Napoleon heeft kunnen opklimmen.

De omstandigheden in het Frankrijk van de achttiende eeuw

Rond 1780 was Frankrijk één van de grote landen van Europa. Het bevolkingsaantal was met zesentwintig miljoen mensen bijna drie maal zo groot als dat van de dichtstbijzijnde rivaal Groot-Brittannië. Frankrijk had onlangs deelgenomen aan een succesvolle oorlog tegen Groot-Brittannië toen zij de Amerikaanse kolonisten te hulp schoten in de Onafhankelijkheidsoorlog. (1775-1783) Frankrijk had een machtige positie, maar hier kwam snel een einde aan. Er waren namelijk problemen op komst.
De eerste grote crisis was een hopeloos tekort aan geld. De Franse regering had tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog een fortuin uitgegeven, en zelfs in vredestijd kostte het enorme leger en de uitgebreide vloot het land handen vol geld. Er waren door verschillende ministers van financiën al enorme bedragen geleend om het land bestuurbaar te houden. Rond 1785 werd echter duidelijk dat Frankrijk aan de rand van een bankroet stond.
De koning en zijn ministers besloten dat de regeringsuitgaven niet teruggebracht konden worden beneden een overeengekomen limiet, dus moest de regering meer geld zien te verkrijgen door het verhogen van de belasting die door het Franse volk werd betaald. Dit besluit zou een politieke crisis veroorzaken. Hoewel geen enkel land in Europa in die tijd een manier van belastingheffen had die naar hedendaagse begrippen eerlijk was te noemen, was het Franse systeem wel buitengewoon onrechtvaardig. Het Franse volk was in deze tijd verdeeld in drie groepen of standen. De Eerste Stand omvatte de geestelijken, die verantwoordelijk waren voor het geestelijk en moreel welzijn van het land, en voor de opvoeding van de kinderen. Deze stand hoefde geen belasting te betalen, men zond alleen jaarlijks een kleine som geld aan de regering.
De Tweede Stand was de adel. Zij betaalden wel belasting, maar heel weinig. Bovendien hadden ze allerlei voorrechten, zoals het recht om te jagen op het land van de boeren, en de keus voor topfuncties in de regering en het leger.
Elk ander mens behoorde tot de derde stand. Dit was dus de overgrote meerderheid van de bevolking, van de allerarmste boeren tot advocaten en rijke zakenmensen. De armere mensen in de Derde Stand wilden economische zekerheid door lagere voedselprijzen, de iets rijkere mensen wilden meer zeggenschap over het bestuur van het land, naast de adel. De mensen in de derde stand waren het er sowieso over eens dat er snel grote veranderingen moesten komen.
De grootste last van de belastingen lag op de schouders van de Derde Stand. De ministers van Lodewijk XVI, de vorst in die tijd, hadden in de gaten dat de belastingheffing uitgebreid moest worden naar de twee andere standen. Dit zou meer geld opbrengen, en het zou helpen de opkomende ontevredenheid van de derde stand te stoppen, dit in opstand begon te komen onder de voortdurende druk.
De Franse regering probeerde de macht van de edelen te verminderen, maar had daarmee weinig succes. Dit kwam gedeeltelijk door Lodewijks zwakke mentaliteit, hij had niet de sterke wil of kracht om impopulaire maatregelen door te voeren.
Buiten de financiële problemen had Frankrijk ook nog eens te lijden onder een verslechterende economie. Behalve een algemene depressie in handel en industrie waren er ook slechte oogsten geweest. De prijzen van de primaire levensbehoeften gingen omhoog, terwijl de lonen daalden. De ellende en onzekerheid die hierdoor veroorzaakt werden, verspreiden zich over de hele bevolking. Door deze situatie verergerde de maatschappelijke ontevredenheid. In de lente van 1789 waren onlusten uitgebroken in het hele land, en de situatie was zo ernstig dat het leger constant paraat stond om te voorkomen dat gewelddadige protestacties uit de hand zouden lopen.
De regering deed nog een laatste poging om de zaken onder controle te krijgen. Men besloot de Staten-Generaal bijeen te roepen om de problemen van het land te bespreken en de orde te herstellen. De Staten-Generaal zou vergaderen in Versailles, het koninklijk paleis net buiten Parijs. Op deze bijeenkomst in mei 1789 sprak Lodewijk XVI de verschillende Standen toe. Hij liet echter na te verzekeren dat er veranderingen zouden komen. De verbijstering van de Derde Stand sloeg om in woede, en de leiders besloten de geestelijkheid en de adel de rug toe te keren. Op 17 juni verklaarden zij zich tot Nationale Vergadering. Sommige edelen sloten zich hierbij aan. De koning en de meerderheid van de adel waren met afschuw vervuld door het idee van een Nationale Vergadering. Ze misten echter het gezag om tegenstand te bieden aan de uitdaging van de Derde Stand, dus moest Lodewijk de Nationale Vergadering accepteren. Intussen gaf hij zijn troepen wel opdracht om naar Versailles te trekken, om op te treden tegen deze oproerkraaiers. Omdat de soldaten, net als de gewone bevolking, erg leed onder de enorme voedseltekorten weigerden ze nog langer bevelen op te volgen.
De sfeer onder de bevolking werd steeds grimmiger, en op 14 juli 1789 trok een woedende, bewapende menigte op naar gevangenisfort de Bastille. De Bastille was het symbool voor alles wat met het koninklijk bestuur te maken had, en dus met onderdrukking. De menigte was vastbesloten dit symbool te vernietigen en de wapens te pakken die binnen lagen.

De Franse Revolutie

Twee dagen na de val van de Bastille verklaarde de minister van oorlog dat Lodewijk niet meer op de steun van het leger kon rekenen. De koning kon nu dus geen gebruik meer maken van geweld om de revolutie neer te slaan, iets wat eerder altijd gebeurde. Nu moest de koning een overeenkomst bereiken met de Nationale Vergadering. Omdat de koning er een erg verongelijkte houding op nahield, had de Nationale Vergadering er weinig vertrouwen in. Ze gingen dan ook zonder de koning er in te kennen begon de Vergadering een poging te doen om de regering te reformeren. Op 4 augustus werd het oude feodale systeem afgeschaft. Dit werd al snel gevolgd door de ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger’, een document waarin de basisbeginselen van de nieuwe regering werden uiteengezet.
Toch bleef het grote voedseltekort, en het volk gaf nog steeds de koning de schuld. De koning werd erg bang, en begon brieven te versturen aan de keizer van Oostenrijk en andere buitenlandse regeringsleiders, waarin hij om hulp vroeg bij het herstellen van zijn macht. Deze landen reageerden niet, ze waren veel te bang dat de revolutie over zou slaan naar hun eigen land. En dit waren de revolutionairen ook van plan, en was een oorlog onvermijdelijk. Toen buitenlandse legers in de zomer van 1792 Frankrijk binnentrokken, explodeerde de vijandigheid tegen de koning. Op 10 augustus viel een menigte de woning van de koning binnen, slachtte de Zwitserse garde van de koning af en sleepte de koninklijke familie naar een gevangenis. De koning werd door de Vergadering afgezet.
Hierna werd de revolutie steeds grimmiger. De paniek nam toe, veroorzaakt door sommige revolutionairen zelf, om de revolutie een nog radicalere koers te laten varen.
De revolutionaire leiders vormden op 20 september een nieuwe regering, de Conventie. De Conventie bekrachtigde onmiddellijk de afschaffing van de monarchie en verordende op 22 september dat deze datum het begin was van het Jaar één van de nieuwe Franse Republiek.
De Conventie was radicaler dan de Nationale Vergadering, en veroordeelde koning Lodewijk dan ook tot de doodstraf.
In februari 1793 was Frankrijk in oorlog met Engeland en Holland. Ook in het binnenland kwam de nieuwe Republiek in de problemen, er kwamen opstanden van zowel de federalisten, die grotere plaatselijke vrijheden wilden, als de royalisten. Tenslotte werden de opstanden neergeslagen door troepen van de Conventie, maar de militaire situatie aan de grenzen was verslechterd. Het Oostenrijkse leger versloeg de Fransen in de slag bij Neerwinden in de Nederlanden, en de Franse commandant liep over naar de vijand. In de zomer van 1793 onstond dan ook een sfeer van wantrouwen en angst in Parijs.
Binnen de Conventie waren verschillende politieke partijen ontstaan. De strijd ging vooral tussen de gematigde Girondijnen en de radicale Jacobijnen. De Jacobijnen werden, door steun van het volk, de leidende macht binnen de Conventie. Zij kregen de kans de Girondijnen af te schilderen als staatsvijanden. Zij werden in juli 1793 uiteindelijk ook uit de Conventie verdreven.
Toen de Jacobijnen alle macht hadden, kwam de meest barbaarse tijd van de revolutie. Dit werd ook wel de tijd van de Terreur van het Schrikbewind genoemd. De guillotine was bijna voortdurend in gebruik, en de angst van de bevolking werd steeds sterker.
Toen aan het eind van 1793 het Franse leger een aantal overwinningen behaalde, was de dreiging van buitenlandse invallen voorgoed over. De Jacobijnse revolutie was veilig voor aanvallen. Nu dit het geval was begon de eenheid tussen de Jacobijnen af te nemen, omdat ze niet per se samen hoefden te werken. Er kwamen weer elkaar bestrijdende partijen op. De eigenlijke leider van de Jacobijnen, Robespierre wilde dit koste wat kost bestrijden, en liet de leiders van deze partijen oppakken en vermoorden.
Robespierre was nu vrij om te doen en laten wat hij wilde, en begon de ontwikkeling van nieuwe morele gedragsregels aan te moedigen. Hier was het volk het mee eens, gedurende de achttiende eeuw hadden zij in hun manier van denken een grote verandering doorgemaakt. Hing voorheen alles van het geloof af, nu ging het om de rechten en verantwoordelijkheden van het individu zelf. Deze beweging werd de Verlichting genoemd. Het belang van rede werd boven dat van traditie benadrukt.
Nu Robespierre zich niet langer met het bestrijden van de buitenlandse machten bezig hoefde te houden, begon hij zijn aandacht te vestigen op de politiek. Ook hij vond het verstandig om zijn tegenstanders uit de weg te ruimen. Andere leden van de Conventie verzetten zich tegen dit gewelddadige bewind, en zochten naar een gelegenheid om hem te val te brengen. Dit lukte uiteindelijk, en Robespierre en zijn handlangers werden terechtgesteld en afgevoerd naar de guillotine.
Na de val van Robespierre herstelde de Conventie, geleid door gematigden, snel hun gezag. De club van de Jacobijnen werd gesloten. De Conventie moest hernieuwde onrust binnen Frankrijk het hoofd bieden. De strenge winter van 1794-1795 en een slecht oogst zorgde ervoor dat de bevolking het erg slecht had. Er kwamen weer straatprotesten, maar deze werden door het leger de kop ingedrukt.
Door de Conventie werd de macht overgedragen aan een groep van vijf personen, de Directoire. De Directoire probeerde in de periode 1795-1799 de economie weer uit het slop te trekken. Gelukkig waren de oogsten in deze jaren beter, zodat de problemen enigszins minder werden.
Na een onzekere start gedijde het Franse leger wel tijdens de revolutie. Een keten van overwinningen over Pruisen, Oostenrijk. Holland en Engeland had het leger veranderd in een professionele krijgsmacht, de beste in Europa. De aanvoerende commandanten waren opgeklommen vanuit de laagste rangen, en hadden zich gevoel voor het belang van politiek eigen gemaakt in de ontwikkeling van hun carrière. Eén van deze commandanten was Napoleon Bonaparte. Zijn ambities reikten verder dan een overwinning op het slagveld; zijn ogen waren gericht op het verkrijgen van de macht in Frankrijk, en vervolgens over heel Europa. Omdat de toestand op het moment dat hij in zijn gloriejaren was erg onzeker was, en de mensen behoefte hadden aan stabiliteit, kon Napoleon snel opklimmen. Over hoe dit in zijn werk ging leest u meer in het volgende hoofdstuk.

De gloriejaren van Napoleon

Nu u de achtergronden van het Franse rijk kent, kunnen we ons bezig gaan houden met het eigenlijke onderwerp, namelijk de opmars van Napoleon. U heeft zojuist al gelezen wat voor een mens Napoleon was, nu zullen we gaan kijken wat dit hem heeft opgeleverd. We zullen zijn carrière grotendeels beschrijven, vanaf het moment dat hij echt invloed begon te krijgen. We zullen proberen niet alleen feiten weer te geven, maar ook Napoleons beweegredenen hierachter.
Zoals u heeft kunnen lezen liep Napoleon over van de ambitie. Zodra hij doorhad hoe hij genoot van het regeren, moest al het andere hiervoor wijken. In april 1789 had hij in Auxonne zijn eerste ervaring met het beteugelen van een volksmassa, toen hij het bevel voerde over kleine eenheden soldaten die met geweld revolutionaire opstanden de kop indrukten. Toen de Bastille viel werden de officieren van het leger uitgenodigd om trouw te zweren aan de Nationale Vergadering, maar de meeste van hen weigerden omdat ze koningsgezind waren. Napoleon legde de eed wel af, op 4 juli 1789. Hij koos nu de kant van
de republikeinen, het werd hem duidelijk dat de monarchie een verloren zaak was. Toen op 20 april 1792 de oorlog werd verklaard aan Oostenrijk, vond Napoleon dit best. De revolutionaire leus was: ‘Oorlog aan de vorsten, vrede aan de volkeren.’ Napoleon vond dit flauwekul, maar hij kon ermee leven, omdat hij het vooruitzicht van een algemene oorlog in Europa verleidelijk vond. Oorlog betekende promotie, een hoger commando. Op 30 augustus 1792 werd Napoleon gepromoveerd tot kapitein, met betaling van achterstallige soldij. Voor de soldaten was dit erg prettig, want zoals u heeft kunnen lezen, waren de economische omstandigheden in die tijd niet al te best. De burgers van Europa gingen een donkere periode tegemoet, maar voor de krijgslieden braken goede tijden aan.
Napoleon had de aandacht op zich gevestigd door een oproep toto nationale eenheid te publiceren, ook had hij zich ingespannen de artillerie in Valence opnieuw te trainen en uit te rusten. Toen hij daar aankwam, was hij meteen begonnen te reorganiseren en binnen een paar weken had hij, dankzij zijn besluitvaardigheid, professionele instelling en vindingrijkheid, de leiding van de operaties in handen, al was hij veel lager in rang en jonger dan de officiële commandanten. Het was Napoleon die de aanval tegen de koningsgezinden ontwierp en leidde. Over dit optreden werd hij later geroemd. De roekeloze wijze waarop de jongeman zich bij de bestorming van Toulon had blootgesteld aan het gevaar was beide partijen opgevallen. Na deze gevechten werd hij onmiddellijk bevorderd tot brigadegeneraal, met het overslaan van de rangen van majoor en kolonel. Deze slag bij Toulon was dus de start van Napoleons carrière. Hij was nu bekend, maar liep ook zeker meer gevaar. Dit gevaar werd hem duidelijk toen de man die verantwoordelijk was voor zijn snelle opklimming in het leger, Robespierre, zijn macht verloor en werd onthoofd. Napoleon werd onmiddellijk aangemerkt als beschermeling van Robespierre, en gearresteerd. Maar omdat Napoleon erg vasthoudend was, werd hij in stilte vrijgelaten toen Frankrijk genoeg begon te krijgen van de slachtingen.
Het wantrouwen van de nieuwe machthebbers bleef, en Napoleon kreeg niet het beoogde bevel over de artillerie in de Italiaanse veldtocht. Hij ging zich verdiepen in de bewapening, en vatte het idee op dat voor succesvol gebruik van de artillerie, de vuurkracht zoveel mogelijk op één punt geconcentreerd moest worden. Dit moest bij voorkeur het meest zwakke punt zijn. Ook zorgde Napoleon ervoor dat de toegenomen mobiliteit en vuurkracht van het leger door straffe training en oefening effectief werd benut. Bonapartes doel was ervoor te zorgen dat alle geschutsofficieren de wiskundige principes van het richten van de kanonnen beheersten en kaart konden lezen. Kanonnen waren Napoleons specialiteit. De beste manier om vrees aan te jagen, zo redeneerde hij, was met het gebulder en de ravage van kanonnen.
Deze principes wilde hij ook toepassen op de aanval op Italië. Maar omdat Frankrijk gebieden aan het verliezen was aan Oostenrijk, luidden de orders uit Parijs dat een verdedigende houding moest worden aangenomen. Deze orders gingen tegen Napoleons instincten in, en hij wilde dan ook een ‘preventieve’ aanval tegen Oostenrijk. Het plan was om een wig te drijven tussen de legers van Oostenrijk en Savoye. Dit zou een vast principe van Napoleon worden –het uit elkaar drijven van tegenstanders om ze apart aan te vallen- Napoleons plan lukte, de Oostenrijkers werden verrast en verslagen. Ook de snelheid van aanvallen, en het aanvallen van achteren waren technieken die Napoleon waar mogelijk toepaste.
Napoleon wilde nu doorstoten naar Italië, maar hier werd geen toestemming voor gegeven. Er moest uiteindelijk toch een verdedigende houding worden aangenomen.
Napoleon had nu in feite niets meer te doen, en ging plannen maken om nog meer macht te verkrijgen. Zijn doel was als militair adviseur gehoor te vinden bij politici en vandaar de sprong te maken naar een militaire topfunctie. Dit lukte niet zoals Napoleon gepland had. Hij behaalde pas weer een militair succes toen hij op aandringen van Barras, een bevriende officier die hem zijn afgedankte liefje (Josephine, over haar later meer) aan de hand deed, een opstandige menigte in Parijs neersloeg met zijn geliefde wapen, artillerie. Na dit succes werd hij bevelhebber van de binnenlandse strijdkrachten, maar dit wilde hij helemaal niet. Zijn doel was nog steeds opperbevel in Italië. Hij bedacht dat een man die aan het thuisfront het bevel voert, een man is met veel politieke macht. Maar een man die zegevierend terugkeert van een buitenlandse veldtocht heeft de natie aan zijn voeten en een leger achter zich. Dus vroeg hij Italië aan en kreeg het.
Nu wilde Napoleon eerst het leger verbeteren. Er werd een nationaal communicatie- systeem gebouwd, en een generale staf in het leven geroepen. Er werd een plan gemaakt voor de invasie van Italië. Napoleon was vastbesloten de oude kaart van Europa te wissen en een nieuwe te ontwerpen op basis van eigen ideologie. Dit had zonder Napoleon niet met succes uitgevoerd kunnen worden. Het is ook zeker dat Bonaparte zich zonder de leerschool van de Revolutie, niet de genadeloze minachting voor het menselijk leven, voor natuurlijke en menselijke wetten, voor traditie en goede trouw zou hebben eigen gemaakt die nodig was om het uit te voeren. De Revolutie was een les in de macht van het kwaad geweest. Napoleons hele wezen werd beheerst door zijn wil, verder werd hij door niets belemmerd, zelfs niet door zijn geweten. Zijn energie was enorm. Napoleons invasie van Italië in 1796, de eerste veldtocht waarvoor hij de volle strategische verantwoordelijkheid droeg, was dan ook een militaire triomf. Hiernaast was het ook een symbolisch succes dat tot de verbeelding van de Fransen sprak.

Napoleon had een goede verstandhouding met zijn mannen, wat uiterst belangrijk is geweest. Hij ontdekte dat de soldaten slecht gevoed werden en geen soldij kregen, en beloofde hen de oorlogsbuit in ruil voor inzet, moed en vastberadenheid. Nu begon de opmars in Italië pas echt. In korte tijd werden grote gebieden ingenomen, en een grote buit meegenomen. De Oostenrijkers, die Italië in hun bezit hadden, werden in een snel tempo teruggedrongen. Op 14 januari 1797 won Napoleon de beslissende slag bij Rivoli die uitmondde in de overgave van de laatste belangrijke vesting van Oostenrijk bij Mantua. De Oostenrijkers trokken zich terug uit Italië en lieten Napoleon vrij spel. Napoleon had al erg veel goud en zilver naar Frankrijk gestuurd en versoepelde de instructies. Hij gaf gehoor aan de roep van het volk om onafhankelijkheid ‘onder Franse bescherming’. Ook sloot hij een verdrag met Oostenrijk, Oostenrijk stond de Oostenrijkse Nederlanden en de Ionische eilanden af aan Frankrijk en legden zich in het geheim neer bij de uitbreiding van de Franse grens tot aan de Rijn.
In Frankrijk werd Napoleon gezien als de grote held. Hij was op 28-jarige leeftijd, in militaire termen de machtigste man van de republiek, en de politici in Parijs waren een beetje bang voor hem. Ze waren bang dat hij de macht zou overnemen, en gaven hem zoveel mogelijk opdrachten ver van huis –waarbij ze het risico liepen dat hij nog meer spectaculaire overwinningen zou behalen en nog populairder zou worden. Eerst was het plan hem te belasten met de verovering van Engeland, maar toen Napoleon zag welke middelen tot zijn beschikking waren gesteld, piekerde hij daar niet over. Hij opperde het plan om Egypte binnen te vallen, om van daaruit verder op te rukken. Dit plan werd door de machthebbers goedgekeurd, op voorwaarde dat hij de expeditie zelf moest financieren en op poten zetten. Hiermee ging Napoleon akkoord, en roofde de schatkisten van Italië en Zwitserland leeg. Ook dwong hij de Nederlanders een bijdrage op te hoesten. Op deze manier kwam er 10 miljoen frank beschikbaar.
Nu trok Napoleon naar Egypte. Met onvoorstelbaar veel geluk omzeilde hij zijn tegenstanders, en met omkoping bereikte hij veel toen hij aan land kwam. Door dreigementen en steekpenningen kreeg hij de Maltezer Ridders zover dat ze hun vesting en marinebasis overgaven. Napoleons leger marcheerde onmiddellijk op naar Caïro. Omdat het erg warm was, en er een enorm gebrek aan water was, gingen de soldaten klagen. Toen Napoleon eindelijk water had gevonden om de dorst te lessen, en de soldaten weer op kracht waren gekomen, nodigde hij de Egyptenaren uit om hun cavalerie in te zetten tegen zijn mannen. Door Napoleons georganiseerde artillerie werd dit een grote slachting onder de Egyptenaren, en was de moraal onder de Franse soldaten weer opgekrikt. Bonaparte kwam op 24 juli in Caïro aan, en riep zichzelf uit tot opperheerser over Egypte. Hij stelde zich erg coulant op tegen de bevolking, en schepte zo het beeld van een vreedzame verovering. Dit beeld werd tenietgedaan toen de Engelsman Nelson op 1 augustus bijna de hele Franse vloot in de haven van Alexandrië vernietigde. Bonaparte en zijn leger waren totaal afgesneden en dit deed Turkije besluiten de oorlog te verklaren. Ondanks verschillende ziektes onder zijn leger besloot Napoleon de Turkse aanval voor te zijn door met 14.000 man Syrië binnen te trekken. Hij nam Jaffa en Gaza in, waar hij 4500 man gevangen nam. Omdat hij moeilijkheden verwachtte met dit grote aantal gevangenen, beval hij ze allemaal om te brengen. Om munitie te sparen gebeurde dit met de bajonet of door verdrinking. Dit is waarschijnlijk Napoleons ergste oorlogsmisdaad geweest.
Napoleons leger werd weer getroffen door de pest, en Napoleon moest met een klein leger verder, waarmee hij overigens wel een aantal briljante overwinningen op grotere Turkse strijdkrachten behaalde. Hij slaagde er niet in om Akko in te nemen, iets wat hij graag wilde. Dit was Napoleons eerste belangrijke militaire nederlaag. Dit bracht hem van zijn stuk, en hij vluchtte met een klein deel van zijn leger (de rest liet hij gewoon achter) naar Frankrijk terug, onder het mom van het slechte oorlogsnieuws dat daar vandaan kwam in de zomer van 1799. Hij wilde ook echt proberen om Frankrijk te redden, en zo verder te stijgen op de ladder van macht. Dan zou hij zijn nederlaag van de Egyptische expeditie wel vergeten. Op 16 oktober was hij weer terug, zonder dat de Directoire dat wist. Het volk haalde hem enthousiast binnen, en Napoleon ontdekte dat de mensen zijn tegenslagen vergeten waren, en hem nog steeds zagen als de veelbelovende man die ze zou verlossen van de (economische) dwaasheden van het Directoire. De inflatie was enorm, en de vijf leden van het Directoire probeerden elkaar de schuld in de schoenen te schuiven. Ze wilden dat Napoleon hierbij zou helpen. Napoleon speelde dit handig uit, en op 13 december 1799 werd een nieuwe grondwet opgesteld, waarin het Directoire werd ontbonden. Er werd een Consulaat naar Romeins voorbeeld ingesteld. Napoleon werd eerste consul, de rest waren tamelijk onbelangrijke personen. In feite kwam er simpelweg een militaire dictatuur van één man tot stand. De nieuwe eerste consul, Napoleon, was eigenlijk veel machtiger dan Lodewijk XIV, omdat hij directe zeggenschap had over de strijdkrachten. Na deze eerste coup was het een koud kunstje voor hem om zichzelf uit te roepen tot consul voor het leven (4 augustus 1802). Hier moest natuurlijk wel wat tegenover staan. Het volk verwachtte dat Napoleon de orde zou herstellen en hun vijanden uiteen zou slaan. Hij begon een oorlog, weer tegen Oostenrijk, maar nu in Oostenrijk zelf. Deze slepende oorlog won hij uiteindelijk. Oostenrijk moest instemmen met de Rijn als oostgrens van Frankrijk. Ook moesten Franse satellietstaten gedoogd worden.
Toen Napoleon ook deze gebieden op zijn naam had staan, ging hij verder met de bestendiging van zijn macht in Frankrijk. Hij regelde dat paus Pius VII beschikbaar kwam als kandidaat om Bonapartes aanvaarding van de troon te bekrachtigen en de kroning te leiden. Deze man zou hem geen problemen bezorgen, daar had hij wel voor gezorgd.
Toen in november 1803 aan het licht kwam dat er een complot tegen Napoleon was gesmeed, zodat hij omgebracht kon worden, werd dit snel de kop ingedrukt en als aanleiding genomen tot een snelle kroning. Op 4 mei 1804 nam de Senaat een resolutie aan waarbij Napoleon benoemd werd tot erfelijk ‘keizer der Fransen’, met de titel Napoleon I. Op 14 mei werd de nieuwe grondwet gepubliceerd, die bij een volksstemming op 6 november werd aangenomen met 3.571.329 stemmen voor en 2570 stemmen tegen (Bonaparte was de eerste dictator die met verzonnen verkiezingsuitslagen kwam). Op 2 december 1804 werd een kroningsplechtigheid gehouden in de Notre-Dame in Parijs, waarbij de paus aanwezig was. Deze was echter niet nodig, omdat Napoleon zelf de kronen op zijn hoofd en dat van zijn vrouw Josephine zette. Hiermee verwierp hij de grote invloed van de kerk.

Door keizer te worden verloor Napoleon de steun van de Europese liberalen. Maar het versterkte zijn gezag in het leger, vooral onder de gewone soldaten. Het keizerschap werd het fundament voor een groeiend bouwwerk van satellietstaten in de vorm van koninkrijken, prins- en hertogdommen, van medailles, onderscheidingen, privileges en onderscheidingen, die de nieuwe keizer in het leven riep. Hij deelde deze naar willekeur uit en herriep ze net zo vaak. Achter al deze glitter en glamour was Napoleon niet echt veilig, maar daarover later meer.

Napoleon, meester van het slagveld

Tijdens de regeringsperiode van Napoleon werd er nog steeds veel gevochten. Hij was in de eerste plaats een militair, een soldaat, een generaal, een legerbevelhebber en dodelijke vernietiger van het militaire vermogen van zijn tegenstander. Tijdens zijn hele carrière probeerde Napoleon zo snel mogelijk een positie in te nemen van waaruit hij de vijand kon dwingen tot een grote veldslag, om vervolgens diens strijdkrachten te vernietigen, zijn hoofdstad te bezetten en vredesvoorwaarden op te leggen. De aanval was de meest eenvoudige aanpak om alles georganiseerd te houden. Deze strategie paste hij steevast toe als hij er de kans voor kreeg. Het sloot goed aan bij zijn ongeduld, wat zijn grote probleem was. Hierover heeft u meer kunnen lezen in het gedeelte over de persoonlijkheid van Napoleon. Daarentegen was snelheid zijn grote kracht. Snelle verplaatsingen waren aan de orde van de dag, hierdoor lieten Napoleons legers een spoor van honderdduizenden uitgeputte, meestal dode dieren achter.
De motivatie bij Napoleons leger was groot. Ze hielden vooral van de risico’s die Napoleon nam, van de actie. Toch was het verwonderlijk dat ze Napoleon bleven steunen, want hij gaf niets om de enorme verliezen die werden geleden. Hij heeft zelfs eens gezegd dat hij bereid was om miljoenen mannen op te offeren om zijn heerschappij veilig te stellen. Dit had wel weer een positieve kant voor de soldaten, veel verliezen betekende meer soldij en snellere promotie. Napoleon maakte de soldaten na zijn kroning tot een bevoorrechte kaste. Hij had de soldaten dus goed onder de duim.

Napoleon had de wind er goed onder

Wat Napoleon ook goed onder de duim had was de binnenlandse pers. Op deze manier was hij in staat Frankrijk en de rest van de wereld zijn versie van militaire gebeurtenissen te presenteren.
De Franse natie stond steevast achter het leger, het leger was de belangrijkste instelling van de staat. De soldaten ontleenden hier trots aan, het versterkte het moreel. Napoleon kon een beroep doen op dit moreel, hij kon het uitbuiten tot het uiteindelijk brak. Het Franse leger had in deze tijd een enorme eigendunk, ze waren immers het sterkste leger ter wereld! Dit was grotendeels waar, Napoleon had verreweg de sterkste cavalerie van Europa. Toch besefte hij dat het leger niet alleen op de cavalerie kon steunen, ook aan de infanterie werd uitgebreid aandacht besteed. Napoleon buitte het intimiderende effect van krijslawaai te volle uit en versterkte dat door het ontwerp van uniformen waarin zijn infanteristen groter leken. Deze mannen waren al op lengte geselecteerd, maar door de hoge berenmutsen leken ze nog angstaanjagender.
Napoleons leger was opgebouwd uit verschillende lagen. Als eerste waren er natuurlijk de vaste legerkorpsen, maar hiernaast was er De Garde, een elitekorps.
Je had de Oude Garde, mannen met tenminste 5 jaar ervaring, en de Jonge Garde, die bestond uit de beste soldaten van elke lichting. Zij werden achter de linies gehouden, zodat ze in konden springen bij elk legerkorps, als dit nodig was. Vaak hoefde dit niet, wat tot gevolg had dat De Garde minder gevechtservaring had dan de andere korpsen.
Napoleon zelf was erg dapper, maar zorgde er wel voor dat hij geen onnodige risico’s nam. Hij kleedde zich in het donkergroene uniform van de gardejagers met soms daaroverheen een grijze jas, zodat hij niet bijzonder opviel. Ook droeg hij nooit onderscheidingstekens tijdens een slag.
Napoleon bleef een conservatieve militair. Hij had beschikking over schitterende arsenalen en wapenfabrieken, maar Napoleon heeft nooit een dienst ingesteld om wetenschappelijke krijgskunde of nieuwe technologieën te bestuderen en toe te passen. Frankrijk beschikte over talrijke ingenieurs, natuurkundigen, chemici en biologen die militair van nut hadden kunnen zijn, maar van Napoleons kant kwam weinig tot geen steun. De enige persoon die Napoleon een warm hart toedroeg, was Jean Larrey, die zijn leven wijdde aan de militaire geneeskunde. Hij bewees dat het niet nodig was om gelijk te amputeren, en dat de ledematen in veel gevallen nog gered konden worden. Napoleon roemde hem, maar benoemde hem niet toto hoofd van de medische dienst. Ook mocht hij zichzelf niet Napoleons persoonlijke dokter noemen. Napoleon was meer een voorstander van de oude manier, hij liep liever het risico een arm of been te verliezen dan dat van rotting en dood.
Ook hierin zien we dat Napoleon in sommige opzichten een conservatief man was, niet alleen in de geneeskunde, maar ook op het gebied van de artillerie en de munitie. Op deze gebieden vond hij de verbeteringen die in zijn jeugd waren doorgevoerd wel genoeg, en voerde nooit ingrijpende veranderingen door. Napoleon had, zo radicaal als hij naar buiten toe was, een harde en conservatieve kern. Hij was een voorstander van het principe ‘If it ain’t broke, don’t fix it’. Hij had hier ook goede redenen toe, alles ging immers fantastisch?
Van 1799 tot 1809 leek Bonaparte onoverwinnelijk en beende als een reus over het Europese continent. Hij had inmiddels strijd gevoerd met o.a. Oostenrijk, Groot-Brittannië, Italië, Rusland, Pruisen, Turkije en de Nederlanden. Tot 1809 was hij praktisch onverslaanbaar. Dit was dus mogelijk omdat hij zijn leger perfect op orde had, en het moreel hoog hield. Op militair gebied was Napoleon een genie, maar de rol waarin hij faalde was die van politicus en internationale staatsman. Hierin faalde hij zo volledig dat dit uiteindelijk ook zijn militaire ondergang met zich meebracht. Dit zullen we nog uitgebreid behandelen in het volgende hoofdstuk.

De reactie van Europa

De feiten wijzen uit dat Bonaparte een groot generaal was, ze wijzen ook zeker uit dat hij niet in staat was een rijk op langere termijn te besturen. Niemand is ooit sneller geweest in het omverwerpen van regeringen, en het instellen van een nieuw regime met bijbehorende grondwet. Napoleons rijk groeide en kromp, maar was nooit stabiel. Het bleef Napoleons stempel van ongeduld dragen, plus zijn gebrek aan volharding en visie op de lange termijn.
Als Napoleon kinderen had gehad die hem hadden kunnen opvolgen, was hij waarschijnlijk voorzichtiger met zijn rijk omgegaan.
Napoleons behoeften aan geld en mankracht waren onstilbaar. Dit zagen ook de bewoners van de gebieden die Napoleon binnentrok. Napoleon werd als een held binnengehaald, maar dit veranderde snel als de bevolking merkte dat Napoleon lasten begon op te leggen. Deze lasten werden uit nood geboren, om het gebrek aan financiële en militaire nood te compenseren.
De bevolking begon te protesteren. Het keizerrijk moest geld en mankracht leveren, en haat was het onvermijdelijke resultaat. Zo groeide in het grootste deel van Europa een haat tegen Napoleon, collectief en individueel. Op het laatst zwollen deze tegenstanders aan tot een machtige massa, waar alleen degenen die direct van zijn macht profiteerden buiten bleven.
Een volk dat bijvoorbeeld een gigantische afkeer van Napoleon had, waren de Zwitsers. Napoleons eerste daad in Zwitserland was het plunderen van de schatkist in Bern, hij roofde die leeg om zijn expeditie naar Egypte te financieren. Als mensen verzet boden werden ze doodgeschoten. Hele dorpen werden weggevaagd door de Franse legers. Het was door deze verstoring van de vredigheid, dat Zwitserland zich definitief tegen Bonaparte keerde.
Dit geld eigenlijk voor heel Europa. Voor de gewone man betekende de komst voor Napoleons legers vaak het verlies van oogsten, voorraden, paarden en vee. Ook werden hun boerderijen in brand gestoken, werden vrouwen verkracht en werden er roofzuchtige soldaten ingekwartierd. Bonapartes richtlijn aan zijn commandanten was dan ook: jullie hebben de macht, leef van het land.
In Italië richtten de Franse troepen ook heel wat schade aan. Aanvankelijk juichten ze zijn komst toe, omdat hij ze bevrijdde van de Oostenrijkse bezetter. Napoleon werd gezien als een man die de kerk beschermde tegen vervolging door revolutionairen en tegelijk de politieke macht ervan terugdrong. Dit rooskleurige beeld veranderde dus na de vernielingen die de Franse troepen overal aanrichten. Ze stalen honderden van de fraaiste Italiaanse kunstwerken, die tot op heden nog niet zijn teruggebracht.
In Duitsland was Napoleon onder de intellectuelen een held. Men bewonderde zijn moed en vastberadenheid. Men was ervan onder de indruk hoe Napoleon zijn ideaal nastreefde, en legden hem dan ook niet veel in de weg.
De Britten hadden Napoleon van het begin af aan al niet gemogen. Zij hadden al snel door dat Napoleon loog en bedroog. De Britten zagen Napoleon als de verpersoonlijking van een enorm staand leger, en de Britse marine als hun door de hemel gezonden bescherming tegen hem.
Toch zagen enkele Britse intellectuelen Napoleon nog steeds als een romantische held, die als een moderne Alexander de Grote Egypte was binnengevallen. Zij waren de slachtoffers van de propaganda, die door Napoleon zorgvuldig werd verspreid. Deze manier van manipuleren heeft wel iets weg van die van de Russische leider Stalin en de Cubaanse leider Fidel Castro. Het was een manier om de bevolking te indoctrineren.
Er waren ook gebieden die profiteerden van Napoleons heerschappij. De Verenigde Staten bijvoorbeeld. Napoleon heeft Louisiana aan de V.S. verkocht voor een bedrag van 15 miljoen dollar. Dit is ongeveer 10 cent per hectare. Deze deal geldt als Napoleons allergrootste afzonderlijke inschattingsfout. Als de Fransen hun rechten op het gebied hadden behouden, en hadden gebruikt om een domein aan de overkant van de Atlantische Oceaan te ontwikkelen en op te bouwen, had dit Frankrijk enorme kansen geboden. Napoleon zou ontelbare jonge, ondernemende Fransen een perspectief hebben geboden, in plaats van hen de dood in te jagen in zinloze veldslagen. Hij zou hiermee blijvend een stempel op de planeet hebben gedrukt, iets wat hem nu niet gelukt is.
De omvang van Frankrijk was wel ontzettend gegroeid, totaal 130 departementen waarin 44 miljoen mensen leefden.

Het enorme rijk van Napoleon in 1812

Met deze uitbreiding van Frankrijk namen de bestuursproblemen echter toe. Napoleon leerde door schade en schande dat een militair bewind alleen in noodsituaties effectief is, voor een korte periode, zo het überhaupt al werkt. In zekere zin was het hele rijk van Napoleon een noodconstructie, gebouwd voor het onmiddellijke effect, niet voor de langere duur. Het kon dan ook niet anders of het napoleonistische rijk moest uit elkaar vallen. Hoe en waarom dit uiteindelijk gebeurd is zal ik in de volgende paragraaf vertellen.

De neergang van het keizerrijk

De ondergang van Napoleon vond zijn oorzaak in de onwil van de Britten om zijn veroveringen te accepteren en te wettigen door een algemeen vredesverdrag. De Britten hadden het gevoel dat ze zich staande zouden kunnen houden, en op de één of andere manier -ze wisten nog niet hoe- Napoleons plannen konden dwarsbomen.
De industriële revolutie, gebaseerd op stoom en katoen, ontwikkelde zich krachtig, het goud stroomde het land binnen. De Britten vertrouwden erop dat ze tegelijk een enorme oorlogsvloot konden betalen en daarnaast elke mogendheid konden subsidiëren die bereid was zich tegen Napoleon te verzetten. De Britten blokkeerden de grote havens van Frankrijk, zodat de Franse vloten lagen weg te rotten en elk koopvaardijschip werd verhinderd binnen te lopen of uit te varen. Napoleon beschouwde deze blokkade als een moreel schandaal, Groot-Brittannië hinderde de Fransen in hun bestaan. Hij was hier bovenmatig boos over, en besloot tegen het einde van 1806 tot actie over te gaan. Deze aanval vond plaats na een reeks van overwinningen op Oostenrijk, Rusland en Pruisen, Napoleon dacht dat hij de hele wereld aankon.

Op 1 november 1806 vaardigt Napoleon in Berlijn een aantal decreten uit, bedoeld om overal waar de Franse legers het voor het zeggen hadden, Britse goederen en diensten buiten te sluiten. Napoleon vaardigde wel vaker wetten uit, maar deze voerde hij lang niet altijd consequent door. Het decreet tegen Groot-Brittannië vindt Napoleon echter wel belangrijk, en besteedde er veel energie aan.
Het had weinig effect. Er ontstond een levendige sluikhandel, die Frankrijk niet onder controle had. Groot-Brittannië profiteerde hiervan, en dat maakte Napoleon nog kwader. Zijn trots was gekrenkt en het was de beslissende aanleiding om twee rampzalige oorlogen te beginnen, eerst met Spanje, vervolgens met Rusland.
Bonaparte had nooit eerder in deze twee afgelegen gebieden van Europa gevochten. Spanje was een zwakke mogendheid die vanaf 1796 onder Franse invloed was geraakt. Het had Franse troepen toestemming gegeven over zijn grondgebied op te trekken om de Britse bondgenoot Portugal aan te vallen en had de afgevaardigde wetten van Napoleon onderschreven. Napoleon voelde minachting voor het land, omdat hij vond dat het zich laf gedroeg.
Napoleon was nog nooit in Spanje of Rusland geweest, wat erg in zijn nadeel werkte. De kaarten die hij had gaven hem geen beeld van de gevaren en de ernst van deze ondernemingen. Napoleon was gewend aan het Europa met zijn productieve landbouw, zijn dichte net van handelsroutes, zijn goede wegen, rijke steden, zijn rivieren met om de paar kilometer een brug en zijn gematigde klimaat. Hij wist hoe hij hier mee om moest gaan om er maximale winst uit te halen, hij benutte het om zijn legers dag in dag uit te voorzien van alles wat hij nodig had, voedsel voor zijn mannen en zijn paarden, geld voor de soldij, allerlei soorten bevoorrading, en hij wist hoe hij daar snel overgave af kon dwingen door het machtscentrum aan te vallen.
Spanje was daarentegen in bepaalde natuurkundige opzichten -klimaat, topografie, vegetatie, ontwatering en samenstelling van de bodem- geen deel van Europa maar van Noordwest-Afrika. En op vergelijkbare manier maakte Rusland deel uit van Noord- en West-Azië. In beide landen had je ongetemde rivieren zonder bruggen, produceerde de economie net genoeg voor eigen gebruik en kon ze geen onbevoorrade legers onderhouden; beide landen hadden een klimaat van uitersten, waardoor zowel de zomers als de winters gevaarlijk waren voor troepen die niet over barakken beschikten. Geen van beide landen had een politiek centrum dat je maar hoefde te bezetten om het geheel in handen te krijgen.
Bonaparte dacht dat hij in Spanje, een achterlijk land in zijn ogen, een pro-Franse partij van de grond zou kunnen krijgen, zoals hij dat eerder in Italië en Duitsland had gedaan. Maar dit ging niet zo gemakkelijk als gedacht.
Toen er in Spanje een burgeroorlog uitbrak zag Napoleon dit als een rechtvaardiging voor een openlijke invasie in maart 1808. Hij zette de leiders af en gaf de macht aan zijn broer Joseph. De Spanjaarden pikten dit niet. Zij beschouwden het als een aanslag op de Spaanse trots en waardigheid, en er kwam een volksopstand. De bezettingsmacht in Spanje was niet groot genoeg om deze te onderdrukken, hiervoor was een permanente bezetting nodig van een groot aantal militairen.
Napoleon had dit nooit eerder meegemaakt, de volken die hij onderwierp vroegen meestal na verloop van tijd om vrede, maar in Spanje werd het verzet steeds sterker. Er werden troepen naar Spanje gestuurd, die overwinning na overwinning boekten, maar dit veranderde niks aan de situatie. Algauw was er geen voedsel of andere bevoorrading meer voor het Franse leger. Alles moest uit Frankrijk komen, maar Napoleon weigerde het te sturen. Zo begon een proces van afpersing, beroving en verkrachting van de plaatselijke bevolking. Als reactie hierop namen de Spanjaarden kleine groepjes Franse soldaten gevangen, die ze castreerden en levend verbranden. De Fransen branden op hun beurt weer hele dorpen plat. De gruwelen volgden elkaar dus in snel tempo op.
In de laatste maanden van 1808 bemoeide Napoleon zich zelf met de zaak. Hij bracht zijn beste generaals mee naar het slagveld. Hij boekte een aantal kleine overwinningen, maar over het algemeen veranderde de situatie niet. Na drie maanden had hij er schoon genoeg van en verklaarde dat de problemen waren opgelost. Hij ging zich weer bezighouden met de zaken die hem beter lagen.
Intussen was er niets opgelost. De Britten begonnen de Spanjaarden te helpen, en de troepen van Napoleon hadden het heel erg moeilijk. In oktober 1809 stuurde Napoleon nog eens 80.000 mannen naar Spanje, waarmee hij het totaal op meer dan een kwart miljoen bracht. Hij beging de fout waar jonge cadetten al in hun opleiding voor gewaarschuwd worden: stuur nooit versterkingen naar een fiasco. De operatie had opgegeven of veranderd moeten worden. In plaats daarvan ging Napoleon door met het sturen van grote of kleine versterkingen, echter nooit op een schaal die een doorslaggevende verandering in de krachtsverhoudingen teweeg kon brengen. Napoleon kwam niet met een nieuw plan van aanpak, en zijn legers waren al lang niet meer zo angstaanjagend als een paar jaar eerder. Europa begon zijn bewondering voor de aanpak van Napoleon te verliezen.
Het uitblijven van een overwinning in Spanje was een van de redenen die Bonaparte ertoe brachten een oorlog tegen Rusland te beginnen. Dit zegt veel over zijn zelfvertrouwen, wat nog steeds niet erg geschaad was.
Het zat Napoleon niet lekker dat de tsaar van Rusland eigenlijk helemaal geen ontzag voor hem had, maar de belangrijkste bron van onenigheid waren de wetten die Napoleon had uitgevaardigd. Deze wetten waren niet goed voor de Russische economie, en dus besloot de tsaar niet te gehoorzamen aan deze wetten.
Begin 1812 was Napoleon daarom uit op oorlog. Hij was zich ten dele bewust van de risico’s die hij nam, maar hij had dringend een spectaculaire overwinning nodig om zijn verflauwde prestige in Europa te herstellen. Bonaparte dacht dat de rest van Europa hem wel zou helpen, omdat ze baat hadden gehad bij zijn hervormingen. Hij wilde Rusland aanvallen met een historische Europees leger, met soldaten uit Duitsland, Italië, Polen, Hongarije, Oostenrijk, Beieren, de Nederlanden en Zwitserland. Op deze manier kon hij 650.000 man op de been brengen. Alle legercommandanten en de belangrijkste stafofficieren waren Frans, net als 1/3 van de manschappen.
In juni 1812 was het enorme leger klaar om Rusland binnen te trekken. De omvang van het leger bleek in de praktijk erg onfunctioneel. Door het onherbergzame landschap kon het leger niet geordend oprukken, en duurde het 8 dagen voor het hele leger voorbij een bepaald punt was. Napoleons plan was om het Russische leger in het zuiden te verslaan, om zo de tsaar aan de onderhandelingstafel te krijgen. Rusland zou zich dan overgeven, zodat het noorden automatisch ook onder Frans beheer kwam.
De eerste echte vijand was de hitte. Er was geen water, en de troepen rukten nog maar langzaam op. De boeren martelen hielp niet, zij staken hun eigen oogsten in brand om ze maar niet in handen te laten vallen van de Fransen. Pas begin september kon Napoleon beginnen aan de slag waar hij op uit was. Zijn leger was inmiddels gehalveerd. Op 7 september vond het belangrijkste treffen plaats, die duurde van 6 tot 6. Technisch had Napoleon de slag gewonnen, omdat de Russen zich terugtrokken, maar de verliezen aan beide zijden waren enorm. Napoleon kon deze verliezen niet snel aanvullen, en ook de munitievoorraad was erg geslonken. Toch trok Napoleon op 14 september Moskou binnen, en verwoestte driekwart van de stad. Hij verwachtte dat de tsaar nu wel zou capituleren, maar er gebeurde niets. Napoleon besefte dat hij de weg naar Moskou niet open kon houden gedurende de winter, en dat hij zich terug moest trekken naar Smolensk. Op 19 oktober voerde Bonaparte zijn manschappen weg uit Moskou. Er waren nog maar 95.000 manschappen over van de 650.000. Vele soldaten waren gesneuveld of verdwaald.
De Russen begonnen tegenaanvallen uit te voeren, en boekten steeds grotere overwinningen. Napoleon moet ook Smolensk verlaten, en vluchtte met zijn troepen over de rivier Beresina. Op 5 december vertelde hij zijn commandanten dat hij vertrekt naar Parijs om daar zijn regime overeind te houden. Dit besluit wordt morrend geaccepteerd.

Bij zijn terugkomst gaat Napoleon meteen aan het werk om zijn macht te herstellen. De tekenen zijn echter zorgwekkend. Op 25 december 1812 trekt Pruisen zich terug uit het Franse bondgenootschap. Pruisen sluit vriendschap met Rusland, en in maart 1813 verklaart Pruisen Napoleon de oorlog. Ook de paus wil niets meer met Napoleon te maken hebben.
Uit Spanje kwam steeds slechter nieuws. De Fransen konden de voortdurende druk niet meer aan, de Spanjaarden dreigden Frankrijk binnen te gaan vallen. Ook de Franse macht in Italië begon af te nemen.
Toch was Napoleon vrij optimistisch. Toen hij maar eenmaal weer aan het werk was, was hij de nederlaag in Rusland snel vergeten. Hij probeerde een nieuw leger bij elkaar te krijgen, wat hem grotendeels lukte. Met zijn nieuwe leger weet hij Pruisen terug te dringen en zo een oorlog te
Napoleon is verslagen, maar beraamd
nieuwe plannen
omzeilen. Oostenrijk vertelt Napoleon hierna dat hij zich tot achter de Rijn terug moet trekken, anders wil Pruisen geen vrede sluiten. Ook moest Napoleon verschillende gebieden afstaan. Gebeurt dit niet, dan zal Oostenrijk zich met de oorlog gaan bemoeien.
Napoleon is woedend, hij ziet zijn levenswerk al ineen storten. Hij aanvaardt de regeling dan ook niet. De vertegenwoordiger van Oostenrijk, Metternich, vraagt hem of hij dan niets geeft om de levens van zijn soldaten? Napoleon antwoordt dat hij graag een miljoen soldaten zou opofferen, in plaats van zulke oneervolle voorwaarden te accepteren. Metternich zegt hierop: Sire, u bent verloren. Napoleon wist op dit moment nog niet hoe waar deze uitspraak was.
Wat Metternich doorhad en Napoleon nog niet besefte, was dat zich in de Duitstalige wereld een verandering aan het voltrekken was. Napoleon had het oude Heilige Roomse Rijk aan stukken geslagen en vervangen, door een Karolingisch rijk onder Frans gezag. Dit deed Napoleon zelf als onbelangrijk af, maar het Heilige Roomse Rijk had wel degelijk een belangrijke rol gespeeld. Het was een instrument dat de culturele eenheid van Duitsland benadrukte en tegelijk de politieke en militaire eenwording ervan in de weg stond. Er was evenwicht tussen Pruisen en Oostenrijk, wat beide landen zo wilden houden. Als Pruisen en Oostenrijk verenigd zouden worden, dan zou het veel machtiger zijn dan zijn buren en onvermijdelijk gaan streven naar overheersing van de rest van het continent. Dit was precies wat er gebeurde in de tweede helft van de negentiende en in de twintigste eeuw.
Napoleon had dit proces op gang gebracht. Nadat hij overwinningen had behaald op de legers van Pruisen en Oostenrijk, behandelde hij de Duitsers met minachting. Hij onderdrukte de Duitsers en nam de macht volledig over. De politieke en militaire reactie hierop kwam langzaam op gang, maar was des te sterker toe de reactie door de Russische catastrofe aan het licht kwam, omdat deze reactie gepaard ging met een erg krachtige culturele reactie. Aan het einde van de achttiende eeuw vond er een explosie van het Duitse denken plaats, wat erg belangrijk was.
De Duitse intellectuelen, schrijvers en kunstenaars waren de eersten die zich, doordrenkt van de nieuwe ideeën, tegen Napoleon keerden. De kunstenaars begonnen schilderingen en tekeningen te maken waarop Napoleon werd zwart gemaakt, en deze werden aan het publiek getoond. De bevolking begon zich ook tegen Napoleon te keren.
Intussen was de macht van Napoleon ook danig verzwakt. Hij werd niet alleen oud, verloor zijn concentratie, was niet meer erg gezond, en werd erg dik, ook de macht van het Franse leger was erg afgenomen. Er waren geen mannen om de nieuwe lichting militairen op te leiden, die waren in Rusland achtergebleven. Hier waren ook 200.000 goede paarden gebleven, die niet zo snel vervangen konden worden.
Dit zijn de fysieke en materiële verklaringen voor Bonapartes neergang, maar er was ook een metafysische oorzaak. Napoleon was nooit echt een man wiens tijd gekomen was. Hij was een man die zijn veroveringen te danken had aan de onvrede die er heerste tegen het oude bestuur. In 1813 waren zijn ideeën ouderwets geworden, zijn tijd was voorbij. Het geloof kwam weer op, en ook de kunst die zich tegen Napoleon keerde, werd populair. Europa keerde zich massaal tegen keizer Napoleon, die maar niet begreep dat alles anders was geworden. Hij blijft krampachtig oorlog voeren, met een verzwakt leger. Vanaf 1813 verschuift de militaire oppermacht in Europa van Frankrijk naar Duitsland.
Napoleon weigerde in te zien dat het verstandig zou zijn geweest om zich al eerder over te geven, en gaat op de oude voet verder. Hij vertikt het om een defensieve oorlog te voeren, en stuurt aan op een kolossale veldslag. Dit wordt de Slag bij Leipzig, die drie dagen duurde, van 16 tot 19 oktober 1813. Napoleon had totaal 200.000 mannen bij de stad, en de Oostenrijkers, Pruisen, Russen en Zweden hadden 350.000 man ter plaatse, met versterkingen onderweg. De slag werd een enorm bloedbad, waaruit Napoleon gedwongen werd zich terug te trekken. Het aantal slachtoffers lag niet ver onder de 100.000.
Hiermee was het keizerrijk militair in elkaar gestort en moest Bonaparte, voor de eerste keer, op Franse bodem vechten. Het was op dit moment dat ook de Franse bevolking zich definitief tegen hem keerde. Zij moesten de kosten van de oorlogen dragen, in manschappen en geld. In 1812 en 1813 had Napoleon ongeveer een miljoen man verloren aan gesneuvelden, gewonden en gevangenen. Nu werd duidelijk dat het allemaal voor niets was geweest. De Duitsers vielen Frankrijk binnen, en hielden flink huis, net zoals de Fransen dat eerder in hun thuislanden hadden gedaan. Frankrijk wordt ingenomen, en daarop volgen ook de Nederlanden en Duitsland. Napoleon krijgt de kans om de grenzen van 1799 te herstellen, maar weigert dit. Dit aanbod was misschien zijn enige kans om als heerser te overleven.

Uiteindelijk is Napoleon niet meer dan een pion in een spelletje

Napoleon is echter eigenwijs en neemt het bevel over zijn leger weer op zich. Hij begint weer snelle aanvallen op geïsoleerde onderdelen van de geallieerde uit te voeren, en met enig succes. Maar deze overwinningen zijn niet meer dan een druppel op de gloeiende plaat. Napoleon ziet dit ook in en geeft de strijd op als hopeloos. Zijn commandanten geven zich over en deserteren massaal. Parijs wordt ingenomen door de geallieerde legers, en op 6 april 1813 doet Napoleon formeel afstand van de tronen van Frankrijk en Italië. Hij krijgt koningschap op Elba aangeboden, neemt het aan en voer op 28 april met Brits oorlogsschip naar het eiland.
Napoleon had het Franse nationalisme tot ongekende hoogtes opgestuwd, maar daarmee had hij ook andere nationalistische krachten wakker geroepen die hem en zijn land tenslotte collectief overweldigd hebben.

Het einde van Napoleon

Op Elba werd Napoleon aangesteld als de facto bestuurder van, onder toezicht van de geallieerden. Hij neemt zijn leven weer op, en past zich snel aan. Zijn moeder en zus Pauline trekken bij hem in, wat hij erg fijn vindt.
Napoleon zou per jaar 2 miljoen frank krijgen, om zijn uitgaven voor leger, bestuursapparaat en hof te financieren. De nieuwe Franse regering weigert echter ook maar één frank te betalen. Napoleon wilde zijn kleine legertje in stand houden, omdat hij bang was dat zijn vijanden hem zouden komen vermoorden. Hij kwam dus al snel in geldzorgen. Hij begon eigendommen te verkopen en bezuinigingen door te voeren, uit angst dat hij zijn krijgsmacht zou moeten verkleinen.
Napoleon voerde op Elba allerlei verbeteringen door, maar toen hij inzag dat hij daar eigenlijk geen geld voor had, werd hij kribbig. Hij begon te denken aan een comeback, een gedachte die versterkt werd door noodkreten uit Frankrijk. De nieuwe heersers, de Bourbons, hadden een slechte band met het volk. Ook was er een recessie, waar de bevolking erg onder leed.
In februari 1815 besluit Bonaparte om terug te keren naar Frankrijk, en begint zijn expeditie voor te bereiden. Op 26 februari 1815 vertrekt hij van Elba en vaart hij naar Cannes. Hier gaat hij aan land en rukt op naar het noorden. Als hij een regiment soldaten tegenkomt liegt hij, en vertelt dat hij opdracht heeft gekregen om in Frankrijk orde op zaken te stellen. De soldaten sluiten zich bij Napoleons leger aan. Meer legereenheden voegden zich bij hem op zijn weg naar Parijs. De nieuwe leiders, de Bourbons, raken in paniek en vertrekken op 19 maart naar Gent. Napoleon trekt zonder moeite Parijs binnen.
Als de vorsten van Europa dit nieuws horen besluiten ze dat Napoleon vogelvrij verklaard moet worden. Tegelijkertijd geven ze opdracht om hem te arresteren.
Napoleon beseft dat hij snel moet zijn met zijn aanval, want elke dag kunnen de geallieerden grotere troepen bij elkaar brengen. Hij vertrekt op 11 juni uit Parijs en zet op 15 juni de aanval in. Groot-Brittannië en Pruisen proberen hem te stoppen, wat maar gedeeltelijk lukt. Napoleon lijkt vorderingen te boeken, maar op 16 juni gaat het mis. Hij verliest veel mensen, en het slagveld wordt verplaatst naar Waterloo. Hier is het op de ochtend van 18 juni erg drassig, en Napoleon stelt de strijd uit tot half twaalf ’s ochtends. Dit was niet verstandig, want Groot-Brittannië en Pruisen werden intussen versterkt. Toen uiteindelijk werd begonnen met de aanval hield Napoleon vast aan zijn vertrouwde manier. Dit hadden de tegenstanders verwacht, en Napoleon werd nipt verslagen. Bonapartes Oude Garde moet zich terugtrekken, iets wat hem nog nooit gebeurd is. Waterloo was één van de beslissende veldslagen uit de geschiedenis en betekende het einde van de hele revolutionaire en napoleonistische periode. Op 20 juni droeg Napoleon het bevel over de restanten van zijn leger over. Er werd geëist dat hij af zou treden. Dit deed hij ook inderdaad op 21 juni.
Hierna viel Napoleon een beetje in een gat. Hij had vage plannen om naar de V.S. te gaan, hier was men in opstand gekomen tegen het Spaanse gezag, en Napoleon zag hier wederom een toekomst voor zichzelf. Hij vertrok naar de haven, maar toen hij hier aankwam zag hij dat de Britten hem voor geweest waren. Hij gaf zich na lang aarzelen over aan de Britten, en diende een asielverzoek in. Dit werd ingewilligd, en Napoleon werd naar Plymouth gebracht. Hier werd hij ‘tentoongesteld’ aan de bevolking, en hij besefte dat hij nooit meer vrij zou zijn, en dat het een kwestie van tijd was voordat hij ergens gedetineerd zou worden. De geallieerden moesten alleen nog beslissen waar. Op een gegeven moment ving Napoleon geruchten op over Sint-Helena, als alternatief voor Elba. Dit werd waarheid. Op 17 oktober 1815 werd Napoleon, op 45-jarige leeftijd, naar Sint-Helena gebracht. Hij mocht een groep hovelingen meenemen en een dozijn bedienden. Sint-Helena was vrij welvarend, en Napoleon kreeg een toelage om in zijn levensonderhoud te voorzien. In de zes jaar dat Napoleon op Sint-Helena verbleef heeft hij ook geen serieuze ontsnappingspogingen gedaan.
Als hij in het begin van de twintigste eeuw geleefd zou hebben, dan zou Napoleon zich hebben moeten verantwoorden voor een tribunaal voor oorlogsmisdaden, met als gevolg dat hij de doodstraf of levenslang had gekregen. Hij had immers vier tot vijf miljoen mensen de dood in gejaagd en enorme materiële verliezen geleden. In Napoleons tijd bestonden er echter nog geen instellingen voor een dergelijke procedure en belande hij zonder proces op Sint-Helena, waar hij de rest van zijn leven zou moeten slijten.
Napoleon was erg ongelukkig op Sint-Helena. Hij had veel vrijheden. Maar miste de spanning en opwinding van het slagveld. Hij begon aan uiteenlopende ziektes te lijden, en in 1820 was hij een ziek man die zijn huis bijna niet meer uitkwam. Tijdens zijn laatste ziekte, van 17 maart 1821 tot zijn dood op 5 mei, werd hij bijgestaan door zes artsen. Napoleon had het vermoeden dat hij vergiftigd was, maar dit idee had hij vaker. Toen hij uiteindelijk overleed werd na onderzoek vastgesteld dat hij een kankerachtig gezwel in zijn maag had, dat hem fataal is geworden. Napoleons vader was aan dezelfde ziekte overleden.
Na zijn begrafenis vergat de Franse bevolking snel wat Napoleon hen aangedaan had, en begon de onsterfelijke mythe van Napoleon, zegevierend soldaat en voorbeeldig heerser. Ook doordat de nieuwe Franse regering niet geliefd was ging men Napoleon verheerlijken. Schrijvers begonnen werken over zijn leven te maken, met veel overdrijving en glorie. Deze werken vonden gretig aftrek, vooral onder de armen. Zij hadden het erg slecht, en idealiseerden het bestuur van Napoleon. Hij werd in de volksmond dan ook al snel ‘keizer’ genoemd, iets wat snel werd overgenomen door de rest van de bevolking. Napoleon belichaamde de grootsheid van Frankrijk, maar deze grootsheid verviel snel weer. Frankrijk speelde niet langer een grote rol in de wereld, maar de mythe rond Napoleon bleef, ook vandaag de dag nog.

Napoleon, hoe was hij?

Het revolutionaire Frankrijk van de jaren negentig van de achttiende eeuw vormde de perfecte omgeving voor een ambitieuze, politieke bewuste en energieke soldaat als Bonaparte om zijn weg naar de top te vinden. Het vertoonde de klassieke parabool naar de revolutie: een constitutioneel begin, hervormingsgezindheid die gaandeweg omslaat in steeds feller extremisme, een neergaande geweldsspiraal, een periode van regelrechte terreur die met een gewelddadige reactie beëindigd wordt, een tijd van verwarring, van tegenkrachten en chaos, gekenmerkt door een groeiende uitputting en weerzin tegen verandering en uiteindelijk een overweldigende roep om een ‘sterke man’ die orde, regelmaat en welvaart moest herstellen. En die man, dat was Napoleon Bonaparte.

Napoleon, levende legende

Victor Hugo, zoon van één van Bonapartes generaals, zou later schrijven:’ Niets is echter dan een idee waarvoor de tijd rijp is.’ Je kunt met evenveel recht zeggen:’ Niemand is gelukkiger dan een man wiens tijd is gekomen.’ Bonaparte had het geluk aan zijn kant en door het verloop van het parabool in de tijd, bekrachtigde hij zijn geluk met de alerte en besliste manier waarop hij zijn kansen greep wanneer die zich voordeden.

Als er één begrip is dat Bonaparte tijdens zijn opkomst en bloei kan karakteriseren, dan is dat inderdaad opportunisme (politiek die zich alleen bezighoudt met de omstandigheden). Hij was de vleesgeworden opportunist. Er zijn weinig succesrijke mensen geweest met een nog lichtere ideologische bagage. Patriottisme was hem vreemd want hij had geen vaderland. Corsica was voor hem gesloten. Frankrijk was niet meer dan een carrièreladder en een bron van macht. Hij kende geen klassensentimenten, want al was hij formeel aristocraat, hij bezat geen land, geen geld, geen titel en beschouwde het bestaande systeem van privileges als oplichterij en, belangrijker, als een bron van grote ondoelmatigheid. Toch kende Napoleon geen haat tegenover vorsten of edelen op zich. Evenmin geloofde hij in democratie of verkiezingen.
Het volk bezag hij met een klinische blik: onder de juiste leiding was het tot opmerkelijke dingen in staat. Zonder verstandige leiding was het een gevaarlijk en gemeen volk. Hij was gesteld op het concept van de ‘algemene wil’, het vage en abstracte begrip uit het gedachtegoed van Rousseau dat een heersende elite die de kneepjes van het vak kende, in staat was het volk te mobiliseren voor een nationale taak, zonder de risico’s te lopen die een democratie met zich meebrengt. In de praktijk nam een elite altijd de vorm aan van een piramide, met een man aan top. Zijn wil drukte de algemene wil uit en gaf er besluitvaardigheid aan, de basis voor actie. Grondwetten waren belangrijk zoals een etalage belangrijk is voor een winkel. Maar de wil was het product dat aan de natie verkocht moest worden en dat, eenmaal verkocht, moest worden opgelegd. Als dit een ideologie is, dan is het de ideologie van een opportunist die zich keer op keer wist aan te passen aan verschillende fasen van de revolutionaire ontwikkeling, totdat zijn persoonlijke moment was gekomen. Dat werd bepaald door de sterren, en de sterren kenden geen ideologie, alleen beweging.

Bonaparte geloofde niet in revolutie maar in verandering: versnelde evolutie is misschien de juiste term. Hij wilde dat de dingen beter werkten, of eerlijker en ook sneller. Het Europa van de jaren tachtig van de achttiende eeuw was, onder de druk van vergaderingen over een grondwet in Amerika en van autocratische hervormingen in Frankrijk, rijp voor verandering. Er was weinig verzet in deze periode, zoals u in het eerste hoofdstuk heeft kunnen lezen. In Denemarken werden heftige veranderingen doorgevoerd, zonder enige rel of opstand van het volk. Minder verregaande veranderingen werden uitgevoerd in de Nederlanden en in delen van Duitsland. Als Lodewijk XVI wat energieker en besluitvaardiger was geweest, zou Frankrijk hetzelfde patroon gevolgd hebben. In de aristocratie wemelde het van de progressieve hervormers. De koninklijke bureaucratie was gebrand op verbeteringen. In elke ministerie werden enorme dossiers met wenselijke veranderingen samengesteld, werden plannen voorbereid die voor een groot deel later werden doorgevoerd door revolutionairen die er de eer voor opeisten. Het enige dat ontbrak was een beslissende impuls van bovenaf. En Napoleon was net de impuls die Frankrijk nodig had.

De persoonlijkheid van Napoleon en de legende.

In de loop der eeuwen is er al veel geschreven over het karakter van Napoleon. Wij zullen aan de hand van het werk van bekende schrijvers Napoleon proberen te doorgronden. U moet dan ook niet gek opkijken als u hier en daar een naam van een schrijver ziet staan. We zullen de namen van de schrijvers dikgedrukt weergeven, zodat u onderscheidt kunt maken tussen de schrijvers en mensen die met Napoleon te maken hadden.

Het probleem van Napoleons persoonlijkheid is natuurlijk al tijdens zijn leven gesteld en is na zijn dood aan de orde gebleven, tot aan onze tijd toe. Door de stroom van nieuw materiaal die men nog steeds over Napoleon schrijft kan het zijn beeld steeds aangepast (en verbeterd) worden. Door de eeuwen heen zijn de meningen over het karakter van Napoleon nogal veranderd. Hieronder een paar voorbeelden:
Van der Palm doorziet Napoleon: ‘ Hinderpalen der zedelijkheid stonden hem nooit in de weg: geen mededogen drong in zijn ijzeren borst; het kostte hem niets, door stromen mensenbloed te waden tot zijn doel. De wetten van eer en trouw achtte hij voor allen, behalve voor zichzelf te zijn; hij eiste hare volbrenging met groter gestrengheid van anderen af, naarmate hij ze zelf schaamtelozer vertrad. Leugens en veinzerij nam hij te baat, somtijds uit gevoel van zwakheid, maar doorgaans uit praal en ijdelheid of aangeboren verraderse inborst. Hij beloofde aan de volken voorspoed, terzelfder tijd dat hij bevelen gaf, om hunne welvaart op het hart te trappen; en terwijl hij hen in tranen en wanhoop dompelde, wilde hij openlijk als hun weldoener geprezen zijn.’ Hier vandaan is het wel een eind naar “Napoleon Self-Destroyed’ van Pierce Clark, een poging, zijn persoonlijk te ontleden met behulp van ‘metrapsychologie’, een uitbouw van de Freudiaanse psychoanalyse; hieruit komt de keizer te voorschijn als een ongewoon egoïstisch narcist (iemand met een ziekelijke liefde voor zichzelf), levend buiten de realiteit en daardoor ten ondergang gedoemd. De mystieke Napoleon van Merezjkowskij, de bovenmenselijke van Bloy zijn eveneens producten uit de twintigste eeuw. Zelfs de grafologie heeft Napoleon verklaard. ‘Chacun voulait défenir le vrai Napoléon’

Het gemakkelijkst heeft dat sprookje voor grote mensen het, dat wij de legende te noemen. Napoleon is de autonome held die boven de omstandigheden zweeft; het verhaal van de legende is een heldensage. De hele opvatting van de geschiedenis, zoals die tot onze tijd toe heerst, legitimeerde deze opvatting als wetenschappelijk. Zolang men als het doel van alle geschiedschrijving de schildering van de grote politieke gebeurtenissen zag, kreeg de actie der grote persoonlijkheden een bijzonder reliëf.

Wat vindt Napoleon zelf van de verhouding tussen een grote persoonlijkheid en zijn tijd? Wat zegt hij zelf op het hoogtepunt van zijn macht, nota bene over de Revolutie? ‘Il n’était pas de force individuelle capable de changer les éléments et de prévenir les événements qui naissaient de la nature des choses et circonstances’.
Tegenover Gourgaud, nu op Sint-Helena: ‘Als ik niet keizer geworden was, dan had een ander het gedaan. Een mens is maar een mens; als de omstandigheden en de publieke opinie hem niet begunstigen, dan is hij machteloos…’ het is nog maar de vraag trouwens, of onder de stand van de sterren’, die de gang van zijn leven hebben bepaald en waar Napoleon zich zo vaak op beroept, wel iets anders is te verstaan dan wat in minder romantische taal eenvoudig ‘de omstandigheden’ heet. Het is niet zo moeilijk, in het tijdperk van Napoleon een aantal factoren aan te wijzen, waarop hij geen invloed heeft kunnen uitoefenen. Als voorbeelden hiervan zijn onder meer de ontwikkeling van het kapitalisme, de machtstoeneming der bourgeoisie, de gang van het geestelijk leven en de handhaving van de liberale traditie in Engeland en in de V.S. genoemd. Nu is deze Napoleontische opvatting wel in de literatuur doorgedrongen. Een militaire loopbaan is een frappant voorbeeld van een dergelijke samenhang; een Foch of Hindenburg zou gepensioneerd en onberoemd zijn gestorven, als de Wereldoorlog hem niet op het schouwtoneel der geschiedenis een hoofdrol had geschonken. Zo zwart-wit staat het bij Napoleon niet. Maar er is geen twijfel, dat het doel van zijn heerschappij hem niet van buitenaf gesteld is en dat de methoden, waarmee hij dit doel heeft nagestreefd al evenzeer uit de hem omringende wereld en niet uit hem zelf afkomstig zijn. De resultaten die Napoleon heeft geboekt zijn geen product van persoonlijkheid, doelstelling en methode, zij staan vaak los van zijn kwaliteiten..

Toch moeten we Napoleons karakter niet onderschatten, het is wel degelijk belangrijk geweest voor zijn enorme macht. Een man als Napoleon was niet alléén militair, niet alléén staatsman. Wij moeten er voor oppassen, de inwerking van de grote mannen op hun tijd als klein te zien, iets wat vooral bij grote kunstenaars en mannen van wetenschap tot rare schouwspelen zou kunnen leiden: als Newton de valwetten niet had ontdekt, dan zou Jan, Piet of Klaas ze wel gevonden hebben. Dit is dwaas; ze zouden dan door een andere Newton (dat wil zeggen door een andere genie) zijn opgesteld.
Een machtige persoonlijkheid kan zeker van grote betekenis zijn. Wij weten hoe Napoleon was, maar we weten niet hoe alles was gelopen als er een andere man in zijn plaats had gestaan. Waarschijnlijk zou het ‘anders’ zijn geweest. Hoe anders weten we niet, en kunnen wij niet weten.

De zieke Napoleon

Napoleon had verschillende gezichten. Zijn gezondheid was niet al te best, en een sterk gestel had hij niet. Ook qua uiterlijk wisselde Napoleon nogal eens. Was hij in het begin van zijn carrière een magere luitenant, zo werd hij later een tanige eerste consul, een atletische held van Austerlitz, de zatte dikkerd van 1814 en de afgematte stumper van Sint-Helena.
Schrijvers van biografieën over Napoleon moeten dan ook altijd een moeilijke keuze maken voor de voorkant van hun boek, laten ze een jonge, gezonde Napoleon zien of de meer realistische dikke, ziekelijke variant? Ook in de biografieën zelf zijn de schrijvers het niet altijd eens over Napoleons fysieke gesteldheid. Arthur Levy stelt in zijn boek een held voor ‘d’ une santé parfaite’ en Brice, dokter van beroep, beweert: ‘Napoleon n’a jamais cessé d’être un malade.’
Napoleon was erg op zijn gezondheid gefixeerd. Hij wilde het graag zo laten lijken dat hij een ijzeren gezondheid had, maar hij had zoveel kwalen en ziektes dat dit niet altijd lukte. Een kleine greep: Napoleon had last van aambeien, longtuberculose (waar hij anderen mee besmet heeft), moeraskoorts, hoestaanvallen, epilepsie, kanker (waaraan hij waarschijnlijk aan is overleden) en schurft. Het is zeer waarschijnlijk dat Bonaparte last heeft gehad van al deze kwalen en ziektes, er bestaan zelfs bewijzen voor. In het leger was schurft erg gebruikelijk, iedereen krabde zich vanwege de ‘la gratelle’; een populair epigram tegen de keizer luidt:

‘Un jour, Napoléon, me prenant par la main,
Cette faveur est sans égale,
Dit : ‘De moi vous aurze quelque chose demain’
Le lendemain j’avais la gale’.


Napoleon had goede en slechte periodes. Toch compenseerde Napoleon veel met zijn enorme werkkracht, zijn lichaam moest dienstbaar blijven aan zijn geest.
Toch begon Napoleons lichaam hem steeds meer parten te spelen. Rond 1809 begint de zware aftakeling. Er zijn zelfs biografen die de neergang van Napoleon toeschrijven aan fysieke oorzaken. Een biograaf die er zo over denkt is Sokoloff, hij constateert een verandering in de geslachtsdelen en daarmee gepaard gaande seksuele uitputting, die de activiteit van een groot wilsmens heeft gebroken.
Deze theorie maakt de legende rond Napoleon nog mooier. Het is de zieke Napoleon die de boel in het honderd laat lopen. Het is de ziekte, die tekort schiet bij Borodino, Leipzig en Waterloo. Maar, hoe mooi is het niet dat zo een patiënt, aldoor verkouden, van een broos gestel, hoestend, neussnuitend, krabbend, enzovoort de wereld naar zijn hand kan zetten en zichzelf constant overwint. Dit is misschien Napoleons grootste veldslag geweest, de strijd tegen de kwalen en ziektes. Het getuigt van zijn enorme doorzettingsvermogen en wilskracht, wat hem groot heeft gemaakt.
Het is inderdaad de onbegrensde wils- en werkkracht van dit merkwaardige mens dat hem aan de macht gebracht heeft, hier is iedereen het over eens. Napoleon was altijd bezig, en had een verbijsterende activiteit, vooral verbijsterend door zijn intense karakter als door zijn duur.
In de tweede helft van Napoleons heerschappij ontaardt zijn enorme wilskracht en doorzettingsvermogen in een soort organisatiewoede, krijgt het iets krampachtigs, iets ongeduldigs; Napoleon krijgt het gevoel in de val te zitten. Dit gevoel was iets wat hij niet prettig vond, hij was op zijn best als hij de vrijheid kreeg om aan te vallen en de strategie te bepalen.
Aan het einde van zijn heerschappij probeert Napoleon wanhopig zijn ‘oude vorm’ terug te krijgen. Hij wil alles tot in de puntjes organiseren, en is er dan ook steeds langer mee bezig. Bonaparte sliep maar een paar uur per nacht, voor de rest hield hij zich in deze periode bezig met zijn passie voor reglementering, indeling, herindeling en onderindeling, die in de laatste van het Empire tot een administratieve chaos heeft geleid.

Ook zijn omgeving had hier veel van te lijden. Napoleon was niet alleen hard voor zichzelf, van zijn onderdanen verwachtte hij dezelfde inzet. Deze inzet werd onder druk verkregen, Bonaparte wilde het onderste uit de kan halen. Dit neemt zulke extreme vormen aan dat medewerkers aan zijn hof verzuchten: ‘Quel dommage, qu’il ne soit pas paresseux!’

Napoleons sterke punten

Over welke middelen beschikte hij verder? Niemand heeft ooit de ontzaglijke intelligentie van Napoleon Bonaparte in twijfel getrokken, een snelheid en juistheid van begrijpen en doorgronden; een talent om in verwarde problemen de grote lijnen van het grondstramien te onderkennen, een gave hoofd- en bijzaken in juiste rangschikking te onderscheiden, het moeiteloos vinden van de rechte weg tot het harte van de moeilijkheden en, misschien de mooiste van allemaal, de schitterende invallen, de plotselinge ‘verhelderingen’, dikwijls ’s nachts: ‘la présence d’espirit d’apres minuit’. Dit intellect in actie werd gesteund door een merkwaardig geheugen. Madelin citeert van Napoleon zelf de vergelijking van de ‘de laden van zijn hersens’, die hij maar hoeft open te trekken, om te vinden wat hij nodig had. Op Sint-Helena vertelde hij Gourgaud, dat hij in zijn jeugd de logaritmen van meer dan dertig tot veertig getallen had gekend, en dat hij de namen van alle regimentsofficieren, van de rekruteringsplaatsen, enz. later eveneens uit zijn hoofd had geweten. Hij las graag overzichten en tabellen: ‘Je prends plus plaisir à cette lecture qu’une jeune fille à celle d’un roman’. In zijn aantekeningen openbaart hij zich inderdaad als een echte cijfermaniak, al schreef hij ook vaak de verkeerde cijfers op, maar zelfs die onjuiste schonken hem nog het aangename plezier van precisie. Madelin vertelt, soms tweemaal in één werk, de anekdote van Napoleon als jong officier 24 uur opgesloten zit in een cel, daar op een stoffige plank een deel van Justinianus’ Digesta had gevonden en doorgelezen, waardoor hij vijftien jaar later tot stomme verbazing van de staatsraad hele bladzijden Romeins recht uit zijn hoofd kon opdreunen. Ieder moet hier maar van maken, wat hij wil; het staat echter wel vast, dat menige magazijnchef of telefoonjuffrouw de keizer om dat typische soort geheugen zou kunnen benijden. Als men bedenkt, wat een vertederende belangstelling de meeste van ons al koesteren voor de oude tante, die alle telefoonnummers en familieomstandigheden feilloos op aanvraag produceert, dan begrijpt men, wat de legende van dat keizerlijke geheugen heeft gemaakt…
Bovenal zijn de tijdgenoten diep betoverd door de wonderbaarlijke verbeeldingskracht van deze man. Citeren wij uit de formulering van Pariset: ‘Quand Napoléon était jeune, sa qualité d’esprit dominante était l’imagination, une imagination prodigieuse, telle qu’il ne s’en trouve pas de seconde dans une même génération d’hommes, à la fois représentative, et constructive, froide et ardente, concrete et illusoire, véridique et mensongere, apte à révéler comme à cacher la réalité, à meubler la mémoire de faits précis et classés, comme à sacrifier constamment le présent réel à l’avenir hypothéque’.

Napoleons persoonlijkheden

Het is de constructieve, dit inventieve element in de fantasie van de jeugdige Napoleon vooral, dat de tijdgenoten, een man als Goethe bijvoorbeeld, heeft geboeid ; de Bonaparte die voorzien en voorbereiden kan, dankzij zijn machtige verbeelding, welke alle mogelijkheden en ontwikkelingen omvat en voortdurend aan ‘t uitbouwen is in de toekomst; is hij als jong generaal in Italië aangekomen, dan omvat zijn blik het hele land; nauwelijks is hij in Egypte, of hij maakt een begin met de verovering van ‘Indië’, en zelfs van heel ‘Azië’. De tijdgenoten hebben al het gevaar ingezien, de andere zijde van deze fantasie, de instelling op fata morgana, vooral later: ‘Qui a voulu suivre sa marche l’a vu se créer une Espagne imaginaire, un catholicisme imaginaire, une Angleterre imaginaire, une finance imaginaire, une noblesse imaginaire, bien plus, une France imaginaire’. Het is deze grenzenloze verbeelding, die zich tenslotte geen grenzen meer stelt, die een nuchter man als minister Decrés de vaak geciteerde uitroep ontlokt, al jaren voor de ineenstorting trouwens, dat Napoleon absoluut gek was en dat het eind zou zijn, dat hij heel Frankrijk in het verderf zou storten: ‘Il se perdra et nous nous perdrons tous avec lui’; het is de duizeling tegenover de ontzaglijke concepties van een man, die de werkelijkheid schreef trekt, alle mogelijkheden zonder perspectief en zonder proportie in hetzelfde vlak plaatst en de zin verliest voor de juiste kracht en de bruikbaarheid der toegepaste middelen ten opzichte van doeleinden, die steeds verder opschuiven in de sfeer der onmogelijkheid. Met het gevolg, dat deze verbeelding met de jaren meer en meer steriel wordt, door de aard en de afmetingen van zijn concepties juist minder creatief wordt en niets meer tot stand brengt van betekenis. Het is alsof wat wij tegenwoordig noemen de ‘feeling’ voor verhoudingen, de intuïtie, het sensitieve in deze merkwaardige psyche al vroeg is gaan afstompen. ‘ Een romantisch dichter als daadmens’ is Napoleon al eens genoemd ‘un incomparable poète en action. Son poème est sa vie entière et il n’y en pas qui l’égale’.

Was hij een bruut of een zachtaardige man?

In haar meer vulgaire lagen staat de ‘dappere’ Napoleon, de ideale Indianenhoofdman, de vechtheld vlak naast de deur. Was Napoleon dapper? ‘Der echte Mut is oft gewisz nicht anderes als der Ausdruck für eine sozusagen
metaphysische Überzeugung von der eigenen Überflüssigkeit’, zegt Schnitzler en legt men deze maatstaf aan, dan was Napoleon een lafaard. De moeilijkheid ligt vooral in ons gemis aan inzicht in de moed, zoals die welke op het slagveld als hoogste deugd geldt. Is hij veel meer dan een ‘fuite en avant’? Wat ligt er aan bravoure, aan werkelijk lef in opgesloten? Er is een Napoleon geweest, die de brug bij Arcole heeft bestormd, die op het slagveld inderdaad bedaard en in persoonlijk gevaar zijn taak heeft verricht. Maar er is ook een lafbek Napoleon geweest, die in de slag bij Hanau bibberend is weggekropen, wiens moreel helemaal tekort schoot op weg naar Elba. Menselijk, al te menselijk…Met de laffe Napoleon kan de legende helemaal niets aanvangen en sommige geschiedschrijvers komen haar tegemoet, hetzij door bepaalde feiten rustig te verzwijgen, hetzij door een handige woordkeuze. Natuurlijk is Napoleon in het ‘sauve qui peut’ bij Waterloo net zo hard meegelopen als de rest, zodra hij inzag, dat zijn leiding niets meer kon doen tegen de paniek. Daar moet echter meestal aan te worden toegevoegd een zin als ‘il chercheit vainement une mort de soldat’. Arme Napoleon, die zo graag de soldatendood was gestorven en ondanks de gruwelijke vervolging der Pruisische huzaren daar niet in geslaagd is!

De legende

Geschiedschrijving en legende staan op de dezelfde manier naast elkaar ten aanzien van de mensenkenner Napoleon. De legende verkondigt de wijze, die, met een zesde zintuig gewapend, uit duizenden eerzuchtigen een keurkorps van hoge en lage ambtenaren samenstelt, ieder voor zijn speciale taak berekent.
De legende gaat dus dat Napoleon feilloos goed ‘personeel’ wist aan te nemen. Dit is echter niet helemaal waar. Aan het hoofd van de schatkist plaatste hij bijvoorbeeld Barbé-Marbois, een zeer rechtschapen mens, maar uitermate dom. De Eerste Consul hield hem zelf ook voor onbegaafd- ‘hij verbeeldt zich, dat hij niet liegen mag’ hoonde hij-, maar liet de zonderlinge minister betijen, omdat hij, Napoleon, wel voor hem denken zou. Intussen schreef Barbé-Marbois een boek met de aantrekkelijke titel: “over de beste methode, de mensen smaak voor de deugd te laten krijgen’ en liet Napoleon voor zich denken. In de derde coalitieoorlog was de deugdzame minister aan zichzelf overgelaten en liet, zoals wij nog later zullen zien, onder zijn ogen de schatkist voor miljoenen leegplunderen door een zwendelkliek. ‘Majesteit, ik breng u mijn hoofd’ moet de ongelukkige tegenover zijn teruggekeerde meester gestameld hebben met als enig antwoord natuurlijk: ‘Wat wil je, dat ik daarmee doe, stomme hond!’

De legende propageert nog allerlei Napoleons. Over de godsdienstige Napoleon, volgens de deskundige Duitse klerikaal Windthorst: ‘die bedeutendste geistige und materielle Kraft des Jahrhunderts’, zal nog veel te zeggen zijn, evenals over de veel minder getapte bijgelovige Napoleon, die overigens weer veel meer historisch is. De aartszuinige Napoleon en de spilzieke imponeren de burgerman tegelijk: de man die met de miljoenen smijt en op de centimes let, die een civiele lijst heeft van vijfentwintig miljoen per jaar (evenveel als Lodewijk XVI, berucht om zijn geld weggooien) en precies vaststelt, hoe lang hij zijn kleren wenst te dragen. De Napoleon, die uit de handen van een toevallig ontmoete paleisdame de waslijst neemt en natelt, die de hoeveelheid verbruikte suiker deelt door het aantal bewonders der Tuilerieën (en bij al deze controle nochtans gruwelijk wordt bestolen!) is een lieveling van het grote publiek, dat zijn helden graag in dit soort zwakheden ziet. Men heeft ook een zwak voor de goedmoedige Napoleon, de fatsoenlijke huisvader, die de prefect van Tours de toestemming weigert tot de oprichting van een standbeeld voor Agnès Sorel, de maîtresse van een koning: ‘cela me paraît inconvenant’. Er was ook iets verlegens in de man, een zekere bedeesdheid, die zich, als zo vaak verborg achter bruuskheid en grofheid; tegenover Talleyrand, Alexander en Louise van Pruisen bleef de keizer altijd de timide, linkse jongen van lage komaf. Een charmante gastheer soms: ‘hij is erg lief voor kinderen’ heet het hier en daar. Ook de groten zien hem wel eens van die kant. Hij zegt soms over zichzelf : ‘Je suis assez bon homme. Mais dès ma première jeunesse je me suis applqué à rendre muette cette corde qui chez moi ne rend plus aucun son’ Men heeft er wel eens over gediscussieerd, of Napoleon heeft kunnen lachen ; het is wel zeker de de ‘inamusable’ van het stijve imperiale hof als Eerste Consul, toen alles zo wonderwel lukte gemakkelijk en vrolijk lachte en op Sint-Helena scheen hij van allen soms de opgewekste. Daar is verder de sentimentele Napoleon, die aan deze zonde van zijn tijd offert; wij vinden Werther en Ossian tot in de veldbibliotheek van Waterloo toe.
Wij vinden de bullebak zijn hele historie door even constant aanwezig als de sentimentele jongeling. Een paar staaltjes uit de onuitgegeven correspondentie; als in Padua de een of andere grote familie zich misdraagt, zal hij haar ‘détruire de fond en comble’ (aan Eugéne 28/5/1809). Als er in Neurenberg een relletje plaats vindt: zes raddraaiers in ’t openbaar hangen (3/7/1809 aan Berthier). In Tirol moet Lefebvre (30/7/’09) zes grote dorpen zo verwoesten, dat er geen spoor van overblijft… enz. enz. Don Carlos en Alva in één persoon dus. Maar teven Philips, de mensenhater, die niet zwichten wil voor illusies, de cynische verachter van alles wat nobel, edelmoedig, geestdriftig, durft te zijn. Het is het noodlot van deze dictatuur, dat zij van haar omgeving niets meer heeft willen overlaten dan een zwijgende, kruipende bende, zonder andere banden aan de heerser gehecht dan angst en eigenbelang en daarom al door die heerser, scherpzinnig als hij is, des te dieper veracht. Het zijn echter juist de ondeugden der mensen, die als voetstuk voor zijn grootheid moet dienen. Hij weet wel, dat ze hem haten: wat zullen ze zeggen, als het eenmaal mis met hem loopt? ‘Goddank, eindelijk eens ademhalen!’ Een goede koning is een mislukking: ‘Mon frère, quand on dit d’un roi qu’il est bon, le règne est manqué’ (tot koning Lodewijk).
Het is geen wonder, dat Napoleon de mensen tenslotte diep en diep verachtte. Daartoe droeg ook de weerzinwekkende vleierij bij, waarmee hij tot de dag van zij val toe is vervolgd en waar de bronnen vol van staan. En dat werd er niet beter op, toen de vleiers bemerkten, dat hij hun schone woorden weliswaar minzaam of ook wel nors afwees, maar niettemin beloonde; voor het valse geld van hun opgeschroefde betuigingen was aan de Tuilerieën altijd wel wat te koop. Zelden heeft iemand de mensen zo in hun jammerlijke naaktheid aanschouwd als Napoleon, zelden heeft iemand minder recht gehad, zich daarover te beklagen, omdat de gene en zelfbeheersing niet door hem werden gewaardeerd. Hij wilde die kruipers en hielenlikkers om zich heen, hij wilde die kromme ruggen zien, dat geslijm horen. Toen de notabelen van Montpellier tijdens het Consulaat een standbeeld hadden willen oprichten voor Charles Bonaparte, zijn vader (in die stad overleden) had de jonge heerser deze overdreven geste nog afgeketst; zo zou men ook voor zijn groot- en overgrootvader monumenten kunnen oprichten. Maar de kranten leren hem spoedig deze matiging af enhij wende aan de meeste domme, vulgaire ophemelarij: hij eet niet, slaapt niet, spreekt voortduren aforismen; nog voor Marengo heet hij al Alexander de Grote en krijgt hele ladingen idiote vergelijkingen over zich heen. Jegens de keizer kende men helemaal geen reserves meer. Geestelijke en burgerlijke ambtenaren joegen elkaar op.

Met de successen van het Empire neemt de vleierij tegen Napoleon toe. De citaten, door A.Lévy gegeven, ademen een werkelijk weerzinwekkende serviliteit. Als de keizer gaat scheiden, vindt de voorzitter van de Senaat in de geschiedenis van Frankrijk passende exempelen, omdat de beste Franse vorsten, Karel de Grote, Filips II Augustus Lodewijk XII, Hendrik IV, ook hun vrouwen hadden verlaten. Een dag na de geboorte van de koning van Rome komt dit zelfde eerbiedwaardige lichaam zijn opwachting maken bij de toekomstige monarch; de leden buigen tot op de grond, houden toespraken en de gouvernante, Mme de Montesquiou, antwoordt voor het borelingske. Zij hebben eenvoudig de zin voor het belachelijke verloren, deze senatoren, nota bene de waardigste vergadering van het keizerrijk.

Was Napoleon het waard om een standbeeld te krijgen?

Dit zijn dan ook precies dezelfde mannen, die bij de ineenstorting van het Empire het eerst en het meest brutaal van allen de keizer zullen wegtrappen, die zullen klagen over tirannie en de vreemde legers juichend begroeten. Het is de burgemeester van Orgon, die bij thuiskomst uit Egypte in 1799 knielend een begroetingsrede had uitgesproken en nu in 1814 uitroept, dat hij hem wel met zijn eigen handen zou willen ophangen. Als Napoleon van Elba terugkomt in de Tuilerieën, dan vindt hij in de werkkamer van Lodewijk XVIII de adressen van gelukwens, tot de koning gericht, zinspelend op de ‘usurpator’, de ‘Corsicaan’; na enige dagen komen soortgelijke adressen binnen, nu tot hemzelf gericht, de ‘held’, de ‘bevrijder’. Een bittere ervaring, meer bevestiging dan verrassing vermoedelijk, iets wat Napoleon kon verwachten na 15 jaar tiran te zijn geweest.
Want, zoals gezegd, hij had dit zo gewild; hij had genoten van de knielende mensen; hij had eerbied geëist van de hoogst geplaatsten, van de bekwaamsten, van de brutaalsten; dat een onbehouwen vlegel als maarschalk Vandamme had moeten erkennen: ‘Ik, die God noch duivel vrees, beef, als ik bij hem kom’, deed hem onzegbaar goed. Het is moeilijk een woord te vinden, dat de Napoleontische eerzucht helemaal weergeeft, hij zegt: ‘ ze is als het bloed, dat door mijn aderen loopt, als de lucht, die ik inadem’’. Hij houdt van de macht ‘als een musicus van zijn viool’.

Napoleon en vrouwen

De persoonlijkheid van Napoleon in geschiedenis en legende kan tenslotte niet los worden gezien van zijn verhouding tot vrouwen in ’t algemeen, en van zijn twee echtgenotes in ’t bijzonder. De napoleon van toneel en film wordt ook als minnaar, als echtgenoot, vader, Don Juan en Casanova gewaardeerd. De abonnee van de leesbibliotheek, de bioscoopbezoeker verwacht van zijn grote mannen iets op dit terrein. Hendrik IV en Lodewijk XIV zijn daar in sterkere mate aan tegemoet gekomen dan Napoleon, maar Napoleon zelf is interessanter, zijn tijd is de romantiek; Joséphine en Marie-Louise, de idylles en escapades van Napoleon zijn veel interessanter dan die van de Zonnekoning.
Napoleon had veel vrouwen, en we willen niet iedere vrouw laten zien die een rol in Napoleons leven heeft gespeeld. Dit zijn er naar keizerlijke begrippen eigenlijk niet eens zo veel, een tweetal wettige vrouwen, tien tot twintig gravinnen, hofdames, actrices en voorlezeressen. Vergeleken met het aantal vrouwen dat zich aanbood is dit best bescheiden te noemen.
Napoleon had niet de kracht en de zin om een grote Renaissance-minnaar te worden, maar om te stellen dat hij droog stond is ook overdreven.
Hoe zat Napoleons liefdesleven in elkaar? Een mengsel van timiditeit en bruutheid, met een uit zijn Corsicaans milieu misschien wel afkomstige overtuiging omtrent de minderwaardigheid van de andere sekse, die hem de vrouw alleen deed waarderen als kloek; een groot wantrouwen tegen de intellectuele vrouw en een positieve afkeer van de vrouw in de politiek.
Met het toenemen van zijn macht gaat de scepsis van zijn jonge jaren geleidelijk over in verachting. Het is nog niet zo erg, wanneer de jonge Napoleon zegt:’ Pour une, qui nous inspire quelque chose de bien, il en est cent qui nous font faire des sottises’. De latere keizer spreekt heel andere taal tot de dames; de ene verwijt hij haar lelijke jurk, de andere haar rode armen, een derde de coupe van het haar; hij doet ze blozen door smerige taal of treitert ze met opmerkingen over haar echtgenoten; hij vindt het heerlijk, dat Mme de Custine, door hem gevraagd ‘Aimez-vous toujours les hommes?’ op deze schijnbaar ondubbelzinnige vraag heeft geantwoord: ‘Oui sire, quand ils sont polis’. Kortom, niet echt een man om gezellig mee samen te wonen.
Toch zorgde Napoleon wel goed voor zijn vrouwen. Als hij ze zelf niet meer nodig had zorgde hij ervoor dat ze opnieuw trouwden met een rijk iemand. Zo bleef hun reputatie intact.
Ook materieel kwamen Napoleons vrouwen niets tekort. Josephine had op een gegeven moment 520 paar schoenen, 97 hoeden, 71 paar kousen, 995 paar handschoenen, 60 kasjmiersjaals van 6.000 à 10.000 francs, en 498 hemden waarvan de keizerin ‘pour sentir la caresse de toutes’ er elke dag drie aantrok, welke wisseling het grootste deel van haar tijd opeiste. En dan hebben we het nog niet eens over haar ontelbare aantal jurken.

Napoleon had een voorkeur voor mooie vrouwen (wie niet?) maar vond dit naarmate hij ouder werd minder belangrijk. Vooral met het oog op zijn troonopvolging besloot hij met een Oostenrijkste (lelijke) vrouw te trouwen. Haar moeder had 13, haar oma 17 en haar overgrootmoeder 16 kinderen gebaard. Napoleon, die er van overtuigd was dat de oorzaak van zijn kinderloosheid niet aan hem lag besluit met haar te trouwen.
Toch laat hij later blijken niet gelukkig te zijn met iemand die zo lelijk is. Als zij dan ook nog overspel pleegt laat Napoleon haar uit zijn leven verbannen. Er komen geen kinderen.

Dit alles in overweging genomen zien we dat Napoleon geen makkelijk leven heeft gehad. Dit lag niet alleen aan de omstandigheden, maar ook aan zijn eigen karakter. Napoleon was een grillige man, die niet snel tevreden was. Hij stelde hoge eisen aan alles en iedereen, inclusief zichzelf. Omdat zijn fysieke gezondheid nogal wat te wensen overliet moest Napoleon één en ander compenseren met zijn karakter. Dit ging erg goed, want er zijn in de geschiedenis weinig mensen geweest met zoveel wilskracht en doorzettingsvermogen. Bonaparte leefde voor macht, en dit wilde hij koste wat het kost bereiken. Ook in de laatste periode van zijn leven weigert hij de moed op te geven, iets wat hem erg karakteriseert. Wij vinden dat Napoleon een man is om bewondering voor te hebben, al heeft hij enorm veel mensen de dood in gedreven.

Conclusie

Na het maken van dit werkstuk hebben wij in de gaten gekregen dat Napoleon een zeer complex figuur was wiens karakter niet in enkele woorden te vangen is. Wij zullen proberen toch enkele vragen te beantwoorden?

Napoleon, geniale man of product van zijn tijd? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zullen we de afzonderlijke deelonderwerpen eerst moeten behandelen.
Als eerste willen we iets zeggen over de omstandigheden waarin Napoleon tot grote hoogten kwam. In het Frankrijk na de Franse Revolutie was veel onrust. Het volk was in opstand gekomen, en wilde veranderingen. Deze omstandigheden waren voor Napoleon ideaal. Hij kon uiteindelijk opklimmen tot keizer omdat het volk behoefte had aan een held, iemand die ze konden vereren. Als Napoleon Bonaparte zichzelf niet op de voorgrond getreden was, was er vast wel iemand anders opgestaan om de leiding over te nemen.

Hoe kon het nu dat het juist Napoleon was die de grote leider van Frankrijk werd? Dit willen we beantwoorden in het volgende deelonderwerp, het karakter van Napoleon.
Napoleon Bonaparte was een slimme man. Strategisch was hij erg sterk, wat hem vooral bij het oorlog voeren goed van pas kwam. Hij heeft keizer kunnen worden door zijn enorme doorzettingsvermogen en wilskracht, en door het totale gemis aan waarden, normen en religie. Toen Napoleon op latere leeftijd steeds meer begon te lijden aan ziektes bleef hij door zijn karakter overeind. Ook zijn karakter is dus bepalend geweest voor zijn opklimmen binnen het systeem.

Ook de reactie van Europa op Napoleon is van invloed geweest op de enorme macht van Frankrijk. Napoleon deed voorkomen dat hij en zijn leger oppermachtig waren, iets wat vaak ook wel waar was. Op deze manier heeft het Franse leger angst aangejaagd, iets waar nog lang op werd geteerd. Aan het einde van Napoleons carrière kregen de Europeanen in de gaten dat Napoleons leger verslagen kon worden, als men maar een goed aanvalsplan had. Toen men het zelfvertrouwen kreeg dat Napoleon te verslaan was, was het ook snel afgelopen met Napoleons macht.

Nu het antwoord op de hoofdvraag: Was Napoleon een geniale man of een product van zijn tijd? Wij denken dat beide elementen niet los van elkaar te zien zijn. Natuurlijk moest er aan het einde van de achttiende eeuw iets gebeuren in Frankrijk, maar dit had net zo goed kunnen gebeuren door een ander iemand. Het was door Napoleons grote wilskracht en doorzettingsvermogen dat hij op de zo begeerlijke positie van keizer terecht kwam. Hij hield van macht, en had er alles voor over om dit te bereiken.
Veel Fransen vonden dan ook de dood in de poging om zijn macht almaar uit te breiden.
Er kan dus gesteld worden dat Napoleon precies de juiste man op de juist plaats is geweest. Raar te bedenken dat de geschiedenis heel anders had kunnen lopen……


Evaluaties

Evaluatie Ingrid

Toen we de opdracht kregen om het Profiel Werkstuk te maken begon ik met frisse moed. Omaïma en ik hadden al vrij snel een onderwerp, en ik dacht dat het allemaal wel vrij vlot zou verlopen. Ik begon informatie te zoeken, iets wat erg makkelijk ging omdat er nou eenmaal enorm veel informatie is over Napoleon. Niet alleen was er veel te vinden qua boeken, ook het Internet staat vol met sites over Napoleon. Toen zag ik even door de bomen het bos niet meer. Ik wist niet meer waar ik moest beginnen en welke informatie ik wel of niet moest gebruiken. Na tegen mezelf gezegd te hebben dat ik me niet zo druk moest maken ben ik in de herfstvakantie maar gewoon gaan beginnen, wat eigenlijk boven verwachting erg goed ging. Omaïma en ik hadden afgesproken dat we de stof zouden verdelen, dus ik wist precies wat ik moest doen. Als we allebei ons deel af hadden, zouden we er samen een conclusie aan schrijven en er één geheel van maken. Voordat ik het wist had ik aan het einde van de vakantie 9 kantjes af, en had ik nog meer te vertellen. Hoe meer ik over Napoleon schreef, hoe boeiender ik het begon te vinden. Ik ben dan ook nog steeds blij met het onderwerp, ik denk dat het geen kwaad kan om je te verdiepen in een man die de geschiedenis van Frankrijk zo ingrijpend veranderd heeft, het was erg leerzaam.
Nadat ik die 9 kantjes afhad kreeg ik het zo druk met de rest van mijn schoolwerk dat ik alles een beetje heb laten zitten. Pas drie weken voor de inleverdatum pakte ik de draad weer op, dit ging gelukkig erg makkelijk. Een week voordat het werkstuk ingeleverd moest worden hadden we allebei ons deel af en konden we elkaars stukken door gaan lezen. We hebben alles samen gevoegd en een conclusie geschreven. Ook de plaatjes voor in het werkstuk waren geen probleem, er stonden er genoeg op Internet.
De samenwerking ging vrij goed, maar af en toe was het wel vervelend dat we niet bij elkaar in de klas zaten. We werkten soms een beetje langs elkaar heen, iets wat we opvingen door goede afspraken te maken. Hierdoor is het uiteindelijk een goed geheel geworden.


Evaluatie Omaïma

Ik heb ervan genoten om aan dit werkstuk te werken. Het ging in het begin wel erg moeizaam op, maar ik kreeg er meer zin in. Dit kwam omdat ik eigenlijk helemaal niks van Napoleon wist. Ik wist dat hij iets met Frankrijk te maken had, maar dat was het dan ook. Door me in de boeken te verdiepen en de achtergronden kwam ik vele ontdekkingen tegen, waar ik nog nooit van had gehoord.

De samenwerking tussen beide ging heel erg vlot. We hebben alles goed opgesplitst. We hadden allebei ons eigen deel, waar we tevreden mee waren. Het resultaat is mede door de goede samenwerking erg goed geworden.

Toen we met dit werkstuk begonnen, dacht ik dat we alleen maar met geschiedenis bezighielden. Maar de praktijk spreekt dat tegen. De boeken en sites kregen we heel veel franse teksten naar voren. Die teksten heb ik ontcijferd met mijn schoonzus en moeder. Ik heb ook grote hulp van deze twee gehad. Het was eigenlijk ook nog eens heel goed voor mijn Frans.

Taakverdeling


Taken samen

• Onderwerp verzinnen
• Taken verdelen
• Plan van aanpak bedenken
• Evaluatiegesprekken houden (praten, praten, praten……)
• Met mevr. Bruinekool over voortgang praten
• Individueel gemaakte delen bij elkaar voegen
• Conclusie schrijven
• Werkstuk afronden
• Logboek bijhouden


Taken Omaïma

• Informatie verzamelen over eigen onderwerp, bibliotheek en internet
• Informatie doorlezen
• Informatie verwerken in het werkstuk
• Plaatjes zoeken
• Eigen evaluatie schrijven
• Artikelen zoeken


Taken Ingrid

• Informatie verzamelen over eigen onderwerp, bibliotheek en internet
• Informatie doorlezen
• Informatie verwerken in het werkstuk
• Plaatjes zoeken
• Eigen evaluatie schrijven
• Voorkant maken
• Inleiding schrijven
• Bronvermelding maken

Bronvermelding


Boeken:

• Otto Flake, De Franse Revolutie, Amsterdam 1994
• Jacques Presser, Napoleon, Historie en Legende, Den Bosch 1946
• Paul Johnson, Napoleon, Amsterdam 2002
• Adrian Gilbert, De Franse Revolutie, Harmelen, 1996


Internetadressen:

• www.collegenet.nl
• http://www.despin.net/lessen/Franse_revolutie/
• http://www.historischhuis.nl/Nieuwe/NieuweNap.html
• http://www.napoleon.org/en/home.asp
• http://napoleon.pagina.nl
• www.scholieren.com
• http://www.teleacnot.nl/sites/schooltv/vroeger_en_zo/vz_werkstuk/vz_napoleon.shtml

• plus diverse andere internetsites voor de plaatjes, via de afbeeldingenmogelijkheid op www.google.com




Artikel over Napoleon

Europa, dinsdag 29 oktober 2002
Napoleon is niet vermoord, hij stierf gewoon aan kanker
PARIJS - Het is nu officieel. Napoleon is tijdens zijn ballingschap op het eiland Sint Helena overleden aan de gevolgen van maagkanker. Hij is niet vergiftigd en de Britten hebben hem dus niet vermoord. Dat blijkt uit een Frans onderzoek waarvan de resultaten gisteren werden bekendgemaakt.
De theorie van de vergiftiging leek bevestigd door de ontdekking dat het haar van Napoleon een zeer hoog gehalte aan arsenicum bevatte. Vorig jaar bleek uit onderzoek van een haarlok van Napoleon, afgeknipt op zijn sterfbed, nog dat de hoeveelheid arsenicum in zijn haar tussen de zeven- en 38 maal zo hoog was als normaal. De daders moesten logischerwijs in Londen zetelen, zo werd vermoed. De Franse keizer overleed op 5 mei 1821. Hij was toen 51 jaar oud.
In het nieuwe onderzoek is gekeken naar negentien haren van Napoleon afkomstig uit de jaren 1805, 1814 en 1821, maar dan vlak voor hij werd verbannen. Alle haren bevatten een uitzonderlijke hoeveelheid arsenicum.
Het arsenicum kan afkomstig zijn uit het behang van Napoleons woning, of in hout dat er werd gestookt. Maar het meest waarschijnlijke, volgens de onderzoekers, is dat de oorzaak van het hoge arsenicumgehalte gezocht moet worden in Napoleons ijdelheid. Hij gebruikte vermoedelijk een haargroeimiddel, dat in die tijd zeer veel arsenicum bevatte.
Copyright: Trouw

Geen opmerkingen: