Wie is Martin Luther King?
Martin Luther King en zijn familie
Op 15 januari 1929 werd in Atlanta, Georgia in de Verenigde Staten Martin Luther King Jr. geboren. Martin Luther King groeide op in een gelovig gezin, zijn vader was dominee, Martin Luther King Sr., en zijn moeder, Alberta Christine Williams, was een lerares. Hij had ook nog een oudere zus, Christine, en een jongere broer, Alfred Daniel. Ze hadden het niet slecht thuis. Zijn ouders behoorde tot de middenklasse. Dat waren de meer voorname en ook wel rijke mensen van de stad. Martin, zijn zus en zijn broertje konden gewoon naar school en hoefden niet te werken...
Zijn vader was iemand die een hekel had aan onrecht. Martin Luther King’s grootvader, A.D. Williams, was dominee in de Ebenezer Baptist Church en mede oprichter van de NAACP (National Association of Advancement of Colored People). Deze organisatie vecht voor de rechten van de donkere mensen. Martin Luther King Sr. volgde A.D. Williams op als predikant in de Ebenezer Baptists Churchs en werd net zoals zijn ook een burgerrechtenactivist.
< teken van de NAACP
Eerste keer dat Martin Luther King te maken kreeg met rassenscheiding
Al vroeg kreeg Martin Luther King te maken met rassenscheiding en de ongelijkheid tussen de donkere en blanke mensen. Hij besefte al vroeg dat hij anders behandeld werd vanwege zijn donkere huidskleur. Dit hield in dat er andere regels waren voor donkere mensen dan voor de blanke mensen. Er zijn een aantal gebeurtenissen die heel erg veel indruk hebben gemaakt op Martin Luther King;
- Toen Martin 6 jaar was wilde hij met 2 blanke jongetjes spelen die hij aardig vond alleen de ouders van de jongetjes verboden hun zoons om met Martin te spelen omdat Martin zwart was…
- Op een dag wou de vader van Martin met Martin schoenen gaan kopen. Toen ze de winkel binnenkwamen werden ze naar een aparte ruimte gestuurd voor donkere mensen, zijn vader weigerde dit en pakte Martin zijn hand en liep weg zonder schoenen te kopen
- Op een dag nam Martin met zijn donkere lerares de bus. Op een gegeven moment stapte er blanke mensen in. Martin en zijn lerares moesten van de buschauffeur opstaan zodat de blanke mensen konden zitten. Martin wou eigenlijk helemaal niet opstaan maar zijn lerares zei dat de wet dit voorschreef. Ze stonden op en ze moesten de hele weg naar huis, 200 km, rechtstaan…
Dit zijn nog maar een paar gebeurtenissen die een grote indruk hebben gemaakt op Martin en hij heeft zich er heel erg boos om gemaakt. De vader van Martin kon hier ook heel slecht tegen. Hij vond dat je donkere mensen nooit als slaaf of minder persoon mocht behandelen vanwege zijn huidskleur!
Martin Luther King en zijn school
Voordat Martin naar het college ging verdiende hij een centje bij in Connecticut op een tabaksplantage. Hij was verbaasd dat je in Connecticut overal kon gaan en staan, zelf als zwarte. Toen hij 15 jaar was ging hij sociologie studeren in het Morehouse College. Het was een goede school voor hem. De leerlingen werden aan het denken gezet om oplossingen te zoeken voor het rassenprobleem. Op Morehouse kwam hij erachter dat hij graag dominee wilde worden. Hij wilde de mensen laten inzien hoe oneerlijk racisme en discriminatie zijn. Martin Luther King ving zijn studies aan op de David T. Howard School. Daarna ging hij naar de Atlanta University Laboratory School. Zonder einddiploma van de middelbare school slaagde hij voor het toelatingsexamen voor het Morehouse College in Atlanta. Het was een goede school voor hem. De leerlingen werden aan het denken gezet om oplossingen te zoeken voor het rassenprobleem. Op Morehouse kwam hij erachter dat hij graag dominee wilde worden. Hij wilde de mensen laten inzien hoe oneerlijk racisme en discriminatie zijn. In juni 1948 slaagt hij er voor zijn kandidaatsexamen sociologie en begint zijn studies aan het Crozer Theological Seminary in Chester, Pennsylvania. In 1952 studeert hij er af en vertrekt naar de Boston University waar hij systematische theologie studeert. Martin Luther behaalde er de graad van doctor in de filosofie op het terrein van de systematische theologie op 5 juni 1955. En ondanks aanlokkelijke aanbiedingen voor een academische loopbaan aanvaardt King in 1954 een beroep als predikant van de Dexter Avenue Baptist Church in Montgomery (Alabama), een zwarte middenklasse gemeente. In de lente van 1955 nam King de leiding over van de belangrijkste Baptistengemeenschap in Montgomery. Hierdoor kreeg hij meer (nationale en internationale) bekendheid.
Martin Luther King en zijn vrouw en kinderen
In januari 1952 ontmoet hij een bijzondere vrouw; Coretta Scott. Coretta Scott woonde ook in de Staten waar rassenscheiding was en ze wist ook, als geen ander, hoe dat was. Ze stond dus ook helemaal volledig achter haar man. Op 18 juni 1953 trouwen Martin en Coretta. Samen kregen ze 4 kinderen; op 17 november 1955 wordt hun eerste dochter geboren Yolanda Denise. En 2 jaar later volgde er nog 1 namelijk Martin Luther King III. En 30 januari 1961 wordt Dexter Scott geboren en de laatste wordt geboren op 28 maart 1963 en wordt Bernice Albertine genoemd.
Klu Klux Klan en discriminerende groepen
Hij zelf ook gaan wonen in de moeilijke staten. De zwarte bevolking werd erg gediscrimineerd, en niet alleen gediscrimineerd maar zelfs mishandeld.
Er waren groepen mensen die tegen de zwarte bevolking waren, en hun huizen in de brand staken en dat soort acties voerden tegen de zwarte bevolking. Een voorbeeld van zo´n groep is de klu klux klan. Dat waren groepen blanken mensen op paarden met witte gewaden aan en de huizen van de zwarte mensen in de brand staken en nog meer van die racistische acties voerden. Hij was vastbesloten om de donkere mensen een betere toekomst te geven met gelijkheid!
Waarvoor vocht Martin Luther King?
Grootste inspiratiebron van Martin
De grootste inspiratiebron van Martin Luther King is Mohandas Karamchand Gandhi, ook bekend als Mahatma Gandhi. Hij leefde van 2 oktober 1869 tot 30 januari 1948. Hij is geboren in de Indiase havenstad Porbandar. Gandhi heeft rechten gestudeerd in Londen. In 1893 werd hij jurist in Zuid-Afrika. Blanke Zuid-Afrikanen confronteerde hem op harde wijze met het racisme daar. Hij werd bijvoorbeeld, ondanks dat hij een eerste klas treinkaartje had, door een politieagent uit de eerste klas coupe gehaald. Hij begon te begrijpen dat westerse manieren en westerse kleding hem niet zouden beschermen tegen discriminatie op grond van uiterlijk en huidskleur. Hij richtte een burgerrechtenbeweging op in Zuid-Afrika. En in 1915 keerde hij terug naar India, waar hij verwelkomd werd als een held. Dit was omdat hij in 1906 een geweldloze strijdmethode ontwikkelde, Satyagraha, dat “waarheidskracht” betekent. Hij wist een aantal wetten in Zuid-Afrika te veranderen met behulp van deze strijdmethode. Teruggekomen in India werd hij de belangrijkste leider tegen de Britse overheersing. Zijn uitgangspunten waren:
1. Uiting van geweldloosheid
2. Respect voor de tegenstander
3. Voortdurend zoeken naar waarheid en integriteit
4. Verdraagzaamheid van godsdienst.
Hij streed door middel van:
• afzien van rijkdom
• ongehoorzaamheid aan onredelijke wetten
• hongerstakingen
• stichten van scholen en werkgemeenschappen
Deze strijdmethoden waren gebaseerd op zijn uitgangspunten. In tegenstelling tot andere leiders van het verzet, hield hij zich niet bezig met openlijke beschuldigingen aan de Engelse regering. Er kwam steeds meer internationale belangstelling voor satyagraha. Zo bezocht een delegatie van zwarte leiders hem in 1935. Ook Gandhi gaf ondanks grote tegenslagen de zware strijd niet op. Ooit heeft hij gezegd dat hij wel 125 jaar oud wilde worde. Maar op 30 januari 1948 werden in Delhi vier kogels op hem afgevuurd door een extremistische hindoe. Dit was omdat Gandhi, die eigenlijk een hindoe was, een tussenpersoon probeerde te zijn tussen Hindoes en Moslims, veel Hindoes voelden zich verraden.
Begin van Martin’s carrière als mensen activist
De carrière van King als mensen activist begon in 1955. Op 1 december 1955 gebeurde er in Montegomery iets dat voor grote opschudding zou zorgen. De zwarte vrouw Rosa Parks, weigerde haar plaats in de bus af te staan aan een blanke, ze was moe. De politie werd erbij gehaald, mevrouw Parks werd gearresteerd en in de gevangenis gegooid. Ze kreeg een boete van 10 dollar omdat ze de segregatiewet had overtreden, deze wet gaf rechten aan blanke mensen en die rechten hadden de donkere mensen niet. De zwarte bevolking van Montegomery was nu echt boos. Ze wilden een actie organiseren. Maar wisten niet precies hoe. Martin bedacht samen met een vriend, E.D. Nixon, die ooit voorzitter van de NAACP was geweest, een plan om de bussen te boycotten. Er werd een comité samengesteld waar Martin ook in zat. Samen bedachten ze ook een tekst voor de protestactie en deze luidde als volgt; “Ga niet met de bus naar het werk, naar de stad, naar school of ergens anders heen op maandag 5 december. Er is weer een zwarte vrouw gearresteerd en gevangen genomen omdat zij weigerde haar plaats in de bus af te staan. Ga maandag niet met de bus naar de stad, naar school of ergens anders heen. Als u naar uw werk moet, neem dan een taxi, rijd met iemand mee of ga lopen. Kom maandag om 19.00 uur naar een massabijeenkomst in de Holt Street Baptist Church voor meer informatie. Op die maandag was Martin vroeger uit zijn bed dan normaal. Tegenover zijn huis was er een bushalte en zo konden hij en zijn vrouw zien hoe de boycot verliep. Het viel Martin al op dat er geen enkele zwarte persoon met de bus ging de gehele ochtend. En zo ging het de hele dag door: De actievoerders hadden verwacht dat de actie voor ongeveer 60% zou slagen, maar het bleek bijna 100% te worden. In de middag waren de actieleiders druk bezig om hun toespraak voor te bereiden en er moest een naam komen: Er werd gekozen voor MIA. Toen moest er ook nog een voorzitter gekozen worden. Die voorzitter werd Martin Luther King. Hij moest op die avond een toespraak houden voor een massabijeenkomst. In deze toespraak was goed te horen hoe Martin de radicale problemen wou oplossen; zonder geweld maar wel door druk te zetten op de autoriteiten. De busboycot werd nog uitgebreid. De zwarten werden opgeroepen niet met de bus te gaan totdat er enkele veranderingen doorgevoerd zouden worden. Het plan van King slaagde. Na lang wachten en vooral het doorzettingsvermogen van Martin werd op 4 juni 1956 door het hooggerechtshof verklaart dat de rassenscheiding in de stadsbussen ongrondwettig was. Door dit succes in Montgomery begonnen veel zwarten in het zuiden met boycotacties en protesten.
Time cover 1957
Op 18 februari staat Martin voor het eerst op een cover van een magazine. Time om precies te zijn. Hieronder staat die cover…
De nobel prijs
In het jaar 1964 krijgt Martin Luther King de nobel prijs voor de vrede. Hij kreeg deze prijs omdat hij zonder geweld voor een betere wereld wou zorgen, een wereld zonder discriminatie. Hij wou een wereld waar iedereen geaccepteerd zou worden, wat zijn of haar uiterlijke kenmerken ook zijn. Hij vocht voor respect. Toen hij zijn nobelprijs kreeg werd een toespraak gehouden voor Martin, in deze toespraak stond wat hij allemaal voor belangrijke dingen gedaan heeft voor de mensen, waarvoor hij streed en wat hij allemaal gedaan heeft voor de mensen, dus eigenlijk gewoon waarom Martin Luther King de nobelprijs verdient! Hieronder volgt de originele toespraak, in het Engels, die toen der tijd ook is gehouden;
Not many years have passed since the name Martin Luther King became known all over the world. Nine years ago, as leader of the Negro people in Montgomery in the state of Alabama, he launched a campaign to secure for Negroes the right to use public transport on an equal footing with whites.
But it was not because he led a racial minority in their struggle for equality that Martin Luther King achieved fame. Many others have done the same, and their names have been forgotten.
Luther King's name will endure for the way in which he has waged his struggle, personifying in his conduct the words that were spoken to mankind:
Whosoever shall smite thee on thy right cheek, turn to him the other also!1
Fifty thousand Negroes obeyed this commandment in December, 1955, and won a victory. This was the beginning. At that time Martin Luther King was only twenty-six years old; he was a young man, but nevertheless a mature one.
His father is a clergyman, who made his way in life unaided and provided his children with a good home where he tried to shield them from the humiliations of racial discrimination. Both as a member of the National Association for the Advancement of Colored People and as a private citizen, he has been active in the struggle for civil rights, and his children have followed in his footsteps. As a boy Martin Luther King soon learned the role played by economic inequality in the life of the individual and of the community.
From his childhood years this left its indelible mark on him, but there is no evidence to suggest that as a boy he had yet made up his mind to devote his life to the struggle for Negro rights.
He spent his student years in the northern states, where the laws provided no sanction for the discrimination he had encountered in the South, but where, nevertheless, black and white did not mix in their daily lives. Yet living in the northern states - especially in a university milieu - was like a breath of fresh air. At Boston University, where he took a doctor's degree in philosophy, he met Coretta Scott, who was studying singing. She was from his own state of Alabama, a member of the black middle class which also exists in the South.
The young couple, after being married, were faced with a choice: should they remain in the North where life offered greater security and better conditions, or return to the South? They elected to go back to the South where Martin Luther King was installed as minister of a Baptist congregation in Montgomery.
Here he lived in a society where a sharp barrier existed between Negroes and whites. Worse still, the black community in Montgomery was itself divided, its leaders at loggerheads and the rank and file paralyzed by the passivity of its educated members. As a result of their apathy, few of them were engaged in the work of improving the status of the Negro. The great majority were indifferent; those who had something to lose were afraid of forfeiting the little they had achieved.
Nor, as Martin Luther King discovered, did all the Negro clergy care about the social problems of their community; many of them were of the opinion that ministers of religion had no business getting involved in secular movements aimed at improving people's social and economic conditions. Their task was "to preach the Gospel and keep men's minds centered on the heavenly!"
Early in 1955 an attempt was made to unite the various groups of blacks. The attempt failed. Martin Luther King said that "the tragic division in the Negro community could be cured only by some divine miracle!"
The picture he gives us of conditions in Montgomery is not an inspiring one; even as late as 1954 the Negroes accepted the existing status as a fact, and hardly anyone opposed the system actively. Montgomery was a peaceful town. But beneath the surface discontent smoldered. Some of the black clergy, in their sermons as well as in their personal attitude, championed the cause of Negro equality, and this had given many fresh confidence and courage.
Then came the bus boycott of December 5, 1955.
It looks almost as if the boycott was the result of a mere coincidence. The immediate cause was the arrest of Mrs. Rosa Parks for refusing to give up her seat on a bus to a white man. She was in the section reserved for Negroes and was occupying one of the seats just behind the section set aside for whites, which was filled.
The arrest of Mrs. Parks not only aroused great resentment, but provoked direct action, and it was because of this that Martin Luther King was to become the central personality in the Negro's struggle for human rights.
In his book Stride toward Freedom he has described not only the actual bus conflict, but also how, on December 5 after the boycott had been started, he was elected chairman of the organization formed to conduct the struggle.2
He tells us that the election came as a surprise to him; had he been given time to think things over he would probably have said no. He had supported the boycott when asked to do so on December 4, but he was beginning to doubt whether it was morally right, according to Christian teaching, to start a boycott. Then he remembered David Thoreau's essay on "Civil Disobedience" which he had read in his earlier years and which had made a profound impression on him. A sentence by Thoreau3 came back to him:"We can no longer lend our cooperation to an evil system."
But he was not convinced that the boycott would be carried out. As late as the evening of Sunday, December 4, he believed that if sixty percent of the Negroes cooperated, it would prove reasonably successful.
During the morning of December 5, as bus after bus without a single Negro passenger passed his window, he realized that the boycott had proved a hundred percent effective.
But final victory had not yet been won, and as yet no one had announced that the campaign was to be conducted in accordance with the slogan: "Thou shalt not requite violence with violence." This message was given to his people by Martin Luther King in the speech he made to thousands of them on the evening of December 5, 1955. He calls this speech4 the most decisive he ever made. Here are his own words:
"We have sometimes given our white brothers the feeling that we liked the way we were being treated. But we come here tonight to be saved from that patience that makes us patient with anything less than freedom and Justice.
But, [he continues] our method will be that of persuasion not coercion. We will only say to the people, "Let your conscience be your guide." Our actions must be guided by the deepest principles of our Christian faith... Once again we must hear the words of Jesus5 echoing across the centuries: "Love your enemies, bless them that curse you, and pray for them that despitefully use you."
He concludes as follows:
"If you will protest courageously and yet with dignity and Christian love, when the history books are written [in future generations], the historians will [have to pause and] say: "There lived a great people - a black people who injected new meaning and dignity into the veins of civilization." This is our challenge and our overwhelming responsibility."
This battle cry - for such it was - was enthusiastically received by the audience. This was Montgomery's moment in history, as Martin Luther King calls it.
His words rallied the majority of Negroes during their active struggle for human rights. All around the South, inspired by this slogan, they declared war on the discrimination between black and white in eating places, shops, schools, public parks, and playgrounds.
How was it possible to obtain such strong support?
To answer this question we must recall the strong position enjoyed by the clergy among the Negroes. The church is their only sanctuary in their leisure hours; here they can rise above the troubles and cares of everyday life. Nor would the appeal that they go into battle unarmed have been followed, had not the blacks themselves been so profoundly religious.
Despite laws passed by Congress and judgments given by the American Supreme Court, this struggle has not proved successful everywhere, since these laws and judgments have been sabotaged, as anyone who has followed the course of events subsequent to 1955 knows.
Despite sabotage and imprisonment, the Negroes have continued their unarmed struggle. Only rarely have they acted against the principle given to them by requiting violence with violence, even though for many of us this would have been the immediate reaction. What can we say of the young students who sat down in an eating place reserved for whites? They were not served, but they remained seated. White teenagers mocked and insulted them and stubbed their lighted cigarettes out on their necks. The black students sat unmoving. They possessed the strength that only belief can give, the belief that they fight in a just cause and that their struggle will lead to victory precisely because they wage it with peaceful means.
Martin Luther King's belief is rooted first and foremost in the teaching of Christ, but no one can really understand him unless aware that he has been influenced also by the great thinkers of the past and the present. He has been inspired above all by Mahatma Gandhi6, whose example convinced him that it is possible to achieve victory in an unarmed struggle. Before he had read about Gandhi, he had almost concluded that the teaching of Jesus could only be put into practice as between individuals; but after making a study of Gandhi he realized that he had been mistaken.
"Gandhi" he says, "was probably the first person in history to lift the love ethic of Jesus above mere interaction between individuals to a powerful and effective social force..."
In Gandhi's teaching he found the answer to a question that had long troubled him: How does one set about carrying out a social reform?
"I found " he tells us, "in the nonviolent resistance philosophy of Gandhi... the only morally and practically sound method open to oppressed people in their struggle for freedom."
Martin Luther King has been attacked from many quarters. Greatest was the resistance he encountered from white fanatics. Moderate whites and even the more prosperous members of his own race consider he is proceeding too fast, that he should wait and let time work for him to weaken the opposition.
In an open letter in the press eight clergymen reproached him for this and other aspects of his campaign. Martin Luther King answered these charges in a letter written in Birmingham Jail in the spring of 1963. I should like to quote a few lines:
"Actually time itself is neutral... Human progress never rolls in on wheels of inevitability. It comes through the tireless efforts of men, willing to be co-workers with God, and without this hard work time itself becomes an ally of the forces of social stagnation."7
In answer to the charge that he has failed to negotiate, he replies:
"You are quite right in calling for negotiation. Indeed, this is the very purpose of direct action. Nonviolent direct action seeks to... foster such a tension that a community which has constantly refused to negotiate is forced to confront the issue."
He reminds them that the Negroes have not won a single victory for civil rights without struggling persistently to achieve it in a lawful way without recourse to violence. When reproached for breaking the laws in the course of his struggle, he replies as follows:
"There are two types of laws: just and unjust... An unjust law is a code that is out of harmony with the moral law...
An unjust law is a code that a numerical or powerful majority group compels a minority group to obey but does not make binding on itself...
One who breaks an unjust law must do so openly, lovingly, and with a willingness to accept the penalty."
Martin Luther King also takes the church to task. Even during the bus conflict in Montgomery he had expected that white clergy and rabbis would prove the Negroes' staunchest allies. But he was bitterly disappointed. "All too many others," he recalls, " have been more cautious than courageous and have remained silent behind the anesthetizing security of stained-glass windows."
It is not difficult to understand Martin Luther King's disappointment with the white church, for what is the first commandment of Christian teaching if not "Thou shalt love thy neighbour?"
Yet even if victory is won in the fight against segregation, discrimination will still persist in the economic field and in social intercourse. Realistic as he is, Martin Luther King knows this. In his book Strength to Love he writes:
"The Court orders and federal enforcement agencies are of inestimable value in achieving desegregation, but desegregation is only a partial, though necessary, step towards the final goal which we seek to realize, genuine intergroup and interpersonal living...
But something must touch the hearts and souls of men so that they will come together spiritually because it is natural and right..."
True integration will be achieved by true neighbors who are willingly obedient to unenforceable obligations.
Martin Luther King's unarmed struggle has been waged in his own country; its result has been that an obdurate, centuries-old, and traditional conflict is now nearing its solution.
Is it possible that the road he and his people have charted may bring a ray of hope to other parts of the world, a hope that conflicts between races, nations, and political systems can be solved, not by fire and sword, but in a spirit of true brotherly love?
Can the words of our poet Arnulf Overland8 come true?
The unarmed only can draw on sources eternal. The spirit alone gives victory.
It sounds like a dream of a remote and unknown future; but life is not worth living without a dream and without working to make the dream reality.
Today, now that mankind is in possession of the atom bomb, the time has come to lay our weapons and armaments aside and listen to the message Martin Luther King has given us through the unarmed struggle he has waged on behalf of his race. Luther King looks also beyond the frontiers of his own country. He says:
"More than ever before, my friends, men of all races and nations are today challenged to be neighborly... No longer can we afford the luxury of passing by on the other side. Such folly was once called moral failure; today it will lead to universal suicide...
If we assume that mankind has a right to survive, then we must find an alternative to war and destruction. In our days of space vehicles and guided ballistic missiles, the choice is either nonviolence or nonexistence..."
Though Martin Luther King has not personally committed himself to the international conflict, his own struggle is a clarion call to all who work for peace.
He is the first person in the Western world to have shown us that a struggle can be waged without violence. He is the first to make the message of brotherly love a reality in the course of his struggle, and he has brought this message to all men, to all nations and races.
Today we pay tribute to Martin Luther King, the man who has never abandoned his faith in the unarmed struggle he is waging, who has suffered for his faith, who has been imprisoned on many occasions, whose home has been subject to bomb attacks, whose life and the lives of his family have been threatened, and who nevertheless has never faltered.
To this undaunted champion of peace the Nobel Committee of the Norwegian Parliament has awarded the Peace Prize for the year 1964.
Hieronder volgt nu de originele speech van Martin in het Engels. Dit is de speech waarin hij zijn nobelprijs accepteert. Deze speech hield hij op 10 december 1964…
I accept the Nobel Prize for Peace at a moment when twenty-two million Negroes of the United States of America are engaged in a creative battle to end the long night of racial injustice. I accept this award in behalf of a civil rights movement which is moving with determination and a majestic scorn for risk and danger to establish a reign of freedom and a rule of justice.
I am mindful that only yesterday in Birmingham, Alabama, our children, crying out for brotherhood, were answered with fire hoses, snarling dogs and even death. I am mindful that only yesterday in Philadelphia, Mississippi, young people seeing to secure the right to vote were brutalized and murdered. And only yesterday more than 40 houses of worship in the State of Mississippi alone were bombed or burned because they offered a sanctuary to those who would not accept segregation.
I am mindful that debilitating and grinding poverty afflicts my people and chains them to the lowest rung of the economic ladder.
Therefore, I must ask why this prize is awarded to a movement which is beleaguered and committed to unrelenting struggle; to a movement which has not won the very peace and brotherhood which is the essence of the Nobel Prize.
After contemplation, I conclude that this award which I receive on behalf of that movement is profound recognition that non-violence is the answer to the crucial political and moral question of our time, the need for man to overcome oppression and violence without resorting to violence and oppression.
Civilization and violence are antithetical concepts. Negroes of the United States, following the people of India, have demonstrated that non-violence is not sterile passivity, but a powerful moral force which makes for social transformation. Sooner or later all the people of the world will have to discover a way to live together in peace, and thereby transform this pending cosmic elegy into a creative psalm of brotherhood.
If this is to be achieved, man must evolve for all human conflict a method which rejects revenge, aggression and retaliation. The foundation of such a method is love. The tortuous road which has led from Montgomery, Alabama, to Oslo bears witness to this truth. This is a road over which millions of Negroes are travelling to find a new sense of dignity.
This same road has opened for all Americans a new ear of progress and hope. It has led to a new Civil Rights bill, and it will, I am convinced, be widened and lengthened into a superhighway of justice as Negro and white men in increasing numbers create alliances to overcome their common problems.
I accept this award today with an abiding faith in America and an audacious faith in the future of mankind. I refuse to accept despair as the final response to the ambiguities of history. I refuse to accept the idea that the "isness"of man's present nature makes him morally incapable of reaching up for the eternal "oughtness"that forever confronts him.
I refuse to accept the idea that man is mere flotsom and jetsom in the river of life unable to influence the unfolding events which surround him. I refuse to accept the view that mankind is so tragically bound to the starless midnight of racism and war that the bright daybreak of peace and brotherhood can never become a reality.
I refuse to accept the cynical notion that nation after nation must spiral down a militaristic stairway into the hell of thermonuclear destruction. I believe that unarmed truth and unconditional love will have the final word in reality. This is why right temporarily defeated is stronger than evil triumphant.
I believe that even amid today's motor bursts and whining bullets, there is still hope for a brighter tomorrow. I believe that wounded justice, lying prostrate on the blood-flowing streets of our nations, can be lifted from this dust of shame to reign supreme among the children of men.
I have the audacity to believe that peoples everywhere can have three meals a day for their bodies, education and culture for their minds, and dignity, equality and freedom for their spirits. I believe that what self-centered men have torn down, men other-centered can build up. I still believe that one day mankind will bow before the altars of God and be crowned triumphant over war and bloodshed, and nonviolent redemptive goodwill will proclaim the rule of the land.
"And the lion and the lamb shall lie down together and every man shall sit under his own vine and fig tree and none shall be afraid."
I still believe that we shall overcome.
This faith can give us courage to face the uncertainties of the future. It will give our tired feet new strength as we continue our forward stride toward the city of freedom. When our days become dreary with low-hovering clouds and our nights become darker than a thousand midnights, we will know that we are living in the creative turmoil of a genuine civilization struggling to be born.
Today I come to Oslo as a trustee, inspired and with renewed dedication to humanity. I accept this prize on behalf of all men who love peace and brotherhood. I say I come as a trustee, for in the depths of my heart I am aware that this prize is much more than an honor to me personally.
Every time I take a flight I am always mindful of the man people who make a successful journey possible, the known pilots and the unknown ground crew.
So you honor the dedicated pilots of our struggle who have sat at the controls as the freedom movement soared into orbit. You honor, once again, Chief (Albert) Luthuli of South Africa, whose struggles with and for his people, are still met with the most brutal expression of man's inhumanity to man.
You honor the ground crew without whose labor and sacrifices the jet flights to freedom could never have left the earth. Most of these people will never make the headlines and their names will not appear in Who's Who. Yet when years have rolled past and when the blazing light of truth is focused on this marvelous age in which we live, men and women will know and children will be taught that we have a finer land, a better people, a more noble civilization, because these humble children of God were willing to suffer for righteousness' sake.
I think Alfred Nobel would know what I mean when I say that I accept this award in the spirit of a curator of some precious heirloom which he holds in trust for its true owners, all those to whom beauty is truth and truth beauty, and in whose eyes the beauty of genuine brotherhood and peace is more precious than diamonds or silver or gold.
Eerste aanslag op Martin’s leven
De eerste aanslag op Martin’s leven gebeurde op 20 september 1958. Martin’s eerste boek was toen net uitgekomen; Stride Towards Freedom. Hij was in een warenhuis in Harlem, New York waar hij een signeersessie deed. Een gestoorde vrouw, genaamd Izola Warre Curry, heeft Martin in zijn aorta gestoken met een briefopener. Martin had dat op dat moment niet in de gaten omdat hij druk bezig was met een boek te signeren. Martin heeft toen heel erg veel geluk gehad… als hij namelijk toen al maar een keer geniest had dan was hij overleden aan zijn wond. Gelukkig herstelde Martin snel en na 3 weken werd hij ontslagen uit het ziekenhuis!!!
Sit-ins
Sit-ins was een manier om tegen de regels in te gaan. Het is begonnen met een groep studenten.
In de staat Noord Carolina stappen 4 zwarte studenten het restaurant van een warenhuis binnen. Ze gaan zitten aan de bar. "Alleen voor blanken" staat er in grote letters boven. De zwarte dienster snelt naar hen toe. "Ga gauw weg", fluistert ze. Ze wijst naar het bord. Maar de 4 zwarten blijven rustig zitten. "Wij willen graag wat eten", zegt één van hen. De dienster trekt grote ogen. "Dat kunnen jullie
mooi vergeten", zegt de vrouw boos. Ze loopt weg. "Door jongens als jullie krijgen wij zwarten een slechte naam!" roept ze nog na. De 4 blijven de hele middag zitten. Ze krijgen zelfs geen koffie. De volgende morgen om 10 uur zitten ze weer aan de bar. En zij niet alleen. Andere zwarte studenten voegen zich bij hen. Het nieuws
verspreidt zich razendsnel. Er doen steeds meer studenten aan de actie mee. Ze wisselen elkaar af. Zo kunnen ze toch naar de les gaan. Op woensdag zijn het er al 85. De 'sit-in' is geboren. De volgende maandag worden ook in andere steden in de staat Noord Carolina 'sit-ins' gehouden. De studenten zijn steeds keurig gekleed. Ze maken geen rumoer. Ze lopen netjes in de rij winkels en cafés binnen.
Een dominee belt Martin Luther King op. Hij vertelt over de 'sit-ins' in zijn staat. "Dit is het, Martin," zegt hij. "Dit kan de wereld wakker schudden." Martin is dolblij. Het is een duidelijk protest. En er komt geen geweld aan te pas. Al 3 jaar is hij naar
zoiets op zoek! Hij belt meteen allerlei mensen op. Velen zijn bereid om aan 'sit-ins' mee te doen. Eind februari zijn er acties in 31 steden in 8 staten in het zuiden van Amerika.
I have a dream
In de zomer van 1963 kwam een van de zwarte leiders, A.Philip Randolph met een fantastisch plan, een mars op Washington. Martin Luther vond het een prachtig idee. Op 28 augustus 1963 kwamen er 250.000 mensen van alle kanten Washington binnen: mannen, vrouwen, zwarten en zelfs meer dan 60.000 blanken. Ze kwamen bij elkaar bij het monument van president Lincoln, de bevrijder van de slaven. De hele wereld zag de grootste bijeenkomst in de geschiedenis in vrede en rust verlopen. Miljoenen mensen konden via de televisie zien wat er gebeurde, en miljoenen hoorden de toespraak die Martin Luther hield. Hij vertelde over een droom die hij had. Een droom over de toekomst , waar alle mensen gelijk aan elkaar zouden zijn.
“… Ik heb een droom dat op een dag op de rode heuvels van Georgia de zonen van voormalige slaven en de zonen van voormalige slavenhouders tezamen zullen aanzitten aan de tafel van broederschap.
Ik heb een droom dat zelfs de staat Mississipi, een staat die wordt verstikt door onrecht en onderdrukking, zal veranderen in een oase van vrijheid en gerechtigheid.
Ik heb een droom dat op een dag mijn vier jonge kinderen zullen leven in een natie waar zij niet worden beoordeeld op de kleur van hun huid, maar naar de inhoud van hun karakter..I have a dream today!!!
Deze toespraak maakte op heel veel mensen een grote indruk en zette de mensen heel hard aan het denken. Ze begonnen na te denken over de ongelijkheid van de mensen.
Brief uit de gevangenis van Birmingham
Samen met zijn vriend Fred begint hij nieuwe acties in de stad Birmingham. Daar worden de zwarten erg onderdrukt. Dat komt door politebaas Eugene Connor. De mensen noemen hem 'Bull'. Dat betekent 'stier'. Hij is ook echt zo gewelddadig als een stier. Elke zwarte die zich verzet, vliegt de gevangenis in. "En ik zal de gevangenis helemaal vullen", belooft hij. In Birmingham huurt King een kamer in een hotel. Eerst probeert hij ook daar 'sit-ins' te houden. Maar dat mislukt. De eigenaars van de cafés sluiten hun zaak gewoon als er zwarten binnenkomen. King en zijn vriend besluiten dan protestmarsen te houden. Op 6 april 1963 stapt een grote groep zwarten op naar het gemeentehuis. Maar Bull Connor staat klaar. Zijn agenten pakken de betogers hard aan. Iedereen ziet hoe 2 honden een jongen van 19 jaar aanvallen. Hij wordt bloedend naar de gevangenis gevoerd. Twintig andere betogers
vliegen ook de gevangenis in. De volgende dag staat er echter niets over in de kranten. Dat kan maar 1 ding betekenen. De reporters hebben opdracht gekregen te zwijgen. Vrijdag 1 april zit King al vroeg in de ochtend met zijn vrienden in zijn hotelkamer. Ze bespreken de grote mars van vanmiddag. De mars is verboden door de rechter. Daardoor heeft Bull Connor het recht iedereen op te pakken. Maar er is meer. De burgemeester heeft de prijs om uit de gevangenis te mogen verhoogd. En de vereniging van King zit zonder geld. Betogers zonder geld zullen dus in de
gevangenis moeten blijven. "Ik stap mee op", zegt dominee Abernathy, ook al ga ik de cel in." Voor King is het niet zo gemakkelijk. Hij heeft beloofd mee te gaan. Maar is dat wel een goed idee? Bull Connor zal hem als eerste oppakken. "Doe het niet, Martin," zegt Fred, "Zonder jou valt de beweging stil. Jij moet geld bijeenbrengen.
Zonder geld kunnen we niets beginnen." Abernathy en de anderen stemmen in. "Dat is wel waar", zegt King. "Maar moet ik hier blijven als een lafaard? Als ik de cel in ga, zal het protest misschien toenemen." Zijn vrienden zijn het daar niet mee eens. "Ga je je hele leven in de cel zitten, Martin?" vraagt Fred. King weet niet meer wat
hij moet doen. "Laat me even nadenken", zegt King tot de anderen. Hij gaat naar de slaapkamer en trekt de deur toe. Hij zit met de handen in het haar. Hij moet nu beslissen. Een kwartier later gaat de deur van de slaapkamer weer open. Daar staat de dominee, in jeans en een werkhemd. Zo hebben zijn vrienden hem nog nooit gezien. Maar ze snappen het meteen. "Ik weet niet wat er zal gebeuren", zegt King, "maar ik moet gaan." Ze lopen zingend naar buiten. Ze gaan de mars naar de gevangenis voor. Eerst volgen er maar 40 zwarten. Op de middag zijn het er al 1.000. Bij de eerste politiepost wordt King opgepakt. Ook 50 anderen wacht dat lot. King
komt in een aparte cel. Hij mag met niemand praten. Maar op de rand van zijn krant schrijft King een lange brief. Een brief van 9.000 woorden...
Hier onder volgt de originele tekst uit die brief;
April 16, 1963
My dear fellow clergymen: While confined here in the Birmingham City Jail, I came across your recent statement calling our present activities "unwise and untimely." Seldom, if ever, do I pause to answer criticism of my work and ideas. If I sought to answer all the criticisms that cross my desk, my secretaries would be engaged in little else in the course of the day, and I would have no time for constructive work. But since I feel that you are men of genuine goodwill and your criticisms are sincerely set forth, I would like to answer your statement in what I hope will be patient and reasonable terms. I think I should give the reason for my being in Birmingham, since you have been influenced by the argument of "outsiders coming in." I have the honour of serving as president of the Southern Christian Leadership Conference, an organization operating in every Southern state, with headquarters in Atlanta, Georgia. We have some eighty-five-affiliate organizations all across the South--one being the Alabama Christian Movement for Human Rights. Whenever necessary and possible we share staff, educational and financial resources with our affiliates. Several months ago our local affiliate here in Birmingham invited us to be on call to engage in a non-violent direct action program if such were deemed necessary. We readily consented and when the hour came we lived up to our promises. So I am here, along with several members of my staff, because I have basic organizational ties here. Beyond this, I am in Birmingham because injustice is here. Just as the eighth century prophets left their little villages and carried their "thus saith the Lord" far beyond the boundaries of their home towns; and just as the Apostle Paul left his little village of Tarsus and carried the gospel of Jesus Christ to practically every hamlet and city of the Graeco-Roman world, I too am compelled to carry the gospel of freedom beyond my particular home town. Like Paul, I must constantly respond to the Macedonian call for aid. Moreover, I am cognizant of the interrelatedness of all communities and states. I cannot sit idly by in Atlanta and not be concerned about what happens in Birmingham. Injustice anywhere is a threat to justice everywhere. We are caught in an inescapable network of mutuality, tied in a single garment of destiny. Whatever affects one directly affects all indirectly. Never again can we afford to live with the narrow, provincial "outside agitator" idea. Anyone who lives inside the United States can never be considered an outsider anywhere in this country. You deplore the demonstrations that are presently taking place in Birmingham. But I am sorry that your statement did not express a similar concern for the conditions that brought the demonstrations into being. I am sure that each of you would want to go beyond the superficial social analyst who looks merely at effects, and does not grapple with underlying causes. I would not hesitate to say that it is unfortunate that so-called demonstrations are taking place in Birmingham at this time, but I would say in more emphatic terms that it is even more unfortunate that the white power structure of this city left the Negro community with no other alternative. In any non-violent campaign there are four basic steps: 1) Collection of the facts to determine whether injustices are alive. 2) Negotiation. 3) Self-purification and 4) Direct action. We have gone through all of these steps in Birmingham. There can be no gainsaying of the fact that racial injustice engulfs this community. Birmingham is probably the most thoroughly segregated city in the United States. Its ugly record of police brutality is known in every section of this country. Its unjust treatment of Negroes in the courts is a notorious reality. There have been more unsolved bombings of Negro homes and churches in Birmingham than any city in this nation. These are the hard, brutal and unbelievable facts. On the basis of these conditions, Negro leaders sought to negotiate with the city fathers. But the political leaders consistently refused to engage in good faith negotiation. Then came the opportunity last September to talk with some of the leaders of the economic community. In these negotiating sessions certain promises were made by the merchants--such as the promise to remove the humiliating racial signs from the stores. On the basis of these promises Rev. Shuttles worth and the leaders of the Alabama Christian Movement for Human Rights agreed to call a moratorium on any type of demonstrations. As the weeks and months unfolded we realized that we were the victims of a broken promise. The signs remained. Like so many experiences of the past we were confronted with blasted hopes, and the dark shadow of a deep disappointment settled upon us. So we had no alternative except that of preparing for direct action, whereby we would present our very bodies as a means of laying our case before the conscience of the local and national community. We were not unmindful of the difficulties involved. So we decided to go through a process of self-purification. We started having workshops on non-violence and repeatedly asked ourselves the questions: "Are you able to accept blows without retaliating?" "Are you able to endure the ordeals of jail?" We decided to set our direct-action program around the Easter season, realizing that with the exception of Christmas, this was the largest shopping period of the year. Knowing that a strong economic withdrawal program would be the by-product of direct action, we felt that this was the best time to bring pressure on the merchants for the needed changes. Then it occurred to us that the March election was ahead and so we speedily decided to postpone action until after Election Day. When we discovered that Mr. Connor was in the run-off, we decided again to postpone action so that the demonstrations could not be used to cloud the issues. At this time we agreed to begin our non-violent witness the day after the run-off. This reveals that we did not move irresponsibly into direct action. We too wanted to see Mr. Connor defeated; so we went through postponement after postponement to aid in this community need. After this we felt that direct action could be delayed no longer. You may well ask: "Why direct action? Why sit-ins, marches, etc.? Isn't negotiation a better path?" You are exactly right in your call for negotiation. Indeed, this is the purpose of direct action. Non-violent direct action seeks to create such a crisis and establish such creative tension that a community that has constantly refused to negotiate is forced to confront the issue. It seeks so to dramatize the issue that it can no longer be ignored. I just referred to the creation of tension as a part of the work of the non-violent resister. This may sound rather shocking. But I must confess that I am not afraid of the word tension. I have earnestly worked and preached against violent tension, but there is a type of constructive non-violent tension that is necessary for growth. Just as Socrates felt that it was necessary to create a tension in the mind so that individuals could rise from the bondage of myths and half-truths to the unfettered realm of creative analysis and objective appraisal, we must see the need of having non-violent gadflies to create the kind of tension in society that will help men to rise from the dark depths of prejudice and racism to the majestic heights of understanding and brotherhood. So the purpose of the direct action is to create a situation so crisis-packed that it will inevitably open the door to negotiation. We, therefore, concur with you in your call for negotiation. Too long has our beloved Southland been bogged down in the tragic attempt to live in monologue rather than dialogue. One of the basic points in your statement is that our acts are untimely. Some have asked, "Why didn't you give the new administration time to act?" The only answer that I can give to this inquiry is that the new Birmingham administration must be prodded about as much as the outgoing one before it acts. We will be sadly mistaken if we feel that the election of Mr. Bout well will bring the millennium to Birmingham. While Mr. Boutwell is much more articulated and gentle than Mr. Connor, they are both segregationists, dedicated to the task of maintaining the status quo. The hope I see in Mr. Boutwell is that he will be reasonable enough to see the futility of massive resistance to desegregation. But he will not see this without pressure from the devotees of civil rights. My friends, I must say to you that we have not made a single gain in civil rights without determined legal and non-violent pressure. History is the long and tragic story of the fact that privileged groups seldom give up their privileges voluntarily. Individuals may see the moral light and voluntarily give up their unjust posture; but as Reinhold Niebuhr has reminded us, groups are more immoral than individuals. We know through painful experience that freedom is never voluntarily given by the oppressor; it must be demanded by the oppressed. Frankly, I have never yet engaged in a direct action movement that was "well timed," according to the timetable of those who have not suffered unduly from the disease of segregation. For years now I have heard the words [sic]"Wait!" It rings in the ear of every Negro with a piercing familiarity. This "Wait" has almost always meant "Never." We must come to see with the distinguished jurist of yesterday that "justice too long delayed is justice denied." We have waited for more than three hundred and forty years for our constitutional and God-given rights. The nations of Asia and Africa are moving with jet-like speed toward the goal of political independence, and we still creep at horse and buggy pace toward the gaining of a cup of coffee at a lunch counter. I guess it is easy for those who have never felt the stinging darts of segregation to say, "Wait." But when you have seen vicious mobs lynch your mothers and fathers at will and drown your sisters and brothers at whim; when you have seen hate filled policemen curse, kick, brutalize and even kill your black brothers and sisters with impunity; when you see the vast majority of your twenty million Negro brothers smothering in an airtight cage of poverty in the midst of an affluent society; when you suddenly find your tongue twisted and your speech stammering as you seek to explain to your six-year-old daughter why she can't go to the public amusement park that has just been advertised on television, and see tears welling up in her eyes when she is told that Fun town is closed to colored children, and see the depressing clouds of inferiority begin to form in her little mental sky, and see her begin to distort her little personality by unconsciously developing a bitterness toward white people; when you have to concoct an answer for a five-year-old son asking in agonizing pathos: "Daddy, why do white people treat colored people so mean?"; when you take a cross-country drive and find it necessary to sleep night after night in the uncomfortable corners of your automobile because no motel will accept you; when you are humiliated day in and day out by nagging signs reading "white" and "colored"; when your first name becomes "nigger," your middle name becomes "boy" (however old you are) and your last name becomes "John," and your wife and mother and never given the respected title "Mrs."; when you are harried by day and haunted by night by the fact that you are a Negro, living constantly at tip-toe stance never quite knowing what to expect next, and plagued with inner fears and outer resentments; when you are forever fighting a degenerating sense of "nobodiness"; then you will understand why we find it difficult to wait. There comes a time when the cup of endurance runs over, and men are no longer willing to be plunged into an abyss of despair. I hope, sirs, you can understand our legitimate and unavoidable impatience. You express a great deal of anxiety over our willingness to break laws. This is certainly a legitimate concern. Since we so diligently urge people to obey the Supreme Court's decision of 1954 outlawing segregation in the public schools, it is rather strange and paradoxical to find us consciously breaking laws. One may well ask: "How can you advocate breaking some laws and obeying others?" The answer is found in the fact that there are two types of laws: There are just and there are unjust laws. I would agree with Saint Augustine that "An unjust law is no law at all." Now, what is the difference between the two? How does one determine when a law is just or unjust? A just law is a man-made code that squares with the moral law or the law of God. An unjust law is a code that is out of harmony with the moral law. To put it in the terms of Saint Thomas Aquinas, an unjust law is a human law that is not rooted in eternal and natural law. Any law that uplifts human personality is just. Any law that degrades human personality is unjust. All segregation statutes are unjust because segregation distorts the soul and damages the personality. It gives the segregator a false sense of superiority, and the segregated a false sense of inferiority. To use the words of Martin Buber, the Jewish philosopher, segregation substitutes and "I-it" relationship for an "I-thou" relationship, and ends up relegating persons to the status of things. So segregation is not only politically, economically and sociologically unsound, but it is morally wrong and sinful. Paul Tillich has said that sin is separation. Isn't segregation an existential expression of man's tragic separation, an expression of his awful estrangement, his terrible sinfulness? So I can urge men to disobey segregation ordinances because they are morally wrong. Let us turn to a more concrete example of just and unjust laws. An unjust law is a code that a majority inflicts on a minority that is not binding on itself. This is difference made legal. On the other hand a just law is a code that a majority compels a minority to follow that it is willing to follow itself. This is sameness made legal. Let me give another explanation. An unjust law is a code inflicted upon a minority, which that minority had no part in enacting or creating because they did not have the unhampered right to vote. Who can say that the legislature of Alabama, which set up the segregation laws, was democratically elected? Throughout the state of Alabama all types of conniving methods are used to prevent Negroes from becoming registered voters and there are some counties without a single Negro registered to vote despite the fact that the Negro constitutes a majority of the population. Can any law set up in such a state be considered democratically structured? These are just a few examples of unjust and just laws. There are some instances when a law is just on its face and unjust in its application. For instance, I was arrested Friday on a charge of parading without a permit. Now there is nothing wrong with an ordinance, which requires a permit for a parade, but when the ordinance is used to preserve segregation and to deny citizens the First-Amendment privilege of peaceful assembly and peaceful protest, then it becomes unjust. I hope you can see the distinction I am trying to point out. In no sense do I advocate evading or defying the law, as the rabid segregationist would do. This would lead to anarchy. One who breaks an unjust law must do it openly, lovingly, (not hatefully as the white mothers did in New Orleans when they were seen on television screaming "nigger, nigger, nigger") and with a willingness to accept the penalty. I submit that an individual who breaks a law that conscience tells him is unjust, and willingly accepts the penalty by staying in jail to arouse the conscience of the community over its injustice, is in reality expressing the very highest respect for law. Of course, there is nothing new about this kind of civil disobedience. It was seen sublimely in the refusal of Shadrach, Meshach and Abednego to obey the laws of Nebuchadnezzar because a higher moral law was involved. It was practiced superbly by the early Christians who were willing to face hungry lions and the excruciating pain of chopping blocks, before submitting to certain unjust laws of the Roman Empire. To a degree academic freedom is a reality today because Socrates practiced civil disobedience. We can never forget that everything Hitler did in Germany was "legal" and everything the Hungarian freedom fighters did in Hungary was "illegal." It was "illegal" to aid and comfort a Jew in Hitler's Germany. But I am sure that if I had lived in Germany during that time I would have aided and comforted my Jewish brothers even though it was illegal. If I lived in a Communist country today where certain principles dear to the Christian faith are suppressed, I believe I would openly advocate disobeying these anti-religious laws. I must make two honest confessions to you, my Christian and Jewish brothers. First, I must confess that over the last few years I have been gravely disappointed with the white moderate. I have almost reached the regrettable conclusion that the Negro's great stumbling block in the stride toward freedom is not the White Citizen's Councillor or the Ku Klux Klanner, but the white moderate who is more devoted to "order" than to justice; who prefers a negative peace which is the absence of tension to a positive peace which is the presence of justice; who constantly says "I agree with you in the goal you seek, but I can't agree with your methods of direct action;" who paternalistically feels he can set the timetable for another man's freedom; who lives by the myth of time and who constantly advises the Negro to wait until a "more convenient season." Shallow understanding from people of goodwill is more frustrating than absolute misunderstanding from people of ill will. Lukewarm acceptance is much more bewildering than outright rejection. I had hoped that the white moderate would understand that law and order exist for the purpose of establishing justice, and that when they fail to do this they become dangerously structured dams that block the flow of social progress. I had hoped that the white moderate would understand that the present tension in the South is merely a necessary phase of the transition from an obnoxious negative peace, where the Negro passively accepted his unjust plight, to a substance-filled positive peace, where all men will respect the dignity and worth of human personality. Actually, we who engage in non-violent direct action are not the creators of tension. We merely bring to the surface the hidden tension that is already alive. We bring it out in the open where it can be seen and dealt with. Like a boil that can never be cured as long as it is covered up but must be opened with all its pus-flowing ugliness to the natural medicines of air and light, injustice must likewise be exposed, with all of the tension its exposing creates, to the light of human conscience and the air of national opinion before it can be cured. In your statement you asserted that our actions, even though peaceful, must be condemned because they precipitate violence. But can this assertion be logically made? Isn't this like condemning the robbed man because his possession of money precipitated the evil act of robbery? Isn't this like condemning Socrates because his unswerving commitment to truth and his philosophical delvings precipitated the misguided popular mind to make him drink the hemlock? Isn't this like condemning Jesus because His unique God-Consciousness and never-ceasing devotion to His will precipitated the evil act of crucifixion? We must come to see, as the federal courts have consistently affirmed, that it is immoral to urge an individual to withdraw his efforts to gain his basic constitutional rights because the quest precipitates violence. Society must protect the robbed and punish the robber. I had also hoped that the white moderate would reject the myth of time. I received a letter this morning from a white brother in Texas which said: "All Christians know that the colored people will receive equal rights eventually, but it is possible that you are in too great of a religious hurry. It has taken Christianity almost 2000 years to accomplish what it has. The teachings of Christ take time to come to earth." All that is said here grows out of a tragic misconception of time. It is the strangely irrational notion that there is something in the very flow of time that will inevitably cure all ills. Actually time is neutral. It can be used either destructively or constructively. I am coming to feel that the people of ill will have used time much more effectively than the people of good will. We will have to repent in this generation not merely for the vitriolic words and actions of the bad people, but for the appalling silence of the good people. We must come to see that human progress never rolls in on wheels of inevitability. It comes through the tireless efforts and persistent work of men willing to be co-workers with God, and without this hard work time itself becomes an ally of the forces of social stagnation. We must use time creatively, and forever realize that the time is always ripe to do right. Now is the time to make real the promise of democracy, and transform our pending national elegy into a creative psalm of brotherhood. Now is the time to lift our national policy from the quicksand of racial injustice to the solid rock of human dignity. You spoke of our activity in Birmingham as extreme. At first I was rather disappointed that fellow clergymen would see my nonviolent efforts as those of the extremist. I started thinking about the fact that I stand in the middle of two opposing forces in the Negro community. One is a force of complacency made up of Negroes who, as a result of long years of oppression, have been so completely drained of self-respect and a sense of "somebodiness" that they have adjusted to segregation, and, of a few Negroes in the middle class who, because of a degree of academic and economic security, and because at points they profit by segregation, have unconsciously become insensitive to the problems of the masses. The other force is one of bitterness, and hatred comes perilously close to advocating violence. It is expressed in the various Black Nationalist groups that are springing up over the nation, the largest and best known being Elijah Muhammad's Muslim movement. This movement is nourished by the contemporary frustration over the continued existence of racial discrimination. It is made up of people who have lost faith in America, who have absolutely repudiated Christianity, and who have concluded that the white man is an incurable "devil." I have tried to stand between these two forces saying that we need not follow the "do-nothingism" of the complacent or the hatred and despair of the Black Nationalist. There is the more excellent way of love and nonviolent protest. I'm grateful to God that, through the Negro church, the dimension of non-violence entered our struggle. If this philosophy had not emerged, I am convinced that by now many streets of the South would be flowing with floods of blood. And I am further convinced that if our white brothers dismiss as "rabble rousers" and "outside agitators" those of us who are working through the channels of nonviolent direct action and refuse to support our nonviolent efforts, millions of Negroes, out of frustration and despair, will seek solace and security in black-nationalist ideologies, a development that will lead inevitably to a frightening racial nightmare. Oppressed people cannot remain oppressed forever. The urge for freedom will eventually come. This is what happened to the American Negro. Something within has reminded him of his birthright of freedom; something without has reminded him that he can gain it. Consciously and unconsciously, he has been swept in by what the Germans call the Zeitgeist, and with his black brothers of Africa, and his brown and yellow brothers of Asia, South America and the Caribbean, he is moving with a sense of cosmic urgency toward the promised land of racial justice. Recognizing this vital urge that has engulfed the Negro community, one should readily understand public demonstrations. The Negro has many pent up resentments and latent frustrations. He has to get them out. So let him march sometime; let him have his prayer pilgrimages to the city hall; understand why he must have sit-ins and freedom rides. If his repressed emotions do not come out in these nonviolent ways, they will come out in ominous expressions of violence. This is not a threat; it is a fact of history. So I have not said to my people "get rid of your discontent." But I have tried to say that this normal and healthy discontent can be channelized through the creative outlet of nonviolent direct action. Now this approach is being dismissed as extremist. I must admit that I was initially disappointed in being so categorized. But as I continued to think about the matter I gradually gained a bit of satisfaction from being considered an extremist. Was not Jesus an extremist for love -- "Love your enemies, bless them that curse you, pray for them that despitefully use you." Was not Amos an extremist for justice -- "Let justice roll down like waters and righteousness like a mighty stream." Was not Paul an extremist for the gospel of Jesus Christ -- "I bear in my body the marks of the Lord Jesus." Was not Martin Luther an extremist -- "Here I stand; I can do none other so help me God." Was not John Bunyan an extremist -- "I will stay in jail to the end of my days before I make a butchery of my conscience." Was not Abraham Lincoln an extremist -- "This nation cannot survive half slave and half free." Was not Thomas Jefferson an extremist -- "We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal." So the question is not whether we will be extremist but what kind of extremist will we be. Will we be extremists for hate or will we be extremists for love? Will we be extremists for the preservation of injustice--or will we be extremists for the cause of justice? In that dramatic scene on Calvary's hill, three men were crucified. We must not forget that all three were crucified for the same crime--the crime of extremism. Two were extremists for immorality, and thusly fell below their environment. The other, Jesus Christ, was an extremist for love, truth and goodness, and thereby rose above his environment. So, after all, maybe the South, the nation and the world are in dire need of creative extremists. I had hoped that the white moderate would see this. Maybe I was too optimistic. Maybe I expected too much. I guess I should have realized that few members of a race that has oppressed another race can understand or appreciate the deep groans and passionate yearnings of those that have been oppressed and still fewer have the vision to see that injustice must be rooted out by strong, persistent and determined action. I am thankful, however, that some of our white brothers have grasped the meaning of this social revolution and committed themselves to it. They are still all too small in quantity, but they are big in quality. Some like Ralph McGill, Lillian Smith, Harry Golden and James Dabbs have written about our struggle in eloquent, prophetic and understanding terms. Others have marched with us down nameless streets of the South. They have languished in filthy roach-infested jails, suffering the abuse and brutality of angry policemen who see them as "dirty nigger lovers." They, unlike so many of their moderate brothers and sisters, have recognized the urgency of the moment and sensed the need for powerful "action" antidotes to combat the disease of segregation. Let me rush on to mention my other disappointment. I have been so greatly disappointed with the white church and its leadership. Of course, there are some notable exceptions. I am not unmindful of the fact that each of you has taken some significant stands on this issue. I commend you, Rev. Stallings, for your Christian stand on this past Sunday, in welcoming Negroes to your worship service on a non-segregated basis. I commend the Catholic leaders of this state for integrating Spring Hill College several years ago. But despite these notable exceptions I must honestly reiterate that I have been disappointed with the church. I do not say that as one of those negative critics who can always find something wrong with the church. I say it as a minister of the gospel, who loves the church; who was nurtured in its bosom; who has been sustained by its spiritual blessings and who will remain true to it as long as the cord of life shall lengthen. I had the strange feeling when I was suddenly catapulted into the leadership of the bus protest in Montgomery several years ago, that we would have the support of the white church. I felt that the white ministers, priests and rabbis of the South would be some of our strongest allies. Instead, some have been outright opponents, refusing to understand the freedom movement and misrepresenting its leaders; all too many others have been more cautious than courageous and have remained silent behind the anaesthetizing security of the stained-glass windows. In spite of my shattered dreams of the past, I came to Birmingham with the hope that the white religious leadership of this community would see the justice of our cause, and with deep moral concern, serve as the channel through which our just grievances would get to the power structure. I had hoped that each of you would understand. But again I have been disappointed. I have heard numerous religious leaders of the South call upon their worshippers to comply with a desegregation decision because it is the law, but I have longed to hear white ministers say, "follow this decree because integration is morally right and the Negro is your brother." In the midst of blatant injustices inflicted upon the Negro, I have watched white churches stand on the sideline and merely mouth pious irrelevancies and sanctimonious trivialities. In the midst of a mighty struggle to rid our nation of racial and economic injustice, I have heard so many ministers say, "Those are social issues with which the gospel has no real concern." And I have watched so many churches commit themselves to a completely otherworldly religion, which made a strange distinction between body and soul, the sacred and the secular. So here we are moving toward the exit of the twentieth century with a religious community largely adjusted to the status quo, standing as a tail-light behind other community agencies rather than a headlight leading men to higher levels of justice. I have travelled the length and breadth of Alabama, Mississippi and all the other southern states. On sweltering summer days and crisp autumn mornings I have looked at her beautiful churches with their lofty spires pointing heavenward. I have beheld the impressive outlay of her massive religious education buildings. Over and over again I have found myself asking: "What kind of people worship here? Who is their God? Where were their voices when the lips of Governor Barnett dripped with words of interposition and nullification? Where were they when Governor Wallace gave the clarion call for defiance and hatred? Where were their voices of support when tired, bruised and weary Negro men and women decided to rise from the dark dungeons of complacency to the bright hills of creative protest?" Yes, these questions are still in my mind. In deep disappointment, I have wept over the laxity of the church. But be assured that my tears have been tears of love. There can be no deep disappointment where there is not deep love. Yes, I love the church; I love her sacred walls. How could I do otherwise? I am in the rather unique position of being the son, the grandson and the great-grandson of preachers. Yes, I see the church as the body of Christ. But, oh! How we have blemished and scarred that body through social neglect and fear of being nonconformists. There was a time when the church was very powerful. It was during that period when the early Christians rejoiced when they were deemed worthy to suffer for what they believed. In those days the church was not merely a thermometer that recorded the ideas and principles of popular opinion; it was a thermostat that transformed the mores of society. Whenever the early Christians entered a town the power structure got disturbed and immediately sought to convict them for being "disturbers of the peace" and "outside agitators." But they went on with the conviction that they were "a colony of heaven," and had to obey God rather than man. They were small in number but big in commitment. They were too God-intoxicated to be "astronomically intimidated." They brought an end to such ancient evils as infanticide and gladiatorial contest. Things are different now. The contemporary church is often a weak, ineffectual voice with an uncertain sound. It is so often the arch supporter of the status quo. Far from being disturbed by the presence of the church, the power structure of the average community is consoled by the church's silent and often vocal sanction of things as they are. But the judgement of God is upon the church as never before. If the church of today does not recapture the sacrificial spirit of the early church, it will lose its authentic ring, forfeit the loyalty of millions, and be dismissed as an irrelevant social club with no meaning for the twentieth century. I am meeting young people every day whose disappointment with the church has risen to outright disgust. Maybe again, I have been too optimistic. Is organized religion too inextricably bound to status quo to save our nation and the world? Maybe I must turn my faith to the inner spiritual church, the church within the church, as the true ecclesia and the hope of the world. But again I am thankful to God that some noble souls from the ranks of organized religion have broken loose from the paralysing chains of conformity and joined us as active partners in the struggle for freedom. They have left their secure congregations and walked the streets of Albany, Georgia, with us. They have gone through the highways of the South on tortuous rides for freedom. Yes, they have gone to jail with us. Some have been kicked out of their churches, and lost support of their bishops and fellow ministers. But they have gone with the faith that right defeated is stronger than evil triumphant. These men have been the leaven in the lump of the race. Their witness has been the spiritual salt that has preserved the true meaning of the Gospel in these troubled times. They have carved a tunnel of hope though the dark mountain of disappointment. I hope the church as a whole will meet the challenge of this decisive hour. But even if the church does not come to the aid of justice, I have no despair about the future. I have no fear about the outcome of our struggle in Birmingham, even if our motives are presently misunderstood. We will reach the goal of freedom in Birmingham and all over the nation, because the goal of America is freedom. Abused and scorned though we may be, our destiny is tied up with the destiny of America. Before the pilgrims landed at Plymouth we were here. Before the pen of Jefferson etched across the pages of history the majestic words of the Declaration of Independence, we were here. For more than two centuries our fore-parents laboured in this country without wages; they made cotton king; and they built the homes of their masters in the midst of brutal injustice and shameful humiliation--and yet out of a bottomless vitality they continued to thrive and develop. If the inexpressible cruelties of slavery could not stop us, the opposition we now face will surely fail. We will win our freedom because the sacred heritage of our nation and the eternal will of God are embodied in our echoing demands. I must close now. But before closing I am impelled to mention one other point in your statement that troubled me profoundly. You warmly commended the Birmingham police force for keeping "order" and "preventing violence." I don't believe you would have so warmly commended the police force if you had seen its angry violent dogs literally biting six unarmed, nonviolent Negroes. I don't believe you would so quickly commend the policemen if you would observe their ugly and inhuman treatment of Negroes here in the city jail; if you would watch them push and curse old Negro women and young Negro girls; if you would see them slap and kick old Negro men and young boys; if you will observe them, as they did on two occasions, refuse to give us food because we wanted to sing our grace together. I'm sorry that I can't join you in your praise for the police department. It is true that they have been rather disciplined in their public handling of the demonstrators. In this sense they have been rather publicly "nonviolent". But for what purpose? To preserve the evil system of segregation. Over the last few years I have consistently preached that non-violence demands that the means we use must be as pure as the ends we seek. So I have tried to make it clear that it is wrong to use immoral means to attain moral ends. But now I must affirm that it is just as wrong, or even more so, to use moral means to preserve immoral ends. Maybe Mr. Connor and his policemen have been rather publicly nonviolent, as Chief Pritchett was in Albany, Georgia, but they have used the moral means of non-violence to maintain the immoral end of flagrant racial injustice. T. S. Eliot has said that there is no greater treason than to do the right deed for the wrong reason. I wish you had commended the Negro sit-inners and demonstrators of Birmingham for their sublime courage, their willingness to suffer and their amazing discipline in the midst of the most inhuman provocation. One day the South will recognize its real heroes. They will be the James Meredith’s, courageously and with a majestic sense of purpose, facing jeering and hostile mobs and with the agonizing loneliness that characterizes the life of the pioneer. They will be old oppressed, battered Negro women, symbolized in a seventy-two year old woman of Montgomery, Alabama, who rose up with a sense of dignity and with her people decided not to ride the segregated buses, and responded to one who inquired about her tiredness with ungrammatical profundity; "my feet is tired, but my soul is rested." They will be the young high school and college students, young ministers of the gospel and a host of their elders courageously and non-violently sitting-in at lunch counters and willingly going to jail for conscience's sake. One day the South will know that when these disinherited children of God sat down at lunch counters they were in reality standing up for the best in the American dream and the most sacred values in our Judaeo-Christian heritage, and thusly, carrying our whole nation back to those great wells of democracy which were dug deep by the founding fathers in the formulation of the Constitution and the Declaration of Independence. Never before have I written a letter this long, (or should I say a book?). I'm afraid it is much too long to take your precious time. I can assure you that it would have been much shorter if I had been writing from a comfortable desk, but what else is there to do when you are alone for days in the dull monotony of a narrow jail cell other than write long letters, think strange thoughts, and pray long prayers? If I have said anything in this letter that is an overstatement of the truth and is indicative of an unreasonable impatience, I beg you to forgive me. If I have said anything in this letter that is an understatement of the truth and is indicative of my having a patience that makes me patient with anything less than brotherhood, I beg God to forgive me. I hope this letter finds you strong in the faith. I also hope that circumstances will soon make it possible for me to meet each of you, not as an integrationist or a civil rights leader, but as a fellow clergyman and a Christian brother. Let us all hope that the dark clouds of racial prejudice will soon pass away and the deep fog of misunderstanding will be lifted from our fear-drenched communities and in some not too distant tomorrow the radiant stars of love and brotherhood will shine over our great nation with all their scintillating beauty.
Yours for the cause of Peace and Brotherhood,
Martin Luther King, Jr.
En dit gebeurde er na die brief…
Buiten zijn advocaat mag King niemand zien. Zijn advocaat smokkelt een krant binnen. Er staat een foto in van King tijdens de betoging. Maar er staat ook iets anders in. "Blanke dominees vragen zwarten op te houden met betogen". King kan zijn ogen niet geloven. "De betogingen komen op een slecht moment," leest King verder, "Ze brengen haat en geweld. Ze lossen niets op." En dat zeggen blanke dominees! Dit kan King niet zomaar voorbij laten gaan. In de rand van
de krant begint hij te schrijven. "De blanke dominees vergissen zich. Wij zwarten kunnen niet langer wachten. En weet u waarom? Omdat we al 300 jaar op rechtvaardigheid wachten. Omdat agenten onze zwarte broeders trappen en slaan. Omdat blanke schurken onze moeders en vaders verdrinken. Omdat 20 miljoen zwarten armoe lijden. Omdat mijn dochter van 6 huilt, want ze mag niet naar het nieuwe pretpark in..." Zo gaat King maar door. Zijn advocaat tikt de brief uit. Hij
verschijnt in kranten en tijdschriften. De 'brief uit de gevangenis' zal King later beroemd maken. Na 9 dagen komt King weer vrij. Meteen roept hij de leiders van de beweging bijeen. "Vrienden," zegt hij, "In de gevangenis heb ik lang
nagedacht. We moeten verder gaan in Birmingham. De kinderen moeten mee betogen." De anderen schrikken ervoor terug. "Ze zullen in de gevangenis belanden!" zegt zijn vriend Fred. "Dat weet ik," zegt King "Het is hard. Maar alleen zo zullen de ogen van de Amerikanen opengaan." Op 2 mei 1963 verzamelt een grote groep zwarten zich voor de kerk van Martin Luther King. Er heeft vandaag een grote mars plaats. Ze horen gezang binnen in de kerk. Even na 1 uur gaat de deur open. Er stappen 50 tieners 2 aan 2 naar buiten. Agenten houden de rij meteen tegen. "De mars is verboden", zeggen ze, "Lopen jullie maar mee naar de politieauto." Dan gaat de deur voor de tweede keer open. Een 2e rij tieners stapt de kerk uit. En daarna nog één. En nog één. De agenten zijn totaal verrast. Langs de radio vragen ze versterking. Maar ondertussen zijn groepjes tieners de agenten al voorbij. Even later pakt de politie 600 tieners op. De volgende dag gaat de strijd verder. Dit keer stappen er nog mee. kinderen mee op. De politie staat klaar om in te grijpen. Ook de brandweer is paraat. De eerste groep kinderen komt de kerk uit. Ze willen de grote winkelstraat in. Maar de politie houdt hen tegen. De politiebaas Bull Connor kan echter niemand meer oppakken. De gevangenis zit al vol. "Achteruit!" roept hij, "Of jullie worden nat." De kinderen stappen zingend door. Bull Connor doet teken aan de brandweer. Ze spuiten de groep nat met een waterkanon. Maar enkelen geven het niet op. Ze gaan op de stoep zitten of ze houden zich vast. De brandweer komt dichterbij. Ze spuiten harder en harder. Van dichtbij spuiten ze een klein meisje omver. Door de kracht van het water rolt ze over de straat. Anderen vliegen de lucht in. Daarna laat de politie de honden los. De foto's komen in alle kranten. De beelden van waterkanonnen en honden die op kinderen springen, schokken iedereen. En het wonder gebeurt! Amerika wordt wakker...
De laatste dag van Martin Luther King
Op vrijdag 3 april 1968 zou hij eigenlijk een kerkdienst moeten houden om de actievoerders wat op te wekken maar eigenlijk had hij geen zin, het was slecht weer. Martin dacht dat er wel genoeg dominees waren voor de dienst maar toen de andere dominees naar binnen gingen wachten alle mensen op Martin. Dus Martin werd overgehaald om toch te gaan. Toen Martin begon aan zijn preek klonk hij zenuwachtig, bang en bijna angstig! Vrienden dachten dat het kwam door alle bedreigingen. Door het slechte weer sloeg het ventilatie luik dicht en geschrokken keek Martin om zich heen.
Plotseling kreeg zijn preek een totaal andere wending en Martin vertelde over de bedreigingen van de blanke mensen en dat hij altijd een lang leven had willen lijden. Ook vertelde hij dat hij niet bang was voor wat zou gaan komen. Hij staarde op dat moment over het publiek heen.
Telkens als Martin wat had gezegd kwam er een kort applaus, iedereen wou weten wat hij nog meer ging zeggen! Toen eindigde Martin met deze woorden; ’I’m not fearing any man. My eyes have seen the glory of the coming of the lord.’ Dit betekent dat hij geen angst had voor een enkele man. Zijn ogen hadden de glorie gezien van de komst van de Heer. Na deze preek viel hij uitgeput in de armen van zijn vriend, Abernathy. Meestal bleef Martin na een dienst nog even bij zijn vrienden maar deze keer ging hij weg. Later zeiden vrienden dat het leek alsof het afscheid was begonnen. Ook die dag, 4 april, was er een rechtszaak over de mars maar King bleef liever alleen met zijn vrienden in het motel om te praten over hoe de burgerrechtenbeweging was begonnen en hoe het verder zou moeten als hij zou overlijden. Het gesprek duurde uren. Hij verontschuldigde zich tegenover zijn vrienden omdat hij zolang tegen hen bleef praten en zei toen dat hij misschien wel teveel van hun had gevraagd. Die avond zou King met vrienden uit eten gaan. Hij was nog even op zijn motelkamer met zijn vrienden en ze praatten erover in welke stad ze het liefst preekten en ze maakten een beetje grapjes over van alles. Beneden was Jesse Jackson aan het wachten totdat Martin en zijn vrienden zouden komen. Martin ging nog even naar het balkon van zijn kamer en riep hangend over de leuning dat Jesse niet mee kon omdat die niet netjes gekleed was voor het diner. Hierop zei Jesse dat hij dacht dat je honger moest hebben om te gaan eten en dat je kleding geen voorwaarde was.
Toen Jesse was uitgesproken viel het schot. Een vriend, Billy Kyles, rende terug naar binnen en belde de telefoniste van het motel om zo snel mogelijk een ambulance te bellen. De telefoniste schrok zo dat ze een hartaanval kreeg en de volgende dag overleed. Kyles rende terug naar Martin en zag dat hij een enorm gat in zijn hoofd had en met zijn been tussen de spijlen van het balkon lag.
Martin werd toen besprenkeld met eau de cologne en er werd een sprei over hem heen gelegd. King heeft nog ongeveer een uurtje geleefd maar is toen overleden.
Later werd duidelijk dat James Earl Ray Martin Luther King had neergeschoten. Men zei toen ook dat Ray de laatste paar week ook al de hele tijd in de buurt van King was.
Ook vond men vingerafdrukken van Ray waarmee King was neergeschoten.
Ray kwam uit een racistisch gezin.
Veel mensen denken dat Ray het niet alleen heeft gedaan maar dat het een soort van samenzwering was omdat daartoe veel aanwijzingen zijn. Want op de een of andere manier, niemand weet hoe, werd ook ineens bekend via het nieuws dat King op kamer 306 logeerde van het Lorraine Motel in Memphis.
En King had eerste een veiligere kamer toegewezen gekregen beneden. Maar toen heeft iemand dat verandert waardoor hij op de bovenste verdieping kwam en zo makkelijk kon worden neergeschoten. Er zijn veel mensen die vinden dat er te veel vreemde dingen zijn gebeurd om te kunnen geloven dat één iemand het heeft gedaan.
De begrafenis
Hij werd op 9 april 1968 begraven in Atlanta. Hij had net zo’n begrafenis als een slaaf in vroegere tijden. Twee ezels trokken een kar met daarin de doodskist. Ongeveer 150.000 mensen, waarvan grotendeels blanken waren, trokken mee met de rouwstoet.
De ware toedracht van de moord is nog nooit achterhaald. De dood van de in de gevangenis verblijvende James Earl Ray, de man die voor de moord werd veroordeeld, veroorzaakte weer een nieuwe golf van aandacht over de plaats die Martin Luther King in de maatschappij heeft. Zijn uitspraken en gedachten zijn nog altijd een belangrijke bron van inspiratie.
Op zijn grafsteen staat:
“Free at last Free at last. Thanks God almighty I am free at last”.
Dat betekent: “eindelijk vrij. Eindelijk vrij. Dank u almachtige God. Eindelijk ben ik vrij”.
Wat ik vind van de moord op Martin Luther King
Martin Luther King is vermoord omdat hij een droom had en omdat hij zijn stem en mening durfde te laten horen. Omdat hij durfde te vechten voor de rechten van de mens. Ik heb hier geen woorden voor. Ik vind het gewoon laf als je iemand hierom vermoord. Ik persoonlijk bent het eens met Martin. Je mag mensen NOOIT beoordelen op hun uiterlijk maar alleen op hun karakter. Mensen hoeven het niet eens te zijn met Martin, mij of met jou maar je moet hoe dan ook altijd respect hebben voor een mening. Iedereen is anders, iedereen denkt anders… maar dat maakt iemand niet minder dan een ander. Heb respect voor elkaar en blijf van een ander zijn droom af!
Wat gebeurde er allemaal na Martin Luther King’s dood?
Rellen
Ondanks dat King de laatse dag van zijn leven nog had gesproken over zijn manier om de vrede te bewerkstelligen: de geweldloosheid brak na zijn geweldadige dood een golf van zwarte rellen in het hele land. Er werden 39 mensen gedood door het wapengeweld. Het waren vreselijke dingen, die Martin Luther King tijdens zijn leven juist altijd wilde voorkomen en waarvoor hij ook gestorven was. De dood van Martin was de dood van de geweldloosheid.
Derde dinsdag van januari
Uit eer voor Martin Luther King werd in 1986 door de Amerikaanse regering besloten de derde maandag van januari als nationale feestdag uit te roepen ter ere van Martin Luther King.
Center For Social Change
Na Martin's dood zette zijn vrouw, Coretta Scott King, zijn werk voort met behulp van het Martin Luther King Jr. Center for Social Change in Atlanta.
Ook nu moet er nog steeds actie gevoerd worden voor de gelijkheid van blanken en zwarten, maar de rassenscheiding is nu gelukkig veel minder dan in de tijd van Martin Luther King en dat is vooral te danken aan Martin Luther King, de man die vocht voor zijn droom. Volgens sommigen was Martin Luther King de belangrijkste christelijke stem uit het sociale protest na de tweede wereldoorlog.
Pride, In The Name Of Love
Zoals ik al eerder zei was iedereen diep geschokt van de dood van Martin Luther King. Ook bekende mensen. Een van die mensen is Bono van U2. Bono zet zich ook in, in zijn vrije tijd, voor de derde wereld. In het verleden zocht en vond hij aandacht voor de schuldenlast van ontwikkelingslanden en de aids problemen in Afrika. U2 heeft vorig jaar januari ook een prijs in ontvangst genomen van de vrouw van Martin Luther King.
U2 heeft ook een nummer geschreven ter ere van Martin Luther King. Pride heet dat nummer. In dat nummer zingt Bono; “they took your life but they could not take your pride!” wat hij hiermee wilt zeggen is dat ze het werk van Jezus niet konden stoppen door Hem dood te maken en zo gebeurde dat ook bij het werk van Martin Luther King, Amerika schafte de rassenwet uiteindelijk af.
U2 Lyrics - Pride (In The Name Of Love)
One man come in the name of love
One man come and go
One come he to justify
One man to overthrow
In the name of love
What more in the name of love
In the name of love
What more in the name of love
One man caught on a barbed wire fence
One man he resist
One man washed on an empty beach.
One man betrayed with a kiss
In the name of love
What more in the name of love
In the name of love
What more in the name of love
(nobody like you...)
Early morning, April 4
Shot rings out in the Memphis sky
Free at last, they took your life
They could not take your pride
In the name of love
What more in the name of love
In the name of love
What more in the name of love
In the name of love
What more in the name of love...
first time played live: 1984-08-31: Show Building, Wellington, New Zealand
Mijn onderzoek
Voor welke mensenrechten wordt vandaag de dag door wie gestreden?
In mijn onderzoek ga ik onderzoeken welke mensen van nu voor welke rechten strijden. Ik hoop over verschillende mensen wat te vinden. Mensen uit de politiek, mensen die bekend zijn van de televisie, zangers of zangeressen, mensen uit het koningshuis…
Marco Borsato
Ik wil beginnen met Marco Borsato. Marco Borsato is ambasseudeur van War Child. Marco Borsato, ambassadeur van War Child.
'War Child spreekt het goede aan in mensen. Iedereen heeft goedheid in zich. Mijn grootste uitdaging is om harten open te zingen. Ik hoefde niet lang na te denken over de vraag of ik ambassadeur wilde worden van War Child Nederland. Dit doel past bij mij.'
Marco Borsato is sinds 1998 ambassadeur van War Child Nederland. Hij steunt War Child met fondsenwervende en promotionele activiteiten en bezoekt projecten. Hij schreef reisverslagen over zijn bezoeken aan Ingoesjetië, Kosovo en Sierra Leone. Marco stond de opbrengst af van een aantal concerten en hij kookte voor zijn fans tijdens Feast for Peace. Ook daarvan ging de opbrengst naar War Child. Hij werkte mee aan 'Voorgoed', de CD-single van BNN & Friends voor War Child. En hij zong een speciaal War Child liedje, De Speeltuin, dat ook is gebruikt voor het bekende tv-spotje.
Marco wil strijden voor de rechten van kinderen uit oorlogslanden. Ik heb hier veel respect voor en als ik ooit de kans krijg om zoiets te doen zou ik die zeker niet afslaan!
Hieronder staat een van de verslagen die Marco heeft gemaakt. Dit verslag gaat over Kosovo!
Marco's bezoek aan Kosovo
"Een jaar na de oorlog spelen de kinderen weer. Maar nu kijken ze vanaf hun schommels uit op de grote nieuwe begraafplaatsen die overal het dorpsbeeld bepalen." In mei 2000 bezocht War Child Ambassadeur Marco Borsato het War Child project in Kosovo. Enkele fragmenten uit zijn dagboek.
"Ten tijde van de oorlog kreeg iedereen een ontzettend triest beeld van Kosovo, maar nu in het voorjaar - precies een jaar na het tekenen van de vrede - valt me op hoe onwaarschijnlijk mooi dit groene berglandschap is. Van wegen kun je nauwelijks spreken. Het zijn paden met gaten. Je voelt je een milkshake als je na een paar uur in de auto op de plek van bestemming bent. De dorpjes die we doorkruisen bieden allemaal dezelfde aanblik. Wat een ellende hebben de mensen meegemaakt! De huizen zijn verwoest, afgebrand of zwart geblakerd. We zien met eigen ogen dat de wederopbouw in volle gang is. Maar wat is er nog veel te doen!"
Indrukken
"De eerste dagen van ons bezoek slaap ik nauwelijks. Het is moeilijk om alle indrukken te verwerken. Het is mijn eerste bezoek aan een oorlogsgebied. Eigenlijk zou ik voor War Child al eerder op pad zijn gegaan. Georgië en Tsjetsjenië stonden op het programma, maar de situatie daar was te gevaarlijk voor een bezoek. Je gaat niet zomaar even naar de frontlinie."
Ouders vertellen
"We bezoeken onder andere Pastasel, een dorpje met ruim negenhonderd inwoners. Er zijn 106 mensen vermoord, voornamelijk mannen. Ik besef plotseling wat dat betekent: vrijwel ieder kind mist een vader, oom of buurman. Tegenover het schooltje en de speeltuin is de begraafplaats. Daar, onder een met bloemen bedekte heuvel, liggen vaders begraven. Het War Child team komt wekelijks in het schooltje in Pastasel om met deze kinderen muziek te maken, te schilderen en te spelen. Ouders en leraren vertellen me dat het zoveel beter gaat met hun kinderen sinds de creatief therapeuten met ze werken. De kinderen worden minder agressief, slapen beter en beginnen ook op school betere resultaten te behalen."
Achterstand
"Het valt me op dat ik de leeftijden van de kinderen verkeerd inschat. Voortdurend schat ik ze op een jaartje of zeven à acht. En dan vertellen vrijwilligers van War Child me dat ze dertien of veertien zijn. Kinderen in dit land hebben een enorme achterstand. Dat stamt al van voor de oorlog. Ze zijn klein, matig gevoed en hebben zonder uitzondering slechte gebitten. In Peja bezoeken we een tuberculosehospitaal. Er verblijven kinderen met open TBC. Ik schrik. Verdient dit de naam ziekenhuis? Alles lekt en over de gang, die vol kuilen zit, kun je met geen fatsoen een bed verplaatsen. Voor de patiëntjes is ons bezoek een feest. Ze vreten ons bijna op!"
Toekomst
"War Child probeert kinderen te helpen bij het verwerken van de oorlog. Dat gebeurt op een heel verantwoorde pedagogische wijze. Je kunt niet zo maar in een kinderziel gaan zitten wroeten. Met rollenspellen, het uitbeelden van emoties, tekeningen en muziek wordt aan het zelfvertrouwen gewerkt. Ik maak mee hoe dat in zijn werk gaat. Een groepje jongens en meisjes beeldt een droom uit door een tekening te maken. Ze mogen hun favoriete dier tekenen en aangeven wat ze later willen worden. "Politieman", zegt een jochie naast me. Als ze een dier moeten uitbeelden komen veel kinderen niet verder dan een vogel of een koe. Waar het om gaat is dat kinderen nadenken over het heden en de toekomst, zodat ze niet gevangen blijven in het verleden. Zo leren ze hun oorlogservaringen een plekje te geven. Daarnaast is er ook veel lol. Het is prachtig om te zien hoe de kinderen genieten van de workshops en weer helemaal opleven."
Vrij zijn
"Een ontroerend moment is het onthaal op een klein dorpsplein. Zonder dat ik daarvan op de hoogte was, hebben de schoolkinderen een nummer van mij ingestudeerd. Ze zingen het vol overgave, in het Albanees, begeleid door een vrijwilliger van War Child op gitaar. De tekst is heel toepasselijk: 'Vrij zijn!’.
Unicef
Sinds filmsterren als Danny Kaye en Audrey Hepburn zich onvermoeibaar hebben ingezet om hun publieke bekendheid te gebruiken ter promotie van het werk van Unicef, hebben vele beroemdheden daarin navolging gevonden.
Zij leveren een grote bijdrage aan het werk van de kinderrechtenorganisatie van de Verenigde Naties. De Ambassadeurs zijn zowel op nationaal als op internationaal niveau betrokken bij het werk van Unicef.
Internationale Ambassadeurs
De internationale Ambassadeurs vertegenwoordigen Unicef wereldwijd. Dit zijn onder andere de zangers Robbie Williams, Julio Iglesias en Youssou N'dour, de acteurs Nicole Kidman, Roger Moore, Mia Farrow en Susan Sarandon en de sporters Johan Olaf Koss en George Weah. Sinds januari 2005 is ook voetballer David Beckham Ambassadeur van Unicef.
Ongeveer 20 internationale beroemdheden hebben zich verbonden aan Unicef om met hun bekendheid het werk van Unicef onder de aandacht van het grote publiek te brengen.
Ambassadeurs en Vrienden van Unicef Nederland Unicef Nederland heeft twee Ambassadeurs: entertainer Paul van Vliet en actrice/regisseuse Monique van de Ven. Sinds 2002 heeft Unicef Nederland ook drie Vrienden.
Met hun bekendheid willen de Vrienden van Unicef, Sipke Jan Bousema, Rintje Ritsma en Trijntje Oosterhuis, het werk van de kinderrechtenorganisatie van de Verenigde Naties onder de aandacht van de Nederlandse bevolking brengen. Zij zullen zich inzetten bij lokale en regionale activiteiten en evenementen.
Amnesty International
Amnesty International streeft naar een wereld waarin iedereen alle rechten geniet die zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere internationale mensenrechtendocumenten.
Dit streven wordt inhoud gegeven door het doen van onderzoek en het voeren van actie gericht op het tegengaan en stoppen van ernstige inbreuken op het recht op lichamelijke en geestelijke onschendbaarheid, het recht op vrijheid van geweten en meningsuiting en het recht om niet te worden gediscrimineerd, ingebed in haar werk ter bevordering van alle mensenrechten.
In het mandaat van Amnesty International wordt onderscheid gemaakt tussen twee manieren om voor mensenrechten te werken: het bevorderen van alle mensenrechten en het bestrijden van een beperkt aantal specifieke schendingen van mensenrechten.
Bij het bevorderen (de promotie) van alle mensenrechten beperkt Amnesty zich tot het uitdragen van het belang van die mensenrechten. Bijvoorbeeld door middel van educatie en activiteiten gericht op bewustwording, of door de achtergronden van specifieke schendingen zichtbaar te maken. Daarin gaat het niet alleen om burgerrechten en politieke rechten, maar ook om sociale en economische rechten. Regeringen, organisaties, bedrijven en individuen moeten ervoor zorgen dat al die rechten worden nageleefd.
Bij het bestrijden (de oppositie) van specifieke schendingen gebruikt Amnesty alle middelen die tot haar beschikking staan. Amnesty voert actie tegen bepaalde schendingen die worden begaan door overheden, en soms ook door gewapende oppositiegroepen. Het gaat om:
• het opsluiten van gewetensgevangenen
• oneerlijke processen voor politieke gevangenen
• marteling
• doodstraf
• politieke moorden en 'verdwijningen'
Verder helpt Amnesty International vluchtelingen die bescherming zoeken; De organisatie verzet zich tegen mensenrechtenschendingen door gewapende oppositiegroeperingen. Recent heeft Amnesty International besloten meer aandacht te geven aan schendingen tussen burgers, waaronder huiselijk geweld tegen vrouwen, mishandeling van minderheden en homoseksuelen, kinderarbeid en andere praktijken waarbij overheden in gebreke blijven om passende maatregelen voor preventie en berechting te nemen. Ook bestrijdt Amnesty International ernstige discriminatie in sociaal-economische rechten (zoals het onthouden van onderwijs aan vrouwen).
Mensenrechten, kostbaar en kwetsbaar
Iedereen heeft het recht om te leven als een vrij mens! En op ontplooiing en bescherming. Dat is de kern van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) uit 1948. Op deze verklaring - en op de internationale mensenrechtenverdragen die er daarna zijn gekomen - kan ieder mens zich beroepen als zijn of haar mensenrechten en fundamentele vrijheden worden aangetast.
Mensenrechten zijn voor ons in Nederland zo vanzelfsprekend dat we ons er nauwelijks van bewust zijn. Het is blijkbaar zo vanzelfsprekend dat de term mensenrechten zelfs niet genoemd wordt in de officiële documenten met verplichte leerstof voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Toch bepalen mensenrechten in belangrijke mate de condities waaronder wij leven.
Iedereen heeft recht op onderwijs. Recht op onderwijs kan geïnterpreteerd worden als toegang krijgen tot onderwijs. Daarmee kunnen ook andere mensenrechten mede vorm krijgen zoals het antidiscriminatiebeginsel, het recht op meningsuiting en het praktiseren van de eigen godsdienst. In de klassenpraktijk gaat het om leerinhouden, de keuze en uitvoering van didactische werkvormen en het omgaan met verschillen in de klas. Maar de reikwijdte van mensenrechteneducatie is aanmerkelijk groter: mensenrechten kunnen breder worden verankerd in het onderwijs en een rol spelen bij besluiten over de manier waarop de school wordt georganiseerd. Zo is het recht op onderwijs te interpreteren als een inspanningsverplichting om leerlingen met taalachterstand en leermoeilijkheden de mogelijkheid te bieden tot volwaardige deelname. Pestgedrag leidt tot uitsluiting, en is daarom ook vanuit het perspectief van mensenrechten niet te tolereren.
Scholen kunnen mensenrechteneducatie op verschillende manieren in de school en hun onderwijs vorm geven:
1. in hun onderwijsaanbod
2. in de didactiek
3. in de manier waarop ze het onderwijs en de school organiseren
4. in de wijze waarop ze hun maatschappelijke taak vorm geven
Scholen en leerkrachten die mogelijkheden zoeken om mensenrechteneducatie vorm te geven in de schoolgemeenschap en in het curriculum, vinden op deze site een handreiking.
Over de genoemde onderwerpen geven we steeds korte inleidende en informatieve teksten en verwijzen vervolgens intern door naar verwante aspecten en extern naar andere bronnen, zowel naar publicaties als naar instellingen die zich direct of indirect met mensenrechteneducatie bezig houden.
Hoofdvraag
Waarom heeft Martin Luther King bereikt wat hij wilde bereiken?
Ik denk niet dat je hele stukken kan antwoorden op mijn hoofdvraag… er zijn namelijk niet tientallen redenen, laat staan honderden redenen, waarom Martin bereikt heeft wat hij wilde bereiken; gelijke rechten voor elk mens of ze nou blank of donker zijn.
Martin heeft bereikt wat hij wilde bereiken vanwege wat het respect wat mensen voor hem hadden. Natuurlijk had niet iedereen respect voor hem maar hij had genoeg aanhang om zijn gelijk te krijgen. Hij kreeg respect omdat hij een droom had waarin hij geloofde!!!!!!!
Reflexieverslag
In eerste instantie wou ik mijn sectorwerkstuk over drug doen maar toen ik daar mee bezig was kwam ik erachter dat dat onderwerp me eigenlijk totaal niet interesseerde…
Kort daarna las ik wat over Martin Luther King. Dit sprak me veel meer aan. Ik wil hierna iets met rechten gaan doen omdat ik dat interessant vind. Het sprak me vooral aan dat Martin voor rechten wou strijden en dan ook vooral de manier waarop hij dat wou doen!
Mijn hoofdvraag is; Waarom heeft Martin Luther King bereikt wat hij wilde bereiken?
Ik heb drie deelvragen. Deze zijn;
1. Wie is Martin Luther King?
2. Waarvoor vocht Martin Luther King?
3. Wat gebeurde er allemaal na Martin Luther King’s dood?
Hoofdvraag;
Waarom heeft Martin Luther King bereikt wat hij wilde bereiken?
Ik denk dat ik deze vraag goed heb kunnen beantwoorden, ik zelf ben er in ieder geval erg tevreden over. Alleen mijn hoofdvraag is niet zo uitgebreid beantwoordt maar ik denk dat je het antwoord ook uit de antwoorden op mijn deelvragen kan halen en zoals ik al bij het antwoord heb gezet in mijn hoofdvraag; respect…
Ik heb veel over Martin Luther King geleerd. Voordat ik dit werkstuk maakte wist ik wel wie het was maar wat hij eigenlijk precies had bereikt en op welke manier hij dit had gedaan wist ik niet! In de loop van het maken van mijn werkstuk leerde ik veel meer over de geschiedenis van de donkere mens. De verhalen hebben een vrij grote indruk op mij gemaakt. Ik heb dit werkstuk ook gemaakt na aanleiding van die verhalen en ik vind dat dit soort dingen veel meer behandeld mag worden op school en gewoon in het algemeen ook. Ik hoop ook dat mensen, die dat deden, andere mensen niet meer op hun uiterlijk zullen beoordelen maar verder kijken dan het uiterlijk en respect hebben voor ieder mens.
Ik vond het leuk om een groot werkstuk in mijn eentje te maken. Ik denk ook dat je er veel van leert waaronder zelfstandig werken. Dus dat is dan ook weer mooi meegenomen!!!
Ik vond ook dat het goed is gegaan. Ik heb er veel aandacht en tijd in gestopt en ik vind het eindresultaat verzorgd en goede informatie. Ik ben er tevreden over! Ik zou het in ieder geval een voldoende geven!
Ik denk ook wel dat mijn presentatie gaat lukken. Ik vind het niet echt eng om voor een groep mensen te praten en ik heb al een idee een beetje wat ik allemaal wil gaan vertellen!!!
Bronvermelding
kinderenwebhotel.be/godsdienst/martin_luther_king.htm
www.spreekbeurten.info/ php/?naam=King&link=King.html
www.digischrift.nl/lessen/king/
www.kennisnet.nl/vo/docent/ perdagwijzer/martinlutherking/
www.mks.pcpo.nl
www.meetingpoint.org/ml/mlindex.htm
vredessite.nl/nieuweoorlog/2003/1801leiden2/
www.vredesmuseum.nl/histor/mlking.html
www.kennisnet.nl/vo/scholier_ havovwo_perdagwijzer/martinlutherking/html/
www.scholieren.com
Inhoudsopgave
Deelvragen;
• Wie is Martin Luther King?
• Waarvoor vocht Martin Luther King?
• Wat gebeurde er allemaal na Martin Luther King’s dood?
Hoofdvraag;
• Waarom heeft Martin Luther King bereikt wat hij wilde bereiken?
Mijn onderzoek;
• Voor welke mensenrechten wordt vandaag de dag door wie gestreden?
Mijn Reflexieverslag
Bronvermelding
Wie is Martin Luther King?
Inhoud;
1. Martin Luther King en zijn familie
2. De eerste keer dat Martin Luther King te maken kreeg met rassenscheiding
3. Martin Luther King en zijn school
4. Martin Luther King en zijn vrouw en kinderen
5. Klu klux klan en andere discriminerende groepen
Waarvoor vocht Martin Luther King?
Inhoud;
1. Grootste inspiratiebron van Martin
2. Begin van Martin’s carrière als mensen activist
3. Time cover 1957
4. Sit-ins
5. Eerste aanslag op Martin’s leven
6. Brief uit de gevangenis van Birmingham
7. I have a dream
8. De nobel prijs
9. De laatste dag van Martin Luther King
10. De begrafenis
11. Wat vind ik van de moord op Martin Luther King?
Wat gebeurde er allemaal na Martin Luther King’s dood?
Inhoud;
1. Rellen
2. Derde dinsdag van januari
3. Center for social change
4. Pride, In The Name Of Love
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten