Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

vrijdag 29 februari 2008

Profielwerkstuk Ckv Mode in de 20e eeuw

Mode in de 20e eeuw

Inleiding

Trend, stijl, collectie, confectie, haute couture en design allemaal woorden die erg belangrijk zijn in de modewereld, maar wat is mode eigenlijk? Mode is ontstaan in de 14de eeuw en is sindsdien nooit meer weggeweest. Tijdelijk gebruik in kleding, manieren, uiterlijk voorkomen staat er in het woordenboek over dit fenomeen. Natuurlijk houdt mode meer in dan dat. Dat hebben we ondervonden doordat we het profielwerkstuk hierover gemaakt hebben. Mode is niet alleen trends die gevolgd moeten worden, maar het gaat meestal gepaard met politieke, economische, sociologische, psychologische en culturele veranderingen.
Mode geeft een weergave van de identiteit.
Mode zit overal, tegenwoordig is ons dagelijks leven er helemaal mee doordrongen.
Maar hoe heeft de mode zich ontwikkeld in de 20e eeuw? Wat is mode? Wie zijn de ontwerpers die de creaties bedenken? Hoe ziet de mode er per decennium uit? Welke stijlen kun je in deze ontwikkeling terugvinden? De antwoorden van deze vragen staan in ons werkstuk.
We hebben het onderwerp mode gekozen omdat we het allebei interessant vinden om er meer over te weten te komen. Er komt veel kijken bij het maken van mode, en gaat ook veel vooraf bij het produceren van mode. Een nieuwe mode is eigenlijk een reactie op de tijd daarvoor, en daarvoor zal er altijd weer nieuwe mode blijven ontstaan. Het begrip mode is veel ingewikkelder dan het eigenlijk lijkt en dat willen we ook laten zien met dit werkstuk.

Deelvraag1.
Wat is mode?

Mode is meer dan kleding. De mens heeft kleding nodig om zich te beschermen tegen hitte, kou, regen, sneeuw en zonnestralen. Als het alleen om de bescherming tegen weerinvloeden zou gaan, zou voor de mens slechts een aantal kledingstukken voldoende moeten zijn. Maar kleding heeft natuurlijk een veel bredere functie: enerzijds wil de mens zich mooi maken en anderzijds kan de mens zich zo onderscheiden van anderen.
Kostuums of uniformen zorgen ervoor dat de verbondenheid met de groep benadrukt wordt. Het uniform wordt, in tegenstelling tot de mode, door duurzaamheid gekenmerkt. Het laat weinig ruimte over voor het individuele, maar maakt de drager ervan herkenbaar als lid van een bepaalde groep. Het uniform brengt het geloof in het onveranderlijke, het archetypische tot uitdrukking. Tot in de 19e eeuw dicteerden de kledingvoorschriften wie welke kleding mocht dragen. Op die manier werden sociale verschillen zichtbaar gemaakt en bevestigd. Overtredingen van deze voorschriften waren strafbaar en de opgelegde straffen waren heel vaak noodzakelijk: op de ijdelheid van de mens kreeg de gemeenschap, zelfs met regels, maar moeizaam grip.
De ontwikkeling van de mode begon op het moment dat de mens dat leuk vond om zichzelf mooi te maken en op te doffen. Opeens wogen mensen het plezier van een nieuw en modieus kledingstuk af tegen de functionele eisen ervan. De mode maakte als het ware een paradox zichtbaar: de mens wilde in zijn kleding uitdrukking geven aan zijn uniekheid, maar tegelijk moest die kleding ook uitdrukking geven aan zijn verbondenheid met de groep. In tegenstelling tot klederdracht of alledaags kleren was mode voortdurend aan veranderingen onderhevig. Mode accentueerde het individuele en ontleende juist daaraan zijn charme.

Je kunt het bestaan van de mode en de veranderingen in de modewereld met sociale, politieke en economische ontwikkelingen verklaren, maar het is de vraag of dat voldoende is om het fenomeen mode te omschrijven. Deze veranderingen hebben weliswaar een grote invloed op de ontwikkeling van de mode, maar minstens zo belangrijk is ook het genoegen dat de mens beleeft aan de schoonheid, de kleuren, de lijnen en de vormen ervan. Als het om de vorm gaat, volgt de mode - net als de kunst en daarmee is de mode met kunst te vergelijken - zijn eigen wetten. De mode interpreteert net als de schilderkunst of de literatuur de wereld op een heel eigen manier. Mode is dus meer dan een massaproduct; de betekenis van mode reikt veel verder dan alleen maar functionaliteit. Mode balanceert op het koord tussen grootschalige massaproducties en enkele unieke meesterwerken. Veel couturiers werken samen met kunstenaars of zien zichzelf als kunstenaars of zien zichzelf als kunstenaar. Juist de huidige modemanifestaties, zoals de modeshows en de modefotografie, hebben nog maar weinig te maken met de praktische en draagbare kleding en lijken meer op theaterspektakels, waarbij kledingstukken worden getoond die eigenlijk volstrekt ondraagbaar zijn. De haute couture en de modieuze ensceneringen lijken een op zichzelf staande kunstvorm te zijn geworden. In de haute couture moeten couturiers steeds weer nieuwe ideeën bedenken rondom het menselijk lichaam.

Haute couture, de ‘hoge kleermakerskunst’, ontstond in de 19e eeuw en had lange tijd dezelfde betekenis als mode. Nu speelt de haute couture geen belangrijke economische rol meer in de mode. Haute couture is tegenwoordig een belangrijk reclamemiddel, waarvan het succes en de goede naam van een modehuis afhangen. Nog maar 6 procent van de omzet, zo meldde de Franse Vogue in 1997, werd met de haute couture gerealiseerd, de rest werd met licenties of prêt-à-porter verdiend. Tot 1990 bestonden er voor couturiers strenge regels. Iedere couturier moest een atelier hebben met zeker twintig naaisters en de collectie moest tenminste uit 75 stukken bestaan, die met de hand en op maat gemaakt waren; alleen dan was er sprake van haute couture. Vanaf 1960 nam de populariteit van de haute couture af en kwam de prêt-à-porter opzetten. De ideeën en benaming voor deze mode werden ontleend aan het Amerikaanse voorbeeld van ‘ready to wear’, die daar al in jaren ’40 zijn intrede had gedaan. Tegenwoordig is de prêt-à-porter de belangrijkste bedrijfstak van de grote modehuizen: modieuze kleding wordt weliswaar door modeontwerpers ontworpen, maar het wordt industrieel en in grote hoeveelheden gemaakt en verkocht. Vergeleken met de haute couture is prêt-à-porter daarom voor een veel groter publiek betaalbaar. Veel modeontwerpers maken tegenwoordig alleen nog maar prêt-à-porter, zoals de Amerikanen Calvin Klein en Donna Karan of de Engelse Vivienne Westwood.
Prêt-à-porter is de chique branche van de confectie. De confectie bestaat zeer verschillende geprijsde modellen van uiteenlopende kwaliteit. Hiertoe hoort bijvoorbeeld ook de mode die in de warenhuizen verkocht wordt. De confectie haalt tegenwoordig geweldige omzetten, doordat zij in grote hoeveelheden goedkoop kan worden geproduceerd, door velen gedragen wordt en snel wordt afgedankt voor een nieuw kledingstuk. De kunst van het ontwerpen speelt nauwelijks meer een rol; de kleding moet draagbaar zijn en in elk geval de laatste mode volgen.

Deelvraag 2.
Wat zijn de beroemdste ontwerpers van deze eeuw?

Couturiers

Op de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs beleefde de Franse haute couture haar eerste moment van succes. In het Pavillon de l’Elégance presenteerden enkele geselecteerde modehuizen hun kostbare creaties. Een eeuw lang gold Parijs als het modecentrum van de wereld. Deze reputatie werd telkens opnieuw gevestigd met de opkomst van de ontwerpers. Aan het begin van de eeuw heetten ze nog couturiers en voelden ze zich de bewakers van de graal van de hoge kleermakerskunst. Een couturier die zich uit de grote hoeveelheid talentvolle ambachtslieden wilde opwerken, moest over zeer veel eigenschappen beschikken. Hij moest een kunstenaar, zakenman, entertainer, presentator en regisseur ineen zijn.
In het volgende hoofdstuk wordt er verteld over de grootste en belangrijkste ontwerpers van de 20e eeuw.


Charles Frederick Worth (1825-1895)

Uitgerekend een Engelsman is grondlegger van de Franse haute couture. Na een opleiding van zeven jaar in de Londense textielbranche kwam Charles Frederick Worth als 20-jarige modeontwerper naar Parijs. Dertien jaar later, in 1858 vestigde hij met zijn Zweedse partner Boberg in de Rue de la Paix een eigen haute couturehuis, dat hij vanaf 1871 alleen leidde. Worth was de eerste modeontwerper die tot sterstatus uitgroeide, doordat hij zijn kledingstukken als kunstwerken signeerde. Bovendien presenteerde hij één keer per jaar een nieuwe collectie en introduceerde hij zodoende de verkoopbevorderde constante van verandering in de mode, waarvan alle ontwerpers ook tegenwoordig nog profiteren.
Hij was de eerste couturier die mannequins in plaats van paspoppen gebruikte voor de presentatie van zijn nieuwste modellen. Hij ontwierp de gekunstelde crinoline, de cul de paris en enkele snijtechnieken die tegenwoordig niet meer weg te denken zijn uit de modegeschiedenis. Er werd op de wereldtentoonstelling niet eens een nieuwe lijn gepresenteerd. De eigenlijke sensatie werd veroorzaakt door de optimistische zendingsdrang van de nieuwe couturiers, die zich allemaal oriënteerden op Worth. De ontwerper zelf was toen al vijf jaar dood. Worth had als eerste een engelse kniptechniek met de Franse pracht en praal gecombineerd. Daarmee was hij de eerste echte couturier.

Gabrielle Coco Chanel (1883-1971)

Gabrielle Chanel werd in 1883 in de franse provincie geboren als dochter van een straatventer en een boerenvrouw. Na de vroege dood van haar moeder groeide ze op in een weeshuis, waar ze door de nonnen werd verzorgd. Daar leerde ze op jonge leeftijd kleren naaien. Via haar eerste minnaar, Etienne de Balsan, kwam Chanel in contact met de modewereld. In 1910 opende ze met financiële `steun van haar ware liefde, de te vroeg gestorven Engelsman ‘Boy’ Capel, haar eerste boetiek in Parijs.
In deze tijd waren de hoeden reusachtig groot en uitbundig versierd met veren, bloemen, vogels, tule en kant, Chanel verdiende haar geld aanvankelijk met eenvoudige hoeden, die door actrices en dames uit de betere kringen gedragen werden. Zij lieten zich ermee fotograferen, zodat Chanels hoeden al gauw populair werden. Na het succes van haar hoeden volgden haar kledingontwerpen. Voor zichzelf naaide Chanel altijd extreem eenvoudige kleding. Er werd haar dikwijls gevraagd wie haar kleedde. Doordat zij altijd “ikzelf” antwoordde, kreeg ze al snel veel vrouwen als klant. Tijdens de Eerste Wereldoorlog opende ze een boetiek in Deauville en Biarritz; twee plaatsen waar mensen uit de betere kringen graag verbleven. Hiermee legde ze de basis voor haar succes als couturière.

Chanel maakte bij haar ontwerpen geen gebruik van voorbeelden uit het verleden of van exotische kledingstukken, zoals haat tijdgenoot Paul Poiret dat deed. Ze liet zich vooral door de herenkleding inspireren. Tijdens haar relatie met Etienne de Balsan had ze op zijn landgoed vaak zijn kleding gedragen. Coco was een sportieve jonge vrouw die graag paardreed. Ze wilde daarbij gemakkelijke kleding dragen in plaats van een stijf ruiterkostuum. Het traditionele kostuum bestond uit een wijde, lange rok en een donker, getailleerd jasje dat gecombineerd werd met een witte blouse afgezet met ruches of een grote kraag. Coco droeg daarentegen een strakke ruiterbroek met een hemdblouse - in die tijd niet bepaald een outfit voor een dame te paard. Het zich goed kunnen bewegen werd spoedig een van haar stelregels voor de kleding van de moderne vrouw.
Een andere reden voor Chanels afkeer tegen te veel pracht in de damesmode was wellicht haar eenvoudige afkomst, waar buitenissigheden op modegebied eenvoudig niet mogelijk waren. “ik had het moeten haten,” vertelde mademoiselle Chanel op hoge leeftijd, “maar ik kon me niet anders kleden.”

De eenvoudige modellen moesten van nieuwe stoffen gemaakt worden: Gabrielle Chanel kocht van de Franse firma Rodier een restpartij beige jersey. Deze stof werd alleen voor ondergoed en sport- en werkkleding gebruikt. Chanel maakte hiervan haar overgooiers en jasjes en had daarmee tegen elke verwachting in succes. De stof waarin elke vrouw zich eindelijk gewoon kon bewegen, begon zijn zegetocht in de mode van de 203 eeuw. Chanels voorkeur ging eerst uit naar effen rokken met pull-overs of jasjes die alleen met een sjaaltje werden gecombineerd. Ze droeg er een nette witte blouse bij met schoolmeisjeskraag. Ze lanceerde de hemdblouse waarvan de riem rond de heup door een sjaal werden vervangen. Hierdoor leek de blouse eenvoudiger en kreeg het geheel toch een elegant accent.
In het begin van de jaren ’20 begon ze modesieraden te ontwerpen n werden lange kettingen en grote oorbellen van voordelig materiaal populair. De namaaksieraden werden samen met echte sieraden gedragen. Deze sieraden zijn tegenwoordig nog karakteristiek voor het huis Chanel. Van het contrast tussen de bombastische sieraden en de eenvoudige kledingstukken gaat tegenwoordig nog steeds een bijzondere bekoring uit.
In de jaren ’30 werden haar kledingstukken vloeiender, met veel ruches en slepen. Daardoor vertoonde haar kleding veel overeenkomsten met die van filmsterren uit Holywood. Ze bleef echter altijd trouw aan haar credo dat kleding vooral doelgerichte vorm moet hebben.
Het kleine zwarte jurkje dat Chanel halverwege de jaren ’20 creëerde, is tot op heden een begrip en wordt door allerlei couturiers steeds weer opnieuw geïnterpreteerd. De tegenstanders noemden het jurkje een eentonig uniform, maar het modeblad Vogue vergeleek het met een Ford: net als de Amerikaanse succesauto was het jurkje praktisch en fraai van vorm, eenvoudig en goed aan te passen aan de individuele behoeften. Meer lof had Chanel niet kunnen krijgen, want ze wilde niet alleen voor de bevoorrechte vrouwen ontwerpen. Ze vond het daarom nier erg als anderen haar modellen kopieerden. Slechts enkelen konden zich immers de mode met het Chanel-etiket werkelijk veroorloven. Mademoiselle had namelijk van meet af aan haar kleding zo hoog mogelijk geprijsd dat haar eigen creaties alleen aan de zeer welgestelden bleven voorbehouden. Als een bekwame zakenvrouw begreep ze instinctief dat exclusiviteit de marktwaarde deed toenemen.
In de jaren ’50 en ‘60 beleefde het kleine zwarte jurkje zijn hoogtepunt. In dezelfde tijd ontstond ook het mantelpakje dat karakteristiek voor de mode van Coco Chanel is geworden: een eenvoudig mantelpakje van kleurig tweed of bouclé met een ruitvormig jasje zonder kraag waarvan de randen afgezet met een gevlochten boordsel werden afgezet en met gouden kettingen of gouden knopen werden gesloten. Daarbij hoorden een wat breed uitlopende rok, die net bedoekte. Volgens Chanel paste het pakje bij elke gelegenheid; darmee effende zij voor couturières als Jil Sander en Donna Karan de weg om voortbordurend op dit idee hun collecties voor de moderne, werkende vrouw te ontwerpen. Karl Lagerfeld heeft als artistiek directeur van het huis Chanel het klassieke en ondertussen wat ouderwetse pakje aanzienlijk gemoderniseerd: hij kortte de rok in en voorzag hem van een split, gebruikte kleuren met meer glans en opvallende accessoires, maakte de jasjes nauwer en liet de navel onbedekt.

Chanel introduceerde het kortgeknipte haar. Ze behoorde tot de eerste vrouwen die rond de Eerste Wereldoorlog hun gezichten door de zon bruin lieten worden. Voor die tijd diende een dame een blanke huid te hebben:een gebruinde tint wees op een lage sociale afkomst, doordat mensen uit de laagste klasse vaak in de open lucht werkten. In de jaren ’20 kwam de zongebruinde huid te staan voor gezondheid, sportiviteit en vrije tijd. Een mooie bruine kleur was een must voor elke moderne vrouw voor wie Chanel haar mode ontwierp. Voor deze vrouwen was Coco het voorbeeld.Ze was een sportieve en onafhankelijke vrouw, die niet perse met een van haar minnaars wilde trouwen.

Het eerste parfum van Chanel was het beroemde Chanel no. 5 dat in 1920 op de markt werd gebracht. Dit parfum werd in de jaren ’50 nog beroemder, toen een verslaggever Marilyn Monroe vroeg wat ze ‘s nachts droeg en zij antwoordde:”Een paar druppeltjes Chanel no. 5.” De Chanel-parfums verzekerden het voortbestaan van het huis in de Tweede Wereldoorlog en maakten het mogelijk dat Chanel ook na de oorlog als couturière succes bleef behalen.

Tijdens de oorlog had Chanel haar huis gesloten. Pas aan het begin van de jaren ’50 werd het huis geopend. Haar eerste naoorlogse collectie in 1954 was geen succes: de Parijse kranten schreven dat de collectie slechts een slap aftreksel van de mode van de jaren ’30 was. In tegenstelling daarmee ontdekten de Amerikanen de voordelen van de eenvoudige, sportieve Chanel-mode en daarmee stond de comeback van de ‘Grande Dame’ niets meer in de weg. Binnen enkele jaren gold ze ook in Europa weer als een van de belangrijkste couturières.
Wars van experimenten plaatste Chanel tegenover de luxe en uitbundige pracht van de new look haar beproefde principe dat een vrouw in het leven van alledag en niet in een fantasiewereld moest bestaan. Ze noemde de nieuwe ster Christian Dior een homoseksueel die vrouwen als travestieten kleedde en geen idee had wat ‘echte’ vrouwen wilden. Natuurlijk klopte dit niet, want alle vrouwen adoreerden Diors ongenaakte vrouwelijkheid in de grote, sprookjesachtige robes.
De laatste jaren voor haar dood in 1971 leefde Chanel in het Parijse hotel Ritz in de nabijheid van de Rue cambon 21, waar ze zestig jaar eerder haar salon had geopend en waar het huis Chanel ook nu nog zijn hoofdvestiging heeft. Vanaf 1983 is Karl Lagerfeld artistiek leider van het huis. Hij heeft met behoud van de herkenbare klassieke elementen een nieuw, jeugdige imago geïntroduceerd.

Christian Dior (1905-1957)

De in 1905 geboren Christian Dior was de zoon van een welgestelde chemiefabrikant. Christian wilde architect worden maar de familie had als beroep hoog staatsambtenaar in gedachten voor hem. Hij schikte zich in de wens van zijn ouders, maar de meeste tijd bracht hij door in Parijze kunstenaarskringen. Opgetogen van het Kubisme opende hij met Jacques Bonjean in 1928 een kleine galerie en verkocht daar werken van de kunstenaars uit die tijd. Tijdens de economische crisis van de jaren ’30 verliest zijn vader zijn hele vermogen op de beurs. Ook Christian Dior is straatarm en zonder woning is hij genoodzaakt de galerie te sluiten. Hij verkoopt de overgebleven kunstwerken om aan geld te komen.
Toen hij bij zijn vriend Jean Ozenne woonde, begon hij net als hem tekeningen van jurken en hoeden te maken en kon hij als begenadigd tekenaar het hoofd boven water houden. Vooral zijn hoedenontwerpen baarden opzien, en al gauw tekende hij voor het modekatern van de Figaro Illustré. De hoofdredacteur van Vogue stimuleert hem voortdurend waardoor zijn tekeningen nog beter werden.
In 1938 stelde Robert Piguet de 33-jarige Dior aan als ontwerper in zijn haute couturehuis. Bij Piguet leerde Dior de kunst van de eenvoudiging en het weglaten, waarmee zijn eigen collecties later beroemd zouden worden. In tegenstelling tot het gebruikelijke silhouet, dat met rechte lijnen een strenge vrouwelijke benadrukte, ontwierp Dior avondjurken met een nauwe taille en wijde rok. Na zijn militaire dienst ging Dior in 1942 voor Lucien Lelong werken. De textielfabrikant Marcel Boussac bood hem ten slotte de mogelijkheid een eigen huis te openen. In de Avenue de Montaigne werden drie ateliers gemaakt, en Dior stelde medewerkers en mannequins aan.

Met zijn eerste collectie werd Christian Dior in het voorjaar van 1947 onverwachts beroemd. Het Amerikaanse tijdschrift Life noemde zijn mode ‘new look’. Het was de herontdekking van de pracht uit een ver verleden en de vormgeving van de nieuwe, elegante vrouw. In de komende jaren zou Christian Dior als geen ander de mode van de jonge vrouwen dicteren.
In 1947 ontwierp hij een jurk met ronde schouders, een kort jasje met schootje, een wespentaille en een wijde rok tot op de kuiten. Bij de jurk ontwierp hij schoenen met dunne plateauzolen en riempjes die gekruist om de hiel waren geslagen. Hoge en brede hakken maakten het model af. Duidelijke vormen als de A-lijn of de Y-lijn waren zijn troef. Elk seizoen verraste en verrukte hij de modewereld met nieuwe creaties – alleen dat al was een vernieuwing in die tijd waarin de veranderingen op modegebied zich nog langzaam voltrokken.

Zijn modellen hadden tussen 10 en 25 meter stof nodig en zijn avondjurken soms zelfs 80 meter. Voor de wijde rokken gebruikte hij stoffen als taf, satijn en duchesse, die noodzakelijke stijve eigenschappen bezaten en die een tegenstelling vormden met de vloeiende jersey of zachte wollen stoffen die in andere huizen vaak werden gebruikt. Aanvankelijk klonken er ook kritische stemmen, die zich negatief uitlieten over de stofverspilling of van mateloze luxe spraken: deze stemmen kregen echter tegenover het nieuwe plezier in de pracht niet de overhand.
In 1948 introduceerde Dior smalle, nauwe rokken die van een wandelsplit waren voorzien waardoor de vrouwen toch gemakkelijk konden lopen. De Dior-split werd door het talent Marguerite Carré uitgewerkt: de première d’atelier behoorde tot Diors belangrijkste medewerksters. Voor Christian Dior was haute couture werk dat hij met architectuur of schilderkunst vergeleek. Voor hem was vooral de kunst van de goede snit en de juiste pasvorm belangrijk naast de esthetische vormgeving; daarom waren Madeleine Vionnet en Jeanne Lanvin altijd een voorbeeld voor hem.

Dior presenteerde elk jaar zeven collecties: twee voor de haute couture, twee collecties voor de prêt-à-porter, één voor de boetieks, voor Amerika en voor de pelsmode. Daarnaast ontving het Dior huis jaarlijks bijna 25.000 personen. Om zijn naam ook internationaal erkenning te geven, begon Dior al in 1948 de eerste dochtermaatschappijen op te richtten. De eerste hiervan was het Dior-parfum, Miss Dior, dat zijn eerste succes werd. In 1949 werd het exclusieve Prêt-à-porter Christian Dior Inc. Opgericht. In 1950 werden de eerste licenties voor accessoires verstrekt. Het eerste filiaal in het buitenland werd in 1952 in Londen gesticht. Er werden nog talrijke andere filialen over de hele wereld geopend. In de loop van tien jaar slaagde Dior erin een imperium op te bouwen waarvan de internationale reputatie door niemand overtroffen werd. Sinds 1987 behoort het huis tot het Louis-Vuitton-Moët-Hennessy.

Vanaf 1954 kwam de jonge Yves Saint Laurent bij Dior als tekenaar en assistent in dienst. Na Diors dood in 1957 kreeg hij op 21-jarige leeftijd de leiding over het huis. De nieuwe ster in de modewereld maakte zich weldra ongeliefd en verliet in 1961 het huis Dior. Noch de directie noch de traditionele klantenkring kon zich vinden in zijn avant-gardistische ontwerpen, die echter geheel in overstemming met de moderne tijd waren. In 1962 werd Marc Bohan zijn opvolger. Hij leidde het huis tot 1989. Hij behoedde het imago van de firma dat op uitgelezen haute couture berustte, maar hij slaagde er niet in de prêt-à-porter verder succesvol op de markt te brengen. Juist in dit opzicht verwachtte de directie een nieuwe impuls met de benoeming van de Italiaan Gianfranco Ferré. De nieuwe artistieke leider had in de prêt-à-porter al een naam opgebouwd.
De Brit John Galliano bracht het huis pas echt weer in het nieuws met zijn eerste collectie, die hij op het vijftigjarige jubileum in 1997 presenteerde. Op spectaculaire wijze combineerde hij de vrijheid van de individuele stijl –street stijl, kitsch en sportmode- met een bezinning op de weelde van de grote japonnen uit de vroegere tijden. Uitdagend en speels bediende hij zich in de haute couture van oude snitten en materialen. Door terug te grijpen op ontwerpen uit de jaren ’50 bewees hij de meester groot respect. Hij was vooral succesvol in het op een creatieve manier combineren van oude tradities met de moderne tijd.

Yves Saint Laurent (geb. 1936)

Yves Henri Donat Mathieu-Saint-Laurent, die zich later alleen nog Yves Saint Laurent zou noemen, werd geboren op 1 augustus 1936 als de zoon van welgestelde Franse ouders. Hij raakte al jong gefascineerd door de mode, ging naar Parijs en won in 1953 met enkele tekeningen een prijs bij een ontwerpwedstrijd van het Internationale Wolsecretariaat. Na zijn eindexamen ging hij in 1954 definitief naar Parijs, waar hij een opleiding volgde aan de Chambre Syndicale de la Couture. Een jaar later werd hij door Christian Dior ontdenkt, wiens new look de Franse naoorlogse mode inmiddels een stevige impuls had bezorgd. Dior nam de jonge ontwerper als assistent in dienst. Na de dood van Dior nam Saint Laurent op 21-jarige leeftijd op 15 november 1957 het huis Dior over. Met de eerste haute couturecollectie, de Ligne Trapeze, begroette de wereld Saint Laurent op 30 januari 1958 als de nieuwe ster van de Parijse mode. Het is nog nauwelijks voor te stellen hoe belangrijk deze show was. Een Franse krant schreef: ”Saint Laurent redt Frankrijk.” Deze uitspraak was helemaal niet zo overdreven: het huis van Dior was in die tijd verantwoordelijk voor bijna de helft van de Franse mode-export. Toen Christian Dior stierf, leek er een einde gekomen te zijn aan de bloei van de naoorlogse mode. Er was een jonge, geniale ontwerper nodig die zijn plaats in kon nemen.
De trapezelijn toonde direct hoe vakbekwaam de jonge couturier was en over hoeveel kunsthistorische kennis hij beschikte. Zijn ontwerpen waren even zorgvuldig geproportioneerd en opulent als die van Dior. Het gebruik van organza en prachtig borduurwerk was geheel in overstemming met de traditie van het huis. Met de lelietje-van-dalen-jurk, geïnspireerd op de lievelingsbloemen van Dior, bewees Saint Laurent zijn respect aan zijn grote voorganger. Maar Saint Laurent weigerde zijn creaties te watteren of te verstijven. Hij hechtte waarde aan lichtheid en elegantie en schafte met de wijduitlopende, comfortabele jurken de tailering af die Dior met de new look had ingevoerd. Zo bleef hij in de traditie van het huis en trad hij er ook uit – met een grote stap, want de trapezevorm was vanaf de 18e eeuw niet meer in de mode voorgekomen.

Het huis Dior brak in 1961 met ede jonge ontwerper. Saint Laurent kwam terug uit militair dienst na een zenuwinzinking. Toen hij na een verblijf in het ziekenhuis, inmiddels vrijgesteld van de dienstplicht, weer zijn werk bij Dior wilde oppakken, moest hij accepteren dat zijn plaats inmiddels was ingenomen door Marc Bohan, die op 26 januari 1961 een collectie presenteerde die even enthousiast werd verwelkomd als de trapezelijn van Saint Laurent drie jaar daarvoor. De firma Dior keerde Saint Laurent de rug toe op een moment dat hij met persoonlijke problemen kampte en met betrekking tot zijn mode een nieuwe weg was ingeslagen. In 1960 ging er een schok door het huis: Saint Laurent had de conservatieve cliëntèle van het huis geshockeerd met zijn beatlook en zwarte leren jacks.
Samen met zijn levenspartner Pierre Bergé, die zich over zakelijke kant ontfermde, verliet Saint Laurent zich voortaan op zijn eigen naam en opende hij zijn eigen haute couturesalon. De eerste collectie van 29 januari 1962 werd een doorslaand succes. Omdat Bergé Saint Laurent van de zakelijke beslommeringen bevrijdde, kon de couturier zich geheel aan de revolutionaire ontwerpen van de jaren ’60 wijden: overgooiers met grote mondriaandessins in 1965, de vrouwensmoking in januari 1966, de op Andy Warhol geïnspireerde collectie in de zomer van 1966, de omstreden transparante jurk die alleen uit een zijden chiffonblouse bestond, bezet met struisveren, en de toespelingen op de protesterende studenten met dufflecoats en franjejassen in de zomer van 1968. zijn voorliefde voor androgyne vormen werkte baanbrekend in een tijd waarin vrouwen sterker dan ooit tevoren
probeerden te emanciperen.
Yves Saint Laurent werd een revolutionair van de Parijse mode, omdat hij de actuele trends van de haute couture verrijkte met de mode die op straat gedragen werd. “Kijken naar de straat zonder ooit de kwaliteit en elegantie uit het oog te verliezen”, dat was volgens de Duitse couturière Jil Sander de unieke gave van Saint Laurent. Saint Laurent hield zich bezig met de cultuur van de bohémien aan de linkeroever van de Seine – wat in die tijd in de betere kringen van Parijs ongepast was - en noemde zijn prêt-à-porter daarom “Rive gauche”. Maar hij dreef zijn revolutionaire elan nooit zover door dat het de rijke kopers irriteerde, want hij beseft heel goed dat ook hij afhankelijk was van het publiek.

De legendarische reputatie van Saint Laurent is niet alleen gebaseerd op zijn vakmanschap en zijn gevoel voor ontwerpen die de tijd ver vooruit waren, maar ook op de enorme artistieke interesses, die hem sinds de jaren ’50 veel opdrachten voor de film, theater en de opera opleverde. Of het nu Catherine Deneuves zwarte lakmantel in Luis Bruñuels Belle de Jour (1965) was of de kostuums voor Marguerite Duras Des journées entières dans les abres (1965), voor de cheografie van Roland Petit ( tussen 1962 en 1965) of voor Jean Cocteaus Cher Menteur (1980): Saint Laurent kon zijn ideeën net zo goed verwezelijken in de toneelkostuums als in de mode. Juist zijn artistieke ontwerpen dienden hem bij zijn zoektocht naar historische onsterfelijkheid in navolging van Marcel Proust.
Saint Laurent heeft veel inspiratie te danken aan zijn contacten met de kunstwereld, met de danser Rudolf Nurejev, de schilder Andy Warhol en de actrice Catherine Deneuve. Hij verviel niet in het simpel omzetten. Van artistieke of etnische ontwerpen in de mode: zijn op-art-modellen, zijn safari-stijl, de Ballets Russes-collectie (1976). De Carmen-jurken (1976) of zijn hommage aan Nurejev, die aan aids overleed, waren alle pogingen om zich aan zijn grote voorbeelden aan te passen, zonder deze te evenaren. Saint Laurent hechtte waarde aan de zelfstandigheid van de mode. Met zijn soms wat ironische interpretatie van artistieke voorbeelden en zijn volmaakte snit kregen zijn ontwerpen een geheel zelfstandige stijl.
In de jaren ’80 en ’90 veroorzaakten de ontwerpen van Saint Laurent niet meer de beroering van vroeger. Saint Laurent was een modegrootheid geworden met grote exposities in New York (1983/1984), Parijs (1986) en St.-Petersburg (1987). Zijn creaties hadden heel prominente bewonderaars onder de hedendaagse couturiers, zoals Minuccia PradaHij gaf toe dat hij voor elke presentatie nog steeds zenuwachtig was en hij wist intussen de voordelen van het bestaan als een bekende persoon te waarderen: “Het gaat mij om het perfectioneren van een stijl, die ik niet meer hoef te ontwikkelen”. Tegenwoordig bekoort Saint Laurent vooral met innovatie ontwerpen in plaats van klassieke modellen en zijn haute couture-shows in Parijs veroorzaken weer net als voorheen warestormen van enthousiasme.

Vivienne Westwood (geb. 1941)

Vivienne Westwood maakte met haar punkmode halverwege de jaren ’70 furore in Londense no-future-scene en nu is zij een gevierde fahion-queen. Niet iedereen vindt haar modellen mooi, velen vinden ze decadent, grotesk en ondraagbaar, maar er is geen modefan die niet benieuwd is naar de modellen waarmee ze haar publiek elke keer weer verbaasd. De excentrieke en autodidactische Engelse couturière beschikt over veel moed en wint regelmatig de strijd tegen de terreur van de slechte smaak van de massa. Ze heeft een neus voor de laatste trends en ontdekt ze lang voordat ze algemeen geaccepteerd zijn. Daarom gebruiken veel prominenten uit de modewereld haar als inspiratiebron. Westwoods voorkeur voor de onorthodoxe mode gaat gepaard met lef en een stevige portie roekeloosheid. Ze brengt een mode op de markt die vaak een schokeffect teweegbrengt en waarvoor concurrenten al uit commerciële overwegingen terugschrikken.

Westwood werd in 1941 geboren in een plaatsje vlak bij Manchester en groeide op in een kleinburgerlijk milieu. Haar leven begon niet erg spectaculair. In 1958 verhuisde ze met haar ouders naar Londen. Ze werd lerares van een basisschool, trouwde met Derek wsetwood, manager van een dansschool, en werd moeder. Niet lang daarna verliet ze haar man en begon een nieuw leven.

Haar nieuwe partner Malcolm McLaren was student aan de Croyden Art School en een vriend van haar broer. Hij bekritiseerde de flowerpowerbeweging als een inhoudsloze life-style, waaraan veel geld verdient kon worden. Samen zochten ze naar nieuwe uitingsvormen, ontdekten de kleinburgerlijke charme van de jaren ’50 en begonnen in 1970 een winkeltje in de goedkope buurt van de Lodense King’s Road. Ze verdienden hun brood met een nostalgische trendmode. Vivienne was inmiddels moeder geworden van twee zonen. Ze haalde oude teddy boypakken uit elkaar, kopieerde de snit en naaide de weer in elkaar. Ze heeft nog steeds een zwak voor originele voorbeelden.

Na twee jaar was de nieuwe trend aangeslagen. Het paar kreeg veel nieuwe klanten uit de rockerscène. Ze doopten hun nieuwe winkel in 1972 om tot ‘Too fast to live, too young to die’ en verkochten er provocerende leren pakken, kakelbonte Afrikaanse pakken en T-shirts met pornografische opdrukken, wat tot een conflict met justitie leidde. Het paar veranderde de naam van de winkel vervolgens in ‘Sex’. Dit verscherpte de boodschap van de opdrukken op de T-shirts. Ze breidden hun assortiment uit met kleding uit de SM-scène, waar een groot taboe op rustte. Vivienne Westwood werd een voorstander van rubberen kleding voor op kantoor. Ze vertoonde zich in het openbaar in een leren minirok, een T-shirt met gaten, kettingen en hangsloten, en scherpe stilettohakken: een levende provocatie van de goede smaak. Zij vond het prachtig om het aanstootgevende spel tot het uiterste te drijven en haar klanten waren er verrukt over. Haar catalyst-shirts vonden gretig aftrek; hiermee was de punk geboren.
In deze fase begon het werk van het dynamische duo Westwood-McLaren bekendheid te krigen:hij werd in 1974 manager van de New York Dolls, zij ontwierp haat sensationele outfit, die uitsluitend uit rode kleding van rubber en vinyl bestond. Beiden werden pas echt beroemd toen zij in 1975 de legendarische punkband Sex Pistols mediabekendheid gaven. McLaren was hun manager en Westwood ontwierp hun kostuums. Ze kleedde ze in een sadomasochistische uitrusting gecombineerd met agressieve accessoires. Het eerste optreden van de Sex Pistols vond plaats ter gelegenheid van de heropening van de winkel ‘Sedionaries’ werd genoemd. Het optreden was een regelrecht succes. Het paar had niet alleen de boodschap van de fuck-off-generatie begrepen, het stuurde de beweging zelf aan. De huidige topontwerpster staat op foto’s uit die tijd afgebeeld als het prototype van de punkster: platinablond punkkapsel, bleek gelaat met donkere lippen en een minikilt gecombineerd met enorme rijglaarzen. “Ik zag mezelf toen nog niet als couturière. Wij zochten naar motieven die de opstand konden ondersteunen en die de boodschap duidelijk over konden brengen. Het resultaat was punk.”

Drie jaar later verloor de subcultuur van de rebellen weer aan de populariteit. De Sex Pistols bestonden niet meer en Sid Vicious was gestorven aan een overdosis. Vivienne Westwood ging nadenken. In 1980 keerde ze de punk de rug toe en iets later verliet ze Malcolm McLaren. Met de gebruikelijke energie begon zij de modegeschiedenis te bestuderen om nieuwe ideeën op te doen. Ze interesseerden zich voor de kleding van outcasts, rebellen, indianen en piraten. Voor de laatste keer veranderde het paar de identiteit en de naam van de winkel aan King’s Road 430 in ‘World’s End’. Aan het einde van de wereld liep de bodem scheef, een enorme klok bestond uit dertien uren en de wijzers liepen achteruit. De koningin van de punk begon aan haar eerste modeshow van de twee die zij nog samen met McLaren zou organiseren. De Romantics of High Sea-collectie veroverde pardoes de modewereld. Haar mode werd enthousiast door het publiek ontvangen. Een vel oranjerood pak met splitmouwen en een zwart-geel gestippeld vest met hoed uit haar eerste collectie worden samen met nog dertig andere Westwood-kostuums in het Londense Victoria & Albert Museum bewaard. In 1982 organiseerde Westwood haar tweede collectie, Nostalgia of the Mud, direct in Parijs. Ze was de eerste Engelse couturière sinds May Quant die haar mode in de Franse hoofdstad presenteerde. Na deze show scheidden de wegen van Westwood en McLaren zich. In de Witches-collectie van 1983 introduceerde Westwood een synthese tussen etno en confectie. De collectie stond nu op haar eigen naam.
“Creativity comes from technique.” Vivienne Westwood haalde haar kracht uit het combineren van een onconventionele mode met een grote professionaliteit. Uitgangspunt van elke collectie was het onuitputtelijke historische materiaal waardoor ze zich telkens weer liet inspireren en waarmee ze zich onafhankelijk maakte van de actuele trends. Westwood zei altijd: “Niets is ouderwetser dan de tijdgeest.” In 1984 ontstond de power-look. Ze schokte de hele wereld met een zeer vrouwelijke interpretatie van haar mini-crini-model. De blik van de toeschouwer ging automatisch naar de ongewone vulling van de borst en het achterwerk, en het geheel kreeg een magische uitstraling door de plateauzolen. In 1987 zorgde Westwood ervoor dat het korset als onderdeel van de bovenkleding voor dames maatschappelijk geaccepteerd werd. Ze benadrukte het korset in haar Portrait-collectie van 1990 geïnspireerd op de pittoreske schilderkunst van François Boucher (1703-1770), een van haar lievelingskunstenaars. In de Erotic Zones collectie uit 1994 toonde ze haar versie van een cul de Paris. In een avondjurk had ze de stof die gewoonlijk vanaf het achterste wijd omlaag viel hoger geplaatst, waardoor de cul zelf zichtbaar werd. De jurk was een uitstekend voorbeeld voor haar concept van observeren en aanpassen. De Vive la cocotte-collectie uit 1995/1996 baseerde ze op de demi-mode. In 1997 kwam ze met een ironische interpretatie van de traditionele klederdracht van de Schotten. Ze veranderde mannenkostuums in charmante, erotische damespakjes, maar deed dit met de gebruikelijke humor en gevoel voor schoonheid. Haar mode geeft altijd blijk van een subversief spel, waarin historische gegevens met behulp van ironie intelligent worden gedwarsboomd. Op de vraag naar de draagbaarheid van haar modellen antwoordde ze dat een drager niet over moed hoefde te beschikken, maar over “de bereidheid om zich beter en individueler te kleden dan een ander”, want volgens haar is niets erger dan “slonzige middelmatigheid”. Vanaf begin jaren ’90 riep zij ook de mannen op zich sterk en erotisch te presenteren. In 1990 presenteerde ze in Florence haar eerste herencollectie, Cut ans Slash. Vanaf 1996 had ze veel succes in Milaan. Ze baseerde haar herenmode op een hoffelijke mode uit een ver verleden, toen heren nog als pauwen met hun pofbroekjes pronkten. Tot nu toe is de Martyr of Love-collectie uit 1996 het hoogtepunt van haar werk, waarvoor Pearl getailleerde jasjes rijk bezet met kralen en pailletten maakte. Volgens Westwood zouden mannen in het verleden meer mogelijkheden hebben gehad om zich met hun kleding te manifesteren. Zij probeerde iets daarvan terug te halen, natuurlijk met de gebruikelijke spot.

Vivienne Westwood behoort nu tot de couturiers die het voor het zeggen hebben. In 1991 werd zij tot de Britse couturière van het jaar uitgeroepen. In 1992 onderscheidde koningin Elizabeth 2e haar met de titel ‘Officer of the British Empire’ en in datzelfde jaar werd ze erelid van het Royal College of Art. Eind jaren ’80 werd zij uitgenodigd drie jaar lang als gastdocente aan de kunstacademie in Wenen les te geven, waar zij haar tweede echtgenoot en partner, Andreas Kronthaler, leerde kennen. In 1993 werd ze ook gastdocente aan de Hochschule der Künste in Berlijn, waar zij nog altijd onvermoeibaar de studenten aanspoort tot topprestaties. Inmiddels heeft zij winkels in Londen, Parijs en Tokio. Ze verkoopt een eigen Schotse ruit onder het merk Mac Andreas en komt binnekort met badmode en een eigen parfum op de markt. Toch blijft een echte commerciële doorbraak uit, omdat zij nog steeds het imago heeft van het zwarte schaap. Dit imago wordt steeds gevoed door nieuwe schandalen en schandaaltjes, waarmee zij telkens weer de kranten haalt.

Viktor & Rolf

Viktor Horsting en Rolf Snoeren, alias Viktor& Rolf zijn pas tien jaar bezig, er is in oktober een overzichtstentoonstelling geopend in het Parijse Louvre. Een droomcarrière, maar makkelijk is het niet gegaan.

Deze modeontwerpers hadden geen beroemde achternamen, en kwamen bovendien uit een erg cool modeland. Ze ontmoeten elkaar op de kunstacademie in Arnhem. De boodschap die ze van school meekregen was: geniet maar van je eindexamen, want dat is het laatste leuke, creatieve dat je kunt doen. Daarna kon je als ontwerper bij een jeansfabrikant gaan werken, dat was je toekomst. Maar deze ontwerpers wilden bewijzen dat het diploma pas het begin was, niet het einde.

Ze vertrokken in december 1992 samen naar Parijs, hoewel ze daar nog geen onbetaalde stageplaats hadden weten te regelen. Ze maakten samen een collectie en schreven zich in voor de jaarlijkse modewedstrijd in het Zuid-Franse Hyères. Zelfs toen hadden ze nog helemaal niet het idee om een eigen merk te beginnen. Ze dachten gewoon dat ze zo misschien wel wat contacten konden leggen in de modewereld. Ze verbaasden zich over de andere kandidaten: die hadden hun eigen label in hun kleren genaaid, ze hadden visitekaartjes, hadden duidelijk omlijnde ambities en referentiekaders. Viktor & Rolf hadden niet eens een naam. De organisatoren van Hyères hebben ze toen Viktor & Rolf genoemd. Ze hadden met goedkope lappen en tweedehands kleren een collectie volumineuze jurken gemaakt

Toen drong het tot hen door dat ze bestaansrecht hadden. Maar ze wisten niet hoe het modesysteem werkte. De kleren die ze ontwierpen konden ze niet produceren, maar als ze door een galerie of museum gevraagde werden om ‘iets’ te doen, dan verzonnen ze iets. Ze lieten een collectie kleertjes op miniatuurpopjes zien, in de Amsterdamse galerie Torch. En ze lanceerden een conceptueel parfum, in een fles die niet open kon, à 125 gulden per flacon. Ze zagen zichzelf altijd als modeontwerpers, nooit als kunstenaars. Maar op een gegeven moment werd het voor Viktor & Rolf zelf ook te onduidelijk wat hun werk was, dus besloten ze in 1998 om haute couture te gaan maken. Dat klopte conceptueel heel erg: couture is het meest sublieme mode, het absolute topje. En zij wilden alleen maar de top.
Een jaar eerder, in 1997 hadden ze een bescheiden poging gedaan om prêt-à-porter te maken. Ze stonden met een collectie die ze zelf in elkaar gestikt hadden in de kelder van een grote kledingbeurs in Frankrijk. Daar stonden ze wachten tot de winkels langskwamen om te bestellen, maar die winkels kwamen niet. Dat wilden ze nooit meer meemaken. Viktor zelf: ‘Die beurs was echt antiglamour.’

Viktor & Rolf probeerden vernieuwende couture te maken en daarin slaagden ze dan ook. Hun vijf Parijse coutureshows waren spraakmakend. Maar sinds de twee modeontwerpers in 2000 hun eigen prêt-à-porterlijn lanceerden, doen ze geen coutureshows meer. Ze vinden het nu veel leuker om mode te maken die wordt gedragen, in plaats van alleen maar ideeën de wereld in te sturen. Ook heeft het met geld en organisatie te maken. Ze hebben als directeuren van Viktor & Rolf BV al genoeg aan hun hoofd. De couture, zeggen ze zelf kunnen ze daar wel bij missen.

De modeontwerpers zitten nu zelf op een scharnierpunt, zeggen ze. De eerste tien jaar zijn voorbij, in oktober openende hun grote oeuvretentoonstelling in het Parijse modemuseum, in de noordwestelijke vleugel van het Louvre. Ze realiseren zich nu wat ze bereikt hebben. En dat ze het merk Viktor & Rolf vanaf nu moeten uitbouwen. Rolf zelf zegt: ‘Het is zo makkelijk om te zeggen: oh, Viktor & Rolf zijn extreem. Het is onze taak om aan te tonen dat dat niet zo is. We hebben zelf geen zin meer om alleen maar museumstukken te ontwerpen; het is zoveel leuker als iemand het ook echt kan dragen.’ Viktor:’ Tilda Swinton zegt altijd: be userfriendly. Dat het echt draagbaar en bruikbaar is. Het feit dat zij onze kleren draagt als ze de rode loper op moet helpt daarbij enorm. Het is onze reality check, de ideeën worden realiteit. Het scheelt natuurlijk ook dat ze niet tante Mien is die naar de supermarkt gaat.’

Onderdeel voor hun opmars naar een wereldmerk is het Viktor & Rolf-parfum, dat ze samen met l’Oréal ontwikkelen en dat over ruim een jaar moet verschijnen. De geur, de naam, de fles en de verpakking zijn klaar. Nu gaat de parfum de testfase in en is het afwachten hoe het testpanel reageert.
Het lanceren van een parfum is een gok; percentueel floppen de meeste nieuwe parfums, maar áls het aanslaat, is het een zegen voor naamsbekendheid én portemonnee van de ontwerper. Het ontwerpersduo dacht eerst dat ze niet bekend genoeg zouden zijn voor een parfum. ‘Niemand kon ze’ dachten de heren. Maar uit de tests was gebleken dat hun naamsbekendheid vergelijkbaar was met Marc Jacobs en Comme des Garcons. Mensen die een beetje in de mode geïnteresseerd zijn kennen Viktor & Rolf. Dat hadden ze absoluut niet verwacht. Bovendien hoef je juist niet zo bekend te zijn als Chanel of Armani om een parfum te lanceren. Viktor: ‘Wie kent Issey Miyake als ontwerper? Zijn beautylijn is ontzettend succesvol.’

Later dit jaar verschijnt de brilmontuurcollectie van Viktor & Rolf: een licentie bij een Japanse brillenfabrikant. Ze werden door hen benaderd, zij ontwikkelen alles. Licenties zijn leuk, vinden ze, maar echt interessante aanbiedingen stromen niet veel binnen.
Het imperium van Viktor & Rolf breidt zich toch indrukwekkend uit: damesmode, herenmode, schoenen, accessoires als tassen en riemen, brillen, parfum. Ze ontwierpen voor vier seizoenen een collectie voor het Italiaanse modemerk ICB.

Er was een tijd dat Viktor & Rolf met jaloezie naar Stella McCartney en andere Britse ontwerpers keken. Rolf: ‘Soms denk je dat andere mensen minder hard voor hun succes hoeven te werken, en toch meer bereiken.’ Bijvoorbeeld toen Alexander McQueen voor Givenchy mocht gaan ontwerper dacht Viktor bij zichzelf: ‘Hallo wij zijn beter! McQueen heeft natuurlijk ook talent, maar hij had ook de omstandigheden mee.’ Stella McCartney heeft haar naam gewoonweg mee. Zij is de dochter van Paul McCartney, exbeatle. Al heeft deze ontwerpster natuurlijk ook talent, want zonder talent kom je er echt niet.
McQueen is erg gepusht door de Engelse modepers. Engelse pers is een wereldpers, en Viktor & Rolf kwamen uit Nederland. Nederlandse pers heeft weinig betekenis in het buitenland. Maar nu zien Viktor & Rolf het niet meer als een manco, ze denken eerder dat het in hun voor deel werkt dat ze eigenlijk geen duidelijke nationaliteit hebben. In de mode word constant keuzes gemaakt over welk land in is: Frankrijk, Engeland of Amerika. Die nationaliteiten zijn zo belangrijk, maar Viktor & Rolf vliegen er als een soort freebirds tussendoor. Ze passen overal en tegelijkertijd nergens in.

De vriendschap en samenwerking tussen Viktor Horsting en Rolf Snoeren gaat ondertussen prima. Als buitenstaander merk je nooit wrijving tussen de twee. Het is alsof je één persoon in twee lichamen ontmoet, één individu met twee voornamen maar zonder achternaam. Ze maken hun werk ook alsof ze één mens zijn en zo hoeven ze dus ook nooit jaloers op elkaar te zijn.

Deelvraag3.
Uit welke stijlen bestaat de 20e eeuw?

1900-1910

Jugendstil
Op de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs, blijkt dat deze stad onbetwist het centrum van de mode is. Hier vierde de Haute Couture voor het eerst triomfen. In de nieuwe eeuw werd mode gecreëerd door ontwerpers en kunstenaars. Mode werd kunst.

‘Jugendstil’ was de eerste grote internationale stijl in de 20e eeuw. Deze stijl was een toegepaste kunst, met als doel kunst en ambacht met elkaar te verenigen en te trachten iedereen in een esthetisch verantwoorde omgeving te laten leven. Men hoopte dat kunstenaars ontwerpen zouden leveren die, als massaproduct door de machine verwezenlijkt, even esthetisch verantwoord zouden zijn als het handwerk altijd geweest was, maar helaas bood de Jugendstil geen oplossing voor het probleem van de verhouding tussen machine en esthetische normen. Voor een groot deel kwam dat omdat bepaalde materialen niet door de machine verwerkt konden worden. Bovendien hadden veel kunstenaars geen zin om zich in de vormmogelijkheden van de machine te verdiepen. Jugendstil bleef dus beperkt tot het zuivere ambacht en werd nooit een stijl voor de massa. Zij bleef een kunstenaarsstijl voor de Happy Few.

De kleding van de vrouw in het begin van de 20e eeuw is voor die tijd zeer erotisch. Het droit-devant-korset geeft het lichaam een dusdanige vorm dat de buik wordt platgedrukt en billen en borsten overvloedig worden geaccentueerd. Het middel moet zo slank zijn dat men het met twee handen kan omvatten. Dat alles vormt de beroemde S-lijn.
Onmiddellijk doet zich het probleem voor hoe men de combinatie tot stand brengt van een overvloedige boezem en dikke billen met zo’n dun middeltje. Molligheid is geboden. Om die te verkrijgen gaat men graag over tot het slikken van bepaalde pillen, maar de vereiste rondingen zijn ook te koop. Verder is het insnoeren geblazen en is de dienstbode nodig om bij het aantrekken van het korset de veters zo strak mogelijk aan te trekken. Er wordt zelfs beweerd dat er dames waren die de onderste twee ribben weg lieten halen, maar de waarheid daarvan is niet achterhaald.

Kenmerkend voor de Jugendstil is de zweepslagachtige lijn die overeenkomt met de S-lijn, veroorzaakt door het droit-devant-corset. Het S-silhouet is zeer kernmerkend voor de lijn van de Jugendstil: de rok zit glad om de heupen en waaiert naar onderen toe wijd uit in een sleep, zodat het effect van de zweepslag-lijn goed zichtbaar is. Men gebruikte overwegend soepele en dunne stoffen: crèpe de chine, mousseline, kant, tule en chiffon, zelfs in de winter. Bij de zomers aandoende stoffen en de zachte pasteltinten draagt met op het hoofd, waarvan het haar rondom in een rol is gedraaid, grote hoeden met linten, veren en bloemen. Ze staan echt op het hoofd en moeten met hoedenspelden in het haar vastgeprikt worden.

Ook in deze tijd ontstaat zowel in Engeland, Duitsland, Oostenrijk als in Nederland een groep dames op die, met het korset als rechtstreekse aanleiding, de reformbeweging oprichten. Deze avant-gardistische dames uit de gegoede stand winden zich, niet ten onrechte, op over alles wat het korset kan veroorzaken.

In 1889 al wordt in Nederland de V.v.V.v.V. (Vereniging voor Verbetering van Vrouwenkleding) opgericht. Evenals hun Duitse, Oostenrijkse, Engelse en zelfs Italiaanse en Russische zusters, achten zij het korset taboe. Het moet weg. Ook de bovenkleding moet veranderen. Zij moet soepel vallen, zo mogelijk met het gewicht van de stof vanaf de schouders en ook strakke boordjes en strakke manchetten zijn uit den boze. Er moet veel minder ondergoed worden gedragen en in plaats van het korset, maakte men reclame voor soepele ondersteunende gordels, de zogeheten Wilhelminalijfjes voor dikke dames en het Hollandialijfje voor slanke vrouwen.

De japonnen waren gemaakt van een soepele stof, vielen dan ook heel soepel langs het lichaam af en hadden wijde mouwen die naar onderen toe nauwer werden. En wat natuurlijk het belangrijkste was: Men droeg geen korset! Men noemde de kleding ‘aesthetic dress’

Alle dameskleding was functioneel. Maar hoe dan ook, of men nu volksvrouw of dame is, van erotisch pikanterie zoals men die bij de S-lijn tegenkomt, is geen sprake meer. De strijd van de reformbeweging duurt voort tot na de Eerste Wereldoorlog. Intussen is door het geweld van de gegoede dames heen de S-lijn afgeschaft, al zal het korset nog even blijven.

Empirelijn
In de geschiedenis van de mode zien we telkens een neiging tot overdrijving in het silhouet, waarna een korte periode van rust optreedt. En iedere keer wordt een ander deel van het lichaam geaccentueerd. Deze rust is te zien in de Empirelijn, die vanaf 1908 in de mode komt. Met de echte Empirelijn, zoals die te zien was tijdens het bewind van keizer Napoleon Bonaparte, heeft ze alleen gemeen dat het silhouet nog lang en recht is, zoiets als een kolom. De boezem is nog wel overvloedig, maar de taille en de heupen worden niet meer door insnoeren of opvullen geaccentueerd en gaan geleidelijk aan over. Op die manier wordt de verticale lijn benadrukt.

La Nouveau Vague
Paul Poiret is een van de kleurrijkste figuren uit de geschiedenis van de mode. Poiret was een belangrijke couturier en hij streed ook tegen het korset. Maar op een andere manier dan de dames van de reformbeweging zich dat voorstelden. Geïnspireerd door de Jugendstil en de voorvechtsters voor vrouwenrechten ontwierp hij een slanke robe waarbij de rok direct vanaf de boezem loodrecht naar beneden liep. Deze stijl werd La Nouveau Vague genoemd (De Nieuwe Golf). De vrouw leek zo bescheiden, jong en levendig en een goed figuur werd onder deze kleding goed zichtbaar. Dit gaf de vrouw meer vrijheid.

1910-1920

Het zal een kwestie van enkele maanden zijn, denken velen aan het begin van de Eerste Wereldoorlog en over het algemeen gaan de modehuizen door alsof er niets aan de hand is. Maar al vroeg in 1915 dringt tot iedereen door dat het einde nog lang niet in zicht is. Steeds meer mannen moeten zich voor het leger melden en steeds meer vrouwen nemen de banen van de mannen over. Aan mode hoeven de meeste vrouwen voorlopig niet te denken. Zij die zwaar werk doen op het land of in fabrieken, gaan nu over op het dragen van pantalons of overalls, maar er is nog geen sprake van dat dit modeartikelen worden. De strompelrok gaat er natuurlijk meteen al uit, maar voor de rest blijft men de kleding dragen van voor de oorlog. Alleen is zij somberder en vormlozer. Belangrijk is nu vooral dat men zich gemakkelijk en vrij kan bewegen. De modehuizen die door blijven gaan, brengen op het militaire uniform geïnspireerde kleding, maar wat stofgebruik betreft, moeten ze zich nog in hoge mate beperken.
Dan verschijnen er in 1916 ineens vrouwen met een zeer wijde rok die ook nog even de enkels vrijlaat. Een jaar later is hij nog ruimer en nog een beetje korter en wordt hij ondersteund door verschillende wijde, gesteven onderrokken. En dat in een tijd van schaarste. De oorlogscrinoline, zoals het heet, moet dan ook gezien worden als een poging om even aan de ellende te ontsnappen en te doen alsof er niets aan de hand is. Toch is het in 1917 alweer uit.

Het silhouet van de vrouw begint te veranderen rond 1908. De S-vorm gaat verdwijnen. De heupen lijken door de japonvorm smal en het dragen van steeds grotere hoeden draagt bij aan het versmallend effect.
Rond 1910 zal het vrouwelijk silhouet pas echt een grondige wijziging ondergaan door de ontwerpen van Paul Poiret. Beïnvloed door de anti-korsethouding van de vrouwenbeweging, de trend van oriëntalisme en de komst van de Russische balletten wijzigt hij het silhouet van een onnatuurlijke naar een natuurlijke vorm.
De rokken worden na 1910 steeds smaller en resulteren in de bekende strompelrok. Het lijfje van de blouses krijgt steeds vaker een V-hals met platte kraag en het hoge boordje verdwijnt.
Door de Eerste Wereldoorlog wordt de kleding soberder.

In de eerste twintig jaar van de eeuw is het vooral de dans die van grote invloed is op de mode en het kleedgedrag, bijvoorbeeld het Russisch ballet van Diaghilev in 1909. Hun repertoire bestaat uit sprookjes uit 1001 nacht en Russische folkloristische verhalen. Deze balletten roepen een exotische, oosterse sfeer op met die prachtige decors en kostuums met barbaarse accenten, woeste kleuren en felle contrasten. Zo gaat ook de dagelijkse kleding eruit zien.

1920-1930

Roaring Twenties
‘Roaring Twenties’, zo gaat men de jaren ’20 in. Behalve ‘Roaring Twenties’ worden ze ook wel de ‘Gay Twenties’ of ‘The Jazz Age’ genoemd.
Zodra de oorlog voorbij is, komt het modebedrijf weer op gang en er is nauwelijks een periode in de kostuumgeschiedenis te vinden waarin het modebeeld van de vrouw in zo’n korte tijd zo’n enorme verandering ondergaat als in de jaren na de Eerste Wereldoorlog.
In 1924 zijn de “Années Folles” op hun hoogtepunt. Dansen, sigaretten roken en korte rokken kenmerken de moderne vrije vrouw. Pluk de dag was het motto na de donkere tijden van de oorlog. Wie “in” wilde zijn moest jong, vitaal en zorgeloos zijn. Het waren tijden van alcohol, opium en tabak als vermageringskuur. Vrouwen wilden carrière maken, kort haar en mannenkleding dragen en zich overgeven aan de vrije liefde. Jonge vrouwen deden het liefst dat wat verboden en ongepast was. Door het overschot aan vrouwen ontstond de vamp die in staat was de weinige nog aanwezige mannen te verleiden. Vrouwen maakten zich heftig op, schoren zich en droegen parfum, kort haar en de rekbare kleding drukte de boezems plat.
‘Jong’ is het toverwoord. ‘The Bright Young Things’ zijn de jonge vrouwen van de jaren ’20, die voor het eerst in de geschiedenis hun haar afknippen en hun benen laten zien. Borsten, billen en heupen zijn definitief uit, want ‘La Garçonne’, zoals ze genoemd wordt, is nu veel aan de man gelijk. Ze is geen versiering meer van hem, maar een onafhankelijk wezen, dat bewezen heeft dat ze mannenwerk kan doen als het nodig is. Dat zal ze via haar uiterlijk laten zien.

De garçonne komt niet zomaar uit de lucht vallen maar de verandering ging erg geleidelijk. De rokken worden wat wijder en ook wat korter en de taille zakt naar de heupen. Het lange haar wordt door veel vrouwen afgeknipt. Het silhouet werkt verlengend door de verticale vorm. De halsuitsnijding is vooral de boothals. Rond 1922 is er veel zilver te zien in de kleding.
In 1923 worden de rokken echt een stuk korter. In 1925 zijn ze het kortst: tot vlak onder of op de knie. De boezem en heupen worden afgeplat doormiddel van speciale onderkleding. De jurk is nu zo vereenvoudigd dat het niet veel meer is dan 2 aan elkaar genaaide stukken stof. Dit is de geboorte van de hemdjurk.
Mannenkleding wordt veel gebruikt als basis voor vrouwenkleding. Blazers en blouses met dasjes en manchetknopen en zwarte colbert van mannelijke vormen worden algemeen gedragen. Natuurlijk wordt deze kleding niet door iedereen gedragen. Heel wat couturiers en conservatievere vrouwen moeten niets hebben van al dat moderne gedoe.
Later komt het vrouwelijk silhouet weer tevoorschijn. De rokzomen gaan weer zakken. De kleding krijgt wat meer versiering.
De taille komt geleidelijk aan weer op zijn plaats te zitten. Rond 1927 verdwijnt het jongensachtige. Het silhouet wordt vrouwelijker en de kleding gaat meer de lichaamsvormen volgen.

De roklengte veranderde van begin jaren 20 van kort naar enkellang, maar in 1927 kwam de rok weer boven de knie. Het modebeeld dat wij kennen van de jaren 20 is vooral het losse hemdje met spaghettibandjes en korte rok. Om in deze kleding ’s avonds toch nog op te vallen werden de stoffen doorschijnend. De verhulde boezem werd geaccentueerd met parels en franjes.

In 1929 is de taille al iets omhoog gegaan en hier en daar worden pogingen ondernomen om de rok te verlengen. Het begon met avondkleding die van voren nog kort, maar van achteren al lang was, tot dat in 1930 de bom barst. In 1929 was het nog mooi om helemaal plat te zijn, maar een jaar later was dat definitief voorbij. Alle grote ontwerpers zijn het er over eens dat de vrouw weer vrouwelijk moet zijn. Begrippen als ‘garçonne’ en ‘bright young thing’ moet men maar gauw vergeten. De vrouw mag en moet weer aantrekkelijk zijn in haar vrouwelijkheid, zodat taille, rug, heupen, billen en borsten opnieuw geaccentueerd zullen worden. De benen echter niet meer. Het nieuwe silhouet is nog steeds slank, maar volgt wel de vormen van het lichaam, aangepast aan de nu zo populaire stroomlijn. De rokken zitten glad om de heupen, waaieren dan naar onderen toe uit en zijn een stuk langer. Men maakt gebruik van goedkopere synthetische stoffen.

Bauhaus
Een van de interessantste ontwikkelingen in de jaren ’20 op het gebied van de kunst is de opkomst en ondergang van het Bauhaus. Dit werd in 1919 door de architect Walter Gropius in Weimar gesticht, met als filosofie dat er geen onderscheid mag zijn tussen kunst en ambacht. Beide disciplines moeten elkaar bevruchten. De hoofdzaak vormt het bouwwerk, en alles wat met het bouwwerk te maken heeft, moet eraan kunnen worden aangepast. Het Bauhaus gaat uit van elementaire vormen en kleuren en richt zich op het ontwerpen voor massaproductie om de mensheid te bevrijden van de 19e eeuwse kitsch, waarmee zij sinds de uitvinding van de machine is opgescheept en waardoor de wansmaak hand over hand is toegenomen. Het Bauhaus zoekt te komen tot een vormgeving die alle beeldende kunsten omvat, zowel architectuur als schilderkunst, beeldhouwkunst en toegepaste kunst.
Met zijn idealistische en socialistische levens-en kunstopvatting heeft het Bauhaus, dat nog in 1926 naar Dessau is verhuisd, helaas geen lang leven.

Art-Deco
Art-Deco combineert elementen uit de Afrikaanse, Chinese en Azteekse kunst met het kubisme en het Bauhaus. Hij wordt vooral gebruikt in de toegepaste kunst. Het sleutelbegrip is massaproductie en hier worden de begrippen modernisme en functionalisme geboren. Deze zullen vervolgens het Art-Deco verdringen. Daarmee wil men aanduiden dat alles ontdaan moet zijn van overbodige versieringen. Voorop staat de functie van het voorwerp of object, waarna de vorm vanzelf volgt. Op de mode zullen deze richtingen een grote invloed uitoefenen.

1930-1940

De economische crisis heeft zeker met deze verandering in de positie van de vrouw te maken. De vrouw die in de jaren ‘20, waarin alles op rolletjes leek te lopen, zo zelfstandig was geworden en haar mannetje stond, is ineens weer het supervrouwelijke en verleidelijke type.
Vanaf de jaren ‘30 is er een licht economisch herstel te zien en het is alsof de vrouwen dit aanvoelen. De kleding neemt weer klassiekere vormen aan. Ook keren er weer mannelijke elementen terug in de kleding. Het nieuwe silhouet legt het accent op verbrede schouders, die nog eens extra breed worden door de epauletten. Elsa Schiaparelli is degene die ermee begint en de meeste ontwerpers spelen erop in. De zeer smalle taille blijft en de verbrede schouders doen haar zelfs smaller lijken.

Toch betekent deze verandering geen terugkeer naar de mannelijke mode van de jaren ’20. En daar zorgt trouwens Madeleine Vionnet wel voor. Met Schiaparelli is zij dé sensatie van de jaren ’30. Haar schuin op de draad vervaardigde kleding geeft de vrouw de vloeiende lijn die zo kenmerkend is voor dit decennium. Het silhouet is gestroomlijnd, zacht vloeiend langs heup en taille. De stof is schuin geknipt. De rok is lang waardoor het silhouet verlengd wordt. Dit effect wordt benadrukt door de kapsels die plat om het hoofd liggen. De stoffen zijn glad en effen.

Eind jaren ’30 verschijnen er wat meer kleine bloemenprints. Bont is bijzonder populair in de vorm van versiering op mantels.
Lijfjes en blouses hebben rond de hals sjaals, revers en strikken. Men draagt ook vrij strakke truitjes met sjaalkraagjes. De rokken zijn vanonder tamelijk wijd. Mantelpakken kleden slank af, zijn recht, hebben korte jasjes en de rokzoom valt tot net onder de kuit. De avondjaponnen hebben lage decolletés. Kleine capes worden in de loop van de jaren ’30 mode. Het silhouet in de jaren 30 verandert langzaam van een sluikvallend, verlengend en zeer vrouwelijk silhouet in een geaccentueerder, korter en vierkanter silhouet dat in de jaren ‘40 sterk zal doorzetten.

Lastex is in het midden van de jaren ’30 de grote uitvinding. Het wordt natuurlijk toegepast in corsetten, maar ook door veel stoffen geweven, waardoor het in hoge mate bijdraagt tot het accentueren van de verschillende lichaamsdelen.

1940-1950

De jaren ’40 kunnen verdeeld worden in een oorlogsperiode en een periode van vrede en wederopbouw.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog moet er op elk gebied flink bezuinigd worden.
Die bezuinigingen hebben een grote invloed op het kleedgedrag. Veel vrouwen duiken op een gegeven moment in de klerenkast van hun man. Ze gaan over op het dragen van herenkleding. Eerst zijn het colbertjes en jassen, later de pantalons. De vrouw gaat steeds meer met accessoires werken om wat variatie te brengen in de kleding die voor alle klasse van de maatschappij steeds gelijkvormiger wordt.
Het klassieke kledingsstuk in de 2de Wereldoorlog is het mantelpak: rechte rok tot vlak onder de knie, met een lang, recht jasje dat hoog is dichtgeknoopt. Ze dragen een hoed met een verkleinend effect. Door het verdwijnen van de glamour in de kleding wordt de aandacht vooral gericht op de make-up en het kapsel. Het haar wordt lang en naar achteren gedragen, het voorste haar zit in een rol boven op het hoofd.

Utility Clothes
In Engeland bedenken de meeste vooraanstaande ontwerpers de zogenaamde ‘Utility Clothes’, vanwege de grote schaarste tijdens de oorlog. Dit is uniformachtige en functionele kleding. De kleren die binnen het vierkante silhouet van het einde van de jaren ’30 en de hele oorlogstijd worden ontworpen, zijn gebonden aan een voorgeschreven metrage stof. En die bedraagt niet veel. Vandaar de gladde rokken, kleine kraagjes, het geringe aantal knopen en een minimum aan bandversieringen. Ook zakken, mouwomslagen, manchetten en plooien zijn taboe.

Vanaf 1945 beginnen in Europa de jaren van vrede en herstel. Wanneer men het over de jaren ’40 heeft, denkt vrijwel iedereen alleen aan de oorlog. De jaren tussen 1945 en 1950 lijken nauwelijks mee te doen, al gebeurt er toch heel wat. De wederopbouw begint, die zijn stempel vooral op de jaren ’50 drukt.

De opkomende jeugdcultuur
De Zazou. In Frankrijk ontstaat rond 1942 een stijl van kleden die Zazou genoemd wordt. Deze stijl is ontworpen door jongeren die de oorlog beu zijn. Ze willen niets met de oorlog te maken hebben. Ze dragen kleding waar de bezuinigingen niet aan te zien zijn. Jongemannen dragen wijde pantalons, lange, licht getailleerde jasjes en leren schoenen met dikke leren zolen. De overhemden hebben hoge boorden en de dassen een kleine knoop. De stijl is vrouwelijk van karakter.

1950-1960

Vooropgesteld moet worden dat zich nooit in de geschiedenis in zo’n korte periode, zulke opzienbarende veranderingen in de mode voltrokken. Naast de Haute Couture, die haar laatste bloeitijd ingaat, worden het straatbeeld, filmidolen en popzangers de grote inspiratiebronnen van de mode en de confectie. Er is ook al een jeugdcultuur ontstaan met eigen gedragscodes en een eigen kleedgedrag, dat een nonchalante mode voorstaat. De jeugd wil niet meer voorgeschreven krijgen hoe ze zich moeten kleden. Men wil jong en klasseloos lijken. In de jaren ’50 spelen de Haute Couture nog een zeer belangrijke rol, met Dior als onbetwsite leider.

Parijs wil na de oorlog tonen dat het nog steeds het modecentrum van de wereld is. Men organiseert de manifestatie ‘Le Théâtre de la Mode’. De eerste prestatie vindt plaats in 1945 in het Museum van Decoratieve Kunsten. Alle bekende modeontwerpers doen eraan mee. De gelanceerde mode bestaat uit zeer wijde, tamelijk korte modellen. De avondjaponnen hebben diepe decolletés met daarover bolero’s.

Gedurende de jaren ’50 is de Parijse haute couture een essentiële bron en middelpunt van de modewereld. Het is de periode van de modekoningen. In de jaren ’20 en ’30 zijn filmsterren en jonge aristocratie trendsetters. Ze zijn wandelende visitekaartjes van beroemde couturiers. In bladen als Vogue en Vanity Fair staan zij vaak op de foto. Het modebewuste publiek identificeert zich met deze trendsetters en gaat ook de kleding dragen die door hen in de bladen wordt aangegeven.
Na de Tweede Wereldoorlog verandert alles. Er ontstaat tijdelijk een leegte op het gebied van trendsetters. Amerika kijkt naar Parijs, want in Amerika heeft men het mode- en kledingbedrijf grootschalig opgezet voor de massaproductie, maar er is geen traditie van modeontwerpen.
De Parijse couturiers ontpoppen zich als ware dictators op modegebied. Ieder jaar komen zij met een nieuwe lijn die gevolgd moet worden. Ze krijgen een geweldige autoriteit en ze worden wereldberoemd. Het beroep van couturiers krijgt een zekere glamour. De wil der modekoningen is wet.

Dior opent zijn modehuis in 1947, gesteund door de textielproducent Boussac. Hij brengt de New look en is op slag wereldberoemd. Zijn couture heeft gedurende de jaren ’50 het meeste prestige. Als Dior eind jaren ’50 overlijdt, volgt Yves St. Laurent hem op.
De grote modehuizen die vervolgens in de jaren’50 ontstaan en het gezicht van de mode bepalen, zijn Lanvin-Castillo, De Givenchy en Pierre Cardin. Deze laatste bereikt echter zijn top in de jaren ’60. De dames Lanvin en Chanel zijn in de jaren ’50 nog steeds actief, maar het zijn vooral de heren couturiers die in die periode regeren.
Het modebedrijf en de haute couture maken in de jaren ’50 een grote bloeiperiode door. Vanzelfsprekend leeft ook de textielindustrie hierdoor op. Tweemaal per jaar gaat men naar Parijs voor de collecties. Een evenement waarvoor een strenge selectie plaatsvindt, want er wordt veel gespioneerd en gekopieerd.

Tot 1947 draagt men nog veel tailleurs van het uniformmodel, maar dan slaat Dior een andere richting in met zijn New look. Het nieuwe van deze lijn is dat de rok drastisch wordt verlengd, meters wijd is en dat de taille flink wordt ingesnoerd. Het lijfje zit strak om het lichaam. Voor deze lijn een korsetje nodig: de zogenaamde guèpiere. De schouders zijn rond en vrouwelijk.
Dior brengt deze lijn uit een soort nostalgie naar het verleden, naar de Fin de Siècle. De New look wordt wel bekritiseerd. Stof is nog erg duur en voor veel vrouwen niet te betalen. Het wordt toch een succes, dat tot ver in de jaren ’50 doorwerkt. Zoals gezegd is de New look de basis voor het algemene modebeeld van de jaren ’50. Fundamenteel bestaat de kleding uit zeer wijde rokken, getailleerde jasjes, blouses met aangeknipte mouwen en mantels in piramidevorm. Toch is er juist in die tijd sprake van grote variatie. Het kan niet op; trapezelijn, tulplijn, ballonrok, pothoed, vele nieuwtjes volgen elkaar snel op. Ook ontstaan er in de vrouwenmode veel verschillende modelijnen en looks. Het zijn er ontzettend veel. Dit zijn de belangrijkste:

Rond 1950 komen er verschillende stijlen:
* Asymmetrische en gestileerde kleding. De vormen zijn geometrisch. De rokken zijn iets korter dan een paar jaar terug. Er komen plooirokken en een nieuw type rok: de kokerrok en s ’avonds draagt men ook rokken van het trompetmodel.
* De Chinese look in de vorm van koeliehoeden en Chinese jasjes, die wijd en kort zijn. Over het algemeen gaat de kleding er beginjaren ’50 wat soepeler uitzien. Zelfs Dior maakt minder gebruik van vullingen en baleinen.
* De Ballerinalook die veel door jonge teenagers gedragen wordt. Cirkelrokken, strakke truitjes met boot- of V-hals, maillot en brede ceintuur zijn er de kenmerken van, evenals de piratenbroek en wijde truien. Als schoen wordt natuurlijk de platte ballerina gedragen.

In het midden van de vijftiger jaren zijn er in feite drie soorten kleding: Kleding die gedragen wordt door jongeren in verband met de opkomende jongerencultuur; kleding met een eigen vorm, zoals de A-lijn, gemaakt van stuggere stoffen en vaak ingewikkeld van constructie, en kleding die zich naar het lichaam richt en gemaakt is van soepele materialen. Eind jaren ’50 komt Chanel verassend terug met een nieuwe collectie. Mooie rechte tweed mantelpakjes afgezet met galon of wollen band, bijhorende zijden blouses met een gestrikte kraag, de namaak gouden kettingen, en de matelot. Deze bepalen de mode voor het einde van de jaren ’50.

De invloed van de jongeren
De dame bepaalt tot ongeveer de jaren ’20 het kleedgedrag voor een groot deel. De film doet dat tussen de jaren ’20 en ’50. Vanaf de jaren ’50 bepaalt voornamelijk muziek het kleedgedrag van vooral de jongeren. Na de Tweede Wereldoorlog ontstaan er in Amerika een aantal jongerengroepen. Dit zijn de Hells’ Angels en de Beatniks (de beatgeneratie) en later ook de rockers. Ze hebben ieder een eigen manier van leven en kleden. Jongerencultuur ontstaat niet zomaar, er zijn duidelijke factoren en motieven die meespelen. Daarom zal ik ze allemaal kort met hun kledingstijl toelichten:

* The Hells’ Angels zijn jongeren die, na hun oorlogservaringen als Amerikaans soldaat in Europa, de Stille Zuidzee en het Verre Oosten, moeite hebben zich meer aan te passen aan de maatschappij. Zij zijn rusteloos en gaan op zoek naar iets dat hun leven meer inhoud geeft, óf iets dat meer sensatie brengt dan het burgermansbestaan dat zij verafschuwen. De Hell’s Angels zijn sterk gericht op lichamelijke agressie en ze willen door middel van hun kleding mensen imponeren of angstig maken. De Hell’s Angels, die zich vooral in Amerika ontwikkelen in jaren ’50 en ’60 zijn nozems die met hun leren jacks en hun motoren de straat onveilig maken. De Hell’s Angels zijn sterk groepsgericht, kennen leiders en hun kleding is uniformachtig.

* De beatniks ontwikkelen zich in de jaren ’50 tot een internationaal verschijnsel. Ze gaan op in de hippiebeweging die in het midden van de jaren ’60 ontstaat en waarvan zij deels de voorlopers zijn. De beatniks zijn meer gericht op geestelijke ontwikkeling en hebben culturele interesse, vooral voor moderne jazz en poëzie. De beatniks zijn individueel van instelling. De kleding van de beatnik is tegenwoordig moeilijk te omschrijven als bijzonder, omdat wij nu gewend zijn aan dit soort kleding. De beatnik van toen droeg t-shirts, kaki legerbroeken, blue jeans en legeroverhemden. Sommigen dragen een alpinopet, anderen dragen Mexicaanse kledingstukken omdat Mexico een door beatniks graag bezocht land is. Ook de zonnebril voor buiten én binnen is zeer populair. Dat heeft men van bepaalde jazzmusici overgenomen. Men wil zich als beatnik en hipster onderscheiden van de grijze massa om zich als persoonlijkheid te manifesteren.

* De rockers zijn beïnvloed doordat er een nieuwe muziekstijl ontstaat namelijk; De rock and roll. Deze is ontstaat in de vroege jaren ’50 en spreekt de jongeren geweldig aan. De meeste popzangers zijn een soort sekssymbolen, met name Elvis Presley. Zijn uiterlijk en kleding hebben model gestaan voor een hele generatie jongeren. Hij staat ook model voor de authentieke rock and roll zanger: gitzwart (eventueel geverfd) kort haar met een kuif, lang en slank van postuur en vaak zwarte kleding dragend. De colberts zijn breed en lang. Ze hebben een sjaalkraag vaak deels van fluweel en ook wel fluwelen manchetten. De broek is van het model kachelpijp en tamelijk kort. Men draagt er meestal lichtgekleurde sokken bij en de bordeelsluiper, een suèdeschoen met dikke crêpezool, de trots van elke rechtgeaarde rocker. (‘Don’t you step on my blue suède shoes’ waarschuwt ook Elvis in één van zijn grootste hits.)
De meisjes dragen geen specifieke rock and roll-kleding. Ze dragen de bekende, algemeen gedragen kleding van eind jaren ’50: wijde rokken, tule petticoats eronder, truitjes of overhemdblouses. Een ander zeer populair kledingstuk is de twinset. Eind jaren ’50 komt het op de markt in pasteltinten. Samen met de lagen gekleurde petticoats, wijde katoenen rokken, de brede ceintuur en de queenies (schoentjes met sterk gebogen hak) en de suède jasjes vormt het uniform van de moderne tiener.

De Italiaanse invloeden
Eind jaren ’50 wordt de Italiaanse invloed op modegebied merkbaar. Jongeren gaan schoenen dragen met steeds puntiger neuzen. De damesschoenen zien er uit als gevaarlijke wapens. Zeer spitse tenen en stilettohakken.
Allerlei Italiaanse elementen dringen door in de mannenmode. Vooral bij een groep Engelse jongeren. Zij gaan gekleed in wollen truien met polokraag, parka’s, de desertshoes (schoen van beige suède met dunne zool) en een kapsel in Italiaanse stijl. Ze worden de Mods genoemd. Ze worden afgeschilderd als de losgeslagen jeugd. De Mods luisteren het liefst naar obscure muziek, maar ook wel naar populaire zwarte zanggroepjes, dameszanggroepjes en naar moderne Jazz. Begin jaren ’60 ontwikkeld deze voorkeur zich tot interesse in authentieke rythm and blues.

Hiermee staan we aan het begin van de enorme ontwikkeling op muziekgebied en jongerencultuur en vooral ook kleedgedrag van het midden van de jaren ’60.
Tegen het einde van de jaren ’50 is de rock ’n roll vercommercialiseerd en acceptabeler voor de massa, romantische rockers voeren de boventoon. Het is de tijd van de Amerikaanse high schoolstijl.

1960-1970

De swinging sixties
De jaren ’60 worden gekenmerkt door groeiende welvaart door de opkomst van de consumptiemaatschappij. In de tweede helft van de jaren ’50 zijn er veel jongeren in opstand gekomen tegen de normen, waarden en de levensstijl van de ouderen. De jaren ’60 en begin jaren ’70 staan vervolgens dus ook geheel in het teken van de jeugd. Tot 1958 was er nauwelijks speciale mode voor jongeren. Deze groep werd nauwelijks erkend. Maar nu verandert er iets: de jeugd wordt een aparte maatschappelijke groep, die nog een eigen manier van leven, een eigen stijl moet ontwikkelen.

Londen als modecentrum. Net zoals Parijs het centrum is voor de haute couture is Londen het modecentrum voor de jongeren. De Londense stylisten ontwerpen als eersten kleding speciaal voor jongeren. Jongeren krijgen meer geld om te besteden aan kleding. Maar ze weigeren kleding te kopen in dezelfde winkels als hun ouders.
Want in tegenstelling tot hun ouders is kwaliteit niet erg van belang voor de jongeren. Het hoeft namelijk niet duurzaam te zijn. Hoe goedkoper en modieuzer, hoe beter! Hierdoor ontstaat een nieuw soort winkel gericht naar de jongeren, de boutique. Boutiques waren een rage in de jaren ’60. Een van de eerste boutiques is ‘bazaar’ geopend door Mary Quant. Boutiques bieden aan de lopende band nieuwe modesnufjes en accessoires. De kleding is niet van hoogwaardige kwaliteit. Het is meer een soort van wegwerpkleding. Heel even is er zelfs een mode van jurken van papier die men letterlijk wegwerpt. De verkopers in de boutiques zijn van dezelfde leeftijd als het publiek en er luidt popmuziek om de sfeer jong en dynamisch te maken.

De eerste helft van de jaren ’60 is een voortzetting van de mentaliteit en modelijnen in de jaren ’50. De invloed van de jeugd wordt sterk merkbaar en de Engelse stylisten richten zich op deze jonge groep voor wie stijl belangrijker is dan een goed genaaid kledingstuk.
Mary Quant, een bekende styliste, is onverbrekelijk verbonden met de minimode. In 1965 lanceert ze de minirok die tot 22cm boven de knie reikt. Het silhouet lijkt sterk op dat van de twintiger jaren. Ze wil kleding afstemmen op elkaar.
In 1963 komt er dan de total look. Er komen bijpassende accessoires op de markt, zoals jasjes, laarzen en kousen. Ouderen kunnen deze mode uit esthetische overwegingen niet overnemen. Maar de zoom blijft stijgen, in 1967 komt de rok slechts enkele centimeters onder de billen. Het is onmogelijk om met zo’n korte rok jarretels te dragen en daarom introduceert Mary Quant de panty. Deze komt er in allerlei kleuren en structuren.

Schoonheidsideaal. De dames raken uit de mode in de jaren ’60, de teenager neemt haar plaats in. De ideale teenager heeft geen rondingen en is broodmager. Het prille meisje staat model voor het nieuwe beeld van de vrouw. Ook films over de jaren ’20 en ’30 zetten rages in gang. Kledingelementen door films: kleding in vloeiende lijnen, alpinomutsen, cloches, hoeden met slappe rand en lange gladde rokken. . Men kleedt zich net als Bonnie in een rok die tot op het scheenbeen komt. Dit is de midi-mode. Ook maxi-rokken tot op de enkel komen in de mode. Bij de midi of maxi wordt een strak truitje gedragen.

Van couture naar prêt-à-porter
Er blijft couture voor wie mooi en chique boven alles stelt en daar natuurlijk geld voor heeft. Maar daarnaast is er nu ook snelle confectie voor de mensen die van een meer eigentijdse aanpak houden. Mode al was iets dat alleen de Parijse haute couture-ontwerpers betrof, maar de modegevoelige man of vrouw laat zich nu niets meer dicteren. Bovendien willen ze niet meer een half jaar wachten op een volgenden collectie. Daarom gaan vooruitstrevende ontwerpers hun eigen mode rechtstreeks verkopen in een boutique. De boutique- en confectieontwerpers richten zich op de jongeren, omdat die altijd te vinden zijn voor nieuwe ideeën.
- André Courrèges is een voorbeeld van een couturier die meegegaan is met de nieuwe ontwikkelingen op de modemarkt. Hij heeft drie collecties:
1. La haute couture (hoge prijsklasse)
2. La couture future ( middenprijsklasse)
3. La ligne hyperbole ( lagere prijsklasse).
- Yves St. Laurent heeft in 1966 zijn eerste prêt-à-porter-collectie. Een prêt-à-porter-collectie is een kleine serie kleding ontworpen in de studio van de couturier en industrieel vervaardigd. De modellen worden gedistribueerd voor lagere prijzen dan de haute couture. Ze laten zich inspireren door de unieke modellen in de couturehuizen.

Antimodes
Jongeren die niet met de massa mee willen gaan op zoek naar drachten en kleedstijlen, waarin ze zichzelf ontdekken. Bijvoorbeeld een kleedstijl uit het verleden, een dracht van andere volkeren, of beroepskleding. Dit zijn de zogenaamde antimodes of alternatieve stijlen. Deze kleding wordt op een geheel eigen manier gedragen. Door het zoeken naar een eigen stijl verdwijnen ook de standenverschillen en er treedt een betrekkelijke gelijkheid der seksen op. Deze antimodes veroorzaken een grote revolutie op het gebied van kleding. Stylisten verwerken deze kleding tot nieuwe modelijnen.
- Yves St. Laurent vertaalt bijvoorbeeld de oosterse ideeën van de hippies in de westerse mode. Hij brengt een chiquere versie van de boernoes, de kaftan, de harembroek en rijkelijk gedrapeerde sjaals om hoofd en heupen. Drachten van de meest uiteenlopende volkeren worden als inspiratiebron genomen.
- In 1969 introduceert Kenzo Japan in de modewereld. Het jaar daarop lanceert hij een hele serie nieuwe vormen, waaronder de kimonomouw.
Kleedstijlen uit het verleden, de zgn. retrostijlen geven het verlangen naar grootmoeders tijd weer. Antiekmarkten worden druk bezocht om deze nostalgische tweedehands mode te vinden. Armoede wordt mode.

Beroepskleding
Studenten zoeken toenadering tot de arbeider. Deze werkmanskleding is functioneel, echt en niet onderhevig aan mode. Bovendien wordt deze kleding van eerlijke stoffen gemaakt.
Levi Strauss werd heel bekend door zijn mijnwerkersbroek in denim. Deze broek kreeg een bovenstuk en de overall was ontstaan. Vanaf de jaren ’50 werden de spijkerbroeken uit de werkmanssfeer door de jongeren gedragen.
Deze kleding kan gecombineerd worden met andere stijlen om zo tot een eigen stijl te komen. Vanaf dit tijdstip gebruiken ontwerpers folklore, arbeidersdracht, en retrostijlen steeds weer als inspiratiebron.

De hippiemode
Midden jaren ’60 is er een nieuwe groep jongeren, de hippies. Tegenover de rebelse jongeren zijn de hippies erg vredelievend. “Love and peace” is hun slogan. Ze noemen zichzelf de flowerchildren. Ze protesteren tegen het kapitalisme, tegen de consumptiemaatschappij, tegen racisme en tegen de klassenmaatschappij. Ze propageren een alternatieve maatschappij. Hun kleding is oosters georiënteerd. Ze kleden zich uitheems en folkloristisch en het liefst dragen ze geen schoeisel. Hun garderobe bestaat uit grote bedrukte omslagdoeken, lange gewaden, hoofdbanden, kralen en franjes. Het haar hoort lang te zijn. De hippiekleding inspireert de maatschappij tot een nieuwe mode. De ontwerpers, geïnspireerd door de hippies, ontwerpen exotische kleding. Het hippietijdperk loopt ten einde begin jaren ’70.

Jeans
De jeugd heeft behoefte aan idolen, waar men zichzelf in kan herkennen. Het verschijnsel idool komt uit Amerika. James Dean is één van de eerste voorbeelden van een nieuw type mens met een eigen stijl van leven en kleden. Jongeren voelen zich onbegrepen net als James Dean en ze kleden zich net als hij in spijkerbroek en slordig openstaand hemd of slobbertrui. Een slungelige gang, ongelukkige blik en verward haar maken het geheel compleet.
James Dean heeft de jeans-rage ontketend. Eerst werd de jeansbroek verworpen, later wordt hij gedragen door alle rangen en standen. Het model van de jeans gaat met alle modes mee. De jeugd wil duidelijk niet meer chique gekleed gaan, maar lekker gek. Door het kleedgedrag van de jongeren is de door Parijs voorgeschreven vormgeving losgelaten. Men oriënteert zich op Londen waar tolerantie, zelfexpressie en erotiek voorop staan.

1970-1980

Flower Power
De mode van de jaren ’70 werd in het algemeen gekenmerkt door de behoefte aan authenticiteit, natuurlijkheid en zelfverwezenlijking. De zeventiger jaren worden ook wel het ‘ik’-tijdperk genoemd.
In de loop van de zeventiger jaren verdwijnt geleidelijk het vredige, relaxte hippiesfeertje. Het maakt plaats voor een harde, uitzichtloze wereld. De recessie zal de tweede helft van de jaren ’70 beheersen.
Tot eind jaren ’50, begin ’60 was het ideaalbeeld van de vrouw de rijke bourgeoisie. Deze kon zich veroorloven in couture gekleed te gaan. Daarna was het jonge meisje het schoonheidsideaal. In de beginjaren ’70 is dit meisje volwassen geworden en zie je het beeld van de onafhankelijke jonge vrouw ontstaan.

Na de rumoerige jaren ’60 is er zekere moeheid ontstaan. De jeugd uit die jaren is nu opgegroeid, ze hebben andere interesses en behoeftes. Hun opstandigheid neemt af.
Omdat de wijze van kleden hun denken en handelen weerspiegelt, verandert ook hun manier van kleden. De couturiers hebben sinds 1965 veel van hun aanzien verloren door de opkomst van de jongerenmode, die op straat ontstond. Nu deze groep jongeren volwassen geworden is, ontstaat er een vraag naar kleding met een eigentijdse vormgeving, naar kleding volgens bepaalde trends, naar progressieve mode. Hieraan kunnen de modeontwerpers en couturiers voldoen. Toch blijft het kleedgedrag in deze periode erg individualistisch. De couturiers zijn daarom niet meer in staat om de modedictators van voorheen te worden.
Heel langzaam ontwikkelt zich in de jaren ’70 een terugkeer naar klassiekere stijlen. De ontwerpers gaan hoe langer hoe meer werken vanuit thema’s, waarin gemeenschappelijke kleuren, stoffen en dessins worden aangegeven. De thema’s of inspiratiebronnen zijn hoofdzakelijk afkomstig uit de antimodes. Tot 1965 was de mode vrij duidelijk, maar dan komt alles in een stroomversnelling en omstreeks 1970 heerst er een collectieve verwarring. Ook verandert het silhouet om de haverklap. De mode wordt onlogisch, goedkoop en wil verschillende dingen tegelijkertijd zeggen.

De invloed van de punkers begint merkbaar te worden in de mode. De hippies zijn al lang uit het zicht verdwenen, maar er zijn nieuwe jeugdgroepen ontstaan. Punk is de nieuwste sensatie in het straatbeeld. Net als de hippies in de jaren ’60 walgen de punkers van de maatschappij, maar ze zijn niet te vinden voor ‘love and peace’. Punk is anarchistisch en agressief en reflecteert woede en teleurstelling. De punkers dragen het haar fel gekleurd, het staat met behulp van gel in stijve pieken, soms als een hanenkam omhoog en is aan de zijkanten vaak weggeschoren. Ze dragen overwegend zwarte kleding met felle kleuraccenten en hun kleding is voorzien van slordig geschilderde, agressieve slogans. Hun sieraden bestaan uit hondenhalsbanden, veiligheidsspelden door de neus en oren en scheermesjes aan een kettinkje of een oor. Punk slaat aan en wordt voor veel ontwerpers een grote inspiratie bron. Jean-Paul Gaultier en Thierry Mugler worden er in hoge maten door geïnspireerd.

De jaren ‘70 en verder kunnen allemaal gekenmerkt worden door chaos. Vanaf nu ontstaan er per jaar of zelfs seizoen nieuwe kledingstijlen waar men bewust of onbewust deel van uitmaakt. Om toch een beetje duidelijkheid te scheppen zal ik per jaar de belangrijkste stijlen toelichten.

Door de invloed van de dertiger jaren is het silhouet in 1970 overwegend smal. De belangrijkste silhouetten in het modebeeld zijn mini, midi, maxi en de pantalon. De maximode wint langzaam aan terrein. Maxi komt vooral voor in de Haute Couture en de mini in de confectie. En ook de pantalon wordt hoe langer hoe meer gedragen in allerlei combinaties. Kortom de chaos op de modemarkt is nu al compleet.

In 1971 treedt er dan toch een zekere stabiliteit van lengte en stijl op. Er is een zekere terugkeer naar een draagbare mode, naar een nieuwe elegantie. Het silhouet is nu vierkante schouders, een lengte onder en boven de knie en een aangegeven taille.
Ook de combinatiemode doet het goed. Strakke truitjes en t-shirts worden boven of onder een hemd, blouse of debardeur gedragen. Men kan combineren wat normaal niet gecombineerd wordt: verschillende lengtes, kleuren of prints. Het silhouet moet lang en slank blijven.

In het modebeeld van 1972 vinden we kledingstukken die de terugkeer naar een klassiekere kleedstijl benadrukken. Het nieuwe silhouet is wijd, met brede mouwen en gemakkelijk te dragen. Dit is ook het jaar van de grannymode: de nostalgische omajurken. Daarnaast is er een ondeugende-jongetjesmode: grote pet, bandplooibroek met poffende pijpen, waarop een trui met strikje gedragen wordt.

In 1973 veranderd de mode niet erg, het heeft een rustpunt gevonden. De confectie heeft het zeer moeilijk in verband met de economische crisis.

In 1974 toont het silhouet nu een vrouwelijke belijning in de sfeer van de Italiaanse vrouw, die als zeer elegant bekend staat. De mode wordt weer wat chiquer, klassiek wordt weer modern. Dit betekent de terugkeer van het mantelpak, de raglanmantel, de plooirok, de twinset, de overhemdjurk, stoffen als tweed, flanel, suède, parelkettingen en pumps.
Toch is de spijkerkleding is al helemaal ingeburgerd. Een grote rage is het versieren en borduren van de spijkerbroek. Levi Strauss opent dan ook een wedstrijd: ‘denim art’.
De antimodes hebben veel stand- en sekseverschillen laten verdwijnen, en ook de jeansdracht heeft daartoe bijgedragen. Het verschil in kleedstijl tussen man en vrouw is nu vrij klein.

In 1975 zien we veel militaire elementen in de kleding. Dit gaat gepaard met de opkomst van fascistische ideeën. Het silhouet is wijd, volumineus en soepel, met rokzoom halverwege het scheenbeen. De belijning is slank, smal, maar soepel in een romantische of sportieve stijl. Onder invloed van folklore uit China, Japan, Tibet, Schotland en Oostenrijk wordt de mode zeer kleurig en de dessins hebben geometrische en kubistische motieven.

In 1977 wordt de vrouw weer wat verleidelijker en verschijnt als vamp. Er is een tendens om nauwere kleding te dragen, vaak met een spleet van achteren en opzij, die soms tot halverwege de dij komt. Ook brengt Parijs zoveel trends dat het op den duur verwarrend werkt. En Italië, met name Milaan, wordt een belangrijk modecentrum. De Italianen brengen klassiekere kleding dan de Fransen.

In 1979 zien we in de kleding een combinatie van de jaren ’40 en ’50. De mouwen zijn bol, de taille ingesnoerd, de rokken recht en vaak zeer strak. De broeken zijn iets te kort en hierbij draagt men hooggehakte schoenen. Het silhouet doet sterk denken aan de jaren ’40. Door de invloed van de vijftiger jaren zijn er kuitbroeken, straplessjurken met ingesnoerde taille, geaccentueerd door brede ceintuurs. Door de mengeling van de jaren ’40 en ’50 krijgt men een toch een eigentijds beeld.
De discostijl wordt een rage na de film ‘Saturday Night Fever’. Opvallende, glinsterende of transparante rokken en jurken in felle kleuren wervelen over de dansvloer. Daarbij wordt veel bloot getoond en wit is dé kleur in discoland.

1980-1990

Dress for succes
In de jaren ’80 werd de cultus van het succes en de zelfverwezenlijking steeds belangrijker. De mode van de jaren ’80 en ’90 kenmerkt zich door nog meer onoverzichtelijkheid en chaos mede doordat mode voorgoed internationaal word.
Ondertussen zijn vrijwel alle haute couture ontwerpers overgegaan op prêt-à-porter en ze noemen zich nu liever stylisten of createurs. In de jaren ’80 is er ook grote belangstelling voor erotiek en aangezien het taboe hierop minder word uit zich dit ook duidelijk in de mode. Toch is, in deze tijd waarin de media de mensen volop met de neus op de feiten drukken, binnen de mode de belangstelling voor wat zich in de wereld afspeelt, niet bijzonder groot te noemen. Wel wordt men zich tegen de jaren ’90 bewust van milieuvriendelijke van natuurlijke stoffen. Men denkt daarmee aan zijn ecologische plicht te hebben voldaan. De mode in dit tijdsbestek reflecteert een doelbewuste ontkenning van de harde realiteit. Kleur- en glimorgieën suggereren een maatschappij vol feestgedruis. Ook richt men zich meer op seksualiteit in de media en dit komt duidelijk tot uiting in de mode.

Vrijetijdslook
Twee rages zijn van invloed op het kleedgedrag aan het begin van de jaren ’80: eerst skateboarden, daarna roller-skating. Beiden zijn afkomstig uit Californië. Vooral roller-skating wordt uitdrukking van een levensstijl. In restaurants zie je dat serveersters zich verplaatsen op rolschaatsen. Popzangers laten zich afbeelden op rolschaatsen. Roller-skaters verschijnen nu ook in de disco. Overdag flitst men door de straten met een walkman op. Het lichaam moet op zo’n aantrekkelijk mogelijke manier tentoongesteld worden. De mode wordt hierdoor zachter. De stoffen worden soepeler en de kleuren zijn pasteltinten. De lijnen worden natuurlijker en er komen normalere schouders. De lengte komt, naast de mini, tot op de knie. Het motto waarmee de jaren ’80 werden ingeluid was dus beweging,(skating en jogging).Deze trend zet zich voort. De bijhorende outfit wordt ook buiten de sport gedragen. De producenten van sportwear passen details en kleuren aan de mode aan men neigt naar vereenvoudiging: alle hoekige, agressieve en duidelijk geconstrueerde vormen zijn verdwenen. Over het algemeen is het modebeeld niet echt verschillend van het vorige.

Madonna
De popster Madonna was voor de mode een uitgeproken en stijlbepalend voorbeeld door de manier waarop zij de meest uiteenlopende elementen tot een zeer eigenzinnig geheel combineerde. Halverwege de jaren ‘80 ging Madonna de mode beïnvloeden. Eerst toonde zij zich als ‘bad girl’ waarna ze zich als puck chic liet zien. Zo veranderde Madonna steeds weer van stijl en zette ze steeds weer een eigen trend voort.

Soaps
Een andere nieuwe ontwikkeling in de jaren ’80 waren de soaps. Deze gingen ook de mode van de kijkers bepalen. Zo had je bijvoorbeeld de Dynasty-stijl, waarbij strakke rokken en getailleerde jasjes werden gedragen. En waarbij het haar hoog getoupeerd werd.

Dress for succes
Naast de sportieve mode ontstond er in de jaren ’80 nog een andere stijl. ‘Dress for Succes’ was de toverformule. De aanwezigheid van vrouwen in het beroepsleven was inmiddels vanzelfsprekend en zij klommen steeds hoger op de maatschappelijke ladder. Vrouwen die carrière maakte deden dat beter met zakelijke kleding. Deze kleding paste zich aan de vormen van de herenkleding en maakte de vrouw als seksueel wezen daarmee onzichtbaar om in plaats daarvan haar mannelijke competitie te benadrukken.

Folklore
Veel ontwerpers hebben zich laten inspireren door de folklore: je ziet Russische en Kaukasische invloeden, Robin-Hoodachtige kleding en chique cowboys. Ook is er een sterk romantische en barokke tendens die vooral opvalt in de stoffen en de stofverwerking. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de eenvoudige levenswijze waartoe de recessie van de jaren tachtig ons dwingt.

Parijs
Deze stad laat een gevarieerd modebeeld zien, onder andere geïnspireerd op de zestiger jaren: de minirok is terug maar nu met strookjes en ruches, in ballonvormen en andere variaties. Verder inspiratie wordt gehaald uit Zuid-Afrika, de safari en de jungle. De kleuren zijn pastel, zwart en wit. Als dessins worden strepen, stippen, batikstoffen en geometrische vormen gebruikt. Er komen broeken in allerlei lengtes en vormen voor, zoals shorts, bermuda’s, enkellange broeken die van boven heel wijd en van onderen heel smal zijn, broeken met patatzakken (wijdafstaande zakken).
Toch dreigt Parijs, door haar chaotisch modebeeld en organisatie, van de troon gestoten te worden. Ze krijgt veel concurrentie van Milaan.

Milaan
Milaan blijft vrij klassiek: pakken met rokken net over de knie of met broeken. Nieuw is de vrij wijde, bijna enkellange 7/8e broek. De mode in Milaan kent een grote verscheidenheid aan broeken: Bermuda’s, knickerbockers, paardrijbroeken enzovoort.
Rond de heup bevindt zich een vage aanduiding. De rokken worden minder recht en zijn soms wijd en klokkend.
Behalve de vernieuwende sportkleding, nu ook voor vrouwen, komt er weer een stijl terug. De denimlook namelijk; er wordt nu veel met contraststiksels en fluwelenkraagjes gewerkt, daarmee is de jeans helemaal terug: er zijn spijkerjacks, shorts en denimminirokjes. Hierbij draagt men sweatshirts en poloshirts, waarop provocerende teksten en moderne art-reproducties staan. Het geheel wordt dan ook de Total New Wave Look genoemd.
Verder is het weer onmogelijk om alle stijlen te beschrijven en zal ik daarom ook de belangrijkste aangeven.

Retro-elementen komen weer voor: glitter van de jaren ’20 in combinatie met zestiger jaren dessins in fluortinten en pailetten. Jarenlang heeft men inspiratie gezocht in retromodes, folklore of een combinatie van die twee. Nu richt men zich op het werkelijk nieuwe van de afgelopen jaren: het kledingbeeld van de punk en de New Wave en ook armoede wordt weer mode.

Een aantal andere bekende thema’s zijn: de matrozenlook in rood, wit en blauw; de safarilook in kaki en legergroen; de Chinalook met maopakken, Chinese pyjama’s en sjanghai-jurken; op sport geïnspireerde kleding; Spaanse en Zuid-Amerikaanse folklore; op mannenmode geïnspireerde Engelse vrouwen kleding; jeans in allerlei variaties.
Vanaf 1984 nemen de punkinvloeden af en komen er vanuit de straatmode weer andere impulsen.

1990-2000

Mode gaat globaal
In de jaren ’90 worden authenticiteit, spiritualiteit en sensibiliteit de waarden waarmee men zich wil identificeren. De mode van de jaren ’90 wordt gedragen door de nieuwe toonaangevende generatie: de kinderen van de generatie uit de jaren ’60 die ook haar levensstijl in een geheel eigen mode tot uitdrukking had gebracht. In deze tijd word de mens bepaald door enerzijds recessie, werkeloosheid, oorlogen en nationalisme en anderzijds door een nauwelijks nog te bevatten globalisering in de politiek, de cultuur en de techniek. Deze ontwikkelingen bepalen het mensbeeld en laten een zekere onverstoorbaarheid zien. Maar vooral media en communicatie bepalen in grote mate het dagelijks leven: de waarneming in de jaren ’90 wordt bepaald door een technisch geproduceerde beeldenstroom die de virtuele realiteit en de werkelijkheid in elkaar laat overlopen. Al deze factoren zijn duidelijk merkbaar in de mode hoewel de modetrends die in de jaren ’80 zijn ontstaan zich wel voortzetten in de jaren ’90. Er is geen nieuwe specifieke stijl ontstaan, maar een hele serie spectaculaire variaties op al bestaande stijlen.

Labels
Een nieuwe duidelijke trend die ontstaat in de negeniger jaren. Het label staat voor een bepaalde stijl en een bepaalde kwaliteit, het staat echter vooral voor een sociale onderscheiding, voor de eisen die iemands stelt aan zichzelf en aan anderen en die tot uitdrukking komen in de keuze van iemands kleding. Omdat het label zo veel zegt wil men dit ook duidelijk maken en daar spelen de massaproducenten goed op in. Op elk kledingstuk is nu wel duidelijk een label te vinden, juist omdat deze kwaliteit en exclusiviteit suggereert.

Jongerencultuur
Vanaf de tweede wereldoorlog ontwikkelden zich jeugdgroepen met eigen culturen. Men ging zich anders gedragen en anders kleden. Na de hippietijd werd het rustiger aan het jeugdfront, maar tegen het eind van de jaren ‘70 werd het weer onrustiger. In de laatste 20 jaar waren de jongeren niet meer zo belangrijk zoals in de jaren ’60 en ’70.
Nieuwe jeugdgroepen in de jaren ‘90 zijn de skinheads en de disco’s en de girlies. De skinheads staan bekend als een fascistische groep. Het zijn meestal agressieve types uit de arbeidersmilieus in de arme wijken. Ze willen geen genoegen nemen met uitzichtloze situaties en met hun gemillimeterde hoofden, hoogwater broeken, bretels en dr. Martens boots shockeren en terroriseren zij hun omgeving.
De disco’s passen zich aan, ze genieten van het leven en hebben geen oog voor de maatschappelijke problemen. Ze zijn egocentrisch en ze zijn veel met hun eigen lichaam bezig. Deze groep wordt graag bekeken. Jong, bruin en gekleed in glitter en glamour betreden ze de dansvloer. Ze besteden veel geld aan dure designkleding. Binnen deze groep staat het uiterlijk en succes voorop.

Vrouwenmode en mannenmode
In deze tijd is het duidelijk dat er geen onderscheid gemaakt hoeft te worden tussen specifieke mannen- en vrouwenkleding. Dit omdat er gewoon niet meer zo veel verschil in zit. De meeste nieuwe stijlen worden ontwikkeld voor mannen en vrouwen. Hieruit blijkt duidelijk de gelijkwaardigheid van de maatschappij. Wel doet het silhouet in deze tijd denken aan dat van de jaren ’30 en is lang en sluik, met een accent op de heupen.
Ook zijn er verschillende zeer opvallende stijlen die ik toch even wil benadrukken.

Retro: halverwege de jaren ’90 wordt de jeugdmode gekenmerkt door een opleving van de mode uit de jaren ’70. In een iets mildere vorm keert deze trend ook terug in de algemene mode. Dit zie je aan de brede schoenen, bijna hoekig van vorm, met vierkante hakken en vaak plateauzolen. T-shirts, blouses en pull-overs zijn nauw en kort. En broeken hebben vaak wijde pijpen.

Grunge: Vrouwen (in dit geval) gingen dunne gebloemde jurken dragen die net niet leken te passen. Daaronder droegen ze zwarte legerlaarzen. Deze trend ontstond oorspronkelijk als verzet tegen de maatschappelijke normen, maar ontwikkelde zich tot een internationale trend.

Girlies: Deze look is in vele opzichten gebaseerd op de jaren ’70 en bestaat uit korte rokken of strakke broeken, vaak mat wijd uitlopende pijpen, een strak bloesje of T-shirt waaronder je navel te zien is. Hierbij worden dan meestal ook schoenen met plateauzolen gedragen.

Techno: Een herinterpretatie van de mode van de jaren ’70. Deze stijl bestaat uit allerlei creatieve creaties op een mode die aanvankelijk door minderheden gedragen werd. De look is geïnspireerd op de mode uit de jaren ’60 en ’70. De mode word creatief gecombineerd met allerlei andere stijlen zoals punk en girlie.

Behalve deze vier opvallende stijlen zijn er nog ontelbaar meer trends en stijlen waarvan ik er nog een zeer belangrijke wil benadrukken namelijk, het kostuum. Hiervoor moest het mantelpakje plaatsmaken in de jaren ’90 en werd meteen de nadruk gelegd op het zakenleven dat in de loop der tijd bijna centraal staat voor de huidige maatschappij.
De grote mode wordt het combineren van stijlen, kleuren en materialen die niet bij elkaar passen. Het modebeeld staat dus ook helemaal in het teken van het nieuwe combineren: het uitwisselen van kledingstukken uit verschillende stijlen. Het nieuwe zit vooral in een andere en gedurfdere manier van stylen. De kledingindustrie die hier op inspeelt noemt deze trend de ‘culture mix’ of ‘nieuwe esthetiek’. Culture mix omdat deze kleedstijl een vermenging is van kleedvormen uit diverse culturen, en nieuwe esthetiek omdat deze kleedstijl tegen de geldende regels van de westerse schoonheidsleer ingaat.

Conclusie

Hoofdvraag.
Hoe heeft de mode zich ontwikkeld in de twintigste eeuw?

Het antwoord op deze vraag, het beschrijven van de totale ontwikkeling dat kunnen we kort samenvatten. Uit de twintigste eeuw blijkt duidelijk dat de mode laat zien wat er in de maatschappij aan de hand is. Coco Chanel zei ooit, “La mode, c’est capter l’esprit du temps.” Dit wil zeggen, “De mode is een antenne die de geest van de tijd opvangt”. Hier heeft zij wel gelijk in, want dit zinnetje vat ons hele werkstuk samen omdat dit ook echt de kern van de mode is.
Mode is, qua ontwikkeling, in de loop van de eeuw een internationaal fenomeen geworden. Er bestaat geen land meer in het westen dat volledig geïsoleerd is en er zijn hier bijna geen bevolkingsgroepen meer die zich onafhankelijk van de westerse mode kleden. De twintigste eeuw is tot nu toe duidelijk de meest revolutionaire eeuw geweest op het gebied van mode. Dat blijkt uit de beroemde modeontwerpers, en de stijlen en trends die zich bleven ontwikkelen tot er in zijn totaal een grote chaos ontstond. Deze chaos moet niet als iets negatiefs gezien worden maar juist als trots van 100 jaar mode…

Om te laten zien wat wij van dit werkstuk geleerd hebben en wat wij nou werkelijk het ideale modebeeld vinden, hebben we beide een modeontwerp gemaakt. (Zie de tekeningen.)
Begrippenlijst

- Mode in de twintigste eeuw - Leontien van Beurden

- http://www.yourface.nl/historie.html

- Volkskrant magazine - jaargang 5, nummer 198

- Mode: de eeuw van de ontwerpers 1990-1990 - Charlotte Seeling

- Geschiedenis van de mode in de 20e eeuw – Gertrud Lehnert

- http://www.google.nl > afbeeldingen >
- Christian Dior
- Gabrielle Coco Chanel
- etc.

Geen opmerkingen: