Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

donderdag 28 februari 2008

The New York trilogie

ALGEMENE INLEIDING

We werden gevraagd ons gedurende enkele maanden bezig te houden met de New York Trilogie van Paul Auster.

Paul Auster is een van meest populaire Amerikaanse schrijvers. Hij schreef zijn debuutroman in 1985 en is sindsdien niet meer uit de literaire wereld weg te denken. Al zijn werken handelen telkens over gelijkaardige thema's: het toeval en de grenzen van het menselijk bestaan.

De New York Trilogie bestaat uit drie delen: 'Broze Stad', 'Schimmen' en 'De Gesloten Kamer'.

Om voldoende informatie te verzamelen, maakten we zowel gebruik van de traditionele middelen als van de meest moderne technieken. Aan de hand van deze gegevens, hebben we getracht een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van Austers denk- en leefwereld.

Bovendien bleek de inhoud van zijn boeken een goede voedingsbodem te zijn voor de verschillende eindwerken.

Zo vonden we voor esthetica Jackson Pollocks 'Black and White'. Dit werk stemt inhoudelijk perfect overeen met de thematiek in 'Schimmen'.

Austers geliefkoosde thema's - verlies van identiteit en vlucht in criminaliteit - lagen aan de basis van een boeiend werkje voor geschiedenis.

Voor Engels werkten we een gedetailleerde biografie uit en zochten we verklaringen voor het waarom van zijn schrijven.

In het werkje van Frans schreven een kritische appreciatie neer.

We hopen dat het resultaat opgewassen is tegen het kritisch oordeel van de lezer. We zijn ons echter wel zeer goed bewust van onze beperkingen en sluiten niet uit dat we hier en daar een steek lieten vallen.

" I have come so far for you,
The voice
That echoes back to me
Is no longer my own."

(P. Auster)


Bespreking van de New York Trilogie


Eerste Kennismaking


Broze Stad, Schimmen en De Gesloten Kamer werden in 1985/1986 gepubliceerd. Na zijn eerder verschenen Spinsel der Eenzaamheid werd ook dit werk met veel lovende recensies de hemel in geprezen. De Trilogie betekende voor Auster zijn doorbraak in de schrijverswereld.

De eerste roman, Broze Stad, lijkt het meest op een thriller. Een schrijver, Daniel Quinn, die detectiveverhalen publiceert, wordt 's nachts opgebeld door iemand die denkt dat hij de privé-detective Paul Auster is. Nieuwsgierig speelt hij het spelletje mee en krijgt zo een merkwaardige zaak te behandelen.

Schimmen lijkt op een meer schematische herschrijving van het eerste boek. Blauw betrekt in opdracht van Wit een huis van waaruit hij Zwart moet bespieden. Naarmate zijn opdracht echter vordert, begint hij stilaan te beseffen dat Zwart en Wit dezelfden zijn. Bovendien gaat hij zo in het onderzoek op dat hij er in verdwaalt en er zijn eigen identiteit in verliest. Aan het slot is er een worsteling tussen Blauw en Zwart waarbij niet duidelijk is of Zwart omkomt.

De gesloten kamer is het meest traditioneel van de drie. De vrouw van een vroegere boezemvriend die de naamloze protagonist al jaren niet meer heeft gezien, zoekt contact met hem. Die vriend is immers met de noorderzon vertrokken en laat een stapel manuscripten achter. De verteller geeft de manuscripten uit en ze worden een succes. Hij trouwt met de vrouw en ze worden heel gelukkig. Tot Fanshawe, de vroegere boezemvriend, een teken van leven stuurt en uitlegt dat alles precies is gelopen zoals hij wilde

Auster zet zijn werk op losse schroeven door de namen, de toevalligheden en de onwaarschijnlijkheden als waarheden te presenteren.
Dit maakt dat in deze inleiding verscheidene in het oog springende kenmerken reeds het vermelden waard zijn. Een eerste merkwaardigheid is dat Auster verschillende namen uit Broze Stad laat terugkeren in de overige trilogie-delen, onder anderen Peter Stillman en Daniel Quinn. Over het opduiken van steeds dezelfde namen in zijn werk, zei Auster in een interview dat hij dat vanwege de continuïteit doet: "Eigenlijk ben ik al jaren aan een groot boek bezig."(0) Dit in gedachte houdend, is het niet verwonderlijk dat de notitieboekjes van verschillende hoofdrolspelers allemaal rood gekleurd zijn.

In dit werk zullen we u trachten mee te nemen in de aparte wereld die Paul Auster in zijn Trilogie heeft gecreëerd. Wij zullen u wijzen op zijn stijlkenmerken, op zijn bedachtzaamheden die leiden naar het toeval en op de steeds terugkerende elementen die zijn boek in die eigenaardige sfeer hullen.

Thema

In de drie delen wordt telkens het verlies van identiteit als voornaamste thema aangewend. Hiermee is het onderwerp van hernieuwde zingeving na een moeilijke periode in iemands leven sterk vervlochten. Beide thema's worden gedirigeerd door het onafwendbare toeval(1)


Structuuraspecten

Van de drie delen waaruit de Trilogie is opgebouwd, zullen we kort de verschillende structuuraspecten bespreken.

HET GEBEUREN

De drie boeken onderling vertonen gelijklopende verhalen waarin de protagonisten schijnbaar een vergelijkbaar spel spelen. Zo verklaart Auster zelf in De Gesloten Kamer: "Het hele verhaal draait om wat er aan het einde gebeurde, en als dat einde nu niet in mij zat, had ik niet aan dit boek kunnen beginnen. Hetzelfde geldt voor de twee boeken die hieraan voorafgaan: Broze Stad en Schimmen. Alledrie de verhalen zijn eigenlijk een en hetzelfde verhaal, maar elk behelst een ander stadium in mijn bewustzijn van waar het om draait. Ik zeg niet dat ik dingen heb opgelost. Ik geef slechts aan dat ik op zeker moment niet meer bang was om terug te kijken op wat er was gebeurd. Dat er toen woorden volgden kwam alleen maar doordat ik wel gedwongen was om ze te aanvaarden, ze op me te nemen en te gaan waar ze heen wilden. Dat wil echter niet zeggen dat de woorden belangrijk zijn. Ik worstel al een hele tijd met een afscheid, en alleen die worsteling is van belang. Het verhaal zit niet in de woorden; het zit in de worsteling.(2)

Het eerste deel, Broze Stad, bestaat uit dertien ongetitelde hoofdstukken. In deze hoofdstukken verraden de verscheidene witregels het voorkomen van verschillende alinea's die, zoals in elk boek, gebruikt worden om nieuwe delen en gedachten aan te geven.

Het verhaal is nog het best te vergelijken met een maffe thriller. Een schrijver, Daniel Quinn, die onder het pseudoniem William Wilson in het geheim boeken publiceert, wordt 's nachts opgebeld door iemand die denkt dat hij de privé-detective Paul Auster is. Om zijn eenzaamheid te doorbreken besluit hij zich voor die detective uit te geven en belandt in een geheimzinnige zaak. Zijn cliënt is een jongeman die ooit door zijn vader negen jaar lang in een donkere kamer volledig van de buitenwereld is opgesloten. De vader, die net als zijn zoon Peter Stillman heet, is een waanzinnige geleerde, die meende dat zijn kind zo de natuurlijke taal zou gaan spreken. Meer dan een decennium was ervoor nodig om de jonge Stillman een klein beetje aan menselijke communicatie te leren wennen; zijn vader verbleef intussen in een inrichting. De hulp van een detective werd ingeroepen, omdat de oude man uit het gesticht zal worden vrijgelaten en men bang is dat hij zijn zoon zal vermoorden. Quinn volgt hem en knoopt zelfs gesprekken met hem aan. De oude blijkt nog steeds in een natuurlijke taal te geloven en vertelt Quinn dat hij nu een taal aan het bedenken is die precies zegt wat we zouden moeten zeggen.

Iedere dag maakt de oude Stillman wandelingen doorheen New York. Deze wandelingen blijken op de kaart telkens grote lettertekens te vormen: na twee weken staat er 'toren van Babel'. Of is dit slechts verbeelding? Quinn verliest de oude man uit het oog en betrekt vierentwintig uur per dag de wacht bij het huis van de bedreigde jongeman. Hij begint zich zo sterk op dat ene doel te fixeren dat hij na geruime tijd zijn eigen identiteit begint te verliezen.
Na maanden hoort hij van Auster, die een schrijver blijkt te zijn, dat de oude Stillman zelfmoord heeft gepleegd. Quinn vervreemdt in die tussentijd meer en meer. Zijn eigen appartement is aan iemand anders verhuurd. Hij gaat binnen in het huis van Peter en Virginia Stillman, maar vindt er niemand. Daarna verdwijnt hij uit het verhaal. Ook het rode notitieboekje dat hij achterliet, geeft geen informatie over wat er van hem geworden is.

De roman begint met de memorabele woorden: "Het begon met een verkeerd nummer, de telefoon rinkelde drie keer in het holst van de nacht, en de stem aan de andere kant vroeg naar iemand die hij niet was.(3)
In deze openingszin staat al ongeveer alles wat Paul Austers werk kenmerkt. Zo onderscheiden we de rol van het toeval (een verkeerd nummer), de referentie naar het sprookje (rinkelde drie keer), de verwarring omtrent identiteit (iemand die hij niet was), de formele ontlening (het genre van het detectiveverhaal) en het verfijnde spel van de vertelling ('hij' waar je 'ik' zou verwachten).

Het verhaal over de oude en de jonge Stillman geeft Auster de mogelijkheid tot boeiende uitweidingen over allerlei analoge gevallen uit de geschiedenis, over 'sprakeloze mensen': "Nog geen twintig jaar later werd Peter van Hannover, een veertienjarig kind dat stom en naakt in een bos bij de Duitse stad Hameln was aangetroffen, onder protectie van George I naar het Engelse hof overgebracht. Zowel Swift als Defoe kregen de gelegenheid om hem te zien, en die belevenis leidde tot Defoe's uit 1726 stammende pamflet: 'Louter natuur geschetst'. Peter leerde echter niet praten, en enige maanden later werd hij naar het platteland gezonden, waar hij tot zijn zeventigste bleef leven, zonder ook maar de minste belangstelling voor seks, geld of andere wereldse zaken."(4)
Tevens vertelt het verhaal over wetenschappers avant-la-lettre die de oertaal probeerden te ontdekken: "In de middeleeuwen herhaalde de Roomse Keizer Frederik II het experiment in de hoop op die manier de ware 'natuurlijke taal' van de mens te ontdekken, maar de kinderen stierven nog voor ze een woord gezegd hadden. Een duidelijk geval van bedrog was tenslotte de bewering van de begin zestiende-eeuwse Schotse koning James IV dat op overeenkomstige wijze geïsoleerde Schotse kinderen 'heel goed Hebreeuws' gingen zingen.(5)

Het boek eindigt met een laatste verantwoording, bijna verontschuldiging van de verteller:
" Wat Quinn betreft, ik heb geen idee waar hij nu is. Ik heb me zo nauwkeurig mogelijk aan het rode schrift gehouden en draag voor eventuele onnauwkeurigheden de volle verantwoordelijkheid. Op sommige plaatsen was de tekst moeilijk leesbaar, maar ik heb mijn best gedaan en me van elke interpretatie onthouden. Het rode schrift is uiteraard maar het halve verhaal, zoals elke ontvankelijke lezer begrijpen zal. Wat Auster betreft, ik vind dat hij in alle opzichten te kort geschoten is. Als onze vriendschap over is heeft hij dat aan zichzelf te wijten. Wat mij betreft, ik ben nog steeds met mijn gedachten bij Quinn. Hij zal me altijd bijblijven. En waar hij ook heen gegaan mag zijn, ik wens hem het beste.(6)

Het tweede deel van de trilogie, Schimmen, werd niet onderverdeeld in hoofdstukken. Dit zou volledig overbodig zijn aangezien het verhaal gemakkelijk gelezen kan worden als een rechtlijnig gebeuren. Uiteraard zijn er vele witregels die weerom wijzen op de wisseling van gedachte en actie.
Schimmen lijkt op een meer schematische herschrijving van het eerste boek. Blauw betrekt in opdracht van Wit een huis van waaruit hij Zwart moet bespieden. In het verhaal wordt verwezen naar de detective-misdaadschrijver Nathaniel Hawthorne en meer bepaald naar een van zijn verhalen over een man die verdween, maar een kamer bij zijn huis huurde en daar jaren bleef wonen.
Waarschijnlijk is Zwart dezelfde als Wit en heeft hij dus Blauw gehuurd om hem te bespieden. Zo probeerde Zwart / Wit zijn eigen identiteit terug te vinden door zich gevolgd en gecontroleerd te voelen, Blauw moest als het ware opnieuw regelmaat in zijn leven brengen. Voor Blauw echter betekent het een verlies van zijn eigen identiteit. Een probleem voor Blauw is immers dat Zwart niets anders doet dan aan een tafel zitten en schrijven. Maanden gaan voorbij waarin Blauw vertwijfeld nietszeggende rapporten voor zijn opdrachtgever schrijft. Aan het slot is er een worsteling tussen Blauw en Zwart waarbij niet duidelijk is of Zwart omkomt. Blauw leest het manuscript waar Zwart al die maanden aan heeft gewerkt en vertrekt: "Als Blauw van zijn stoel overeind komt, zijn hoed opzet en de deur uitgaat, dan is het einde daar.(7)

Net als in Broze stad eindigt Schimmen met een directe beschouwing van de verteller:
"Waar hij daarna heen gaat doet er niet toe. Want we moeten bedenken dat dit alles meer dan dertig jaar geleden is gebeurd, in onze kindertijd. Alles is dus mogelijk. Zelf denk ik het liefst dat hij ver weg gegaan is, dat hij die morgen op een trein naar het Westen gestapt is om daar een nieuw leven te beginnen. Het is ook mogelijk dat Amerika nog maar een begin was. Diep in mijn hart hou ik het er graag op dat hij passage boekte op een schip naar China. Laten we het maar op China houden. Want Blauw komt nu uit zijn stoel overeind, zet zijn hoed op en loopt de deur uit. En vanaf dit moment zijn we in het ongewisse.(8)
De geliefkoosde thema's van Paul Auster, het verlies van eigen identiteit overschaduwd door het onafwendbare toeval, komen ook in dit deel naar voren. In dit opzicht is de titel goed gekozen. Schimmen duidt in dat geval op personen die zweven tussen aanwezigheid en afwezigheid tussen het reële en het virtuele.
We lezen op de kaft van het boek waar het Auster eigenlijk om te doen was:
"In een werveling van maskerades en persoonsverwisseling dreigt de roman buiten zijn eigen raamwereld te treden. En daarom is het Auster nu net te doen. De grenzen worden verlegd, de personages nemen zelf de pen ter hand en de schrijver zit in de val van zijn eigen uit taal opgetrokken schimmenrijk."

De Gesloten Kamer lijkt het meest traditioneel van de drie. Een combinatie van een spannende anekdote en een Bouquet-achtige love-story. Interessant is echter om op te merken hoe Auster de grenzen van deze genres doorbreekt. De beperktheid van een anekdote wordt doorbroken door de onverwachte wendingen; de zwart-wit gekleurde visies uit de bouquetlectuur worden doorprikt door liefdesperikelen die enkel opgelost kunnen worden door de onvoorwaardelijke liefde van beide partners.

Een interessant verschil met de vorige delen van de trilogie is dat de verteller, een schrijver, van het begin af aan een grote rol speelt in het verhaal.
De vrouw van een vroegere boezemvriend die hij al heel lang uit het oog heeft verloren, zoekt contact met hem. Die vriend, vroeger briljant en alom geprezen voor zijn buitengewoon clever handelen, is met de noorderzon verdwenen. Hij liet een stapel manuscripten achter. Een hardnekkige detective Quinn, was niet in staat om Fanshawe terug te vinden. De verteller geeft de manuscripten uit en ze worden een succes. Hij trouwt met de vrouw en ze worden samen heel gelukkig. Totdat Fanshawe een teken van leven stuurt en uitlegt dat alles precies is gelopen zoals hij wilde. Hij benadrukt dat de verteller hem absoluut niet mag opzoeken. De verteller zwijgt over de brief en begint op aandringen van zijn uitgever aan een biografie van Fanshawe. Aan dit werk gaat hij bijna ten onder, evenals zijn huwelijk dat sterk op de proef gesteld wordt. Hij besluit ertussenuit te muizen en vertrekt naar Parijs met de hoop Fanshawe daar tegen te komen. Fanshawe had immers enkele jaren in Parijs gewoond.
Terug in Amerika krijgt hij opnieuw, totaal onverwacht, een levensteken van Fanshawe. Deze wil nog een keer met hem spreken voor hij een eind aan zijn leven maakt. Fanshawe blijkt jarenlang als een kluizenaar in een leegstaand huis te hebben gewoond. Ook de verteller wil hij niet zien: hij wil enkel met hem praten, verscholen achter een gesloten deur. Na dit merkwaardige gesprek krijgt de verteller een notitieboek waarin de verklaring van zijn eigenaardige leven wordt gegeven. De verteller begrijpt er weinig van en verscheurt het boekje:
"Maar ondanks mijn verwarring voelde ik dat het iets geforceerds had, iets te volmaaktst, alsof hij in feite slechts had willen falen - zelfs in zijn eigen ogen. Ik kan het echter mis hebben. Ik was op dat moment nauwelijks tot lezen in staat en mijn oordeel is mogelijk vertroebeld. Ik heb die woorden daar met mijn eigen ogen gelezen, maar wat ik nu zeg kan ik zelf nauwelijks geloven.
Ik kuierde verscheidene minuten van tevoren naar het perron. Het was weer begonnen te regenen en ik zag mijn adem voor me in de lucht; kleine wolkjes uitgestoten door mijn mond. Eén voor één scheurde ik de bladzijden uit het schrift, verfrommelde ze met één hand en gooide ze in een afvalbak op het perron. Ik was net bij de laatste bladzijde toen de trein wegreed.(9)
Net als de andere delen ontstond dit boek uit de fantasie van de schrijver die het echter aanvulde met duidelijke verwijzingen naar zijn eigen leven. Een merkwaardigheid waarop we later nog terugkomen. Austers gebruikelijke thema's zijn deze keer ook van de partij:
"Onmerkbaar vervagen de grenzen en brokkelt zijn eigen identiteit af. De obsessies zegevieren en de dood wordt huiveringwekkend tastbaar," zoals het staat te lezen op de kaft van het boek.

PERSONAGES

De personages in Broze Stad zijn in afnemende mate van belangrijkheid: Daniel Quinn, Peter Stillman, Peter Stillman (vader), Paul Auster, Virginia Stillman.
Bij de bespreking van de personages is het goed er eerst op te wijzen dat Austers personages nooit volledig levensecht lijken. Ze zijn op een economische maar toch zeer kernachtige manier in elkaar gestampt. Dit wil uiteraard niet zeggen dat het karakter van de protagonisten onafgewerkt en eenvoudig is.
Alle personages in de Trilogie worden beschreven door de ogen van een verteller van wie we niet weten wie het is. Het is zeker niet de auteur zelf maar een onbekend personage dat vertelt over zijn ervaringen met de personages.

Daniel Quinn is het hoofdpersonage van het boek. Hij is een vijfendertig-jarige schrijver publicerend onder het pseudoniem William Wilson. Verder weten we dat zowel zijn vrouw als zijn zoon dood zijn. Tevens is hij een verstokt lezer en kunstliefhebber. In zijn jonge jaren heeft hij verschillende dichtbundels gepubliceerd en schreef hij tal van toneelstukken en kritieken. Door de dood van zijn vrouw en zoon geraakte hij diep in de put en verlangde hij op sommige momenten zelfs naar de dood. "Dergelijke momenten waren er nu minder vaak, en al met al leek het tij voor hem te keren. Hij verlangde niet meer naar de dood. Aan de andere kant kon ook weer niet gesteld worden dat hij blij was met het leven. Maar bitter stemde het hem in elk geval niet. Hij leefde, en dat hardnekkige feit was hem langzamerhand gaan fascineren, alsof hij erin geslaagd was zichzelf te overleven, als leefde hij nu op een of andere manier postuum. Hij sliep niet meer met het licht aan, en al vele maanden herinnerde hij zich helemaal geen dromen."(10)

Daniel Quinn heeft een round character. Dit leiden we af uit zijn complexe handelen en verrassend gedrag. Zijn opvattingen zijn voortdurend in ontwikkeling zoals blijkt uit het feit dat Quinn stilaan zijn identiteit verliest en op het einde spoorloos verdwijnt.

Het personage dat aan het begin van de roman gebruikt wordt om het startschot van het verhaal te geven is Peter Stillman. Hij is de man die de hulp in roept van de detective Auster, maar per ongeluk Quinn contacteert. Peter Stillman is eigenlijk niet zijn echte naam. Zijn echte identiteit en dus ook zijn naam is hij verloren, doordat hij jaren opgesloten heeft gezeten in een maf experiment van zijn vader. Zijn moeder is vroeg gestorven en nu woont hij samen met zijn vrouw, Virginia Stillman. Omwille van het experiment dat zijn vader op hem uitprobeerde, heeft hij pas op latere leeftijd leren spreken en menselijk contact gelegd. Hij is een fysiek zwakke man zoals we kunnen vaststellen door de ogen van Daniel Quinn: "Alles aan Peter Stillman was wit. Wit overhemd met open boord; witte broek, witte schoenen, witte sokken. Met zijn bleke huid en vlasachtige dunne haar had hij iets doorzichtigs, alsof de blauwe aderen door de huid van zijn gezicht heen te zien waren. Dat blauw was vrijwel gelijk aan het blauw van zijn ogen: een melkachtig blauw dat zich leek op te lossen in een mengeling van hemel en wolken.(11)

Peter Stillman komt in de loop van het verhaal steeds minder naar voren. Het is dan ook best hem te typeren als een flat character.

Een ander opvallend personage in Broze Stad is de vader van Peter Stillman, Peter Stillman. Hij is een waanzinnige geleerde die ooit meende dat zijn zoon de natuurlijke taal zou gaan spreken wanneer hij deze zou opsluiten in een donkere, van de buitenwereld geïsoleerde kamer. Zijn experiment mislukt en lekt bovendien uit naar de buitenwereld. Peter Stillman, de vader, wordt gedurende een tiental jaren opgesloten in een instelling. Maar de geleerde komt vrij en dit is de reden waarom zijn zoon de hulp inroept van een detective. Wat voor iemand Quinn in het oog moet houden, lezen we in een van zijn beschrijvingen: "Zijn haar was wit en ongekamd en stak hier en daar in plukjes omhoog. Hij was lang, mager, duidelijk over de zestig, ietwat krom. Hij droeg een lange bruine, sleetse jas, veel te warm voor de tijd van het jaar, en liep een beetje sloffend. Zijn gezicht had een kalme uitdrukking die het midden hield tussen een soort verdoving en bedachtzaamheid. Hij keek niet naar de dingen om zich heen, leek ook niet in ze geïnteresseerd.(12)

Dit personage ondergaat een psychologische verandering aangezien hij gaandeweg tot zelfmoord gedreven wordt. Zijn karakter is dus round.

Virginia Stillman is de vrouw van Peter Stillman. Zij is het die Daniel Quinn een eerste situatieschets geeft van de vroegere gebeurtenissen. Haar uiterlijk lijkt wel even betoverend als de nobele daad die ze stelt om voor haar wereldvreemde echtgenoot te zorgen. "De vrouw was dertig, misschien vijfendertig; hooguit gemiddelde lengte, heupen een tikje breed ofwel voluptueus, het was maar hoe je het bekeek; donker haar, donkere ogen, en in die ogen een blik die zowel gereserveerd als ietwat verleidelijk was.(13)

Rest ons enkel nog het feit dat een van de personages een zekere Paul Auster is. Een interessante vaststelling die in een apart hoofdstuk wordt uitgediept.

In het tweede deel van de Trilogie, Schimmen, zijn de personages bewust heel abstract gehouden. Blauw, Zwart en Wit zijn de namen van de protagonisten in een boek waarin het creëren van mooi afgewerkte personages ondergeschikt is aan het eigenlijke thema van toevalligheden.

Blauw fungeert hier als een soort 'private eye' voor Zwart en werd ingehuurd door een zekere Wit. Deze zaak sleept jaren aan en gedurende heel die periode maakt Blauw verslagjes van zijn waarnemingen. Na geruime tijd begint hij met het idee te spelen dat Zwart en Wit één en dezelfde persoon zijn. Dit blijkt uiteindelijk inderdaad te kloppen. Doordat hij stilaan beseft dat al dat emotioneel uitputtend werk voor niets is geweest, geraakt Blauw in conflict met zichzelf en verliest zijn identiteit. Op het einde verdwijnt hij spoorloos uit het boek. Door zijn ervaringen met Zwart wordt Blauw geobsedeerd door diens gedrag en vervreemd compleet van de wereld, in die mate zelfs dat hij zichzelf volledig laat gaan en er gaat uitzien als een zwerver. We mogen dan ook stellen dat zijn karakter round is.

De tegenspeler van Blauw is de eigenaardige Wit. Wit huurde Blauw in om Zwart te bespieden. Zwart blijkt Wit te zijn en is iemand die niets anders doet dan aan een tafel zitten en schrijven. Het lijkt alsof hij zonder dat hij op zijn vingers wordt gekeken niet kan werken en daarom dus Blauw inhuurde. "Nee, Blauw, ik heb je van begin af aan nodig gehad. Zonder jou

had ik het nooit klaargespeeld. - Nodig? Waarvoor? - Om me eraan te herinneren wat ik moest doen. Telkens als ik opkeek was je er; je observeerde me, volgde me, was altijd in de nabijheid met je borende blik. Je was mijn hele wereld, Blauw, en ik maakte je tot mijn dood. Jij bent het enige dat niet verandert, het enige dat alles eruit laat komen."(14)
Net als bij Blauw is van het uiterlijk van Wit / Zwart weinig geweten. Wel lezen we op het einde wat er met hem gebeurt. In een gevecht tussen Zwart en Blauw trekt Blauw aan het langste eind: " Als Blauws razernij tenslotte begint af te nemen en hij ziet wat hij gedaan heeft, kan hij niet uitmaken of Zwart nog leeft of dood is.(15)

In het laatste deel, De Gesloten Kamer, zijn de personages wel nauwkeuriger en directer beschreven. Het hoofdpersonage in dit boek is tevens de verteller. Tegenspeelster is de vrouw van zijn vroegere boezemvriend: Sophie Fanshawe. Haar echtgenoot, Fanshawe, heeft haar om een zeer duistere reden verlaten. Deze drie karakters zijn de belangrijkste figuren uit 'De Gesloten Kamer'.

De verteller van wie we u de naam niet kunnen vertellen, doet ons het relaas van zijn pogingen om z'n verloren boezemvriend te helpen. Hij wordt door Sophie gevraagd om de nagelaten manuscripten uit te geven. Hij wordt verliefd op Sophie en trouwt met haar. Weer ontbreekt van hem een uiterlijke beschrijving maar uit zijn handelingen kunnen we wel enkele typerende karaktertrekken afleiden. Zo blijkt hij iemand te zijn die niet opgeeft, een echte kuitenbijter. In de loop van het verhaal leren we hem beter kennen. Hij ondergaat duidelijke veranderingen, zo huwt hij en krijgt hij kinderen. We kunnen stellen dat zijn karakter round en dynamisch is.

De voornaamste directe tegenspeelster van onze verteller is Sophie Fanshawe. Ze is zoals we reeds vermeldden, verlaten door haar man en zorgt nu in haar eentje voor hun zoontje Ben. Ze woont in Chelsea, NY. Uit de eerste beschrijving van de verteller blijkt reeds dat hij haar aantrekkelijk vindt:
"Fanshawe had gemazzeld. Het was een prachtige vrouw met donkere, intelligente ogen waarin een vaste, bijna felle blik lag. Slank, niet meer dan gemiddelde lengte, en met iets traags in haar manier van doen, iets waardoor ze zowel sensueel als behoedzaam overkwam, alsof ze vanuit de kern van een diepe innerlijke waakzaamheid de wereld inkeek. Geen enkele man zou deze vrouw vrijwillig hebben verlaten."(16)

Wanneer ze in het verhaal verschijnt, zit ze nog met veel vragen omtrent haar man. Maar samen met de verteller, waarmee ze huwt, verwerkt ze haar verlies en vindt ze opnieuw levensvreugde, zoals blijkt uit een beschrijving van onze verteller:
"Een levenslustige vrouw is natuurlijk ook een levenslustige moeder. En voor zover ik kan nagaan, heeft Ben niet te klagen.(17) Door de veranderingen die ze in de loop van het verhaal ondergaat, is haar karakter dynamisch en round.

Fanshawe is het vreemdste personage dat in het boek voorkomt. Ondanks zijn fysieke afwezigheid is hij toch steeds aanwezig in de handelingen en de gedachten van de anderen.
Fanshawe, de boezemvriend van de verteller, was briljant en bijzonder: "In het begin was zijn invloed al behoorlijk groot. Dat bleek zelfs uit hele kleine dingetjes. Als Fanshawe de gesp

van zijn riem opzij droeg dan schoof ik mijn riem ook in die stand. Hij haalde geen kattenkwaad uit zoals wij; hij zaaide geen tweedracht; hij had geen moeilijkheden met de leerkrachten. Maar niemand nam hem dat kwalijk. Fanshawe stond los van ons, en toch was hij degene die ons bij elkaar hield, degene die we vroegen om onze geschillen te beslechten, die steevast rechtvaardig een eind maakte aan onze kleinzielige ruzietjes. Hij was aanwezig, en toch ontoegankelijk. Je voelde dat hij een geheime kern had waarin je nooit zou kunnen doordringen, een mysterieus centrum van verhuldheid.(18)
Zijn karakter is moeilijk eenduidig te verklaren. Enerzijds kan je stellen dat het dynamisch en round is omdat hij op een vreemde manier verdwijnt, maar anderzijds moet opgemerkt worden dat hij reeds in zijn jeugd "een mysterieus centrum van verhuldheid" was. Misschien speelde hij reeds heel zijn leven met het idee om er op een dag zonder boe of ba van door te gaan

DE TIJD

Er is een klein onderscheid in de drie verschillende delen van de trilogie wat betreft de grammaticale tijd. In Broze Stad en Schimmen is dat de tegenwoordige tijd en in het laatste deel, De Gesloten Kamer, is dat hoofdzakelijk de verleden tijd. Niet elk fragment van de roman staat in dezelfde tijd. Dit is niet verwonderlijk aangezien in de drie delen heel wat flashbacks en flashforwards voorkomen. Opmerkelijk is het feit dat het derde deel uit de reeks geschreven is in de verleden tijd maar telkens er een flashback beschreven wordt, die te lezen is in de tegenwoordige tijd.
De trilogie speelt zich af in het New York van de 20ste eeuw. Enkel het deel 'Schimmen' is nauwkeurig in de tijd te plaatsen. Er wordt verwezen naar 3 februari 1947 als begindatum van de roman, net Austers geboortedag ...

De gebeurtenissen worden steeds verhaald door een verteller. Hij deelt ons alles mee wat hij weet en speelt hierdoor met het begrip tijd. Zo springt hij van het heden in het verleden, om ons vervolgens mee te nemen op een reis door de toekomst.

DE RUIMTE

Zoals we reeds eerder vermeld hebben, speelt de trilogie zich af in New York en de hele oostkust zeg maar van Boston tot New Jersey. De Gesloten Kamer speelt zich daarnaast ook in Frankrijk af, voornamelijk in Parijs en de Provence.

De plaatsen waarheen of waardoor de personages zich bewegen worden nooit expliciet beschreven. Wel wordt steeds melding gemaakt van de plaats waar men zich bevindt. Zo verblijft Quinn nu eens in het Riverside Park, dan weer in het Grand Central Station. Ook worden er vele straatnamen genoemd: "Hij liep over Broadway naar 72nd Street, sloeg linksaf naar Central Park West, en volgde die tot 59th Street en het standbeeld van Columbus. Daar sloeg hij linksaf over Central Park South tot aan Madison Avenue, ging toen rechtsaf en liep zuidwaarts tot het Grand Central Station. Na een paar blokken kriskras liep hij een mijl naar het zuiden tot aan de kruising Broadway / Fifth Avenue bij 23rd Street, bleef even naar het Flatireon Building staan kijken, draaide zich toen om, liep westwaarts tot aan Seventh Avenue, waarna hij linksaf sloeg en weer verder naar het zuiden liep. Bij Sheridan Square sloeg hij weer linksaf, kuierde over Waverly Place, stak Sixth Avenue over, en liep door naar Washington Square. Hij ging onder de boog door, liep door het gedrang zuidwaarts, en stopte alleen even om te kijken naar een koorddanser op een slap gespannen touw tussen een lichtmast en een boom. Hij verliet het parkje bij de zuidoostpunt, liep tussen de universiteitswoningen met de lapjes plantsoen door, en ging rechtsaf Houston Street in. Bij West Broadway gekomen sloeg hij weer af, ditmaal naar links, en liep door een mineatuurparkje en draaide Varick Street in, liep langs nummer zes, waar hij vroeger gewoond had, hernam zijn zuidelijke koers en kwam weer in West Broadway uit.(19)

Soms zijn de beschrijvingen van de ruimte sfeerscheppend, zoals die keer dat de verteller in 'De Gesloten Kamer' Fanshawe voor een laatste keer opzoekt. "De hele heenweg regende het en tegen de tijd dat we in Providence aankwamen, hing er zelfs sneeuw in de lucht. In Boston kocht ik zelfs een paraplu en legde de laatste vier, vijf kilometer lopend af. De straten lagen er troosteloos bij in het miezerige weer, en onderweg naar de South End zag ik bijna geen levende ziel.(20)

Net op het moment dat de verteller zijn vriend voor het laatst zal spreken, gaan de hemelsluizen wagenwijd open. Het decor van regen, wind en hagel roept perfect de droevige en troosteloze sfeer op die past bij een begrafenis of bij een afscheid.
Ook een mooie vooruitwijzing vinden we in het zinnetje 'zag ik bijna geen levende ziel.(21)Het lot van Fanshawe wordt op een akelige wijze reeds voorspeld. De regen in dat fragment kan ook als een symbool gezien worden. Zo kan water nieuw leven oproepen, wat overeenkomt met de nieuwe start die de verteller verplicht is te nemen.

PERSPECTIEF

De drie delen van de New York Trilogie staan in de ik-vorm. We zien het gebeuren telkens door de ogen van een persoon die het verhaal heeft van een vriend (Broze Stad) ofwel van een van de hoofdpersonages zelf (De Gesloten Kamer).

Soms is er verwarring mogelijk over de identiteit van de verteller. Zo komt in sommige delen van de trilogie een zekere Paul Auster voor. Het is dan ook verleidelijk om te stellen dat de verteller en de auteur één en dezelfde persoon zijn. Maar Auster ontkent dit vermoeden ten stelligste.

In het derde deel is het overduidelijk dat de verteller zijn relaas doet na de feiten. De vertellende-ik en de belevende-ik vallen dus samen. In zo'n geval weet de verteller van tevoren wat er zal gebeuren en is dus alwetend. Dit is trouwens in de drie delen het geval.

Bijzonderheden in het werk

'NIETS IS ECHT BEHALVE HET TOEVAL'(22)

'TOEVALSKUNST(23)

'WE WETEN NOOIT WAAROM DE DINGEN GEBEUREN'(24)

Paul Auster publiceert geen trendy boeken die de hype van de Amerikaanse literatuur zijn. Zijn werk gaat niet over glitter en glamour maar, eenvoudig, over de grenzen van het menselijk bestaan. Wie is Paul Auster? Schrijver, verteller, hoofdpersoon? Liefst alledrie tegelijk, maar dan wel zo dat het drie verschillenden zijn die elkaar tegen komen. Het spel met de taal, de namen en het toeval, dat is Paul Auster.

"Voor een moderne Amerikaanse auteur is al dadelijk Austers positiekeuze ongewoon. Wie bepaalde miserabele aspecten van onze manier van leven aan de kaak wil stellen, heeft in principe de keuze uit een glijdende schaal van weergavemogelijkheden. Het ene extremum is het documentair realisme met zijn registrerende camerapositie - alles wat langs komt wordt precies vastgelegd - het andere uiterste is de fantastische vertelling waarin de werkelijkheid geheel wordt losgelaten. Als lezer kunnen we dan alleen door interpretatie de brug slaan naar onze eigen ervaringen.
Auster neemt op die schaal een eigenaardige middenpositie in, waarmee hij reminiscenties aan Kafka oproept. Ook Auster treft door uiterst nauwkeurige beschrijvingen van bizarre, ongekende situaties die niettemin de indruk wekken onontkoombaar 'waar' te zijn. Zo ooit dan bereikt Auster in dit boek de dubbele optiek van: het kan niet, maar zo is het.(25)

Over die gelijkenis met Kafka, is Auster ietwat voorzichtig. Zo verklaart hij: "Ik weet het niet. Als kind was ik altijd al gefascineerd door wat er met personen gebeurde als het verhaal uit was. Het einde, werd er dan gezegd. Maar waar bleven de personen? Wat gebeurde er daarna met ze? En waarom was het zo gelopen zoals het gelopen was? De meest indrukwekkende boeken zijn, zo zie ik nu, die welke zich niet laten begrijpen en die toch in je geest blijven hangen. Kafka valt voor mij daaronder. Ik ben een groot bewonderaar van zijn werk, maar ik zou er weinig zinnigs over kunnen zeggen.(26)

HET TOEVAL

"Hij vroeg zich af wat er gebeurd zou zijn als hij de tweede Stillman gevolgd was in plaats van de eerste. Hij vroeg zich af waarom Christoffel, de beschermheilige van de reizigers, in 1969 juist rond de tijd van de reis naar de maan door de paus uit de canon was geschrapt. Hij overpeinsde de vraag waarom Don Quichot niet gewoon boeken had willen schrijven als die waarvan hij hield - in plaats van de avonturen zelf te beleven. Hij vroeg zich af waarom hij dezelfde initialen had als Don Quichot. Hij bedacht dat het meisje dat in zijn appartement getrokken was misschien hetzelfde meisje was als het meisje dat hij in het Grand Central Station een boek van hem had zien lezen. Hij vroeg zich af of Virginia Stillman een andere detective had ingehuurd toen hij geen contact meer met haar opnam. Hij stelde zich de vraag waarom hij Auster zomaar geloofd had in de kamer waar hij zich nu bevond. Hij vroeg zich af of de zaak echt voorbij was of dat hij er op een of andere manier nog aan werkte. Hij vroeg zich af hoe de kaart er uit zou zien van alle routes die hij in zijn leven afgelegd had en welk woord ze zouden vormen."(27)

Over het toeval is hij kort en bondig: "Het is het idee dat we geen controle hebben over wat ons overkomt. De wereld is veel gecompliceerder dan we denken. Toeval bepaalt ons leven, niet een wilsbesluit. We zijn verantwoordelijk voor, en tegelijk zijn we de slachtoffers van krachten die ons verre te boven gaan.(28)
Het toeval is in alle boeken van Auster aanwezig. Auster lijkt gefixeerd te zijn op toeval of lotsbestemming, dat de motor van zijn romans vormt. Voor hem maakt het toeval onderdeel uit van een ondoorgrondelijke realiteit.
"Het besef te leven in een wereld die je niet kunt begrijpen, leert je nederig te zijn en de dingen te relativeren. Het mysterie kan elk moment opduiken, waarna er van alles mogelijk wordt. Niet te bevatten verschijnselen veranderen van het ene op het andere moment je leven.(29)

Het toeval stelt Auster in staat ongeloofwaardige gebeurtenissen als aanvaardbare situaties te doen voorkomen. Hij beschrijft overtuigend alles wat ondenkbaar is. De rol van het toeval wordt al duidelijk uit de eerste regel van Broze Stad: "Het begon met een verkeerd nummer," Het toevallig intoetsen van een verkeerd nummer, geeft hier aanleiding tot een ongeloofwaardig vertelsel dat toch zo acceptabel wordt afgewikkeld.
Auster stelt zichzelf hier telkens de vraag: Hoeveel vrijheid heeft een mens in het spel van het toeval en is het verstandig daar spelletjes mee te spelen? Immers, net zoals het bij de

Romeinen het Fatum was dat ieders levensverloop dirigeerde, zo lijkt er ook hier een bovennatuurlijke kracht in het spel te zijn: wat de hoofdfiguren ook proberen, ze ondervinden telkens dat het toeval niet te ontwijken is.

Verder is Auster gefascineerd door het toeval. Zo schrijft hij in een essay: "Het toeval fascineert me. Ik geloof dat onze levens helemaal bepaald worden door toeval. Er zijn niet alleen de kleine toevalligheden waar ik gek op ben en die ik ook schijn aan te trekken, maar ook heel fundamentele dingen. Ga eens na hoe onze ouders elkaar ontmoeten en trouwen en dat dat de reden is waarom wij hier zitten. Zelfs verre gebeurtenissen hebben een of ander effect op mij, waar ik mij niet bewust van ben. Toeval is iets dat op een of andere manier mysteries onthult, of de complexiteit van het leven. We weten gewoon nooit waarom de dingen gebeuren, alsof je in het donker rondloopt.(30)

Tijdens een interview in het blad 'Trouw' stelt hij: "Vrij zijn betekent dat je je openstelt voor het toeval. (...) Schrijven is daaraan gelijk. Verhalen komen op je af, je wilt niet dat ze gebeuren maar ze gebeuren gewoon. En wat ik in de loop der jaren geleerd heb, is dat je het maar over je moet laten komen." Instemmend citeert hij Milan Kundera :"Als je je niet openstelt voor het toeval, ontzeg je je leven de dimensie van schoonheid."

DE AUTOBIOGRAFISCHE VERWIJZINGEN

Naast het feit dat in het deel Broze stad en De Gesloten Kamer een zekere Paul Auster meespeelt, zijn er tal van andere verwijzingen naar de schrijver. Maar laten we beginnen met het personage Paul Auster.

De man naar wie in Broze Stad gevraagd wordt, heet Paul Auster. Hier omtrent laten we best Auster zelf aan het woord: "Terwijl ik aan het schrijven was, beschouwde ik 'Broze Stad' vreemd genoeg als een antwoord op 'Het spinsel der eenzaamheid'. Bepaalde autobiografische beslommeringen staken telkens de kop op. Tussen die twee boeken ontmoette ik Siri, mijn vrouw, en ik denk dat ik me probeerde voor te stellen hoe mijn leven zou zijn gelopen als ik haar niet had ontmoet. Het lot van Quinn is niet precies wat het mijne zou zijn geweest, maar op een bepaalde manier was hij een alter ego. Ik geloof dat dat in het boek ook wel duidelijk is. Maar waarom ik daarin voorkom, dat weet ik niet; het leek gewoon noodzakelijk."(31)

Zoals blijkt uit deze woorden, moeten we dus eerder de detective Daniel Quinn zien als de weerspiegeling van Auster. Net als Auster wordt Quinn opgeschrikt uit zijn saaie weduwenaarsbestaan door toedoen van het toeval. Auster ontmoet zijn vrouw Siri en Quinn krijgt de opdracht een 'private eye' te spelen.

Het levensverloop van Fanshawe lijkt deels op dat van Auster. Dit halen we hier slechts summier aan aan de hand van een kort citaat. Voor meer diepgang verwijzen we u graag door naar het werk voor Engels.
Auster: "De baantjes van Fanshawe lijken sterk op die van mij. De filmproducent, The New York Times, huisbewaarder in de Provence, dat heb ik allemaal gedaan."(32)

INTERTEKSTUELE LINKEN

Elk deel van de Trilogie kent andere hoofdpersonen. De bijfiguren uit de verschillende delen dragen soms de naam van een hoofdpersonage uit een voorgaand deel. Op het eerste gezicht niets bijzonders, maar als blijkt dat de personages met dezelfde naam andere karakters en gebruiken hebben, dan wordt dit interessant. Een reden hiervoor aandragen is niet zo moeilijk. We weten reeds dat een geliefd thema van Auster het verlies van identiteit is. Het verwisselen van namen en identiteiten zet enkel maar aan tot het mysterieuze dat uitgaat van het opzet voor zo'n thema.
Een voorbeeld van deze dubbelgangers vinden we in de persoon van Daniel Quinn die in 'Broze Stad' een schrijver is en in 'De Gesloten Kamer' terugkomt als een professionele detective.

DE KAMER

In de drie delen van de Trilogie vervullen de kamers waarin de hoofdpersonages verblijven een sleutelrol. In Broze Stad kan de kamer waar de jonge Stillman in opgesloten heeft gezeten, gezien worden als oorzaak van al het kwaad.
De appartementskamers uit Schimmen liggen aan de basis van het identiteitsverlies van Blauw. Door jaar in jaar uit in dezelfde ruimte te leven, heeft men niet de kans zijn geest te ontspannen en zijn gezichtsveld te verruimen. Men wordt dus als gevolg onzeker en men begint te strijden met de persoon die je meer en meer begint te haten. Je verdrinkt jezelf als het ware in een zee van vragen. Tenslotte verlies je je identiteit en sla je tilt. Precies wat er gebeurt met Blauw in Schimmen
In De Gesloten Kamer is het belang van de kamer nog nadrukkelijker aanwezig. Dit blijkt zelfs al uit de titel. Tijdens het afscheid tussen Fanshawe en de verteller bevindt Fanshawe zich in een afgesloten kamer. Deze kamer belet het contact tussen de ex-boezemvrienden. Net als in de andere delen is ook hier de kamer een keerpunt in het leven van een van de protagonisten. Waarom Auster veelvuldig gebruik maakt van kamers, is te verklaren door het verband dat Auster maar al te graag legt met schrijvers als Hawthorne en Thoreau, schrijvers waar hij naar opkijkt (zie ook later). Van Hawthorne is het biografische feit immers bekend dat hij twaalf jaar lang in zijn kamer zat, steeds maar schrijvend. Hij verliet zijn kamer nagenoeg nooit. Zijn moeder zette het eten voor de deur en als hij gegeten had, zette hij het dienblad weer buiten. Zo maakte hij zichzelf tot schrijver.
In 'Broze Stad' zien we een duidelijke parallel met het leven van Hawthorne: "De volgende keer dat hij wakker werd scheen de zon in de kamer. Naast hem op de vloer stond een dienblad met eten, dampende borden met onder andere rosbief. Quinn aanvaardde het zonder protest. Het verbaasde noch verontrustte hem. Ja, zei hij tegen zichzelf, het is heel goed mogelijk dat er eten voor me is neergezet. Hij was niet benieuwd naar het hoe of waarom. Het kwam niet eens in hem op om de kamer te verlaten en de rest van het appartement te doorzoeken. In plaats daarvan bekeek hij het eten op het blad eens goed en zag dat er behalve twee grote plakken rosbief ook nog zeven gebakken aardappeltjes waren, een bord asperges, een vers broodje, een salade, een karaf rode wijn, en punten kaas en een peer als toetje. Er

lag een wit linnen servet bij en het bestek was van de allerbeste kwaliteit. Quinn verorberde het eten - althans de helft, want meer kon hij niet op.(33)

HISTORISCHE VERWIJZINGEN
Verwijzingen naar de wereldliteratuur; pioniers en ontdekkingsreizigers

1)De wereldliteratuur

Paul Auster werd o.a. beïnvloed door Franz Kafka en Samuel Beckett. Andere grote voorbeelden zijn Hawthorne en Melville bij wie we dezelfde thriller-elementen terugvinden. Daarnaast geldt Poe als de uitvinder van het detective-verhaal, zoals Austers 'Schimmen' er een is. Auster verwijst er dan ook maar al te graag naar: "Hij wendde zijn blik weer naar de foto en merkte tot zijn opluchting dat zijn gedachten afdwaalden naar walvissen, naar expedities die de vorige eeuw vanuit Nantucket ondernomen waren, naar Melville en de eerste bladzijden van Moby Dick. Vervolgens dacht hij aan de beschrijvingen van Melvilles laatste jaren die hij gelezen had - de gesloten oude man die in het New Yorkse douanekantoor werkte, zonder lezers en door iedereen vergeten.(34)

Auster geeft in zijn boeken de namen een extra betekenis mee. Ze refereren vaak aan romanpersonages of historische figuren. Zo bv. de initialen van Henry Donker (uit 'Broze Stad') die verwijzen naar Hompie Dompie; Fanshawe (uit 'De Gesloten Kamer') is genoemd naar de eerste roman van Hawthorne. Zo zegt Auster: "De meeste schrijvers van fictie, als we het bijvoorbeeld over de klassieke negentiende-eeuwse roman hebben, proberen de illusie te weken van werkelijkheid. Ik ben geïnteresseerd in het onthullen van het schrijfproces. De binnenste werking blootstellen, het buizenwerk als het ware. En een van de dingen die een schrijver doet, is het geven van namen aan zijn personages. Dat gegeven wil ik doorzichtiger maken. Ik heb als schrijver het vermogen iemand elke naam te geven die ik maar wil. Waarom zou ik dat niet als onderdeel gebruiken van het verhaal? Het maakt deel uit van een zeker netwerk van beelden en associaties. Bovendien wil ik met die verwijzingen naar schrijvers uit de vorige eeuw een parallel trekken. Mijn werk gaat over het opnieuw verloren Amerika. Tijdens mijn leven heb ik Amerika van een gigantische supermacht zien worden tot wat het nu is. Ik denk dat mijn generatie heel veel idealen over Amerika verloren heeft. De Vietnamoorlog was het cruciale keerpunt. Niets is sindsdien meer hetzelfde. Zoals de burgeroorlog het eerste Amerika vernietigde, zo heeft de Vietnamoorlog het tweede Amerika vernietigd. En wie weet wat er staat te gebeuren."(35) HawtorH

De, voor ons, absolute apotheose vonden we in 'Broze Stad':
Hieronder zijn enerzijds een fragment uit 'Broze Stad' en anderzijds een fragment uit 'Noordpoolavontuur' van Freuchen (gevonden in 'De Gesloten Kamer') naast elkaar geplaatst. Het toont duidelijk aan dat Auster zich heeft laten leiden door enkele wereldberoemde auteurs.

Austers 'Broze Stad'
Freuchens 'Noordpoolavontuur'

"Als het donker was sliep Quinn en als het licht was at hij en schreef hij in het rode schrift. Hij kon niet uitmaken hoeveel tijd er tussen licht en donker verstreek want hij deed geen pogingen de dagen of de uren bij te houden. Hij had echter wel de indruk dat het donker het geleidelijk aan begon te winnen van het licht, dat in het begin de zon de overhand gehad had maar dat het licht langzamerhand zwakker was geworden en kortstondiger. Aanvankelijk schreef hij dat toe aan een seizoenwisseling. De equinox was natuurlijk al geweest en misschien naderde de zonnewende. Maar ook toen de winter begonnen was en het proces theoretisch had moeten omkeren viel het Quinn op dat de perioden van duisternis nog steeds langer aan het worden waren dan de perioden van licht. Het leek wel alsof hij steeds minder tijd had om te eten en in het rode schrift te schrijven. Op het laatst had hij het gevoel dat de lichtperioden tot enkele minuten waren teruggebracht. Zo bleek hij een keer na het eten nog maar net genoeg tijd te hebben om drie zinnen in het rode schrift te schrijven. De volgende keer dat het licht was kwam hij niet verder dan twee zinnen. Hij begon maaltijden over te slaan om zich aan het rode schrift te kunnen wijden, at alleen nog maar als het echt niet anders kon. Maar de tijd bleef verminderen, en weldra kon hij maar een paar happen naar binnen werken voor het weer donker werd."37 " 'In een boek van Peter Freuchen dat ik ooit gelezen heb,' schrijft Fanshawe, 'beschrijft de beroemde noordpoolreiziger hoe hij in het noorden van Groenland door een sneeuwstorm wordt overvallen. Alleen en met slinkende mondvoorraad besloot hij een iglo te maken en te wachten tot de storm voorbij was. Vele dagen verstreken. Omdat hij bovenal bang was dat wolven hem zouden aanvallen - hij hoorde ze namelijk hongerig op het dak van zijn iglo rondsnuffelen - ging hij van tijd tot tijd naar buiten en zong dan zo hard hij kon om ze te verjagen. Maar de wind bulderde en hoe hard hij ook zong, hij hoorde alleen maar de wind. Dat mocht dan een ernstige moeilijkheid zijn, de iglo zelf vormde een nog veel groter probleem. Freuchen merkte namelijk dat de muren van zijn kleine schuilplaats heel langzaam op hem afkwamen. Als gevolg van de weersomstandigheden buiten bevroor zijn adem letterlijk op de wanden; met elke ademhaling werden de muren dikker en de iglo kleiner, tot er bijna geen plaats meer was voor zijn lichaam. Het is een gruwelijk idee om een doodskist van ijs om je heen te ademen, naar mijn mening heel wat beklemmender dan bij voorbeeld De put en de slinger van Poe. Want in dit geval is de persoon zelf de veroorzaker van zijn eigen vernietiging, en bovendien is het middel tot vernietiging datgene wat hij nodig heeft om in leven te blijven. Want een mens kan natuurlijk niet leven zonder adem te halen. Merkwaardig genoeg herinner ik me niet hoe Freuchen uit zijn hachelijke situatie wist te komen. Uiteraard is het hem gelukt."38


2) PIONIERS EN ONTDEKKINGSREIZIGERS

In 'Broze Stad' heeft vader Stillman een boek geschreven met als titel 'De hof en de toren: aanvankelijke ideeën over de Nieuwe Wereld'. Het bestond uit twee delen: 'De mythe van het paradijs' en 'De mythe van Babel'. Het eerste deel gaat over ontdekkingsreizigers van Colombus tot en met Raleigh. Hierbij vermelden we nog dat Sir Walter Raleigh in nagenoeg alle boeken van Auster vermeld wordt. "Sir Walter Raleigh, dichter, hoveling, ontdekkingsreiziger, was een vroege bemiddelaar tussen de oude en de nieuwe wereld: hij bracht de tabak en de aardappel naar Europa, en deed met de nederzetting Virginia een vergeefse poging Amerika te stichten. Het is begrijpelijk dat Raleigh een intrigerende figuur is voor Paul Auster, een schrijver even Amerikaans als doortrokken van de Europese cultuur, met een sterke belangstelling voor de processen ontdekking en verkenning; Raleigh is dan ook een van de namen die veelvuldig terugkeren in Austers boeken, die geregeld naar elkaar verwijzen en een levendig web van intertekstualiteit spinnen."(38)

Terloops vermelden we nog even dat Auster in zijn boek 'Broze Stad' de naam Virginia Stillman gebruikt. Dit is een opvallende parallel met een van zijn grote idolen, Sir Walter Raleigh: terwijl Raleigh tevergeefs Amerika probeert te stichten met de nederzetting Virginia, zo tracht Quinn zonder succes een gezin te stichten met Virginia Stillman Niets is wat het lijkt te zijn

Besluiten

Wij hebben ons aan het begin van dit werk ten doel gesteld een duidelijke schets te geven van Paul Austers 'New York Trilogie'. De bespreking van de structuuraspecten was een eerste stap om het werk binnen te dringen. Vervolgens werd dieper ingegaan op enkele typische Auster trekjes: de rol van het toeval, de dubbelgangers en de kamers. We hopen dat dit werk voor de lezer even boeiend en verruimend mag zijn als het lezen van de Trilogie was voor ons.

Volgend citaat leek ons geschikt om het resultaat van onze bevindingen weer te geven en het geheel in schoonheid af te sluiten:

"Als lezer ga je niet alleen twijfelen aan de betrouwbaarheid van je eigen opvattingen maar raak je tegelijk overtuigd van het feit dat inderdaad alles kan. En op de een of andere manier ook altijd gebeurt. Dat maakt het lezen van Austers boeken tot meer dan een vrijblijvend literair avontuur: Austers wereld is niet louter een product van de verbeelding, maar de afschaduwing van een grimmige werkelijkheid."(39)

ONDERZOEK NAAR DE EVOLUTIE VAN CRIMINALITEIT IN NEW YORK

De New York Trilogie speelt zich, zoals de titel doet vermoeden, volledig af in de metropool New York. Het tweede deel van de trilogie is in 1947 te plaatsen; de andere delen in het heden. Bijgevolg leek het ons zinvol de evolutie van New York gedurende het tweede deel van de twintigste eeuw nader te onderzoeken. Aangezien het hoofdthema van de boeken het verlies van identiteit en het verval in de criminaliteit is, hebben we ons beperkt tot de evolutie van de criminaliteit in de wereldstad New York.

Algemene gegevens over New York

New York City is de grootste stad van de Verenigde Staten en beslaat 946 km². Ze telt 7.300.000 inwoners, die administratief verdeeld zijn over 5 stadsdistricten (boroughs): The Bronx, Queens, Brooklyn, Manhattan en Staten Island. De stad werd gesticht in 1625, maar groeide aanvankelijk slechts langzaam. Pas na de Revolutie steeg haar bevolkingsaantal enorm. Zo kende de stad in de periode 1900-1920 een bevolkingstoename van 2.200.000 inwoners. Deze reuzengroei duurde voort tot 1970, toen er voor het eerst een afname werd waargenomen. Deze afname is te verklaren door de hoge belastingen (de hoogste in de VS) die in de jaren '70 en '80 uitgevaardigd werden en ruim een miljoen blanken de stad deden verlaten. Door deze uittocht van de middenklasse en het toenemen van de gekleurde bevolking is het aandeel New Yorkers met een inkomen beneden het nationale gemiddelde gestegen. Ongeveer 1.000.000 New Yorkers leeft van de bijstand. Een ten minste even groot aantal is werkloos.

Etnografische samenstelling

De samenstelling van de bevolking is zeer heterogeen. Vrijwel alle raciale, etnische en religieuze groepen zijn vertegenwoordigd. Deze groepen zijn van oudsher geconcentreerd in aparte delen van de stad (ghetto's), waarvan Harlem (zwarte bevolking), China Town (Chinezen), Little Italy (Italianen) en Spanish Harlem (Pueroricanen) de bekendste zijn.
Het ontstaan van dergelijke ghetto's is gemakkelijk te verklaren: wanneer immigranten zich gaan vestigen in de grootstad, gaan ze vanzelfsprekend op zoek naar taalgenoten. Automatisch leidt deze evolutie naar het sociale verval van deze gebieden: de immigranten hebben immers geen geld (ze kwamen naar New York om geld te verdienen), zien dat ook daar weinig te rapen valt en vervallen in criminaliteit. Hun kinderen, gedesillusioneerd en teleurgesteld, worden leden van de gangs en terroriseren hun neighbourhood.

De boroughs


MANHATTAN

Dit eiland vormt het hart de stad. De woonbevolking van Manhattan wordt gekenmerkt door grote tegenstellingen. Ongeveer 40% van de bewoners is behuisd in zeer dure en luxueuze appartementen, terwijl de overige 60% grotendeels woont in zes poverty areas. In deze krottenwijken bedraagt het werklozenpercentage vaak 50% of meer. Het is in deze gebieden dat de criminaliteit zich manifesteert.



QUEENS EN THE BRONX

Dit zijn de stadsuitbreidingen die na de Eerste Wereldoorlog werden ingezet. Uitgangspunt hierbij was de algehele motorisering en verhoging van de levensstandaard. Ze waren bedoeld als woonwijken voor mensen met hogere inkomens. De North Bronx heeft dit karakter deels gehandhaafd. De South Bronx is echter vervallen tot een woestenij van deels uitgebrande en geplunderde flats. Queens heeft deels een suburbaan karakter (laagbouw) en bestaat daarnaast uit vervallen woonwijken, ten prooi gevallen aan de criminaliteit.

BROOKLYN

De sterke groei van de zwarte bevolking en de Puertoricaanse immigrantenstroom in de sloppen van Spanish Harlem en The Bronx, leidde tot vestiging van voornamelijk negers in Brooklyn. Ook hier viert de criminaliteit hoogtij.

STATEN ISLAND (RICHMOND)

Dit stadsgedeelte is met een bevolkingsdichtheid van minder dan 4000 inwoners per km² het minst dichtbevolkte stadsgedeelte. Het is een minder verstedelijkt gebied met laagbouw en landgoederen. De bevolking is meestal gegoed en blank. Dit contrasteert met het zeer drukke Manhattan, met zijn skyscrapers en met het meer verarmde Bronx en Queens.

De concentrische zonetheorie van Burgess

Volgens Burgess, hoogleraar aan de universiteit van Chicago, is de stad opgebouwd uit een reeks natuurlijke sociale gebieden. Deze zijn ontstaan onder de invloed van processen van stedelijke groei en economische ontwikkeling en hebben veel te maken met de strijd om en de beheersing van de natuurlijke bronnen (grondstoffen, ertsen) van de stad. De moderne Noord-Amerikaanse stad bestaat uit vijf belangrijke natuurlijke gebieden die een reeks van concentrische zones vormen rondom het centrum. Met deze theorie zocht Burgess naar verklaringen waarom personen ertoe komen om de strafwetten te overtreden.
Wat nu volgt is de toepassing van de stedelijke ontwikkeling van New York op de theorie van
Burgess.

Concentrische zonetheorie van Burgess

ZONE I: het centrale zakendistrict.
Deze zone is in het centrum van de stad gevestigd en vormt het middelpunt van het sociale, economische en bestuurlijke leven (winkels, warenhuizen, banken, hotels, theaters). Daar rondom heen liggen de markt, de opslagplaatsen en de pakhuizen.

ZONE II: de overgangszone.
Rondom dit centrale zakendistrikt ligt een overgangssgebied, waarin lichte industrie is gevestigd. Aan de buitenkant van deze zone bevinden zich vervallen buurten en kolonies van immigranten, alleenstaanden en zwervers. Het centralezakendistrict breidt zich uit in deze zone waardoor de zones als het ware opschuiven. De overgangszone is een gebied waar de grond duur, maar de huren laag zijn. Gezien de te verwachten uitbreiding van zone I knappen de eigenaars de woningen niet meer op.
Allerlei vormen van deviant en crimineel gedrag komen in deze zone veelvuldig voor.

ZONE III: de arbeidersbuurten.
Een deel van haar bewoners komt uit zone II, zijn op de maatschappelijke ladder gestegen en zijn gaan wonen op de opengevallen plaatsen van diegenen die naar zone IV zijn verhuisd.

ZONE IV: de zone van de beterbehuisden.
In deze zone woont de middenklasse. De woningen zijn moderner, maar ook duurder.

ZONE V: de pendelaarszone.
In deze zone bevinden zich zowel woningen van de meest welgestelden als zware industrie. Verder omvat deze zone de voorstadjes en de forensendorpen. Toepassing op New York

In New York vinden we het centrale zakendistrict (Central Business District) terug in Manhattan. In downtown Manhatten zijn immers het World Trade Center, de New York Stock Exchange (Wall Street) en de Empire State Building gevestigd. Bovendien ligt hier ook het culturele centrum van de stad met Broadway en de Madison Square Garden.
In midtown ontwikkelde zich een tweede zakendistrict rond Rockefeller Center. Het gebouw van de VN en Central Park zijn hier ook gelegen. In Manhattan bevindt zich tevens de kledingsindustrie.

In New York situeert deze industriezone zich rond het havengebied. Hier vinden we grafische en elektronische industrie. Deze dateert van na de Tweede Wereldoorlog. Tevens vormen ijzerindustrie e.a. hier de overgang naar de vervallen buurten met name Queens, The Bronx en Brooklyn; en naar de pendelaarszone.

De kenmerken van zone 4 vinden we terug in Staten Island. Hier vestigden vooral de gegoede blanken zich.

De voorsteden van New York, te weten Newark, Elisabeth, Jersey City, Bloomfield, Paterson Ook het havengebied behoort hierbij.


Volgens Burgess moeten sociale relaties en gedragingen, die worden aangetroffen onder de bewoners van elke zone, worden beschouwd als reakties op omgevingskondities van die zone.
Verder stelde hij vast dat criminaliteit en deviantie in het algemeen afneemt naarmate men zich van zone I verwijdert.
De toepassing op het voorbeeld van New York bewijst dat Burgess met zijn theorie inderdaad tegemoet komt aan de werkelijkheid. Het is inderdaad gegrond om langs deze weg een verklaring te zoeken voor het voorkomen van de criminele praktijken in New York. Ook al is het misdaadscijfer sterk gedaald. Tijdens onze zoektocht naar informatie constateerden we, tegen onze verwachtingen in, dat New York niet meer voorkomt in de top 10 van meest criminele Noord-Amerikaanse steden.

Immers, sinds Rudolph W. Giuliani burgemeester is geworden, zijn er heel wat veranderingen doorgevoerd. Hij slaagde erin met doelgerichte maatregelen 'the Rotten Apple' in enkele jaren tijd terug om te toveren in 'the Big Apple'.

Giuliani's maatregelen
' New York City's overall crime reduction - a drop of 44% over the last three and a half years - is good news for the entire city. It's good news because we feel safer on the streets than we did before, and because thousands of people have been saved from becoming victims of violent crime ' - Met dergelijke berichten informeert de burgemeester zijn stadsgenoten via het Internet. Uit deze berichten hebben we zijn beleidsplannen betreffende de aanpak van de criminaliteit kunnen destilleren. Hieronder vatten we deze richtlijnen kort samen.

Aangezien meer dan 70% van de gearresteerden aan drugs verslaafd is, probeert men het druggebruik aan te pakken. Hiertoe zijn een aantal initiatieven op touw gezet.

DARE (Drug Awareness, Resistance, Education).
Hiermee maakt men de jeugd bewust van de gevaren van drugs en leert men hen er 'nee' tegen te zeggen.
Drug Free School Zones.
De zone rondom de school wordt drugvrij gemaakt. Bovendien weert men drugdealers op weg van en naar school (Safe Corridors for Children).
Ook enkele parken, zoals Washington Square Park, worden 'schoongeveegd'. Hierdoor wordt de heropleving van de rondomliggende wijken gestimuleerd.
Anti-Drug Parent Network.
Ook ouders moeten bewust gemaakt worden van de drugproblematiek.
De NYPD (New York Police Department) 24-hour, seven-day-a-week hotline, 1-888-374-DRUG.
Dit is een telefoonnummer waar men drugactiviteiten kan melden.

Aanwerving van nieuwe agenten
Om de criminaliteit aan te pakken, zijn er sinds kort 1600 nieuwe agenten werkzaam in de NYPD. Bovendien zijn er bijscholingscursussen voor de officiers aangaande het benaderen van slachtoffers en het arresteren van misdadigers. Bovendien worden officiers geleerd hoe ze moeten handelen wanneer ze tussenkomen bij echtelijke ruzies.

GREAT (Gang Resistance Education and Training).
Volgens Shaw en McKay wordt delinquent gedrag van de ene generatie "gangboys" overgedragen op de andere. Ze suggereren dat "de speelgroep" een soort "voertuig" is voor delinquentie die geleerd wordt van voorgaande, oudere groepen. Men wordt dus delinquent omdat men "lid" is van een delinquent sociaal systeem. Het individu vindt daarin bevrediging voor dezelfde behoeften (erkenning, avontuur, kameraadschap) die door conventionele kinderen worden gevonden in conventionele activiteiten.40

Met zijn 'GREAT' probeert Giuliani de verschillende gangs uit het straatbeeld te verwijderen door de eerder aangehaalde vicieuze cirkel te doorbreken. De hiertoe nodige bewustmaking wordt voornamelijk aangeboden op school en tijdens naschoolse activiteiten.

Anti-Graffiti Task Force.
Nu de bendes deels zijn aangepakt, is het van belang om hun 'ganggraffiti' te verwijderen. Dit past tevens binnen het plan om de binnenstad terug aantrekkelijk te maken voor gegoede burger. Hiertoe zijn ook de 'zoning restrictions' ingevoerd. Deze beperkingen bepalen dat in kinderrijke buurten geen cafés of andere plaatsen van verderf mogen voorkomen.

Joint Terrorism Task Force.
Verder wordt de criminaliteit in New York efficiënt bestreden door de goede samenwerking tussen de FBI en de NYPD. Deze samenwerking is erkend onder de naam Joint Terrorism Task Force en is wereldwijd herkend voor zijn professionalisme.

'Once and for all, let's end parole' (Mayor's Message - January 25, 1998).
Een laatste maatregel die burgemeester Giuliani zou willen doorvoeren, is het stopzetten van de vervroegde vrijlating van gevangenen. Hiermee wil hij criminelen zolang mogelijk van de straat houden.

Dankzij deze maatregelen is Giuliani erin geslaagd om de criminaliteit in New York sterk terug te dringen. In de afgelopen decennia was er heel wat meer misdaad. Zo werd Harlem in 1964 geteisterd door een golfvloed van vernieling naar aanleiding van hevige rassenrellen. In 1975 ging de administratie van de stad bijna bankroet o.w.v. een corrupte burgemeester. Dit soort corruptie vormt in New York nog altijd een grote hinder.

De positieve resultaten van Giuliani's plannen blijken inderdaad met de werkelijkheid overeen te stemmen. Dit konden we toetsen aan informatie aangeboden door 'the FBI's Uniform Crime Report':

New York City: Misdaadscijfers.

Categorieën: Plaats van NYC in de top 200 van de grootste steden in de VS (+100.000 inw.). Plaats van NYC in de Top 10 grootste steden in de VS (+1.000.000 inw.). Uw kans om slachtoffer te worden van de specifieke misdaad. (1 op ..).
Moord 63ste 8ste 14472
Verkrachting 141ste 8ste 3011
Slagen/verwondingen 72ste 6de 315
Wagendiefstal 99ste 9de 239
Diefstal 178ste 10de 88
Overval 27ste 5de 291
Inbraak 162ste 9de 239


We hadden ons vooraf tot doel gesteld een duidelijk beeld te geven van het vóórkomen van en de verspreiding van de criminaliteit. Met behulp van de concentrische zonetheorie van Burgess hebben we een verklaring gezocht voor het vóórkomen van criminaliteit én hoe deze criminaliteit verspreid is over de metropool.
Wat ons echter verwonderde was dat New York City eigenlijk niet zo onveilig is dan haar reputatie overlevert. Om dit te verklaren hebben we de 'wonderbaarlijke' maatregelen van de 107de burgemeester van New York, Rudolph W. Giuliani, aangehaald en getoetst aan een objectieve, zeer betrouwbare bron, het FBI.

Een New Yorker aan het woord: " For as long as I can remember, the first thing people would ask me when I told them I live in New York is: 'Oh wow what's it like being mugged?' To which I'd just shrug my shoulders and say: 'I don't know, it's never happened to me.'"

JACKSON POLLOCK

BLACK AND WHITE




"Zijn Zwart en Wit één en dezelfde persoon? Wie is wie in dit o zo concrete, maar toch alweer naar het verleden verbannen New York anno 1947? In een werveling van maskerades en persoonsverwisselingen dreigt de roman buiten zijn eigen raamwerk te treden. En daarom is het Auster nu net te doen. De grenzen worden verlegd, de personages nemen zelf de pen ter hand en de schrijver zit in de val van zijn eigen uit taal opgetrokken schimmenrijk.(42)

Motivatie van de keuze

De keuze van dit schilderij lag voor de hand. De titel 'Black and White' is een directe link naar de hoofdpersonages uit Schimmen, deel twee van de New York Trilogie. Net zoals op het schilderij waar zwart en wit duidelijk met elkaar verweven zijn, zo zijn in het aangehaalde boek Zwart en Wit één en dezelfde persoon die in een boeiend plot kleur geven aan het grijze New York. Naast het feit dat er een overeenkomst is tussen titel en protagonisten, weten we dat Pollock en Auster beiden in New York geleefd hebben.
De compositie van de werken van Pollock waren niet gebonden aan afmeting of vorm van het doek dat Pollock soms bijknipte nadat hij het schilderij had afgewerkt. Op dezelfde manier treden Austers romans uit hun raamwerk, de grenzen worden er verlegd.
Verder merken we op dat het Amerikaans abstract expressionisme ook wel eens 'The New York School'(43) wordt genoemd

Korte biografie

Jackson Pollock werd geboren te Cody (Wyoming, VS) op 28 januari 1912. Hij liep school in "the Art Students' League" te New York, een kunstschool waar hij onderricht werd in de schilderkunst. Gedurende de jaren dertig schilderde hij volgens de principes van de Regionalisten.(44) Later werd hij beïnvloed door het surrealisme en schilders als Orozco, Picasso, Rivera, Masson en Siqueiros. In 1944 huwde hij Lee Krasner wier ideeën ook terug te vinden zijn bij Pollock. In 1946 ontstonden zijn eerste geheel abstracte werken in hoge mate geïnspireerd op het werk van Arshile Gorky. Hieruit kwamen zijn fameuze 'drip-paintings' voort, die hij tot begin jaren vijftig schilderde. De op de grond gelegen enorme doeken bespatte en besmeurde hij met verf, zonder de kwast in contact te brengen met het canvas. "On the floor I am more at ease, I feel nearer, more a part of the painting, since this way I can walk around in it, work four sides and be literally 'in' the painting.(45)
Later zou hij ook direct uit tube en blik werken. Met deze techniek heeft hij sterke dynamische en ritmische composities gecreëerd die gelden als hét voorbeeld van de door Harold Rosenberg geïntroduceerde term 'action-painting'(46). Het schildersvlak is hierbij opgevat als "een arena voor een puur intuïtieve handeling".
Begin jaren vijftig keerde Pollock terug naar zijn stijl van werken van vóór 1947. Nadat hij in 1956 omkwam in een auto-ongeval, ontstond er een zekere mythevorming rond zijn figuur: van voorman van de action-painting werd hij tot symbool van een nieuwe schildersgeneratie.

Jackson Pollock creëerde Black and White in 1948. Het werk meet 208 x 122 cm en is email op doek. Men situeert het schilderij in het abstracte expressionisme.

Het abstract expressionisme (1940 - )

Het abstract expressionisme is een twintigste-eeuwse stijl van schilderen waarin niet meer de zichtbare werkelijkheid wordt weergegeven, maar non-figuratieve composities gemaakt. Het is een stijlrichting waarin het proces van het schilderen zelf de inhoud is. Binnen deze stijlrichting onderscheiden we twee afsplitsingen: enerzijds action-painting en anderzijds colourfield painters. Binnen de action-painting worden de grote doeken meestal gewoon op de grond gelegd en vanuit de verschillende zijden van het canvas wordt er verf aangebracht. Door die werkwijze voelt de kunstenaar zich één met het schilderij. De aangewende techniek hierbij is spectaculair: er wordt gewerkt met stokken, troffels, messen, verfmassa's vermengd met zand, glasscherven of ander materiaal dat meestal niet gebruikt wordt bij het schilderen. De rede speelt hierbij geen rol. De schilder heeft geen vastomlijnd concept van het uiteindelijke resultaat. Er wordt op een onbewuste en irrationele manier geschilderd, de schilder doet een beroep op zijn instincten. Uiteindelijk is het de natuur die in de kunstenaar werkt. Zo komt een netwerk van lijnen met verschillende dikte tot stand. Dit is ook de reden waarom er geen hoofd- en bijzaken zijn en alles wederzijds aan elkaar ondergeschikt is. Er is geen perspectief.
De andere aftakkingen zijn de zogenaamde colourfield painters. Deze schilders legden de klemtoon op het kleurengebruik, niet op de actie van het schilderen. Maar deze richting doet in dit werk weinig ter zake.

Vormelijke en inhoudelijke bespreking

Zoals we reeds eerder vermeld hebben, is dit schilderij een non-figuratief werk. Dit betekent dat de werkelijkheid niet meer herkenbaar is. Bovendien is het ideoplastisch, Pollock schildert volgens zijn instincten en geeft zo vorm aan zijn ideeën. 'Black and White' symboliseert de chaos van onze moderne tijd. Volgens Pollock kon zulke verwarring, karakteriserend voor de hectische twintigste eeuw, niet meer worden weergegeven met de oude technieken en methoden. Dit verklaart waarom het werk email op doek is en abstract overkomt. Deze chaos is door Pollock spectaculair op doek gebracht. Pollock transponeerde de chaotische werkelijkheid die hij in het dagelijkse leven waarnam rechtstreeks op het doek. Black en White symboliseren hierbij respectievelijk het emotionele en het rationele, het passionele en het beheerste. Ze zijn mekaars tegengestelden, maar kunnen niet zonder elkaar. Hierbij doorbreekt de met passie aangebrachte zwarte verf, dat de chaos symboliseert, de innerlijke rust van de witte achtergrond.

Jackson Pollock, wellicht de meest bekende abstract expressionist, geloofde dat aan de chaos van de moderne tijd geen uitdrukking kon worden gegeven met de methoden van het verleden. Hij creëerde een techniek die action-painting wordt genoemd. Deze techniek bestaat uit het druppelen van verf op grote doeken. Pollock werkte boven het doek, dat op de grond lag, en had zo het gevoel dat zijn energie deel zou gaan uitmaken van het schilderij en dat het oppervlak door zijn beweging tot leven zou komen. Action-painting werd een voertuig voor de spontane en intuïtieve energie van de kunstenaar. Mede doordat het werk non-figuratief was en gericht op de persoonlijke visie van de kunstenaar, kreeg deze stroming de naam action-painting.

In dit werk zien we een ruwe, oneffen vlakbehandeling. Mede met zijn emotioneel heftige penseelvoering geeft Pollock hier een extra dimensie aan de op het doek aangebrachte chaos.

De lijnen zijn chaotisch en ongestructureerd op het doek aangebracht. We spreken dus van een plastische vorm. Van echte vormen is en in dit werk geen sprake. De lijnen fungeren hier niet als bouwstenen van verschillende vormen, ze vormen hier duidelijk een zelfstandig, expressief element. Bovendien zijn de lijnen, door de wijze waarop de verf wordt aangebracht, van verschillende dikte en lengte.
Van echte kleurenwerking is er in dit werk geen sprake aangezien zwart en wit simpelweg geen kleuren zijn. Ze zijn hier bedoeld als de ultieme tegengestelde entiteiten. Bovendien zouden echte kleuren rustpunten worden in dit werk, wat niet op zijn plaats zou zijn in een werk bedoeld om volledige chaos uit te beelden.

Aangezien 'Black and White' het toevallige resultaat is van een heftig en dynamisch gevecht tussen schilder en materiaal, en het schilderij dus mogelijk per toeval is ontstaan, wordt ons een andere overkomst aan met de boeken van Paul Auster aangereikt. Deze boeken zijn immers doorweven van toevalligheden die een mensenleven kunnen ruïneren of creëren. Dit maakt de werkelijkheid in Austers boeken minstens even grimmig als de vermelde chaos die Pollock trachtte te uiten in de door hem gecreëerde 'action-paintings'.
De vormen, hier de zwarte lijnen tegen de witte achtergrond, zorgen op het eerste zicht voor een wanorde. Hier moet echter een kanttekening bij gemaakt worden. Zo merken we immers een duidelijk harmonie in het algemene chaotische concept. Het feit dat de 'zwarte' wanorde
gelijkmatig verspreid is over het witte doek, vormt een soort van innerlijke en eventueel gunstige kracht die het ontsnappen uit een chaotisch wereldbeeld mogelijk maakt.
Er is sprake van een overdonderend en beangstigend visueel ritme dat extra in de verf wordt gezet door de grootte van het doek. Dit ritme uit zich in de herhaling van de verschillende zwarte lijnen.

Deze lijnen zorgen in dit werk ook voor het scheppen van perspectief, diepte en volume. De donkere 'kleur' zwart lijkt uit zijn kader te springen. Dit agressieve gedrag van zwart dat zorgt ervoor in driedimensionaal opzicht zwart en wit lijnrecht over elkaar staan. Als we zwart zien als het passionele en wit als het rationele, kunnen we stellen dat Pollock hier een abstracte tekening gemaakt heeft van het leven. De wisselende dikte van de zwarte lijn maakt dit contrast enkel maar sterker en lijkt aan te geven dat passies niet altijd even gemakkelijk te kanaliseren zijn.

Bovendien heeft zwart de eigenschap het licht te absorberen, terwijl wit het invallende licht net weerkaatst. Hierdoor wordt de chaos ietwat doorbroken: er gaat een warme, hoopgevende gloed vanuit. Hierdoor beseffen we dat we niet enkel aan het passionele kunnen toegeven. Een gezonde dosis ratio is onontbeerlijk; zoniet worden we meegesleurd in een neerwaartse spiraal die uiteindelijk tot de definitieve ondergang zal leiden.

TOEPASSING VAN DE SYMBOLIEK OP DE NEW YORK TRILOGIE

'Black and White' is vooral van toepassing op het tweede deel van de trilogie: 'Schimmen'.

In dit verhaal geeft een persoon genaamd Wit de opdracht aan Blauw, de protagonist, om Zwart te schaduwen. Oorspronkelijk is Blauw van mening dat Zwart en Wit twee verschillende, duidelijk afgelijnde personen zijn. Gaandeweg ontdekt hij echter dat beiden één en dezelfde persoon zijn. Ter illustratie volgen hieronder enkele tekstfragmenten die deze evolutie weergeven.

"Maar geen van de mogelijkheden wordt werkelijkheid, de postbus wordt al die tijd niet aangeraakt, en hoewel Blauw bij elke kandidaat die in de buurt komt ogenblikkelijk een verhaal weet te verzinnen, zich probeert voor te stellen in wat voor relatie de persoon in kwestie tot Wit en of Zwart kan staan, wat voor rol hij of zij in de zaak zou kunnen spelen, enzovoort, moet hij ze stuk voor stuk weer uit zijn hoofd zetten, terugwerpen in de anonimiteit waar ze uit afkomstig waren.(47) Uit dit tekstfragment blijkt duidelijk dat Blauw geen vat kan krijgen op Zwart en Wit. Als we hierin Zwart en Wit dezelfde symbolische waarde geven als in het schilderij, dan zien we dat Blauw duidelijk moeilijkheden heeft met het doseren van passie en ratio.

"Het eigenlijke probleem is in feite hoe de aard van het probleem zelf te bepalen. Allereerst, wie vormt een grotere bedreiging voor hem, Wit of Zwart? Aan de andere kant is het ook mogelijk dat Zwart met Wit onder één hoedje speelt en dat ze hebben afgesproken samen Blauw te grazen te nemen."(48)
Het doseringsprobleem van Blauw blijft bestaan en wordt zodoende nog groter, in die mate zelfs dat hij aan zichzelf begint te twijfelen. Dit vinden we ook in het werk: de kunstliefhebber wordt overvallen door de vraag 'Wie of wat overheerst in het leven (Zwart of Wit)?'

"Dan zou Wit dus eigenlijk de auteur zijn - en zwart slechts zijn stand-in, een oplichter, een auteur zonder eigen substantie."(49)
Deze mooie regel bevat heel wat symbolische diepgang. Ten eerste probeert Blauw, tevergeefs misschien wel, de twee uitersten te situeren. Ten tweede lezen we dat Blauw Wit begint te zien als de auteur, de bepaler van zijn leven. Hij lijkt op de een of andere manier te wensen dat het rationele opnieuw een eenduidige richting aan zijn leven zou geven. Zwart die als een stand-in ervaren wordt, doet ons vermoeden dat hij zijn passies wil controleren.

"Het is uitsluitend Blauws drama. Zwart mag het in zekere zin hebben veroorzaakt, maar het is net of zijn rol al is uitgespeeld, alsof hij zijn tekst gesproken heeft en het toneel heeft verlaten. Want Blauw kan Zwarts bestaan niet meer accepteren en daarom ontkent hij het. In Zwart kruipen was dus equivalent aan in zichzelf kruipen, en eenmaal in zichzelf kan hij zich niet meer indenken ergens anders te zijn. Maar juist daar bevindt Zwart zich, al weet Blauw dat niet."(50)
Het passionele veroorzaakt de ondergang van Blauw. Deze ondergang wordt veroorzaakt door het feit dat hij in zichzelf vooral Zwart, het passionele, vindt en dus niet kan komen tot een gezond evenwicht. Daardoor wordt hij meegezogen in de neerwaartse spiraal van het leven. Het identiteitsverlies is hiermee ingetreden.

Met deze uitwijding hebben we de belangrijkste boodschap van het werk 'Black and White', namelijk het verlies van identiteit in de chaos, grondig uitgewerkt aan de hand van een psychologische analyse in het verhaal 'Schimmen'.


APPRéCIATION SUR THE NEW YORK TRILOGY

Nous voudrions commencer par une anecdote intéressante concernant la vie de Paul Auster. Comme nous disposons seulement d'une version en néerlandais, il nous semble plus intéressant de donner directement notre traduction.

«J'avais huit ans et je considérais le base-ball être le summum dans le monde. Les New York Giants étaient mes héros. Ce printemps, j'étais emmené à mon premier grand match. Des amis de mes parents avaient une loge dans le stade et un soir en avril nous allions regarder les Giants qui jouaient contre les Milwaukee Braves. Je ne me rappelle plus qui a gagné, aucune image du match est restée dans ma mémoire, mais il y a une chose que je n' oublierai jamais. Mes parents et leurs amis restaient et bavardaient pendant que tous les autres étaient partis. Par hasard les vestiaires des joueurs se trouvaient juste au-dessous de nous. Quand nous étions tout près du mur, je voyais Willie Mays. Il avait changé son maillot de sport pour des vêtements plus quotidiens, il se trouvait à moins de dix mètres de nous. Je courais sans hésiter vers lui et je lui demandais : 'Monsieur Mays, voulez-vous me donner une signature, s.v.p. ?' Il répondait brièvement mais aimablement : 'Biensûr mon gamin. Avez-vous un stylo ?' Je n'avais rien pour écrire, donc je demandais à mon père de me prêter le sien. Mais ni mon père, ni ma mère, ni les autres adultes en avaient un. Wille Mays nous attendait en se taisant. Il voyait que personne n'avait rien de quoi écrire de sorte qu'il disait en partant : 'Pas de stylo, pas de signature.' Je ne voulais pas pleurer, mais les larmes s'échappaient et je ne pouvais pas arrêter la chute d'eau. La désillusion était énorme. La vie m'avait mis à l'épreuve et j'avais failli. Dès ce soir là, je portais toujours et partout un stylo. Je n'ai pas appris beaucoup de la vie, mais je sais une chose : si vous gardez un stylo chez vous, la chance que vous aurez un jour envie de faire quelque chose avec ce stylo est vraisemblable.»(51)

Cette anecdote nous montre deux aspects importants pour bien comprendre Paul Auster. Premièrement on voit que le hasard joue un rôle primordial dans sa vie. Et deuxièmement cette anecdote raconte l'histoire de sa naissance comme écrivain.

'City of Glass', 'Ghosts' et 'The Locked Room' étaient publiés entre 1985 et 1986. Les critiques étaient aussi laudatives que celles de 'The Invention of Solitude', son livre précédent. La trilogie signifiait sa percée dans le monde littéraire.
Les trois livres démontrent des histoires parallèles dans lesquelles les protagonistes jouent un jeu comparable.

Ce jeu mène souvent à des digressions irrélevantes et pour nous parfois incompréhensibles qui réfèrent aux livres et aux auteurs de la littérature mondiale. «In Miltons Hervonden paradijs spreekt Satan 'dubbel en misleidend', terwijl Christus' 'daden met zijn woorden stroken, woorden / Aan zijn grote hart recht doen, zijn hart / Geheel volmaakt goed, wijs, rechtvaardig is'. En het was toch zo dat god heeft 'gezonden zijn levende orakel / Opdat de aard' zijn vaste wens verneemt, / En laat zijn geest van waarheid wonen / In vrome harten, een innerlijk orakel / Voor alle waarheid die men nodig heeft' ? En had de zondeval door Christus geen gelukkige afloop, was het geen felix culpa, zoals de doctrine leerde ? De mens bezat dus inderdaad de mogelijkheid, beweerde Donker, om de oorspronkelijke taal der onschuld te spreken en de waarheid, volledig en ongeschonden, in zichzelf terug te vinden.»(52)

Cette trilogie est pleine de fragments comme celui ci-dessus. Nous trouvons que cela rend le roman inutilement difficile. Il est clair que des lecteurs comme nous, sans beaucoup d'expérience, ne apprécient pas de telles digressions.

La trilogie manque l'action nécessaire pour captiver l'attention jusqu'à la fin. Paul Auster a écrit le roman surtout de manière psychologique. Les histoires parlent de la perte d'identité dirigée par le hasard. Nous trouvons un bel exemple sur le rabat du livre 'The Locked Room' : «Onmerkbaar vervagen de grenzen en brokkelt zijn eigen identiteit af. De obsessies zegevieren en de dood wordt huiveringwekkend tastbaar.»(53)
Ces thèmes sont intéressants mais ils ne peuvent pas garantir une histoire courante et agréable à lire. Peut-être Auster a-t-il compris cela et a-t-il emmêlé plus d'action dans ses histoires plus récentes sans oublier une dose de psychologie comme dans par exemple 'Mr. Vertigo', 'The Music of Chance' et 'In the country of Last Things'.
Néanmoins, Auster utilise parfois des jeux de mots intéressants pour atteindre son objectif psychologique. Nous lisons dans 'Ghosts' (pag. 34) : «Op bepaalde avonden, als Blauw zeker weet dat Zwart de deur niet uitgaat, smeert hij 'm naar een bar in de buurt, drinkt een paar biertjes en geniet van de gesprekken die hij soms heeft met de barkeeper die Rood heet en griezelig veel lijkt op Groen, de barkeeper uit de lang vervlogen zaak Grijs. Een slonzige hoer die Violet heet zit er ook vaak, en een paar keer weet Blauw haar zo teut te krijgen dat ze hem meevraagt naar haar huis om de hoek.»(54)
Dans le roman 'Ghosts' Noir et Blanc, deux couleurs opposées, sont en fait une seule personne. Cela montre la relativité de la vie, des choses qui sont, à première vue, contradictoires. Dans le fragment (voyez supra), Gris symbolise un temps volatilisé. C'est ainsi que Auster utilise les noms en accord avec leur caractère ou leur développement pshychologique. Nous trouvons cela bien trouvé.
Mais comparé à ses autres livres nous considérons ce roman moins réussi et passionnant. Il ne faut tout de même pas oublier que la trilogie est son premier roman.

Les éléments qui pouvaient nous captiver et qui montrent le talent extraordinaire de Paul Auster sont, entre autres, les connexions intertextuelles. Dans la trilogie, Auster a mêlé les personnages de sorte qu'ils reviennent dans les trois parties.
Chaque partie a des protagonistes différents mais les personnages secondaires ont parfois le nom d'un protagoniste d'un livre précédent. A première vue rien digne de mention mais il devient plus intéressant quand on voit que ces figures ont des caractères et des habitudes différentes. Ce n'est pas si difficile à expliquer. Nous savons déjà que Auster préfère décrire le thème de la perte d'identité. Le changement des noms et des identités favorise l'atmosphère mystérieuse exposée dans ses livres.
On peut citer l'exemple de Daniel Quinn qui est un écrivain dans 'City of Glass', mais détective dans 'The Locked Room'.

Pour nous cet élément est un des points culminants de son œuvre. Un jour Auster a mentionné dans une interview qu'il est en train d'écrire un livre dont tous ses romans déjà publiés formeront une partie.(55) «Ik begin het gevoel te krijgen dat ik een continent ben en dat elk boek een onderzoek is naar een ander gebied binnen het groter geheel.»(56)

La coïncidence est présente dans toutes les parties de la trilogie. Auster est fixé sur le hasard ou même la fatalité. «Het besef te leven in een wereld die je niet kunt begrijpen, leert je nederig te zijn en de dingen te relativeren. Het mysterie kan elk moment opduiken, waarna er van alles mogelijk wordt. Niet te bevatten verschijnselen veranderen van het ene op het andere moment je leven.»(57)

En utilisant le hasard Auster peut décrire tout ce qu'il est incroyable. L'importance de la coïncidence devient déjà claire si on lit seulement la première phrase de 'City of Glass' : «Het begon met een verkeerd nummer»(58) Le fait qu'on se soit trompé de numéro, forme le début d'une histoire incroyable. Mais Auster a réussi à relater cette histoire d'une manière acceptable.
Nous considérons cet aspect comme un mérite excellent qui nous a vraiment plu.

Nous, comme latinistes, apprécions aussi la connexion entre le hasard et le Fatum. Les écrivains romains, nous pensons surtout à Vergile, qui explique toute coïncidence comme une sorte de prédestination. Il écrivait que chaque événement était déjà noté dans les livres du Fatum.

En général, nous pouvons dire que les livres de Paul Auster que nous avons étudiés, sont un exemple de son talent pas encore entièrement développé. A cause de cela, nous considérons que ses romans plus récents devraient être mentionnés dans la littérature mondiale.

La raison pour le fait que cette trilogie est considérée comme un chef-d'oeuvre de la littérature mondiale devient apparente dans la citation suivante :
« Als lezer ga je niet alleen twijfelen aan de betrouwbaarheid van je eigen opvattingen maar raak je tegelijk overtuigd van het feit dat inderdaad 'alles kan. En op de een of andere manier ook altijd gebeurt.' Dat maakt het lezen van Austers boeken tot meer dan een vrijblijvend literair avontuur : Austers wereld is niet louter een produkt van de verbeelding, maar de afschaduwing van een grimmige werkelijkheid. »(59)

PAUL AUSTER: A BIOGRAPHY

PART 1: THE APPRENTICE YEARS (1947-1974)

Paul Auster was conceived while his parents were on their honeymoon in Niagara Falls, and was born in Newark, New Yersey on 3 February 1947. His father, Samuel Auster, was a landlord. His mother, Queenie Auster, was 13 years younger than her husband. The family was middle-class, the parents' marriage an unhappy one. Queenie had realised, even before the end of the honeymoon, that the marriage had been a mistake, but her pregnancy made escape impossible.

Auster grew up in the Newark suburbs of South Orange and Maplewood. At the age of 3, a younger sister was born. By the time she was five, her psychological instability was becoming apparent, and in later years she would be debilitated by mental breakdowns.

In 1959 his parents bought a large Tudor house. It was there that Auster's uncle, the talented translator A. Mandelbaum, left several boxes of books in storage while he travelled to Europe. The young Auster read the books enthusiastically, and his developing interest in writing and in literature was a fact. He also began writing poems himself.
In late 1961, Auster saw his friend killed by a lightning strike. Auster narrowly escaped electrocution himself.

Auster attended high school in Maplewood, some 20 miles Southwest of New York City. At the end of his senior year, his parents announced that they were divorcing. He moved with his mother and sister to an apartment in the Weequahic section of Newark.
Instead of attending his high-school graduation, Auster headed for Europe. He visited Italy, Spain, Paris and Dublin.

He returned to the United States in time to start at Columbia University in the fall.
In early 1966 he began his relationship with Lydia Davis, now a writer of considerable distinction.
In 1967 Auster again left the continent to attend Columbia's Junior Year abroad in Paris. Disillusioned by the program's routine Auster quit college and lived until mid-November in a small hotel on the rue Clément. When he returned to New York, a sympathetic dean reinstated him at Columbia. He published articles on books and films in the local college paper. He supported himself with a variety of freelance jobs. In June 1969 Auster was granted a B.A.(Bachelor of Arts) in English and comparative literature. The following year he received his M.A. (Master of Arts) from Columbia, where the literature of the renaissance had become his primary field of study.

A high lottery number saved Auster from having to worry about the Vietnam draft, and instead of pursuing a Ph.D. (Doctor of Philosophy) he accepted a job as utilityman, and then messman, on a tanker called the Esso Florence, which made its way between the Atlantic coast and the Gulf of Mexico.

In mid-February 1971 Auster left once again for Paris. He supported himself there with a variety of odd jobs - minor literary tasks, operating the night-time switchboard for the Paris bureau of the New York Times, translating the North Vietnamese Constitution. He made the acquaintance of a film producer for whom he worked on several miscellaneous projects, and

he went to Mexico for one month to assist the producer's wife on an abortive book project about Quetzalcoatl. Auster returned to Paris, but by late 1973 he was running out of money and he and his girlfriend Lydia Davis made their way to Provence, where they became caretakers of a farmhouse in the northern Var. In July 1974 Auster and Davis returned to New York.

PART 2: THE POETRY YEARS (1974-1980)

Back in New York, Auster and Davis took an apartment on Riverside Drive. On 6 October 1974, they were married. In the fall of 1975 he received a $5000 grant from the Ingram Merrill Foundation. They used this money to travel for some 8 months and during this period, he wrote several one-act plays, one of which contained within it the genesis of Ghosts (Part 2 of the New York Trilogy).
His financial needs surged again in June 1977, with the birth of his son Daniel. Under the pseudonym "Paul Benjamin", he published a 'private eye'- thriller titled 'Squeeze Play'.
On 14 January 1979 Auster's father died. The inheritance Auster received was instrumental in the continuation of his career.

Meanwhile, Auster's marriage had deteriorated and the couple decided to life separately. Auster revisited Paris in November 1979 and he met Samuel Beckett, one of the living authors he most admired.

PART 3: THE PROSE YEARS (1980-1990)

By early 1980 Auster moved to an apartment in Brooklyn. It was here that a pair of wrong-number phone calls planted the seed that would become 'City of Glass' (Part 1 of The New York Trilogy). On 23 February 1981 Auster met Siri Hustvedt. They very quickly fell in love and were married on Bloomsday. Soon he began writing 'City of Glass', "an homage to Siri, a love letter in the form of a novel."59 Publisher were not interested in this novel. But finally Messerli at Sun & Moon Press in Los Angeles accepted it and 'City of Glass' appeared in 1985. In 1986 followed Ghosts and The Locked Room completed the Trilogy in 1987.

By the time 'In the Country of Last Things' was published, Auster became a far more commodity to major publishers. The book reviewers gave the Trilogy excellent critics. He also became the third baseman of the publishing company's (Viking Penguin) baseball team.

In 1989 the couple had a daughter, Sophie.

PART 4: THE FILM YEARS (1990 - PRESENT)

'The Music of Chance', Auster's novel about men building a wall, finished on 9 November 1989 - the same day the Berlin Wall fell -, was nominated for the PEN/Faulkner award in 1990. This novel attracted the interest of several people in the movie industry. In 1990 Auster got involved in a second film project. Director Wayne Wang who had read Auster's "Auggie Wren's Christmas Story", was intrigued by the story, and phoned Auster to turn "Auggie Wren" into a film. The film was called 'Smoke'. At that time, Auster also directed an other movie: "Blue in the Face".

Although Auster regularly claims that "movies are not the same food the way books are", he is involved in another film project: 'Lulu on the Bridge'.
In 1997 Auster was a member of the jury for the Cannes Film Festival.

In late 1996, Auster left his long-time publisher Viking Penguin to sign a three-book deal. The first of those books was released in 1997, and the remaining two books are already in progress.

With special thanks to Kenneth Kreutzer

Further reading: see Timeline


BIOGRAPHICAL ELEMENTS THAT MADE HIM WRITE



In 1959 his parents bought a large Tudor house in their town's most prestigious neighbourhood. It was here that Auster's uncle, Allen Mandelbaum, left several boxes of books in storage while he travelled to Europe. The young Auster read the books enthusiastically, and his developing interest in writing and literature further accentuated his sense of separation from his parents. Auster further benefitted from Mandelbaum's proximity when he began writing poems as a teenager: "He was very hard on me, very strict, very good."(61)
In his early teen years, Auster's parents regularly sent him to summer camp in upstate New York. It was here that, in late July 1961, Auster saw a fellow camper killed by a lightning strike. Auster narrowly escaped electrocution himself. In the USA only 100 persons are killed by lightning each year. Compared to the total population of the USA, which is 270.000.000, this is a rather coincidental case. The fact that his friend was killed by lightning, has led to his predilection for the unexpected. This kind of coincidences can also be found in Auster's books, who generally deal with destiny.

In early 1966 he began his relationship with Lydia Davis, the daughter of writer-teachers Robert Gorham Davis and Hope Hale Davis. Lydia Davis, now a writer of considerable distinction, was a good match for Auster's intellect and her father introduced Auster to the French poet Francis Ponge. These relationships gave him some useful ideas.

BIOGRAPHICAL ELEMENTS REFLECTED IN HIS WORK

(0) Auster, Paul; (HN Magazine). 23-6-90.


(1) Hier komen we later uitgebreid op terug.


(2) Auster, Paul; (De Gesloten Kamer). Blz. 115.


(3) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz.5.


(4) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz. 41.


(5) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz. 40.


(6) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz. 155 §2.


(7) Auster, Paul; (Schimmen). Blz. 76 §2.


(8) Auster, Paul; (Schimmen). Blz. 76 §3.


(9) Auster, Paul; (De Gesloten Kamer). Blz. 139 §2.


(10) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz.8 §1.


(11) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz.20 §1.


(12) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz.68 §2.


(13) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz. 18 §1.


(14) Auster, Paul; (Schimmen). Blz. 74 §5.


(15) Auster, Paul; (Schimmen). Blz. 75 §1.


(16) Auster, Paul; (De Gesloten Kamer). Blz. 7 §2.


(17) Auster, Paul; (De Gesloten Kamer). Blz. 76 §2.


(18) Auster, Paul; (De Gesloten Kamer). Blz.18 §2.


(19) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz.125 §2.


(20) Auster, Paul; (De Gesloten Kamer). Blz. 127 §8.


(21) Auster, Paul; (De Gesloten Kamer). Blz. 127 §12.


(22) Titel van recensie door Hans Van Den Bergh, Vrij Nederland, 28-11-'92.


(23) Titel van recensie door Xandra Schutte, De Groene Amsterdammer, 3-9-'93.


(24) Titel van recensie door Suzan Adriaanse en Ernst Jan Rozendaal, De Groene Amsterdammer, 31-10-'90.


(25) Woorden van H. Van Den Bergh, (Het verdwijnkarakter van de werkelijke dingen). Vrij Nederland, 3-3-'90.


(26) Auster, Paul; (Paul Auster). Trouw, 18-1-'90.


(27) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz. 151-152.


(28) Wester, Rudi; (Paul Auster). Trouw, 18-1-'90.


(29) Auster, Paul; (Het toeval betrapt). De Groene Amsterdammer, 6-9-'95.


(30) Auster, Paul; (Paul Auster over de grens tussen boek en wereld). Interview in 'De Groene Amsterdammer',
31-10-'90.


(31) Auster, Paul; (Interview met Paul Auster). Haagse Post, 10-12-'88.


(32) Auster, Paul; (Interview met Paul Auster). Haagse Post, 10-12-'88.


(33) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz.150-151 §3.


(34) Auster, Paul; (Broze Stad). Blz. 64 §1.


(35) Auster, Paul; (Paul Auster over de grens tussen boek en wereld). De Groene Amsterdammer,
31-10-'90.


(36) 37 Auster, Paul; (Broze Stad). Blz. 152-153 §2.


(37) 38 Auster, Paul; (De Gesloten Kamer). Blz. 69-70 §3.


(38) Paul, Anthony; (De vleesgeworden Amerikaanse 20ste eeuw). Vrij Nederland, 5-2-'94.


(39) Gertjan Vincent; (Alles kan en gebeurt op de een of andere manier altijd). Trouw 2-9-'93.


(40) Burgess, Ernest W., 'The growth of the city', in: Park, R.E., Burgess, E.W. en McKenzie, R.D., o.c.


(41) 1 Shaw, Clifford R., en McKay, Henry D. , Juvenile deliquency and urban areas, Chicago University Press, Chicago, 1942.


(42) Achterflap van 'Schimmen' (Paul Auster)


(43) 'The New York School' is een verzamelnaam voor een aantal New Yorkse schilders, o.a. Pollock, wier werk onderling weinig stijlovereenkomsten vertoont, maar die vrijwel alleen tot vormen van abstractie kwamen, met name het abstract expressionisme.


(44) Het regionalisme is een stroming die ijvert voor het behoud van de autonomie van streken en voor de instandhouding van de gewestelijke cultuur en tradities.


(45) Jackson Pollock, 1947


(46) Op deze term komen we later nog terug.


(47) Auster, Paul; (Schimmen). Pag. 42, §1.


(48) Auster, Paul; (Schimmen). Pag.45, §2-3.


(49) Auster, Paul; (Schimmen). Pag. 47, §2.


(50) Auster, Paul; (Schimmen). Pag. 69-70.


(51) Auster, Paul ; (NWT). Pag. 5-9, mars 1997.


(52)
Auster, Paul ; (Broze Stad). Pag. 58-59, §2.

Traduction : 'Dans Paradis Retrouvé de Milton, Satan parle 'ambiguement et trompeusement', pendant que ''les actions du Christ s'accordent avec ses mots' / Consentir à son coeur noble, son coeur / complètement bon, sage, honnête'. Et c'était quand même ainsi que Dieu a 'envoyé son oracle vivant / pour que la terre' apprenne son désir solide, / Et laisse son âme de vérité habiter / Dans des coeurs pieux, un oracle interne / Pour toute la vérité dont on a besoin ?' Et la chute par le péché n'avait-il pas un dénouement heureux à cause du Christ, ce n'était pas un felix culpa , comme la doctrine l'apprennait ? L'homme possédait donc en effet la possibilité, prétendait Donker, de parler la langue originale et de retrouver dans lui-même l'innocence et la vérité, complète et intègre.'


(53)
Résumé sur le rabat de 'The Locked Room' ; Auster, Paul.


(54) Traduction : 'Les frontières pâlissent imperceptiblement et sa propre identité disparaît. Les obsessions triomphent et la mort devient atrocement tangible.'


(55) Auster, Paul ; (HN Magazine). 23-6-1990.


(56)
Auster, Paul ; (Haagse Post). 10-12-1988.
Traduction : 'Je commence à avoir l'impression que je suis un continent et que chaque livre est une recherche dans un autre domaine d'un cadre plus grand.'


(57)
Auster, Paul ; (De groene Amsterdammer). 06-09-1995.


(58) Traduction : 'La conscience de vivre dans un monde incompréhensible t'apprend à être humble et de relativiser tout. Le mystère peut surgir n'importe quand, après quoi tout devient possible. Des phénomènes inexplicables changent ta vie d'un moment à l'autre.'


(59) 9 Vincent, Gertjan ; (Alles kan en gebeurt op de een of andere manier altijd.) Critique littéraire de Trouw 02-09-93
Traduction : 'Comme lecteur vous allez non seulement douter de la crédibilité de vos propres opinions mais vous devenez aussi convaincu du fait que 'tout est possible. Et que tout se passera d'une manière ou d'une autre. 'Ça rend la lecture des livres d'Auster plus qu'une aventure littéraire : le monde d'Auster n'est pas seulement le produit de l'imagination, mais aussi la réflexion d'une réalité effrayante.'


(60) Excerpt from the McCaffery-Gregory interview


(61) Auster in an 'Publishers Weekly' interview

Auster's life

In 1967 Auster left the continent to attend Columbia's Junior Year Abroad in Paris. Disillusioned by the program he quited college and lived until mid-November in a small hotel in the rue Clément.

His stepfather Norman Schiff got him a job as utilityman and messman on a tanker called the Esso Florence, which made his way between the Atlantic coast and the Gulf of Mexico.

In mid-February 1971 Auster left once again for Paris. He supported himself there with a variety of odd jobs.

Some time later he made the acquaintance of a film producer from whom he worked on several miscellaneous projects, and he went to Mexico for one month to assist the producer's wife on an abortive book project about Quetzalcoatl.

In 1973 Auster was obliged to accept a job offer as a caretaker of a farmhouse in the Provence (France).

In 1977 his son Daniel was born.

In 1989 his daughter Sophie was born.

Auster's New York Trilogy

In the Locked Room we read that Fanshawe, one of the protagonists, has lived in a rue Clément in Paris during his struggle-for-life.

Also in the Locked Room we read that Fanshawe has worked on a oiltanker travelling the seven seas.

"Fanshawe's jobs are simular to mine. The film producer, the New York Times, the housekeeper in the Provence, I did it all."(62)





Daniel is also the name of the writer, mentioned in City of Glass.

Sophie is Fanshawe's wife in the Locked Room.





61 Auster in a 'New York Times' -interview

Auster is especially comparable to Fanshawe. This fact makes us say that Auster's fantasy-world is a real reflection of his private life.

ALGEMEEN BESLUIT

We willen dit geïntegreerd eindwerk in schoonheid afsluiten door nog even al onze bevindingen op een rijtje te zetten.

We hebben de verschillende aspecten van het boek geanalyseerd in vijf eindwerkjes.

Aan de hand van verschillende structuuraspecten drongen we de Trilogie een eerste keer binnen. Vervolgens kropen we in de huid van Auster en verklaarden we zijn fascinerende karaktertrekken.

Voor geschiedenis toetsten we het thema van 'vlucht in criminaliteit', dat we terugvinden in de New York Trilogie, aan de huidige New Yorkse situatie.

Verder vonden we in Jackson Pollock een waardige visuele uitdrukking van Austers hoofdthema's.

Voor Frans en Engels maakten we respectievelijk een appreciatie en een biografie.

Een ding hebben we er zeker van opgestoken: Paul Auster is een boeiend en mysterieus schrijver. Hieromtrent later we Auster best zelf aan het woord.

"No one can say where a book comes from, least of all the person who writes it."

BIBLIOGRAFIE

BOEKEN

Auster, Paul; Broze Stad. Amsterdam, De Arbeiderspers. 1985.

Auster, Paul; Schimmen. Amsterdam, De Arbeiderspers. 1986.

Auster, Paul; De Gesloten Kamer. Amsterdam, De Arbeiderspers. 1986.

Auster, Paul; Spinsel der Eenzaamheid. Amsterdam, De Arbeiderspers. 1982.

Auster, Paul; Mr. Vertigo. Amsterdam, De Arbeiderspers. 1994.

Auster, Paul; Music of Chance. Amsterdam, De Arbeiderspers. 1990.

Auster, Paul; In the County of Last Things. Amsterdam, De Arbeiderspers. 1987.


TIJDSCHRIFTEN

Quinn, Judy; Auster to Holt - With Footnotes. Publishers Weekly. 21-10-'96.

Schwartz, John Burnham; Authors. Vogue. September 1996.

Thiébauw, Marcelle; Paul Auster. Publishers Weekly. 3-3-'89.

Ziolkowski, Thad; Lydia Davis. Dictionary of Literary Biography V. 130.

ANONIEME WERKEN

Microsoft Corporation; Encarta Encyclopedie. 1995 / 1996 / 1998.

Mitchell & Mitchell's; Click-a-word. 1995.

The Hutchinson Multimedia Encyclopedia. 1995.

Summa Encyclopedie.

Winkler Prins Encyclopedie.

Standaard Encyclopedie van de 20ste eeuw.

INTERNETSITES

http://members.aol.com/knkreutzer/auster/austerbiog.htm

http://peacefulstar.oakland.ca.us/~chaos/auster.html




BIBLIOGRAFIE VOOR GESCHIEDENIS
Burgess, Ernest W., 'The growth of the city', in : Park, R.E., Burgess, E.W. en McKenzie, R.D., o.c.

Shaw. C., McKay, H., Juvenile delinquency and urban areas. Chicago University Press, Chicago, 1942.

Wolters' Algemene Wereldatlas, Wolters Leuven. 1989.

http://argus.fcj.hvu.nl/mediahype/wk37.html#2

http://geocities.com/hollywood/lot/4847/cow.htm1

http://ci.nyc.ny.us/htlm/messages.html#1997

http://www.nais.com/clients/scpd/crim/mw380.shtml

Microsoft Corporation; Encarta Encyclopedie 1998.


BIBLIOGRAFIE VOOR ESTHETICA

Lataster, Daniël; Lataster 1982-1988. Hapert: De Kempen Pers, cop.1989. Blz. 6-11.

http://sunsite.unc.edu/wn/paint/auth/pollock/

http://sunsite.unc.edu/wn/paint/auth/pollock/lavender-mist/

Microsoft Corporation; Encarta Encyclopedie 1998.

Geivers, Rik; Van der Donck, Ria; Esthetica. Uitgeverij Den Gulden Engel. 1995. Blz. 8-9.

RECENSIES

Alles kan en gebeurt op de een of andere manier ook altijd, Gertjan Vincent; Trouw, 2-9-'93.
.
Alles is zoals het was, Kester Freriks; NCR Handelsblad, 29-7-'88.

Auster offert mysterie op aan spectaculaire intrige, G.J. Vincent; Trouw, 3-2-'95.

De badkamer van Auster, Wim D'haveloose; De Standaard, 13-7-'93.

De toekomst was voor hem ineengekrompen, Hans Bouman; De volkskrant, 24-2-'89.

De laatste idealist, René Stoute; Elsevier, 23-10-'93.

De vonk, Ron Kaal; Haagse Post, 10-12-'88.

Een onamerikaanse Amerikaan, August Hans den Boef; HN Magazine, 23-6-'90.

Het toeval betrapt, Graa Boomsma; De Groene Amsterdammer, 6-9-'95.

Het verdwijnkarakter van de werkelijke dingen, Hans Van Den Bergh; Vrij Nederland, 3-3-'90.

Metafysische thriller, Wim D'haveloose; De Standaard, 2-3-'91.

Niets is echt behalve het toeval, Hans Van Den Bergh; Vrij Nederland, 28-11-'92.

Opgeblazen man in Wisconsin, Hans Bouman; De Volkskrant, 18-9-'92.

Paul Auster, Rudi Wester; Trouw, 18-1-'90.

Paul Auster over de grens tussen boek en wereld, Suzan Adriaanse en Ernst Jan Rozendaal; De Groene Amsterdammer, 31-10-'90.

Searcher for meaning in the mean streets, Philip Kerr; The Sunday Times, 16-4-'89.

Significant others, Nick Hornby; The Sunday Times, 3-11-'92.

Spiegels en schijnbewegingen, Ron Kaal; De Tijd, 26-6-'95.

The public eye, Adam Begley; The Guardian, 17-10-'92.

Toevalskunst, Xandra Schutte; De Groene Amsterdammer, 29-9-'93.

Van Wonderkind tot speelgoedterrorist, Pieter Steinz; NCR Handelsblad, 16-10-'92.

Verkenning van het geheugen, Hans Schoots; Vrij Nederland, 25-6-'88.

Waarom ik schrijver werd, Paul Auster; Nieuwe Wereld Tijdsschrift, maart '97.

Zelfportret van de beschouwer, Ron Kaal; HP, 5-5-'90.

Geen opmerkingen: