Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

donderdag 21 februari 2008

Praktische opdracht Geschiedenis De VS en de Koude Oorlog

Hoe gaven de VS vorm aan de buitenlandse politiek tijdens de Koude Oorlog?



Inleiding

Onder de Koude Oorlog verstaan we de strijd om de macht na 1945 tussen de VS en de Sovjetunie. Vóór 1945 waren er echter ook al tegenstellingen tussen de VS en de Sovjetunie, maar die waren toen nog niet zo overheersend. Toen waren er vele grote en minder grote mogendheden, en tot de laatste behoorden stellig ook de VS en de Sovjetunie.
In 1945, na het einde van de Tweede Wereldoorlog, bleek er eigenlijk maar één militaire en economische supermacht in de internationale politiek aanwezig te zijn, namelijk de VS; alleen de door oorlog geteisterde Sovjetunie was in staat tegenspel te bieden.
Uit dit tegenover staan groeide direct na 1945 de Koude Oorlog, die in korte tijd vrijwel het gehele politieke en maatschappelijke leven ging beheersen. De oorlog eindigde met het verdwijnen van de Sovjethegemonie over Oost-Europa in 1989, de Duitse hereniging in 1990, en, uiteindelijk, met het ineenstorten van de Sovjetunie zelf in 1991.
De Koude Oorlog was geen militaire oorlog. Het was een oorlog van woorden waarin het Oosten en het Westen hun invloed probeerden uit te breiden en overwinningen op elkaar probeerden te behalen. De Koude Oorlog wordt dan wel ook een “propaganda-oorlog” genoemd: beide partijen verkondigden hun ideologie op een compromisloze, absolutistische manier. Veel mensen waren echter bang voor een Derde Wereldoorlog. Gedurende de Koude Oorlog gaven zowel het Oosten als het Westen grote sommen geld uit voor de ontwikkeling van steeds modernere wapens. Onder deze wapens waren kernwapens, die uit een geheel andere orde waren dan alle wapens uit eerdere tijdperken. De VS en de Sovjetunie voerden samen een onhandige dodendans op, waarbij ze elkaar bedreigden met wapens waarvan ze wisten ze dat ze nooit gebruikt zouden mogen worden. Zulke wapens zorgden voor de angst dat de Koude Oorlog een “warme” zou worden, en zou leiden tot een kernoorlog waarbij vele mensen zouden uitsterven.
Pas na 1962, na de Cuba-crisis, zien we de angst en het wantrouwen jegens elkaar minder worden: dan blijkt de vrees voor een vernietigende kernoorlog groter dan de vrees voor de tegenpartij, dan dringt het besef door dat men een politiek van overleg meer kan bereiken dan met een politiek van dreigend geweld, dan vraagt men zich ook meer en meer af, of het wel verstandig is om de bewapeningskosten voortdurend op te voeren met het oog op een oorlog de men toch niet wil voeren.

Hoofd- en deelvragen

Hoofdvraag: Hoe gaven de VS vorm aan de buitenlandse politiek tijdens de Koude Oorlog?

Deelvragen:
· Was de Koude Oorlog te vermijden geweest?
· Waarom raakten de VS betrokken in de Koude Oorlog?
· Welke nieuwe gebeurtenissen en ontwikkelingen na 1945 vergrootten het wantrouwen tussen de twee grote mogendheden?
· Wat was de rol van de VS in de Cuba-crisis?
· Wat was de rol van de VS in de Vietnamoorlog?
· Welke verandering trad er op in de richting van de Koude Oorlog in de periode 1967-1974?
· Hoe eindigde de Koude Oorlog?
· Wat heeft de Koude Oorlog met de positie van de Verenigde Staten als wereldmacht gedaan?

Was de Koude Oorlog te vermijden geweest?

Aanhangers van de opvatting dat de Koude Oorlog niet te vermijden was, leggen sterk de nadruk op het verschil in historische ontwikkeling tussen het oosten (Rusland) en het westen (West-Europa en de VS). In de Middeleeuwen werd West-Europa gekerstend vanuit Rome, en Oost-Europa vanuit Constantinopel. De Renaissance, de Kerkhervorming, de Ontdekkingsreizen hebben het westen sterk beïnvloed, maar gingen aan Oost-Europa voorbij. De 18e-eeuwse Verlichting en de Franse Revolutie met haar vrijheids- en gelijkheidsgedachten lieten in Rusland slechts hier en daar sporen na. Terwijl in het westen de industriële Revolutie het sociale en economische leven van de 19e eeuw grondig veranderde, bleef in Rusland alles bij het oude. En toen dan in 1917 in Rusland een communistische collectivistische maatschappij ontstond, was de tegenstelling met de democratische individualistisch-kapitalistische maatschappij van het westen haast volkomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in 1945 het oosten en het westen scherp tegenover elkaar kwamen te staan. Andere aanhangers van deze opvattingen wijzen vooral op de Russische Revolutie van 1917, waardoor er in Rusland een maatschappijvorm ontstond, die door het westen totaal werd afgewezen. Volgens hen begon het voorspel van de Koude Oorlog in 1917. Immers, de Sovjetunie annuleerde toen de staatsschulden, zij sloot, buiten de westerse mogendheden om, vrede met Duitsland, zij richtte de Comintern (de Communistische Internationale) op, welke als hoofddoel had de revolutie over de gehele wereld te verbreiden, zij was betrokken bij de communistische activiteiten in Hongarije en in Duitsland. De reactie van het westen op dit alles was fel.

Aanhangers van de opvatting dat de Koude Oorlog wel was te vermijden, zijn van mening dat de Koude Oorlog niet in de eerste plaats het gevolg was van een langere of kortere historische ontwikkeling, maar alleen het gevolg was van de beslissingen, die de mensen omstreeks 1945 hebben genomen. Volgens hen was de oorlog dus te vermijden geweest, als de mensen andere beslissingen hadden genomen.
Volgens sommigen hebben de Russen na 1945 een imperialistische politiek gevoerd, die tot doel had het communisme over de hele wereld te verbreiden. Als reactie hierop heeft het westen zich te weer gesteld en daardoor ontstond de Koude Oorlog.
Volgens anderen hebben vooral de Amerikanen na 1945 een uitdagende politiek gevoerd. Deze politiek kwam voort
of uit een onjuiste beoordeling van het communistische optreden onder leiding van Stalin,
en/of uit een op de voorgrond schuiven van de economische belangen van de VS,
en/of uit een Amerikaanse zelfoverschatting door het bezit van de atoombom,
en/of uit de drang van de Amerikanen om de orde en de rust in de wereld te herstellen en dat betekende in de praktijk steun aan de conservatieve machthebbers.
De houding van de Russen is in al deze gevallen niet anders dan een reactie op het optreden van de Amerikanen.

Waarom raakten de VS betrokken in de Koude Oorlog?

De oorsprong van de Koude Oorlog gaat terug naar 1917. Het was het jaar waarin de VS en de Sovjetunie zich op het wereldtoneel meldden om twee rivaliserende ideologieën te verkondigen. In dat jaar werd de laatste tsaar van Rusland afgezet en uiteindelijk vervangen door een Bolsjewistische (later communistisch genoemd) regering. De naam van het land -Rusland- werd veranderd in de Sovjetunie. Na de bolsjewistische revolutie trok de Sovjetunie zich terug uit de Eerste Wereldoorlog om vervolgens onder leiding van Lenin op te roepen tot een wereldrevolutie (doel van opgerichte Comintern). In de jaren 1918-1920 werd de Sovjetunie aangevallen door de westerse bondgenoten om de Sovjet-regering ten val te brengen. Het was duidelijk dat er een wederzijdse wantrouw ontstond tussen de beide partijen. Ook het Poolse leger rukte op tot diep in de Sovjetunie, hetgeen moeilijkheden voor het bewind in Moskou nog groter maakte. De Sovjetunie voelde zich daarom altijd onveilig en raakte steeds meer in een isolement en de pogingen van de Comintern om de wereldrevolutie te ontketenen werden steeds minder krachtig.
Omstreeks 1935 wijzigde de Russische politiek zich. Uit vrees voor het opkomend fascisme in Duitsland en elders begon de Sovjetunie met het westen contact te zoeken: het trad toe tot de Volkenbond en de communistische partijen in West-Europa kregen opdrachten om betrekkingen aan te knopen met de burgerlijke socialisten ten einde volksfronten te vormen. De westerse regeringsleiders wezen die toenadering af: hun afkeer jegens het bolsjewisme was te groot. Daarbij kwam nog bij dat Stalin destijds een verschrikkelijke terreur in eigen land ontketende. Het werd aan Stalin duidelijk dat de westerse mogendheden niet van plan waren zich tegen Hitlers’ imperialisme te verzetten, dat zij integendeel hem nog schenen te stimuleren in zijn expansie naar het oosten (o.a.door München in september 1938 aan de Duitsers het Tsjechische Sudetenland en daarmee praktisch geheel Tsjecho-Slowakije te geven). Er zat voor Stalin niet veel anders op dan elders bondgenoten te zoeken en die vond hij in Duitsland bij het Non-agressiepact van augustus 1939.
Zo kwam het dat in het begin van de Tweede Wereldoorlog het westen alleen tegenover het fascistische Duitsland stond. Maar in 1941 viel Hitler de Sovjetunie tòch aan. Hoewel iedereen dacht dat de superieure Duitse Wehrmacht binnen enkele maanden korte metten zou maken met het Rode Leger, wist de Sovjetunie ondanks grote verliezen zich te handhaven. Stalin keerde zich nu dus ook tegen Duitsland, evenals de VS dat al eerder deden. De Sovjetunie en de VS hadden nu een gemeenschappelijk doel: Hitler zo snel mogelijk de kop indrukken. Toch was de publieke opinie in de VS zoals altijd isolationistisch. Maar toen Japan in datzelfde jaar de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor aanviel en Hitler de VS drie dagen later de oorlog verklaarde, hervatte president Roosevelt de boodschap van het universalisme. De VS sloten zich aan bij Groot-Brittannië en de Sovjetunie, waardoor de Grote Alliantie tot stand kwam. Roosevelt verdedigde de politiek van de VS door abstracte principes van democratie en economische vrijheid aan te halen en hij riep op tot een economische politiek van “open deur”-vrijhandel en vrije toegang tot grondstoffen. Voor de Sovjetunie was dit echter geen juiste definitie van het begrip veiligheid. Zelfs terwijl ze aan elkaars zijde vochten bleven het Westen en de Sovjetunie dan ook wantrouwig ten opzichte van elkaar. In 1943 brak het Rode Leger het Duitse zomeroffensief en was al aan de winnende hand. De westelijke geallieerden landden pas een jaar later in Normandië. Maar de Sovjetunie geloofde eigenlijk niet dat het noodzakelijk was deze vorming van een Tweede Front in Normandië tot juni 1944 uit te stellen (waardoor er vijftig keer zoveel Russische als Amerikaanse soldaten sneuvelden). Dit zorgde voor groot wantrouwen jegens de westelijke geallieerden aan de kant van de Sovjetunie. Tijdens de capitulatie van Duitsland bezette het Rode Leger al Oost-Europa, Centraal-Europa, een groot deel van de Balkan en meer dan de helft van Duitsland. Het Ijzeren Gordijn dat na het begin van de Koude Oorlog Europa in tweeën zou delen, viel vrijwel samen met deze militaire “demarcatielijn” (=scheidslijn) van 1945.
Ook de westerse geallieerden waren op hun beurt wantrouwig jegens de VS. Zij vreesden dat de Sovjetunie wel eens afzonderlijke vrede met Duitsland zou kunnen sluiten en zijn invloed in Oost-Europa (nog meer) zou kunnen vergroten. Hoogstwaarschijnlijk ging het er Stalin vooral om de strategische winst van de SU tijdens de Tweede Wereldoorlog vast te houden. En omdat te bereiken, moest Stalin het hele gebied dat het Rode Leger in de oorlog had bezet, ombouwen tot een verdedigingsgordel tegen nieuwe aanvallen vanuit het westen. Het was dus noodzakelijk om op politiek en militair gebied met alle bezette gebieden samen te werken, en dit zou bereikt moeten worden door volledige onderwerping. Desnoods met geweld. Dit proces van meedogenloze “gelijkschakeling” begon nog voor de Tweede Oorlog afgelopen was. Vooral Polen was hét cruciale land in Oost-Europa. Eén onmiddellijke oorzaak van de Koude Oorlog is dan ook het conflict over Polen. Stalin meende dat Polen voor de Sovjetunie niet alleen een kwestie van eer was, maar ook een kwestie van veiligheid. Niet alleen omdat het land aan Polen grenst, maar ook omdat in de geschiedenis Polen keer op keer corridor geweest is voor aan aanval op Rusland. De belangen van de VS in Oost-Europa waren abstract en idealistisch. De VS lagen duizenden kilometers van het gebied verwijderd en onderhielden er vanouds weinig handelsrelaties.
Roosevelt was vastbesloten om voor een duurzame en eerlijke vredesregeling te zorgen, die gebaseerd was op het principe dat een volk zijn regeringsvorm kon kiezen, en dat mensen zelf konden bepalen waar ze wilden wonen.
Roosevelts hoop was in sterke mate gevestigd op de oprichting van de Verenigde Naties in 1945. Ondanks de trieste mislukking van de Volkenbond namen de Amerikanen opnieuw het initiatief tot oprichting van een internationale organisatie om de collectieve veiligheid te behouden. De VN kregen als uitvoerend orgaan een veiligheidsraad. Daarin hadden de grote mogendheden (de VS, de Sovjetunie, Engeland, Frankrijk en China) een permanente zetel, waaraan het vetorecht was gekoppeld. Voor de VN was een goede samenwerking met de Sovjetunie daarom erg belangrijk en Roosevelt had dan ook nog het volste vertrouwen in een goede samenwerking met de Sovjetunie. Alle beslissingen over territoriale veranderingen werden uitgesteld tot na de oorlog – een koers die in de praktijk tot een “politiek van geen politiek” leidde ten aanzien van Oost-Europa. De VN waren voor de Amerikanen op dat moment overigens niet het enige instrument van hun buitenlandse politiek. Daarnaast voerden zij een “realpolitik”; een politiek die veel meer uitgaat van de bestaande feiten dan van een levensbeschouwing of van een principiële politieke opvatting. Die politiek week niet wezenlijk af van het buitenlandse beleid van de andere grote mogendheden. Stalin en Churchill vonden de VN maar een flauwekul-organisatie. Zij deden er alleen maar aan mee omdat de VS dat op prijs stelden. Stalin liet zich bij het uitvoeren van zijn eigen veiligheidspolitieke plannen geen moment hinderen door zijn deelname aan de VN. Hij liet bij de oprichting zelfs voor zich in de VN drie stemmen reserveren, t.w. Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne. In een geheime overeenkomst beloofde de Sovjetunie na de capitulatie van Duitsland aan de oorlog tegen Japan te zullen meedoen. In ruil voor medewerking zou de Sovjetunie gebied van Japan en rechten in China krijgen.
Roosevelt ging er ook van uit dat iedere grote mogendheid verantwoordelijk was voor de handhaving van orde en veiligheid in de eigen regio. De Amerikanen voelden zich in de eerste plaats verantwoordelijk voor het westelijk halfrond. Zij waren van plan hun troepen uit Europa en Azië terug te trekken, zodra dat verantwoord was. Voor blijvende militaire verplichtingen in Europa en Azië voelden zij in 1945 nog niks. Hoewel de Amerikanen nooit hadden kunnen voorspellen dat vijf jaar later de veiligheid van de gehele wereld buiten het communistisch blok fundamenteel zouden vinden voor hun eigen veiligheid, kwamen -als aan het eind van de Tweede Wereldoorlog het Duitse Rijk van Hitler instort- de tot dusver nog wat verborgen tegenstellingen overduidelijk te voorschijn. Het voorspel van de Koude Oorlog is ten einde.. de eigenlijke Koude Oorlog begint.

Welke nieuwe gebeurtenissen en ontwikkelingen na 1945 vergrootten het wantrouwen tussen de twee grote mogendheden?

Jalta en Potsdam
Spoedig na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd het aan velen duidelijk, dat er een tegenstelling tussen de VS en de Sovjetunie bezig was te ontstaan of wellicht al ontstaan was. De politieke situatie, waarbinnen die tegenstelling zich ontwikkelde, werd voor een belangrijk deel gevormd door de besluiten van Jalta en Potsdam.

Figuur 1: Roosevelt, Stalin en Churchill
In februari 1945 kwamen de drie grote oorlogsleiders Roosevelt, Stalin en Churchill te Jalta op de Krim bijeen om regelingen te treffen die de oorlog moesten beëindigen en om afspraken te maken voor de tijd na de oorlog. Hoewel er al wel tegenstellingen bestonden, werden deze niet hoog gespeeld. De Amerikanen dachten de Russen nog nodig te hebben in de oorlog tegen Japan en voor de vlotte oprichting van de VN. Een regeling voor wat er met Duitsland moest gebeuren na de oorlog vormde echter een groot discussiepunt. Stalin wilde een volledige uitschakeling van de macht van Duitsland en wilde bovendien bereiken dat Rusland omringd zou worden met een gordel van bevriende naties. Churchill stond echter een Europees evenwicht voor ogen, waarbij ook Frankrijk en Polen betrokken moesten worden. De drie zo verschillend denkende regeringsleiders konden dan ook de definitieve regeling voor Duitsland niet tot stand brengen. Vier mogendheden (Sovjetunie, VS, Engeland en Frankrijk) zouden het bezetten. Boven de bezettende machten zou een Internationale Controleraad komen te liggen. Berlijn, dat in de Russische bezettingszone zou komen te liggen, zou tevens door de vier mogendheden bezet worden. Over schadevergoedingen, door Duitsland te betalen, werd men het niet eens. De kwestie werd naar een commissie verwezen. Ook de regeling van de toekomst van Polen werd besproken. Men besloot uiteindelijk dat Polen in zijn geheel naar het westen zou opschuiven; daardoor kon de Sovjetunie de oostelijke gebieden van Polen, die het in 1921 verloren had, weer terugkrijgen. De westelijke grens zou de Oder-Neisse-linie worden, hetgeen betekende dat Duitsland een belangrijk gebied aan Polen moest afstaan. De communistische Poolse regering, die al in Warschau zetelde, zou aangevuld worden met enkele leden van de Poolse regering in Londen en deze nieuwe regering zou dan aanblijven tot de eerstvolgende vrije verkiezingen in Polen. Later is wel beweerd dat Roosevelt in Jalta Oost-Europa aan Stalin heeft weggeven, maar dat is een onzinnig idee. De Amerikanen konden op dat moment niets tegen een bezetting van Oost-Europa door het Rode Leger ondernemen. Bovendien waren de Amerikaanse protesten tegen Stalins’ bezettingspolitiek nogal huichelachtig.
Zodra de oorlog was afgelopen en de geallieerden elkaar niet meer nodig hadden namen de onderlinge tegenstellingen snel toe. Dat kwam ook door het overlijden van Roosevelt. Zijn opvolger, vice president Harry Truman, wist niets van de gecompliceerde relatie tussen de grote mogendheden. In zijn onzekerheid en onervarenheid had hij de neiging op zijn strepen te gaan staan, wat de anderen nogal irriteerde. Het voorjaar van 1945 luidde het einde van de samenwerking tussen de VS en de SU in. De twee overwinnaars bleven nog met elkaar onderhandelen, maar de resultaten van de onderhandelingen werden geleidelijk aan steeds magerder. Eind juli 1945, toen de oorlog in Europa ten einde was, maar die in het Verre Oosten nog niet, kwamen de regeringsleiders van de drie grote mogendheden nogmaals bijeen. Roosevelt streefde naar een zo spoedig mogelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Europa. Tijdens de conferentie deelde hij Stalin mee, dat de VS over een atoomboom beschikten.
Stalin wilde een zo groot mogelijke schadevergoeding van het verslagen Duitsland hebben. Verder verlangde hij erkenning van de communistische regeringen in enkele buurlanden en afronding van de invloedsferen.
Churchill, die tijdens de conferentie door Attlee vervangen werd, bleef zijn best doen voor een politiek evenwicht in Europa en was daarom bijzonder bevreesd voor een al te grote verzwakking van Duitsland.
De besluiten van Potsdam kwamen in grote lijnen met die van Jalta overeen. Hier en daar werd wat gepreciseerd. Nieuw was dat men besloot de oorlogsmisdadigers in een proces te Neurenberg te laten terechtstaan. Tijdens de conferentie werd besloten dat ieder land zijn eigen gang kon gaan in zijn eigen bezettingszone in Duitsland. Daarmee was een grote stap gezet naar de tweedeling van Europa.

In de VS vonden de conservatieven in het najaar van 1945 al dat de Amerikaanse regering veel te slap was tegenover Stalin. Ze vonden dat er –net als voor de oorlog tegenover Hitler- sprake was van een levensgevaarlijke “appeasement-politiek” (toegeven om de lieve vrede te bewaren). Langzamerhand groeide ook de achterdocht van de regering. Begin 1946 besloot Truman dat serieuze samenwerking met de Sovjetunie niet langer zinvol was. Stalin was volgens hem niet langer uit op veiligheid, maar op uitbreiding van het machtsbereik van de Sovjetunie, en uiteindelijk op de vernietiging van het Westen. Dat Stalin inderdaad niet vies was van verdere terreinwinst is duidelijk, maar dat hij uit was op een beslissende confrontatie met de VS lijkt wel bijzonder onwaarschijnlijk, gezien de militaire en economische krachtsverhoudingen. De VS had een immens sterke economische positie na de oorlog. Tijdens de oorlog was hun productiecapaciteit zo sterk toegenomen dat de helft van de totale industriële wereldproductie destijds in de VS plaatsvond. Ook waren de Amerikaanse verliezen in de Tweede Oorlog naar verhouding heel klein. De Sovjetunie daarentegen had een sociaal-economische zwakke positie. Bovendien waren de VS inmiddels in het bezit van de atoombom.
Een week na de conferentie van Potsdam, op 6 augustus 1945, wierpen de VS hun eerste atoombom op Hirosjima. De invloed van de bom op de Amerikaanse diplomatie ten aanzien van de Sovjetunie een de oorzaken van de Koude Oorlog in het onderwerp van heftige controverse onder historici geweest. Gar Alperovitz (de schrijver van Atomic Diplomacy) beweert dat Trumans harde lijn ten opzichte van de Sovjetunie een direct gevolg was van Amerika’s beschikking over de bom. Tevens meent hij dat de VS de bom op Japan wierpen om de Sovjetunie zijn militaire kracht te demonstreren. Daarna kon de bom volgens hem gebruikt worden als diplomatiek breekijzer om de Sovjetunie te bewegen tot concessies in Oost-Europa.

Eigenlijk is het verwonderlijk dat na 1945 de VS en de Sovjetunie zo spoedig tegenover elkaar zijn komen te staan. Zij waren immers jarenlang elkaars bondgenoten geweest in de strijd tegen het fascisme van Duitsland en Italië. Ook had de Sovjetunie niet zoveel belang bij nieuwe moeilijkheden; zoals al eerder is gezegd was het land uitgeput en verwoest door de oorlog, en moest het alles in het werk stellen om enigszins normaal leven mogelijk te maken. En bovendien leefde in de VS na 1945 een sterk verlangen om zich in een soort isolement terug te trekken. Toch verscherpten de tegenstellingen zich na Jalta en Potsdam zich tot spanningen. Weldra stonden de Sovjetunie en de VS tegenover elkaar als twee elkaar wantrouwende mogendheden. Ook oude tegenstellingen van voor de Tweede Wereldoorlog werden weer levend. En nieuwe gebeurtenissen en ontwikkelingen vergrootten het wantrouwen.


De sovjetisering van Oost-Europa
De toekomst van Oost-Europa werd bepaald door de opmars van het Rode Leger en Stalins’ training van een Oost-Europees communistisch kader dat de naoorlogse regering zou moeten overnemen. Toen het Rode Leger het hele vooroorlogse Polen in januari 1945 bezet had, werd het programma Sovjet Lublin Comité geïnstalleerd als voorlopige Poolse regering. Vrije verkiezingen vonden daarna niet meer plaats. Binnen twee jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog waren elf Europese staten, met een gezamenlijke bevolking van meer dan 100 miljoen mensen, communistisch geworden: Letland, Estland en Litouwen (alle drie geannexeerd door de Sovjetunie), Polen, de oostelijke zone van Duitsland, Tsjecho-Slowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Joegoslavië en Albanië. Voor Stalin was deze hele ontwikkeling iets vanzelfsprekends, immers hij was van mening dat de westerse mogendheden erin toegestemd hadden dat de Sovjetunie zich mocht omgeven met bevriende naties. En bevriende naties konden in de gedachtengang van Stalin alleen maar communistische naties zijn. Voor de mensen in het westen betekende de sovjetisering van Oost-Europa een binnendringen van het communisme in een vrije wereld. Dit “binnendringen” werd door de Britse premier Winston Churchill het “ijzeren gordijn” genoemd, dat door Stalin door Europa was getrokken. In zijn beroemde rede van 1946 in de Amerikaanse plaats Fulton schilderde hij de Sovjetunie af als een expansionistische staat, en wilde voor eens en altijd de mentaliteit van Jalta en de politiek van tegemoet komen aan de Sovjetunie veranderen.


De kwestie Griekenland en de Trumanleer
Eind 1946 was het definitief afgelopen met de samenwerking tussen de vroegere bondgenoten, ook via de VN. De nieuwe situatie noodzaakte de Amerikanen een helemaal nieuwe buitenlandse politiek te ontwerpen. De gebeurtenissen in Griekenland boden de Amerikanen de gelegenheid voor een nieuw beleid, dat de VN links liet liggen.
Al sinds de oorlog steunden de Engelsen het wankelende conservatieve regime in Griekenland, dat door communistische guerillastrijders werd bedreigd.
De Engelse regering steunde aanvankelijk de Griekse regering, maar moest haar hulp wegens financiële moeilijkheden beëindigen, zodat het niet onmogelijk zou zijn dat ook Griekenland in de greep van het communisme zou komen. Daarom vroegen de Engelsen aan de Amerikanen of zij bereid waren deze verplichting over te nemen. Op dat moment grepen de Amerikanen in, zij gingen de Griekse regering steunen en in korte tijd waren de guerilla’s verslagen en verdreven. Het verzoek van Engeland had merkwaardig genoeg een complete juichstemming in het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken veroorzaakt. Dit leek het moment waarop de VS hun grote verantwoordelijkheid voor het wereldgebeuren moesten aanvaarden. Die bereidheid Griekenland (en Turkije) financieel en economisch te steunen, vond zijn neerslag in de zogenaamde Truman-doctrine. President Truman verklaarde in zijn toespraak op 12 maart 1947 dat elke natie tussen twee manieren van leven moest kiezen, en verklaarde dat het de politiek van de VS was om “vrije volkeren te steunen die zich verzetten tegen onderwerping door binnenlandse minderheden of druk van buitenaf.”*. Elk land dat aan kon tonen dat het door het communisme bedreigd werd, kon voortaan bij de Amerikanen aankloppen. Dit wordt de z.g. “Trumanleer” genoemd. Deze werd het richtsnoer voor de Amerikaanse buitenlandse politiek van de volgende jaren; zij opende de weg voor Amerikaanse interventie en accentueerde de groeiende tegenstelling tussen Oost en West. Voor het gevoel van de Russen was datgene wat de Amerikanen deden in Griekenland gelijk aan datgene wat zij bij de sovjetisering van de hen omringende landen hadden gedaan, namelijk te zorgen dat in de hun toebedeelde invloedssferen bevriende regeringen aan de macht kwamen.


De Marshall-hulp
Op het moment van de afkondiging van de Truman-doctrine ging West-Europa gebukt onder ernstige economische crisis. De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, George Mashall, lanceerde het plan voor grootschalige hulp van de VS aan Europa. Het Economische Herstelplan (de officiële naam van het Marshall-plan) voorzag zestien Europese landen van giften en kredieten ter waarde van 13,2 miljard dollar.
Het Marshall-plan was duidelijk een economisch succes. In 1952 was de Europese industriële productie gestegen tot 35% boven het vooroorlogse niveau. Er was een oplossing gevonden voor de vraag hoe de Duitse economie weer op poten gezet moest worden zonder dat dit tot een nieuwe Duitse overheersing zou leiden. Die oplossing was de koppeling van Duitsland aan een herstelplan voor heel Europa. Vanuit humanitair oogpunt bracht het Marshall-plan langdurige steun voor een in economische chaos verkerend Europa. Ook de VS had belang bij het plan: het bood een manier om de wereldhandel te stimuleren. Voor diegenen die bang waren voor communistische subversie in West-Europa was het plan een middel om gezonde nationale economieën te creëren, zodat de arbeidersklasse haar liberale kapitalistische regeringen zouden steunen.
Het succes van het Marshall-plan leidde tot een crisis in de relatie tussen de Sovjetunie en het Westen. Het zal geen verbazing wekken dat de Sovjetunie weigerde aan het plan deel te nemen, en haar daaropvolgende openlijke veroordeling ervan bezegelde de economische en politieke tweedeling van Europa. In het voorjaar 1948 was Europa verdeeld in twee duidelijke economische en politieke blokken.


Figuur 2: Het Marshallplan
Dit schema geeft aan hoeveel miljoen ieder land van Amerika kreeg. (De landen kregen het geld niet echt, maar ze kregen dit vooral als lening. De landen waren verplicht om veel producten uit Amerika te kopen als dank. Daardoor ging het nog beter met de Amerikaanse economie) Zoals je ziet kregen communistische landen geen geld. Je kunt dus zien dat de Marshall-hulp gericht tegen het groeiende communisme. In Frankrijk en Italië, waar grote communistische partijen aanwezig waren, was de kans groot dat een verdere verslechtering van de West-Europese economie de positie van communistische partijen zou versterken, met alle mogelijke gevolgen van dien. De communistische partijen liepen namelijk in die jaren ook volledig aan de leiband van Moskou.
Het antwoord van de Sovjetunie op het Marshall-plan kwam in september 1947 met de oprichting van het Communistisch Informatiebureau (Cominform), die als belangrijkste taak had het fabriceren van propaganda om de communistische partijen in Europa ondergeschikt te houden aan Moskou en te verkondigen dat de Sovjetweg de enige ware weg naar het socialisme was.

De kwestie Duitsland
In overeenstemming met de besluiten van Jalta en Potsdam werd Duitsland verdeeld in vier bezettingszones: een Russische, een Amerikaanse, een Engelse en een Franse. Hetzelfde gold voor de stad Berlijn. Een Internationale Controleraad had o.m. tot taak de economische eenheid van het hele bezettingsgebied te handhaven. Weldra bleek dat ieder van de bezettende mogendheden een eigen bezettingspolitiek volgde, waarbij die van de Sovjetunie het meest van de andere drie afweek.
De Russen ontmantelden de industrie in hun gebied en voerden grootscheepse landbouwhervormingen met onteigeningen door; zij richtten zich met felheid tegen allen, die op de een of andere manier de Nazi’s hadden gesteund en werkten mee aan de Stichting van de Socialistische Eenheidspartij onder communistische leiding.
De westerse mogendheden wilden hun bezettingsgebied niet geheel economisch ruineren (waarschijnlijk zouden zij dan zelf voor de kosten opdraaien), zij traden duidelijk minder scherp op tegen de vele oud-Nazi’s en Nazi-sympathisanten, en zij gaven gelegenheid tot een vrije nieuwe partijvorming van Christen-Democraten, van Liberalen en van Socialisten.
Toen de westerse mogendheden hun drie bezettingsgebieden tot één gebied samenvoegden, was er eigenlijk al een soort verdeling in een westelijk en oostelijk Duitsland tot stand gekomen. In 1948 gingen de Russen ertoe over het personen- en goederenvervoer naar Berlijn van het westen uit te stagneren, en daarna stop te zetten, waarschijnlijk met de bedoeling om West-Berlijn van het westen te isoleren. Stellig heeft ook de sanering van de Duitse mark in het westen de Russische beslissing tot blokkade van West-Berlijn beïnvloed. De Amerikanen en Britten beantwoordden de blokkade met het instellen van een “luchtbrug”, die de aanvoer van levensmiddelen voor de bewoners van West-Berlijn veilig stelde. De Sovjetunie kwam hierdoor in een kwaad daglicht te staan, als een land dat vrouwen en kinderen probeerde uit te hongeren. In de loop van 1949 hieven de Russen de blokkade op en kwam de normale bevoorrading per auto en trein weer op gang. De “luchtbrug” liet wel heel spectaculair aan de wereld zien, hoe groot de tegenstelling tussen de Sovjetunie en het westen was.
Ondertussen waren de mogendheden begonnen met de voorbereiding van een zelfstandig West-Duitsland. In mei 1949 werd de Duitse Bondsrepubliek geconstitueerd. Bonn werd de voorlopige hoofdstad en Adenauer werd de eerste bondskanselier. In hetzelfde jaar werd ook de Russische bezettingszone verheven tot de Duitse Democratische Republiek (D.D.R.).
Berlijn was het eerste openlijke conflict tussen de tegenstanders in de Koude Oorlog. Toch leidde het niet tot een echte oorlog. Misschien wel door de terughoudendheid van de Sovjetunie, die waarschijnlijk mede werk veroorzaakt doordat de VS op het hoogtepunt van de crisis zestig B-29 bommenwerpers die in staat zijn kernbommen te vervoeren, overgeplaatst hadden naar Groot-Brittannië. Het werd de westerse leiders duidelijk dat alleen de VS het machtsevenwicht in Europa konden bewaren. Ernest Bevin, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, zag in dat het noodzakelijk was de VS blijvend te betrekken bij het ontredderde Europa na de Duitse ineenstorting en de opkomst van een goed bewapende Sovetunie. De Noord Atlantische Verdrags Organisatie, getekend in Washington.
Het doel van de NAVO was eigenlijk psychologisch. De strategie waarop de gemeenschappelijke verdediging van Europa gebaseerd was, was een eenvoudige – de mogelijkheid van de VS een atoombom af te werpen. Door een nucleaire paraplu over hun helft van het continent te houden kregen de West-Europeanen een veilige basis om aan het economische herstel te werken en konden ze weerstand bieden aan de interne communistische subversie.

Groeiend communisme in West-Europa
Door de sovjetisering van Oost-Europa en door de moeilijkheden rondom Duitsland was in West-Europa de vrees voor een opdringend communisme zeer toegenomen. Daarbij kwam nog dat in verscheidene Europese landen de communistische partijen direct na de oorlog een groot aantal nieuwe leden hadden gekregen. In Frankrijk was de communistische partij de grootste van het land geworden, in Italië was een groot deel van de bevolking communist of communistisch gezind, in ons land stemde bij de verkiezingen van 1946 meer dan 10% op de Communistische Partij Nederland.
Velen vreesden dat de democratische staatsvorm en de westerse vrijheid wel eens door de sovjetisering van binnen uit verloren konden gaan. Zij, die het communisme uit overtuiging afwezen, en zij die zich in hun belangen door het communisme bedreigd voelden, streefden ernaar om zich zo sterk mogelijk te maken.

De gedachte van Containment
In dezelfde maand waarin Churchill zijn “Ijzeren Gordijn”-toespraak hield, stuurde George Kennan een telegram van 8000 woorden naar de regering-Truman in Washington. Kennan beschreef dat de Sovjetunie van mening was dat vreedzame coëxistentie tussen de communistische en kapitalistische wereld onmogelijk was. Hij beschouwde het expansionisme van de Sovjetunie als erg gevaarlijk en verraderlijk; de buitenlandse politiek van de Sovjetunie werd niet geformuleerd als een reactie op de gebeurtenissen in de buitenwereld maar slechts als gevolg van de omstandigheden binnen de Sovjetunie. En als dit zo was zou geen enkele maatregel van de VS een vermindering van de vijandigheid van de Sovjetunie ten opzichte van het Westen tot gevolg kunnen hebben. Daarom moest ervoor zorgen dat de omstandigheden zo waren, dat het Russische imperialisme zich wel moest beperken. Daarom moest het westen zich sterk maken: alleen een krachtig optreden van een sterk westen kon het communistisch imperialisme bedwingen, indammen (eng. to contain). Men noemt dan ook deze politieke de “Containment-politiek”. De Containment was in essentie een politiek van de middenweg tussen isolationisme aan de ene kant en een preventieve oorlog aan de andere kant.
In 1949 brachten de Russen hun eigen atoombom tot ontploffing en een paar maanden later namen ze de macht in China over. Vanwege het veronderstelde overweldigde sovjetgevaar besloot Truman de Amerikaanse defensiebegroting te drievoudigen, maar hij kreeg daarvoor onvoldoende steun in het Congres. Maar door de aanval van Noord-Korea op Zuid-Korea kwam de drievoudiging van de defensiebegroting moeiteloos door het Congres. Dit besluit Zuid-Korea te verdedigen, betekende dat de VS definitief gekozen had voor de wereldwijde containment van het communisme. Vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog stelden de Amerikanen hun eigen veiligheid gelijk met de veiligheid van de gehele wereld buiten het communistische blok. Elk land dat communistisch werd, zou volgens hen de strategische positie van het Westen verzwakken.


Tsjecho-Slowakije wordt ook communistisch
Voor 1948 waren vrijwel alle Oost-europese staten in de greep van de Russische politiek en economie geraakt. Alleen Tsjecho-Slowakije had nog een zekere zelfstandigheid weten te bewaren. Wel was de communistische partij in Tsjecho-Slowakije de grootste van de partijen, maar het land werd nog steeds democratisch bestuurd. Na 1946 was de druk van de communistische partij sterker geworden, zij probeerde sleutelposities in het regeringsapparaat te bemachtigen. Deze druk werd in februari 1948 zo groot dat een twaalftal ministers uit de regering trad. Toen sloegen de communisten toe: er vond een korte revolutie plaats, waarbij de communisten de volledige macht in handen namen en waarbij de politieke partijen gelijkgeschakeld of verboden werden. De Minister van Buitenlandse Zaken Jan Masaryk (een zoon van de stichter van de Tsjecoslowaakse Republiek, Thomas Masaryk) pleegde zelfmoord of werd vermoord. Dit is nog steeds niet duidelijk. De dood van Masaryk en de ondergang van de democratie in Tjecho-Slowakije, dat met zovele banden aan het westen verbonden was, maakten in West-Europa diepe indruk.
De gebeurtenissen in Praag hielpen Truman publieke steun te vinden voor zijn politiek van containment. Het Congres, bijvoorbeeld, steunde het Marshall-plan twee maanden later met een overweldigende meerderheid.

Wat was de rol van de VS in de Cuba-crisis?

In oktober 1962 bereikten de Amerikaans-Russische relaties een dieptepunt. De Cuba-crisis wordt algemeen beschouwd als het meest ijzige moment van de Koude Oorlog.
Cuba had de Amerikaanse regering al enkele traumatische ervaringen bezorgd. In de jaren vijftig werd het bestuurd door een pro-Amerikaans regime, waardoor het dus kon rekenen op de steun van de Verenigde Staten.
In 1959 was na een revolutionaire strijd Fidel Castro aan de macht gekomen. Hij was enkele jaren eerder met een groep van tachtig man vanuit Mexico op Cuba geland met de bedoeling om het reactionaire en corrupte bewind van Batista af te zetten. Dat lukte toen niet, Castro werd verslagen en trok zich terug in de bergen met een rest van twaalf man, waaronder zijn broer Raoul en de Argentijnse arts Ernesto Che Guevara. Vanuit hier bleven zij strijden tegen het Batista regime. Vele Cubaanse revolutionairen sloten zich bij hen aan en op 1 januari 1959 vluchtte Batista en kregen Fidel Castro en zijn mannen de macht in handen.
In het begin was Fidel Castro niet communistisch, maar doordat hij door middel van landhervormingen de rijkdommen van Cuba aan iedereen ten goede wilde doen komen kreeg zijn politiek al snel een sterk anti-Amerikaans karakter. De economische positie van de Verenigde Staten was immers erg sterk op Cuba. Ze bezaten de banken, beheerden suiker en koffieplantages en waren de eigenaars van raffinaderijen en mijnen. De handel was geheel op de VS gericht, en was hier dus ook geheel van afhankelijk. Ook was er op Cuba een uitgebreid Amerikaans toerisme (luxe hotels, casino’s en prostitutie).
Toen Fidel Castro overging tot herverdeling van het land en tot controle op de suiker en olieraffinaderijen, die bijna geheel werden beheerd door de Amerikanen, ontstond er langzamerhand een conflictsituatie tussen beiden. Toen Castro Amerikaanse bedrijven op Cuba nationaliseerde, verslechterde de relatie met de VS. De Amerikanen zetten daarop hun hulpverlening aan Cuba stop en verbraken alle diplomatieke betrekkingen. Fidel Castro ging zich steeds meer en meer op de Sovjetunie oriënteren. Eisenhower had daarom in het diepste geheim met Amerikaanse steun een legertje van Cubaanse ballingen laten vormen. Dit legertje moest op Cuba landen en zou daarbij beperkte Amerikaanse luchtsteun ontvangen. De verwachting was dat de Cubanen na de landing spontaan in opstand zouden komen tegen Castro.
In april 1961 ging deze lichtzinnige onderneming met toestemming van Kennedy van start. Een leger van ongeveer 14000 man deed aan aanval maar kwamen niet verder dan de Varkensbaai waarop zij geland waren en de Cubanen kwamen niet in opstand. Het leger was binnen drie dagen verslagen en werd voor het grootste deel gevangen genomen. Natuurlijk kwam uit dat de Amerikanen de zaak op touw hadden gezet. Deze mislukking tastte het zelfvertrouwen van de nieuwe president ernstig aan. Het was een lelijke slag voor het prestige van de VS. Kennedy nam zich voor nooit meer blind te varen op de adviezen van de “Central Intellegence Agency (CIA), die de hele onderneming had georganiseerd. Bovendien steeg het prestige van Castro enorm.
Direct na deze inval ging Fidel Castro zich sterker op de Sovjetunie oriënteren. De Sovjetunie leverde tanks en geschut en begon met de bouw van raketbases. Een Amerikaans verkenningsvliegtuig ontdekte in oktober 1962 raketinstallaties van de Sovjetunie op Cuba. Chroesjtov wilde Cuba beschermen tegen een eventueel nieuwe invasie en tegelijkertijd zijn nucleair-strategische positie versterken.
Hij hoopte de nucleaire balans tussen de Sovjet Unie en het westen in één klap in evenwicht te brengen. Op het moment van de crisis had de Sovjetunie de beschikking over slechts een handvol raketten, terwijl de Verenigde Staten 144 raketten aan boord van onderzeeërs hadden, naast 184 ICBM’s. Door de goedkopere midden- en middellange-afstandsraketten op Cuba te plaatsen kon de Sovjetunie zijn nucleaire ‘first strike’ capaciteit verdubbelen tegen relatief lage kosten. Het opstellen van de raketten in Cuba kon dus gezien worden als een snelle oplossing, niet als vervanging voor het opstellen van ICBM’s op lange termijn.


Figuur 3: Amerikanen en een Russische vrachtvaarder
met raketonderdelen op weg naar Cuba

Kennedy concludeerde dat de raketten op Cuba de VS niet wezenlijk bedreigden. Maar hij vond toch dat de Russische zet niet getolereerd kon worden. Kennedy had de Russen al eerder gewaarschuwd dat de installatie van kernraketten op Cuba voor de VS onacceptabel was. Als de president nu toekeek zonder iets te doen, leed hij een gevoelig gezichtsverlies. Kennedy heeft met het idee gespeeld om een luchtaanval uit te voeren op de installaties in Cuba. Maar hij stelde voorlopig een blokkade in op zee om verdere verscheping van raketten naar Cuba te voorkomen.
Als de Russen deze blokkade hadden doorbroken, was het tussen de Russen en de Amerikanen zeker tot vechten gekomen. De naderende Russische schepen keerden echter om en voeren terug naar de Sovjetunie. Nu resteerden nog de al op Cuba geïnstalleerde raketten. Nadat de Amerikanen in het diepste geheim hadden beloofd hun raketten uit Turkije terug te trekken, beloofde Chroesjtsjov dat te doen met de raketten in Cuba. Kennedy besloot hij na geheim overleg met een paar experts zich tot de Sovjetunie te richten en niet langer meer met Cuba. Hij zorgde ervoor de Sovjetunie niet te beledigen of te vernederen, waardoor de Sovjetunie in een dwangpositie zou komen. Tegelijk moest hij de leiders in de Sovjetunie, waarvan Chroesjtsjov de belangrijkste was, ervan overtuigen dat hij wat hij zei ook meende. In een indrukwekkende televisierede wist hij de Sovjetunie van de ernst van de situatie en de vastberaden houding van de Verenigde Staten te overtuigen. Kennedy beval de opbouw van de raketten te staken en de aanvoer van alle militaire materialen te beëindigen en dreigde hierbij met een invasie binnen 24 uur. Na een ingewikkelde briefuitwisseling zei de Sovjetunie zijn raketten terug te trekken, in ruil voor de Amerikaanse belofte Cuba niet binnen te zullen vallen. Zo liep de ernstige crisis van de Koude Oorlog tenslotte met een sisser af.

Figuur 4: President John F. Kennedy

Kennedy en Chroesjtsjov waren flink geschrokken van hun balanceerkunst op de rand van de nucleaire afgrond. Zij besloten in 1963 een directe verbinding (de “hotline”) aan te leggen tussen het Kremlin in Moskou en het Witte huis in Washington. Direct onderling contact moest in het vervolg het risico van een ongewenste oorlog verminderen. In hetzelfde jaar namen de spanningen tussen de mogendheden aanzienlijk af. In juni 1963 hield Kennedy een uiterst vredelievende rede en drie maanden later ondertekenden de Amerikanen en de Russen het “Test Ban Treaty”. In dit verdrag beloofden zij geen atoomproeven meer te houden in de atmosfeer of onder water. De Russen streefden naar nucleair-strategische gelijkwaardigheid met de Amerikanen, omdat zij nooit meer zo vernederd wilden worden als tijdens de Cubacrisis. Na jarenlange onderhandelingen ondertekenden de VS, de Sovjetunie en een reeks van andere naties in 1968 het “Non Proliferatie Verdrag”. Er werd afgesproken dat zij de nucleaire technologie niet aan andere naties zouden doorgeven en de niet-kernmogendheden beloofden af te zien van de constructie van eigen kernwapens.


Wat was de rol van de VS in de Vietnamoorlog?

De Vietnamoorlog was de langste oorlog uit de geschiedenis van de VS. Hoewel het brandpunt en de intensiteit ervan varieerden, duurde hij van 1954 tot 1975, kostte hij 150 miljard dollar, en waren er 2.700.000 Amerikaanse militairen bij betrokken. De VS gooiden 10 miljoen ton bonnen op Vietnam, meer dan een totaal van de Tweede Wereldoorlog. De vijand Noord-Vietnam verloor 90.000 man, de Amerikanen 58.000. Toch verloren de Amerikanen de oorlog. Waarom raakten de VS zo sterk betrokken bij een klein, achterlijk land dat bijna 20.000 kilometer ver weg lag? De beslissing om zich te mengen in de oorlog in Vietnam is achteraf beschreven als “waarschijnlijk de grootste fout die Amerika in zijn geschiedenis gemaakt heeft”.* Twintig jaar lang bleven de VS vasthouden aan hun doel Zuid-Vietnam te vrijwaren van het communisme. De VS raakten niet “blindelings” in de oorlog verzeild, elke stap naar verdere betrokkenheid werd pas genomen na zorgvuldige overwegingen. Toch verloren de VS de oorlog en moesten ze in 1975 een vernederende aftocht blazen.
De gevolgen van de Vietnamoorlog waren niet minder belangrijk dan de oorzaken. Aan het einde van de oorlog zagen veel mensen in het Westen de VS als een grotere bedreiging voor de wereldvrede dan de Sovjet-Unie. De Amerikaanse betrokkenheid in Vietnam werd op zijn best gezien als een blunder en op zijn slechts als een misdaad.


De wortels van de Amerikaanse betrokkenheid in Indo-China (1945-1961)
In de tweede helft van de 19e eeuw had Frankrijk zich meester gemaakt van Indo-China (Vietnam, Laos en Cambodja). Frankrijk kon zich daar tot de Tweede Wereldoorlog zonder al te veel moeite handhaven. In de oorlog werd Indo-China bezet door de Japanners (met wie de koloniale bestuurders samenwerkten). In oktober 1945 keerden de Fransen terug in Indo-China om de leiding weer op zich te nemen. Ze werden opgewacht door de verzetsbeweging Vietminh, die onder leiding van Ho Tsji Minh tegen de Japanners gevochten had en nu naar de onafhankelijkheid van Vietnam streefde. Frankrijk slaagde er alleen in het zuiden van Vietnam onder controle te krijgen, en was daarom gedwongen een lange oorlog uit te vechten met de guerrilla van de Vietminh. Die strijd duurde van 1946 tot 1954. Binnen een paar weken na het uitbreken van de Koreaanse Oorlog begon Washington de Fransen te steunen bij wat nu gezien werd als een anticommunistische strijd.
Truman was inmiddels vervangen door de Republikein Eisenhower, die in 1952 een forse verkiezingsoverwinning behaalde. Hij won mede doordat de Amerikanen ontevreden waren over de uitzichtloze militaire situatie in Korea. Eisenhower was weliswaar ook voorstander van de wereldwijde indamming van het communisme, maar hij vond dat de VS geen karzernestaat mochten worden, waarin al het geld werd uitgegeven aan de strijd tegen het communistisch imperium. Hij koos daarom voor een nieuwe, goedkopere defensiepolitiek (“new look”). Zijn minister van Buitenlandse Zaken, Foster Dulles, die berucht was om zijn huiverige zinsneden: “massale vergelding” en “brinkmanship” (politiek tot op de rand), trok stevig leer tegen de gevaren van het goddeloze communisme. Volgens hem moesten de VS zichzelf niet verdedigen met een groot conventioneel leger, maar juist met hun superieure nucleair-strategische strijdkrachten. Als de Sovjetunie de veiligheid van de VS bedreigde, moesten de Amerikanen niet aarzelen Rusland met atoombommen te vernietigen. Deze nieuwe defensiepolitiek maakte de Koude Oorlog nog gevaarlijker dan hij al was.
De regering-Eisenhower zag Ho Tsji Minh als een instrument van het internationale communisme, en beweerde dat het “verlies” van Indo-China rampzalige gevolgen zou hebben voor de rest van Zuidoost-Azië. De dominotheorie, later belachelijk gemaakt door de critici van de Vietnamoorlog, was geboren. Toch weigerde Eisenhower troepen te sturen of kernwapens te gebuiken om de Fransen in Vietnam te steunen. In mei 1954 waren de Franse troepen bij Dien Bien Phu in de val gelopen, en moesten ze zich overgeven aan de Vietminh. Dit betekende het einde van de Franse koloniale heerschappij in Indo-China.
In 1955 stabiliseerden de internationale verhoudingen zich. In juli van dat jaar troffen Eisenhower en de leiders van de Sovjetunie, Chroesjtsjov en Bulganin (Stalin was in ’53 overleden) elkaar in Genève. Het was de eerste topconferentie sinds die van Potsdam in 1945. Tijdens deze conferentie werd Vietnam verdeeld in twee helften. In het noorden werden de communisten de baas, in het zuiden hun tegenstanders. In 1956 zouden in het hele land verkiezingen worden gehouden. De verkiezingen gingen uiteindelijk niet door, omdat de Amerikanen en de Zuid-Vietnamezen verwachtten dat de communisten zouden winnen. Hoewel er verder in Genève niks belangrijkst bereikt werd, was de stemming goed. Het werd duidelijk dat de beide partijen ondanks hun enorme tegenstellingen niets voelden voor een gewapend conflict dat beiden de kop kon kosten.
De periode 1955-1959 wordt nogal eens genegeerd in de geschiedschrijver van de Vietnamoorlog, omdat noch Noord- noch Zuid-Vietnam (noch zijn bondgenoot de VS) betrokken was bij een gewapend conflict. Maar er zijn gegronde redenen om juist deze jaren te beginnen teneinde de doelstellingen van de VS in Vietnam te kunnen begrijpen, en niet met Trumans’ beslissing in 1950 om de Fransen te helpen.
Dulles stelde zichzelf in 1954 twee doelen. Het eerste was het creëren van een gedragsorganisatie in Zuidoost-Azie naar het model van de NAVO. Hiermee wilde hij een collectieve bescherming bieden tegen de verspreiding van het communisme in het gebied. Het tweede was het op poten zetten van een levensvatbare, nationale staat in Zuid-Vietnam om de communistische dreiging uit het noorden te kunnen weerstaan. Het eerste doel werd bereikt toen de zeven naties in 1954 bij elkaar kwamen om de Zuidoost-Aziatische Verdragsorganisatie (SEATO) te vormen. Het tweede doel werd bereikt door de installatie van de Ngo Dinh Diem als hoofd van de Zuid-Vietnamese regering in 1954. Ngo Dinh Diem was een vroom katholiek en Vietnamese nationalist die in ballingschap in de VS leefde.
Diem nam het land over dat door de oorlog enorm verwoest was en in een staat van grote politieke beroering verkeerde. Bijna een miljoen mensen hadden het communistische noorden verlaten om zich in het zuiden te vestigen. Bijna 100.000 troepen en sympathisanten van de Vietminh waren naar het noorden getrokken. Diem weigerde in 1956 verkiezingen te houden omdat hij bevreesd was van de communisten te verliezen, en hij had geen andere oplossing voor de politieke problemen voor het land dan onderdrukking. Washington overwoog zelfs zijn steun aan het regime van Diem te staken. De reden dat het dit niet deed kan afgeleid worden uit een toespraak van senator (later president) J.F. Kennedy uit 1956, betreffende “Amerika’s belangen in Vietnam”: “Vietnam vormt de hoeksteen van de vrije wereld in Zuidoost-Azie, de sluitsteen van de boog, de vinger in de dijk. Birma, Thailand, India, Japan, de Filippijnen en uiteraard Laos en Cambodja, behoren tot de landen wier veiligheid bedreigd zou worden als het rode tij van het communisme Vietnam zou overspoelen.”
De VS staken tussen 1955 en 1961 meer dan een miljard dollar aan economische hulp in Vietnam. Deze steun voorkwam weliswaar dat het regime van Diem ineenstortte maar droeg weinig bij aan de verbetering van de omstandigheden in de dorpen op het platteland, waar 90 procent van de bevolking woonde. Het Zuid-Vietnamese leger werd door de VS getraind in het voeren van een conventionele oorlog, niet in het vechten tegen rebellen in de jungle. Maar in Vietnam voerden opstandelingen in het zuiden, in toenemende mate gesteund vanuit het noorden, een guerrillaoorlog tegen het regime van Diem.

Figuur 5: President Dwight D. Eisenhower

In de late jaren vijftig was er een steeds grotere kritiek opgekomen jegens de buitenlandse politiek van Eisenhower. Men twijfelde aan de effectiviteit van de nucleaire vergeldingspolitiek, waarvoor Eisenhower en Dulles hadden gekozen. Wat te doen immers als de Russen kleinschalig knabbelden aan de posities van het Westen? In zulke situaties kon je moeilijk direct met atoomwapens dreigen. Volgens Eisenhowers’ critici hadden de VS een militair apparaat nodig dat een flexible antwoord (“flexible response”) kon geven op de diverse bedreigingen door het communisme. Daarvoor was vernieuwing en uitbreiding van het conventionele leger noodzakelijk. Een ander militair beleid bleek ook noodzakelijk omdat de Russen de Amerikanen op strategisch-nucleair gebied dreigden in te halen. In 1957 lanceerden de Russen tot ontzetting van de Amerikanen met succes een forse kunstmaan: de “spoetnik”. Wie een forse kunstmaan kon lanceren, moest beschikken over een forse draagraket. En die zou dus even gemakkelijk kunnen worden gebruikt voor een forse kernkop. Eisenhower bleef als enige kalm. Hij was door spionage van de U2 uitstekend geïnformeerd over de strategische kracht van de Sovjetunie. De raket die de spoetnik omhooggeschoten had, was ongeschikt om een atoombom met grote precisie op zijn doel te laten landen.
Een ander bezwaar van de Democratische critici tegen Eisenhowers’ buitenlandse politiek was diens verwaarlozing van de derde wereld. Die derde wereld was een nieuw fenomeen. Hij ontstond toen de voormalige Europese koloniën in de jaren veertig en vijftig in hoog tempo onafhankelijk werden. Met de derde wereld ontstond ook de ontwikkelingsproblematiek. Niemand twijfelde eraan dat de economische achterlijke ex-koloniën ooit moderne, industriële naties zouden worden. De vraag was echter hoe ze dat zouden worden. Zouden ze kiezen voor het westerse, kapitalistische model of voor het communistische model? Nu de Koude Oorlog in Europa was uitgelopen op een stabiel evenwicht, kon de keuze van de derde wereld wel eens beslissend zijn voor de wereldwijde uitkomst van de Koude Oorlog. De VS moesten daarom in de derde wereld op overtuigende wijze laten zien dat het kapitalistische ontwikkelingsmodel superieur was aan het communistische. Nieuwe economische hulpverleningsprogramma’s waren noodzakelijk. Ook moesten communistische guerilla-activiteiten worden bestreden. Want de derde-wereldlanden waren juist in de beginfase van hun economische modernisering kwetsbaar voor deze guerilla-activiteiten.
In 1960 werd Laos gezien als een groter gevaar dat Vietnam. Daar was in dat jaar de pro-Amerikaanse regering ten val gebracht door toedoen van een zogenaamde neutralistische groep. Intussen had Ngo Dinh Diem Zuid-Vietnam tot wanhoop en revolutie gedreven door zijn negatieve politiek van onderdrukking. Dulles’ experiment met het “opbouwen van een natie” werkte niet.
President Kennedy begon zijn ambtstermijn in januari 1961, op een moment dat de spanningen van de Koude Oorlog een gevaarlijk niveau bereikt hadden.


De politiek van escalatie onder de presidenten Kennedy en Johnson (1961-1968)
President Kennedy werd maar met een flinterdunne meerderheid gekozen. Tijdens zijn verkiezingscampagne had hij beloofd een nieuwe, dynamische buitenlandse politiek te gaan voeren. Hij wilde de conventionele strijdkrachten uitbreiden, meer raketten bouwen en de derde wereld meer aandacht schenken. Met Eisenhowers’ terughoudendheid was het afgelopen.
President Kennedy verzamelde een team van jonge energieke activisten om zich heen, die redeneerden dat China Noord-Korea gesteund had (in de Korea-oorlog), en dat dit land nu op dezelfde manier Noord-Vietnam steunde, waarbij het in de rug gedekt werd door de Sovjet-Unie. De oorlog in Vietnam werd dus beschouwd als een variatie op de totalitaire agressie waaraan het Westen in München geen weerstand had geboden.
Kennedy en zijn adviseurs stonden erg kritisch tegenover de manier waarop de regering-Eisenhower vertrouwd had op kernwapens en de doctrine van “massale vergelding”. Ze kozen voor een “flexible respons” om de nieuwe, subtiele vormen van communistische agressie, zoals die in Vietnam plaatsvonden, te bestrijden. Er is vaak beweerd dat de VS door het bedrog van militairen onopzettelijk bij de oorlog betrokken raakten. Dit was niet het geval. Zowel Kennedy als Johnson volgden bewust een strategie van flexible respons. Dat was hun manier om een oorlog in het nucleaire tijdperk te controleren en te stabiliseren. Ironisch genoeg mislukte de strategie omdat de andere partij weigerde volgens dezelfde regels te spelen.
Een van de grootste problemen bij het begrijpen van de oorlog in Vietnam is de identificatie van de communistische oppositie tegen het regime-Diem, en de exacte rol van Noord-Vietnam (en van zijn bondgenoten China en de Sovjet-Unie) bij de opstand in het zuiden. Tegen het eind van de jaren vijftig heerste er in het zuiden zo’n corruptie en sociaal-economisch wanbeheer dat ook daar een communistsiche guerilla-beweging opkwam. Noord-Vietnam gaf in 1959 voor het eerst formele steun aan deze opstandelingen in het zuiden. In 1960 vormden de opstandelingen het Nationaal Bevrijdingsfront (NLF), dat het ten val brengen van Diems regering als doel had. De term “Vietcong”, die de Vietnamese communist betekent, werd door de Amerikanen gebruikt om de NLF aan te duiden. De leden van de NLF waren voornamelijk communisten en op dat moment afkomstig uit het zuiden, maar werden steeds sterker gesteund door het noorden.
Kennedy’s betrokkenheid in Vietnam moet begrepen worden in de context van de internationale gebeurtenissen in die tijd. In 1961 kende de nieuwe regering tegenslagen in Cuba en Laos, en in augustus werd de Berlijnse muur opgetrokken. De president zond zijn adviseurs Rostow en Taylor naar de Zuid-Vietnamese hoofdstad Saigon. Zij adviseerden hem Noord-Vietnam te bombarderen en in Zuid-Vietnam Amerikaanse troepen in te zetten. Dat vond hij wel wat wild, maar hij vond ook dat Zuid-Vietnam niet in communistische handen mocht vallen. Hij was een aanhanger van de nieuwe denkbeelden over kapitalistische modernisering van de derde wereld en de bestrijding van de communistische guerrillabewegingen. Zuid-Vietnam leek een ideale proeftuin voor deze ideeën. In eerste instantie besloot Kennedy tot uitbreiding van het aantal adviseur om het leger te trainen. Het Zuid-Vietnamese leger diende in het offensief te gaan tegen de Vietcong door middel van het zogenaamde “strategische dorpen” programma. Het doel van het plan was een uitputtingsslag die de Viet Cong zou “fijnmalen”. De zogenaamde “body count” (het tellen van vijandelijke lijken) werd de belangrijkste manier om successen te meten. Toch was het in 1963 al duidelijk dat de strategie niet werkte, vooral omdat het regime van Diem door zijn onderdrukking de bevolking van zich vervreemd had. Op 1 november 1963 werd Diem afgezet in een staatsgreep en vermoord. Drie weken later werd Kennedy zelf vermoord. Op dat moment hadden de VS 16.000 militaire “adviseurs” in Zuid-Vietnam. Dat maakte de Amerikaanse betrokkenheid zo groot dat de Amerikanen zich niet meer zo gemakkelijk zonder gezichtsverlies konden terugtrekken. Ondanks het grote aantal Amerikaanse adviseurs was de situatie in Zuid-Vietnam niet verbeterd. De situatie was nog even moeilijk als in 1961.
Vice-president Lyndon Johnson nam het ambt van Kennedy over. Hij verklaarde onmiddellijk dat Zuid-Vietnam niet verloren mocht gaan. Tijdens de verkiezingscampagne in 1964 won hij de verkiezingen met de belofte dat “we geen uitbreiding van de oorlog in Vietnam nastreven” en hij verklaarde met nadruk dat Amerikaanse soldaten nooit in Vietnam zouden hoeven vechten. Terwijl de president dat zei, werkten zijn medewerkers plannen uit om de Amerikaanse interventie sterk uit te breiden. Daarbij vroeg niemand zich in Washington af of Zuid-Vietnam zo’n enorme Amerikaanse inzet wel waard was. Iedereen zat gevangen in de denkpatronen van de Koude Oorlog. Maar in augustus 1964 waren er in de Golf van Tonkin al Amerikaanse torpedoboten beschoten door Noord-Vietnamese torpedoboten. Johnson reageerde door het bevel te geven luchtaanvallen uit te voeren op Noord-Vietnamese torpedobootbases en olieopslagplaatsen. Nog belangrijker was dat hij het Tonkin-incident gebruikte om goedkeuring van het Congres te krijgen voor een resolutie die de president toestemming gaf “alle noodzakelijke maatregelen” te nemen om een gewapende aanval af te slaan. Het Congres steunde de resolutie met 48 stemmen voor en twee tegen. De Golf van Tonkinresolutie was belangrijk omdat deze de president de vrije hand gaf de oorlog te voeren zoals hij dat wilde, zonder te overleggen met het Congres. In 1965 werd Johnson herkozen en besloot hij Noord-Vietnam te bombarderen en in het zuiden Amerikaanse troepen in te zetten. Hij begon met een serie luchtaanvallen als antwoord op een aanval op een Amerikaanse legerbarak in Pleiku. Tegelijkertijd (maart 1965) landden de eerst Amerikaanse grondtroepen in Da Nang om de luchtmachtbasis daar te beschermen. Johnson deed de oorlog escaleren zonder openlijk een politiek van oorlog te verklaren. Hij deed dat omdat hij bang was dat een volledige discussie over de oorlog in het Congres misschien tot een nog grotere uitbreiding van de oorlog zou leiden. De interventie was inmiddels een obsessie geworden voor de Amerikaanse regering. Die scheen aan niks anders meer te kunnen denken en verwaarloosde de rest van het buitenland. De officiële berichtgeving over de gang van zaken in Zuid-Vietnam was echter zeer optimistisch: de Vietcong was aan de verliezende hand en de zuivering van het platteland maakte goede vorderingen.
Johnsons Vietnam-politiek was gebaseerd op de niet onderzochte veronderstelling dat de vijand makkelijke verslagen kon worden wanneer Washington zijn militaire kracht in de strijd zou werpen. Deze veronderstelling was er mede de oorzaak van dat Johnson nooit een strategie uitwerkte die bruikbaar was in een oorlog van deze soort. De VS grepen in 1965 rechtstreeks in in de oorlog om een ineenstorting van Zuid-Vietnam te voorkomen. Ze slaagden er echter niet in hun militaire macht om te zetten in politiek voordeel en een levensvatbare regering in Saignon te installeren. Johnson wilde een beperkte oorlog om de tussenkomst van de Sovjet-Unie en China niet uit te lokken. Tegelijkertijd wilde hij een snelle overwinning boeken om binnenlandse onrust voor te zijn. Deze twee doelen bleken onverenigbaar. Toen de oorlog voor de VS slecht begon te verlopen, in 1965-1958, werd duidelijk dat deze strategie mislukt was.
Luchtaanvallen vormden het hart van de Amerikaanse militaire strategie. Ondanks de bewijzen uit de Tweede Wereldoorlog en de Koreaanse Oorlog dat luchtaanvallen maar in beperkte mate effectief waren, werd in brede kring geloofd dat bombardementen het vijandelijke vermogen oorlog te voeren konden vernietigen, en de vijand konden dwingen vrede te sluiten. In 1967 waren alle belangrijke doelen in het noorden (opslagplaatsen, fabrieken etc.) vernietigd. Toch bleven de bombardementen weinig invloed te hebben op het vermogen van het noorden de oorlog voort te zetten. De luchtaanvallen werden omschreven als “onkruid wieden in een tuin met een bulldozer”.
Ondertussen escaleerde de grondoorlog dramatisch tussen 1965 en 1967. Eind 1967 vroeg generaal Westmoreland om meer dan 540.000 man om “zoek en vernietig”-missies uit te voeren. Maar in een oorlog zonder frontlijn of duidelijke gebieden als doel was het bijna onmogelijk te meten of er militaire successen werden geboekt. Daarom bleef de “body count” het enige criterium om vooruitgang te meten. Maar Hannoi was in staat om verliezen van tien tegen één gemakkelijk te incasseren, en bleef toch het tempo van de oorlog te bepalen door te kiezen waar en wanneer het de confrontatie met de vijand aanging.
Het keerpunt kwam in januari 1968 toen de Viet Cong het Tet-offensief tegen alle belangrijke stedelijke gebieden in Zuid-Vietnam ontketende. Het begon rond de boeddhistische nieuwjaarsviering Tet, dus vandaar de naam. De Vietcong werd ondersteund door eenheden van het Noord-Vietnamese leger. Zij bezetten tientallen provinciesteden en beschoten de Amerikaanse ambassade in Saigon met bazooka’s. De Amerikaanse ambassadeur moest in pyjama en op pantoffels een goed heenkomen zoeken. De Vietcong had gehoopt de oorlog in één klap te beslissen, maar dat lukte niet. Wel brak het Tet-offensief de wil van de Amerikanen om de interventie tot een goed einde te brengen. Het Tet-offensief was in dat opzicht weliswaar militair gezien een mislukking, maar psychologisch een succes. Johnson, die in eigen land te maken had met een steeds luidruchtiger oppositie tegen de oorlog, wierp de handdoek in de ring. In maart 1968 hield Johnson een dramatische toespraak waarin hij een beperking van de bombardementen aankondigde, een aanbod deed om met Hanoi een vredesregeling te bespreken, en aankondigde dat hij niet herkiesbaar zou zijn als president. De interventie had zijn politieke carrière gebroken.


Nixon: Vietnamisering en terugtrekking (1969-1975)
De nieuwe president, Richard Nixon, en zijn adviseur voor buitenlandse politiek, Henry Kissinger, begonnen in januari 1969 aan hun ambtstermijn. Nixon had zijn kiezers tijdens de campagne beloofd dat “we de oorlog zullen beëindigen en de vrede zullen winnen”.* De sterkste mogendheid op aarde was sterk aangeslagen door de verloop van de interventie in Vietnam. Vriend en vijand beschouwden Vietnam als de grootste mislukking van de naoorlogse Amerikaanse buitenlandse politiek. Niemand wist precies waar het nu heen moest gaan met de Amerikaanse buitenlandse politiek. De Sovjetunie had in de loop van de jaren zestig haar strategische kracht aanzienlijk vergroot. Van de enorme superioriteit van weleer was geen sprake meer.

Figuur 6: President Richard Nixon

Nixon en Kissinger hebben geprobeerd de Amerikaanse buitenlandse politiek opnieuw te formuleren en het prestige van de VS te herstellen. En hoewel zij in allerlei opzichten nog gevangen zaten in het Koude-Oorlogsdenken, zijn zij daar toch redelijk in geslaagd. Nixon en Kissinger trokken een aantal conclusies; De VS beschikten niet over onbeperkte middelen en konden niet overal en op elk moment de politieagent van de wereld spelen. De VS konden hun bondgenoten wel nucleaire bescherming bieden, maar de Amerikaanse soldaten moesten niet langer vechten in langdurige en bloedige conflicten als Vietnam. Ook moest hun buitenlandse politiek realistischer worden. En als laatste concludeerden zij dat het gedrag van de Sovjetunie nog steeds maatgevend was voor de Amerikaanse veiligheidspolitiek. De Sovjetunie was de enige serieuze tegenstander die de VS in de wereld hadden. Omdat Nixon en Kissinger de Sovjetunie zagen als de enige serieuze tegenstander van Amerika, was er aan het uitgangspunt van de Koude Oorlog niet zoveel veranderd. Wel meenden Nixon en Kissinger dat de relatie tussen de VS en de Sovjetunie anders kon worden bekeken dan in het verleden het geval was geweest. De Amerikanen hadden de Koude Oorlog altijd gezien als een “zero-sum game”: een spel waarin de winst van de één automatisch een even groot verlies van de ander veroorzaakt, en omgekeerd. Nixon en Kissinger vroegen zich af of in sommige situaties de winst van de een niet ook de winst van de ander zou kunnen opleveren. Het ging er dan om dat de beide supermachten gemeenschappelijke belangen moesten vinden, waarover zij met elkaar konden onderhandelen. Zij hoopten dat de Sovjetunie zich medeverantwoordelijk zou gaan voelen voor een stabiele wereldorde. In dat geval zou de Sovjetunie zich misschien vanzelf minder agressief gaan gedragen en zich beperken tot zijn bestaande invloedssfeer. Dat was het belangrijkste idee achter de “ontspanningspolitiek” van Nixon en Kissinger.
Nu de Russen nucleair op gelijke hoogte met de Amerikanen waren gekomen, kon er worden onderhandeld over de wederzijdse beperking van de strategische bewapening. Tegelijkertijd werd er onderhandeld over een uitbreiding van de handelscontacten, waar de Russen zeer op gebrand waren.
Nixon en Kissinger vonden begin jaren zeventig nog een manier om de Russen onder druk te zetten: zij knoopten betrekkingen met communistisch China. Meer dan twintig jaar hadden de VS het bestaan van communistisch China niet willen erkennen. In plaats daarvan erkenden zij het Chinese nationalistische bewind op Taiwan als de wettige Chinese regering. In de tussentijd hadden de Sovjetunie en communistisch China, die aanvankelijk bondgenoten waren, steeds hooglopender ruzie met elkaar gekregen. In 1969 kwam het zelfs tot beperkte gevechten tussen de communistische broederstaten. Dit conflict bood de VS en China een ideale gelegenheid om een einde te maken aan de weinig zinvolle wederzijdse verkettering. In 1971 reisde Kissinger in het diepste geheim naar Peking voor verkennende besprekingen. In februari bracht president Nixon zelf een bezoek aan communistisch China. De Amerikanen hadden van deze toenadering veel voordeel. De Russen waren bang dat de Amerikanen te intiem zouden worden met de Chinezen en de Chinezen waren bang dat de Amerikanen te intiem met de Russen zouden worden. Een paar maanden na zijn bezoek aan Peking ondertekende Nixon in Moskou samen met Brezjnev het zogenaamde “SALT-akkoord”, waarin de VS en de Sovjetunie afspraken dat zij het aantal intercontinentale raketten zouden bevriezen en dat ze geen anti-raket-raketten zouden bouwen. Met deze afspraak kozen de Russen en de Amerikanen voor de doctrine van de wederzijdse verzekerde vernietiging (mutually assured destruction “MAD”). Geen van beide partijen zou zich kunnen verdedigen tegen een aanval van de tegenstander met ballistische raketten. Wel waren beide naties in staat tot een “second strike”: na te zijn aangevallen, konden zij verwoesten terugslaan.
Zo succesvol als de spanningspolitiek was, zo moeilijk verliep de afwikkeling van het Vietnameze drama. Het zou het verstandigst zijn geweest om direct uit Vietnam te vertrekken, maar zowel Nixon als Kissinger waren bang dat een overhaaste terugtocht uit Vietnam grote schade zou berokkenen aan Amerika’s geloofwaardigheid als wereldleider. Hoewel onwaarschijnlijk, waren ze er bovendien van overtuigd dat Noord-Vietnam zou toestemmen in een politieke oplossing als er maar genoeg militaire druk werd uitgeoefend.
Nixon was in staat om een gefaseerd terugtrekken van de Amerikaanse gevechtstroepen uit Vietnam te beginnen, omdat hij een politiek van “Vietnamisering” nastreefde. Dat betekende dat Zuid-Vietnam in toenemende mate de verantwoordelijkheid voor de oorlog op zich zou nemen. Er werd nog vier jaar moeizaam onderhandeld, maar omdat er geen doorbraak plaatsvond bij de vredesonderhandelingen lanceerde Nixon in 1970 een controversiële bombardementscampagne tegen de aanvoerroutes in Laos en Cambodja. In die vier jaar sneuvelden nog 15 000 Amerikanen en een klein miljoen Vietnamezen, Cambodjanen en Laotianen. In 1972 bombardeerden de Amerikanen voor een laatste keer- en volkomen overbodig- Noord-Vietnam zwaar. Uiteindelijk bereikten Washington en Hanoi in januari 1973 een overeenkomst over een staakt-het-vuren. Nixon beweerde dat de overeenkomst een “eervolle vrede” was, maar er werd een hoge prijs voor betaald. Tijdens het tijdperk-Nixon werden er meer bommen op Indo-China gegooid dan tijdens het presidentschap van Johnson. In 1975 bleek alles vergeefs te zijn geweest: de Vietnamoorlog eindigde namelijk niet met de overeenkomsten van Parijs in januari 1973, maar met de inname door Noord-Vietnamese troepen van Hue, Da Nang en Saignon in april 1975. Op 28 april viel Sagon. De politiek van de Vietnamisering was mislukt omdat de Zuid-Vietnamese regime corrupt was, en niet in staat was om brede steun onder de bevolking te verwerven. De VS kwamen uit de oorlog tevoorschijn met een geschonden blazoen in het buitenland en dieper verdeeld in eigen land dan ooit het geval was geweest sinds de Burgeroorlog. Het Congres, dat de president op het terrein van de buitenlandse politiek twee decennia braaf gevolgd had, was vanaf de late zestig veel kritischer. De “War Powers Act” van 1973 verplichtte de president maximaal zestig dagen na de inzet van de Amerikaanse troepen daarover verantwoording af te leggen aan de volksvertegenwoordiging.

De tegenspoed van de VS in Vietnam: een interpretatie
Reeds voor de ineenstorting van Zuid-Vietnam op 30 juli 1975 was er nog nauwelijks een stem te horen, die een verdere deelname aan de oorlog verdedigde. Volgens critici was Vietnam het symbool geworden van een verkeerde buitenlandse politiek, een voorbeeld van wat de “arrogantie van de macht” genoemd is. De extremere critici zagen de Amerikaanse inmenging in Vietnam als een misdaad die vergelijkbaar was met de misdaden die nazi-Duitsland had begaan.
Het is eigenlijk niet moeilijk te begrijpen hoe de VS bij Vietnam betrokken raakten. Het succes van hun politiek van containment in Europa in de late jaren veertig leidde tot de gedachte dat een vergelijkbare politiek in de jaren vijftig en zestig in Zuidoost-Azië ook zou werken. Korea vormde hierbij de schakel. De VS verdedigden Zuid-Korea in 1950 tegen wat men zag als een wereldwijd communistisch complot. Doordrenkt van het idee dat het communisme monolithisch was, ontging het de beleidsmakers in Washington dat Vietnam een onafhankelijke communistisch staat was. Veel Vietnamese communisten waren nationalist voor ze communist werden, en ze waren op geen enkel moment werktuigen van de Sovjet-Unie of China. Daarom bleek de Amerikaanse doelstelling van het “tot staan brengen van het communisme” in Zuid-Vietnam niet meer dan een loze kreet te zijn. Omdat het Vietnamese communisme niet gecontroleerd werd door de Sovjet-Unie of China was het lot van Zuid-Vietnam niet relevant voor de containment van het Sovjet of Chinese communisme.
Robert McNamara was minister van Defensie onder de presidenten Kennedy en Johnson, en was voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor het binnenloodsen van de VS in de oorlog van Vietnam. McNamara noemde twee tegenstrijdige vooronderstellingen die de politiek in de Kennedy-jaren bepaalden en die nooit goed onderzocht waren. De eerste was dat de veiligheid van de VS bedreigd werd als Zuid-Vietnam in communistische handen zou vallen. De tweede was dat alleen de Zuid-Vietnamezen hun eigen land konden verdedigen, en dat de VS daarom hun steun moesten beperken tot geven van militaire training en economische steun.*
McNamara gaf toe dat hij een verband zag tussen het communisme in Vietnam en de guerilla-opstandelingen in Birma, Indonesië, Malakka en de Filippijnen in de jaren vijftig. Achter deze conflicten zochten de VS geen nationalistische bewegingen als oorzaak, ze beschouwden die conflicten als onderdeel van een georganiseerde communistische campagne om de heerschappij over Azië te verwerven.
In de jaren veertig hadden de VS Joegoslavië onder Tito erkend als communistische natie die zich ten opzichte van Moskou onafhankelijk opstelde. In de jaren zestig zagen de VS Ho Tsji Minh niet als de Zuidoost-Aziatische Tito, maar als een tweede Fidel Castro, die net als de laatste opereerde binnen de Sovjet-Chinese communistische invloedssfeer.
Handelend vanuit deze veronderstellingen slaagden de VS er niet in het politieke karakter van de oorlog in Vietnam te doorgronden. Na de val van Diem in 1963 raakte Washington meer en meer verstrikt in Zuid-Vietnam, en werd Kennedy’s opvatting dat alleen de Zuid-Vietnamezen hun eigen land konden verdedigen, genegeerd. Johnson liet de oorlog escaleren door Noord-Vietnam te bombarderen en gevechtstroepen in Zuid-Vietnam te landen. Maar de oorlog had nooit door de bombardementen gewonnen kunnen worden, zelfs niet als die bombardementen effectief waren geweest. De reden hiervoor was dat de wortels van de oorlog in het zuiden lagen. De VS probeerden het guerrillaleger van de Vietcong te bestrijden met “counter-insurgery” (anti-rebellie) methodes. Maar ze stonden tegenover een leger dat niet te onderscheiden was van de rest van de bevolking, en dat daarom onmogelijk te verslaan was zonder de hele bevolking fysiek te vernietigen. Bovendien waren er de guerrilla fanatici die vochten voor een sociale revolutie en het overleven van hun natie, en die liever stierven dan zich overgaven.
De Amerikaanse militaire leiders beweerden dat ze de oorlog hadden kunnen winnen als hen geen geografische restricties waren opgelegd uit angst voor een confrontatie met China en de Sovjet-Unie. Zuiver militair beschouwd is dat misschien waar. Deze redenering laat echter het feit buiten beschouwing dat de oorlog in Zuid-Vietnam gewonnen moest worden, en uiteindelijk door de Zuid-Vietnamezen zelf. Als containment van China en de Sovjet-Unie van het hoogste belang was voor de VS, dan had het weinig zin voor dat land om zich te concentreren op het tot staan brengen van het communisme in Vietnam. Vietnam was de traditionele vijand van China, en het Vietnamese nationalisme had de Chinese expansie naar Zuidoost-Azië een millenium lang geblokkeerd. In de vroege jaren zeventig was het sommige beleidsmakers in Washington duidelijk geworden dat de preoccupatie van de VS met het winnen van een oorlog in een klein, achterlijk schiereiland in Zuidoost-Azië het belangrijkste doel van hun buitenlandse politiek vervormde, namelijk het wereldwijd inperken van de communistische macht van de Sovjet-Unie en China. Gedurende de Vietnamoorlog had China in de ogen van Washington de positie van de Sovjet-Unie als communistische vijand nummer één overgenomen. Toch zagen we dat China en de VS, nog voordat de Vietnamoorlog een gesloten hoofdstuk was, een historische toenadering kregen.

Welke verandering trad er op in de richting van de Koude Oorlog in de periode 1967-1974?

In de late jaren zestig, waren de problemen in de Sovjetunie, zowel op binnenlands als op buitenlands gebied, zodanig groot, dat deze toenadering zocht tot de VS.
Ten eerste ging het niet goed met de economie. Het Bruto Nationaal Product (BNP) van de Sovjetunie was in de jaren vijftig gegroeid met meer dan zes procent, eind jaren zestig was de groei gedaald tot minder dan vier procent.
Een manier op de productiviteit te verhogen zonder het systeem te veranderen, was gebruik maken van de technologie uit en het vergroten van de handel met het Westen.
Een tweede en belangrijker reden voor de Sovjetunie om naar een “détente” (lett. ontspanning) met het Westen te streven was de groeiende kloof met China. De breuk tussen de twee communistische grootheden liep in 1969 bijna uit op een oorlog. Het was nu natuurlijk van groot belang voor de Sovjetunie om China geïsoleerd te houden van het Westen door zelf een détente met het Westen na te streven.
Ook wilde de Sovjetunie de relatie met de VS verbeteren om zo een nucleaire confrontatie te vermijden. Hoewel de VS in veel wapencategorieën nog steeds een voorsprong hadden, had de Sovjetunie eind jaren zestig ruwweg strategische nucleaire gelijkwaardigheid bereikt waardoor een serieuze onderhandeling over wapenbeheersing mogelijk werd.
Eind jaren zestig waren de VS ook bereid tot het voeren van een politiek van détente. President Nixon verklaarde in zijn rede in januari 1969 dat “we na een periode van confrontatie een periode van onderhandelingen zijn binnengetreden”. Op het eerste gezicht lijkt het verbazingwekkend dat Nixon dit tot de kern van zijn buitenlands beleid maakte. Zijn binnenlandse politiek was namelijk gegrondvest op harde anticommunistische lijn. Maar zijn beleid moet begrepen worden binnen de context van veranderingen in het internationale politieke systeem. Het belangrijkste probleem waarvoor de regering-Nixon zich gesteld zag, was hoe hij de oorlog in Vietnam moest beëindigen zonder tegelijkertijd afbreuk te doen aan de wereldwijde rol van de VS. Hoe moest de competitie met de Sovjetunie worden voortgezet, terwijl de binnenlandse consensus wat betreft containment verdwenen was? Kissinger riep op tot een aanpassing van de wereldorde. De regeringen van Kennedy en Johnson hadden zich volgens hem te veel op een overwinning in één gebied –Vietnam dus- geconcentreerd, ten koste van het wereldwijde machtsevenwicht. De wereld was aan het veranderen van een tweepolig machtsevenwicht tussen de Sovjetunie en de VS naar een meerpolig evenwicht waarin ook West-Europa, Japan en China een plaats hadden. De rol van de ideologie werd vanaf nu minder benadrukt en erkend werd dat de militaire kracht niet altijd doorslaggevend was in internationale betrekkingen.
De détente was niet het einde van de Koude Oorlog en ook niet een tegenstelling daarmee. Het was een verandering in de richting waarin de Koude Oorlog zich ontwikkelde. Vijftien jaar lang was die richting een verhitting van het conflict. Steeds grover werd de confrontatie, steeds dieper de kloof, steeds minder de onderhandelingen, steeds groter de afkeer, steeds sneller de bewapening. Totdat op Cuba een explosie dreigde. De ontspanning zocht onderhandelingen in plaats van confrontatie, maar beëindigde het conflict niet. Détente betekende voor de VS niet het einde van een politiek van containment. In plaats daarvan was ze een manier om containment te herzien en weer sterk te maken. Belangrijk is op te merken dat Moskou en Washington de détente op dezelfde manier uitlegden; de VS zagen het als een manier om de Sovjetunie te straffen, de Sovjetunie zag als een geweldige mogelijkheid om zijn macht te vergroten.

Het hoogtepunt van détente
Détente bereikte zijn hoogtepunt tussen de jaren 1972 en 1974, met een serie topontmoetingen tussen Moskou en Washington. De kern van dit proces was de kwestie van de wapenbeheersing. Nixon en Kissinger brachten grote veranderingen aan in Washingtons kernwapenbeleid, door te stellen dat een toereikende (en niet een superieure) hoeveelheid kernwapens voldoende was. De Sovjetunie had in de jaren zestig zijn strategische offensieve wapens ontwikkeld, en beide partijen waren nu bezorgd over de kosten van de wapenwedloop, en over het feit dat de ander zich op een bepaald terrein misschien een beslissende voorsprong zou kunnen verwerven.
De onderhandelingen (ook al kort besproken in het vorige stuk) over de beperking van strategische wapens (SALT), die in 1969 begonnen, gingen over wapenbeheersing, niet over ontwapening. Terwijl de twee grootheden elkaar totaal konden vernietigen met kernwapens, was de afschrikking, die was ontstaan door de ontwikkeling van nieuwe wapens, op dit moment genoeg. De wapenbeheersing was een beveiliging tegen de bedreiging van de stabiliteit door de afschrikking. De SALT I onderhandelingen eindigden in 1972 zonder dat ze een veelomvattende overeenkomst over de reductie van strategische wapens opleverden. In twee kleinere overeenkomsten werd besloten gedurende vijf jaar offensieve strategische wapens te bevriezen. Hoewel SALT I werd bekrititiseerd omdat de beperkingen die de VS en de Sovjetunie niet streng genoeg waren, vormde het toch het begin van een proces van institutionele wapenbeheersing, bevestigde de gelijkwaardigheid van de Sovjetunie met de VS, en verminderde de spanning tussen de twee kernmachten.


Het einde van de détente
Er waren tijdens de détente eigenlijk meer tegenstrijdigheden dan Washington of Moskou wilden toegeven. Er kwam steeds meer kritiek op het beleid. De conservatieve critici wonnen snel aan invloed binnen de Republikeinse Partij. Zij vonden dat de ontspanning vooral in het nadeel van de VS werkte. De Sovjetunie hield zich niet aan de beloften en steunde in verschillende derde-wereldlanden marxistische bewegingen. Maar ook de Sovjetunie was ontevreden over de huidige situatie. De VS hielden zich namelijk ook niet aan de afspraken en streefden naar vergroting van hun invloed in de derde wereld. De ontspanning maakte dus geen einde aan de illusie dat in de derde wereld een beslissend strategisch voordeel kon worden behaald.
Het vertrouwen in de détente was voor het eerst afgenomen tijdens de oorlog in het Midden-Oosten. In oktober 1973, toen Egypte en Syrië Israël invielen op ‘De Grote Verzoendag’. Toen ontstond namelijk de verdenking dat de Sovjetunie voorkennis van de aanval had, doordat deze al zijn militaire personeel voor de invasie uit Egypte had teruggetrokken. Een paar maanden eerder hadden Nixon en Brezjnev nog een overeenkomst getekend waarin ze afspraken elkaar te informeren over elk conflict dat de wereldvrede kon bedreigen. De crisis ontwikkelde zich dan niet in een oorlog tussen de twee grootmachten, maar vooral in de VS was het vertrouwen afgenomen.
De activistische politiek van de Sovjetunie in Afrika in de jaren 70 was een belangrijke reden voor het verval van détente. In 1975 werd Portugal’s grootste en rijkste kolonie, Angola, de vooravond van de onafhankelijkheid, geteisterd door burgeroorlog. De Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola (MPLA) wist dankzij enorme militaire steun van de Sovjetunie (in de vorm van tanks, vliegtuigen en raketwerpers) de overwinning te behalen. Het was voor het eerst dat communistische troepen op zo’n grote schaal hadden ingegrepen in Afrika. De reactie van de VS was extreem. Voor President Ford, die Nixon in 1974 was opgevolgd, was het einde aan détente al in zicht.
De Sovjetunie en Cuba bemoeiden zich in 1977 weer met Afrika, toen ze Ethiopië hielpen bij het verwijderen van Somalië uit het Ogaden-gebied. Door de enorme omvang van de betrokkenheid van de Sovjetunie en door Sovjet-activiteiten elders, ontstond in Washington de indruk dat Moskou bezig was met het vergroten van hun steun door de hele wereld. Zo hadden Sovjet-wapens Noord-Vietnam aan de overwinning geholpen. En de overwinning van Noord-Jemen op Zuid-Jemen in 1979 werd ook mogelijk gemaakt door deze steun. Volgens sommige Amerikanen zouden de Russen op deze manier achterbaks streven naar militaire superioriteit. Anderen meenden dat de VS zich meer moest richten op hun Europese bondgenoten en aan het armoedevraagstuk in de derde wereld, in plaats van alleen op de relatie met de Sovjetunie.

In november 1976 was de Democraat Jimmy Carter gekozen tot opvolger van Gerald Ford. De nieuwe president had zich voorgenomen om meer aandacht te besteden aan de mensenrechten. Maar het werd hem al snel duidelijk dat onderhandelingen met de Sovjetunie en actieve bevordering van de mensenrechten niet altijd even gemakkelijk te combineren vielen.


Figuur 7: President Jimmy Carter

Carter onderhield actieve contacten met Russische dissidenten. De Russische president Brezjnev nam hem dat erg kwalijk. Hij dacht dat Carter zich wilde mengen in zijn binnenlandse aangelegenheden. Het gevolg was dat de Russen zeer terughoudend reageerden op Carters radicale voorstellen voor verdere beperking van de strategische wapens (SALT II). In 1979 werd na jaren van traag en moeizaam onderhandelen dan eindelijk het SALT II-verdrag ondertekend door zowel Carter als Breznjev. In het verdrag was overeenstemming bereikt over een plafond van 2400 raketten (ICBM’s en SJBM’s) en zware bommenwerpers voor beide partijen. Er werd ook een maximum bepaald voor het aantal raketten dat met MIRV mocht worden uitgerust. Hoewel geen van beide partijen een doorslaggevend voordeel behaalden met het SALT II-verdrag, bestond er in de VS een groeiende angst dat de Sovjetunie bezig was een strategisch overwicht op te bouwen. Deze angst was vooral gebaseerd op de hoeveelheid van het aantal ICBM’s.
In december 1979 bezetten Russische troepen onverwachts Afghanistan. Er werden 80.000 Sovjettroepen naar Afghanistan gestuurd om de regering van Babrak Harmal te behouden. De Russen wilden Afghanistan zo binnen hun invloedssfeer houden en tegelijkertijd hun strategische positie in de regio versterken. Dat was nog aantrekkelijker omdat de Amerikaanse positie in die regio ernstig verzwakt was door de fundamentalistische revolutie in Iran. Iran was tot dat moment een steunpilaar geweest van het Amerikaanse veiligheidsbeleid. Carter was zowel verrast als verontwaardigd over het Russische optreden in Afghanistan. Nu hadden de Russen definitief getoond dat zij geen serieuze onderhandelingspartners waren. Met de détente en de wapenbeheersing was het volledig afgelopen. SALT II werd teruggenomen uit de Senaat.
Opmerkelijk is, dat beide partijen zich in de praktijk toch aan dit nooit bekrachtigde verdrag hebben gehouden. De wederzijdse belangen bij beperking van de strategische bewapening waren kennelijk groter dan nieuwe achterdocht. Nu er van de zelfbeperking van de Russen niets terecht gekomen was, keerde de Amerikaanse regering terug naar de klassieke indammingspolitiek. Carter verhoogde de defensiebegroting en verklaarde dat elke verstoring van de machtsverhoudingen rond de Perzische Golf voor de Amerikanen reden tot interventie zou zijn (de Carter-doctrine).

In hoeverre was détente een mislukking?
Washington en Moskou hadden verschillende verwachtingen van détente. Henry Kissinger was van mening dat de wedijver tussen de Sovjetunie en de VS geordend moest worden, en dat beide landen moesten worden aangemoedigd samen te werken bij wapenontwikkeling en in de derde wereld. Deze opvatting weerspiegelde de veranderende positie van de VS in een wereld waarin het niet langer de overduidelijke militaire leiding had.

De Sovjetunie wilde de wapenwedloop beheersen, de handelsbetrekkingen met het Westen verbeteren, en erkenning krijgen voor zijn status als gelijkwaardige grootmacht. Nadat het tientallen jaren lang een strategische achterstand had gehad, had de Sovjetunie nucleaire gelijkwaardigheid bereikt. Het wilde nu een nieuwe invloed uitoefenen die in overeenstemming was met zijn nieuwe status.
Zoals hierboven verteld, betekende een uitbreiding van zijn invloed in de derde wereld, een proces dat een einde maakte aan détente.
Toen Ronald Reagan in 1981 president werd, werd détente gezien als een mislukking, een mislukking waarvan Moskou de schuld kreeg.
Sommige historici nemen een positievere houding aan tegenover détente dan de politici destijds. Waarschijnlijk verschilden zij gewoon van mening over wat de rol van de détente nou werkelijk was. Het was niet bedoeld om een einde te maken aan de wapenwedloop, om de rivaliteit tussen de VS en de Sovjetunie in de derde wereld te beëindigen, of om hervormingen in de Sovjet-Unie uit te voeren, al werd soms beweerd dat dit wel zo was. Het doel ervan was samenwerking met de Sovjetunie, om te voorkomen dat de verschillen tussen de grootmachten zouden uitlopen tot een gevaarlijke crisis.
Détente is op een bescheiden niveau succesvol geweest. De SALT I overeenkomst beperkte de ontwikkeling van sommige strategische wapens. Een chronisch probleem in de Koude Oorlog –Berlijn- werd opgelost door de détente in Europa, doordat in een akkoord een definitieve regeling werd getekend. De macht van de Sovjetunie in het Midden-Oosten verminderde sterk, en Moskou werd economisch afhankelijker van het Westen dan ooit tevoren. Het belangrijkste was misschien wel, dat détente een einde maakte aan Washingtons fixatie op wat Kissinger “een klein schiereiland op een belangrijk continent”
–Vietnam- noemde, en zijn aandacht weer richtte op algemenere wereldwijde belangen.
Toch was détente, vanuit de VS gezien, op drie belangrijke gebieden een mislukking.
Ten eerste op het gebied van linkage . Het doel van linkage was het veranderen van het gedrag van de Sovjetunie door een systeem van positieve en negatieve reacties. Dit mislukte deels omdat de VS niet duidelijk voor ogen had wat ze precies wilden van de Sovjetunie. De belangrijkste reden hiervoor was de verdeling van de macht tussen de president en het Congres. Het Congres werd meestal gedomineerd door de op dat moment machtigste politieke partij, en verwierp dan overeenkomsten die door de president gesloten waren. Zo bedierf senator Jackson in 1982 de Sovjet-Amerikaanse handelsovereenkomst door een grotere joodse emigratie vanuit de Sovjetunie te eisen, voordat er kredieten werden verleend.
Een tweede minpunt was dat détente uiteindelijk niet leidde tot een werkelijk militair evenwicht. Het doel van Nixon en Kissinger was niet het toelaten van het ontstaan van een Sovjetoverwicht bij bepaalde strategische wapens. De regering-Nixon wilde juist militaire versterking op de gebieden die niet beperkt werden door de SALT I: de B1 bommenwerper, de Trident onderzeeër en de MX kruisraket. Maar aan het einde van de Vietnamoorlog beperkte het Congres de militaire uitgaven sterk, en daarom liepen de VS tegenover de Sovjetunie in sommige categorieën strategische wapens een achterstand op. Détente kreeg de schuld van deze ontwikkeling, maar de eigenlijke reden waren de antimilitaristische gevoelens in het Congres.
Het derde gebied waarop détente een mislukking was, was dat van de mensenrechten. Kissinger en Nixon werden vaak ervan beschuldigd dat ze in hun buitenlandse politiek orde en stabiliteit boven rechtvaardigheid en moraal plaatsten. Ze maakten soms de fout om te veel aan détente toe te schrijven. Een voorbeeld hiervan is het akkoord van Helsinki over de mensenrechten, dat in het Westen verwachtingen wekte van verbeteringen in dit opzicht in het Oostblok, die niet konden worden waargemaakt.


Een “nieuwe” Koude Oorlog
Carters terugkeer naar de Koude Oorlog werd afgemaakt door zijn Republikeinse opvolger Ronald Reagan, die in november 1980 de presidentsverkiezingen overtuigend won.
In 1979 vond drie procent van de Amerikanen de buitenlandse politiek belangrijker dan alle andere kwesties, in 1980 was dat tweeënveertig procent. Driekwart van de Amerikaanse bevolking vond nu ook dat het defensiebudget flink verhoogd moest worden. Ronald Reagan kreeg de opdracht om de eer, het aanzien en de macht van de VS te herstellen. Reagan kondigde aan de Amerikaanse militaire superioriteit te herstellen. Pas als dat gebeurd was, zou er weer met de Russen onderhandeld kunnen worden. Carter had veel aandacht gegeven aan de armoede in de derde wereld. Reagan wilde dit anders doen. Niet de armoede, maar de Russische uitbreiding was het grootste probleem in de derde wereld. De containment-politiek, die verzwakt was na de Vietnamoorlog, moest weer worden hersteld. Zo lijkt het misschien of de regering-Reagan een duidelijk plan had wat betreft de buitenlandse politiek. Maar het tegendeel was waar, Reagan gaf veel meer aandacht aan de hervormingen binnen de binnenlandse politiek en wist eigenlijk te weinig af van de buitenlandse.


Figuur 8: President Ronald Reagan

Alexander Haig, Reagan’s eerste minister van buitenlandse zaken, zag zijn rol als een soort vice-president voor buitenlandse zaken. Maar de regering had eigenlijk geen zin in een tweede Kissinger. Ze was bang dat een krachtig optreden van Haig de uitvoering van de binnenlandse politiek, wat toen belangrijker werd gevonden, zou kunnen hinderen. Haig werd daardoor op alle mogelijke manieren tegengewerkt, en na zeventien maanden vertrok hij na zachte aandrang van de president. Zijn opvolger was George P. Shultz, een geboren onderhandelaar. Hij was vaak in conflict met Caspar Weinberger (minister van Defensie). Weinberger wilde vooral meer geld om meer wapensystemen te kunnen kopen en voelde niets voor onderhandelingen over wapenbeheersing. Reagan bemoeide zich hier niet mee, maar het kwam de samenhang van zijn regering niet ten goede.

Het meest opvallende en misschien ook wel belangrijkste van Reagan’s nieuwe buitenlandse politiek was de spectaculaire verhoging van de defensiebegroting. Uit opinie-onderzoek bleek dat hij daarbij de steun had van een ruime meerderheid. De meeste Amerikanen vonden dat de VS krachtiger moesten optreden in de wereld. Superieure strijdkrachten moesten de VS zelfvertrouwen geven. Het Pentagon kreeg simpelweg alle wapensystemen waar het om vroeg. Of die wapensystemen werkelijk nuttig waren, vroeg niemand zich af.
Over het resultaat van de enorme financiële steun van de regering-Reagan voor een sterke defensie, zijn de meeste deskundigen niet tevreden. Terwijl er veel dure spullen zijn aangeschaft, zijn de basisbehoeften van het militaire apparaat sterk verwaarloosd. Na jaren van oneindig geld uitgeven hebben de Amerikaanse strijdkrachten een groot gebrek aan reserve-onderdelen, munitie, geschoold personeel en trainingsfaciliteiten. Bij verschillende militaire acties bleek telkens weer dat de inzetbaarheid van de strijdkrachten erg zwak was. Tijdens de eerste jaren van de regering-Reagan was er brede politieke steun voor de verhoging van de defensiebegroting, maar na 1983 werd die steun steeds minder. Het Congres stelde elk jaar minder geld beschikbaar dan de president had gevraagd, en ook de Amerikaanse bevolking vond het langzamerhand wel genoeg. In 1980 was 71% van de bevolking voor een hoger defensiebudget, in 1985 was dit nog maar 9%.

In maart 1983 kwam Reagan onverwachts met het Strategic Defense Initiative (SDI). In een televisietoespraak kondigde hij aan dat de Amerikaanse regering besloten had om een defensiesysteem te bouwen dat de Verenigde Staten onkwetsbaar zou maken voor de nucleaire wapens van de Sovjet-Unie. De Russische raketten moesten volgens dit plan met behulp van zeer krachtige lasers, die ten dele in de tuimte moesten worden geïnstalleerd, worden uitgeschakeld.
De technische werkelijkheid van het SDI, dat in de volksmond al snel Star Wars genoemd werd, bleek van een nog niet eerder vertoonde omvang. De voor het systeem benodigde elektronica was groter en ingewikkelder dan het hele bestaande telefoonnet van de Verenigde Staten. De energierijke lasers, die een groot onderdeel van het defensieve schild vormde, bevonden zich bovendien nog in het onderzoeksstadium.
In principe was Star Wars mogelijk, maar het was de vraag of het zich ook in de praktijk ook liet realiseren. In zijn toespraak vertelde de president dat het SDI bescherming zou bieden tegen alle nucleaire wapens van de Sovjet-Unie, maar dit was helemaal niet het geval; tegen Russische bommenwerpers en kruisraketten bood het geen bescherming.
De president heeft Star Wars met zijn directe medewerkers in het diepste geheim ontwikkeld. Met de bondgenoten was geen overleg gevoerd. Het Pentagon en het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken werden pas op het allerlaatste moment op de hoogte gebracht. De president en zijn adviseur William Clark waren bang dat het project het niet zou overleven in de deskundige bureaucratie. Het SDI zou slecht een kans hebben als de president het plan onverwachts zou presenteren en de regering niet meer terug zou kunnen. Bovendien moest het Reagan’s persoonlijke plan zijn, het plan waarmee hij de geschiedenis zou halen.
De Russen reageerden heftig op de nieuwe Amerikaanse plannen. Ze beweerden terecht dat Star Wars de bewapeningswedloop een nieuwe wending zou geven. Ze reageerden vooral zo heftig omdat ze bang waren dat ze de Amerikanen niet zouden kunnen volgen in deze nieuwe technologische sprong voorwaarts.
Maar de kans dat met het SDI een volkomen waterdichte defensie tegen de Russische nucleaire wapens samengesteld zou worden, was zo klein, misschien zelfs bij voorbaat al afwezig. Zelfs als het defensieve schild voor 95% effectief zou zijn (en zelfs dat achtte niemand mogelijk), zouden toch nog honderden Russische kernbommen op Amerikaanse steden terechtkomen. Bovendien viel er natuurlijk te verwachten dat de Russen er alles aan gingen doen om de effectiviteit van het nieuwe defensieve systeem te verminderen.

Hoe eindigde de Koude Oorlog?

De relaties tussen de VS en de Sovjetunie, die al behoorlijk moeizaam waren, werden in de eerste helft van de jaren tachtig nog verder bemoeilijkt. Het leek of president Reagan elke poging tot dialoog met de Sovjetunie liet varen en koos voor de permanente confrontatie. Zo weigerde hij in november 1982 naar de begrafenis van Brezjnev te komen, waardoor hij de kans, om kennis te maken met Breznjev’s opvolger Andropov, misliep. Maar in 1984 kwamen de Russen en de Amerikanen tot de conclusie dat confrontatie zonder enige vorm van dialoog zinloos en gevaarlijk was. Nog voor de Amerikaanse verkiezingen bracht de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Gromyko, een eerste bezoek aan het Witte Huis. Begin 1985, na het overlijden van Tsjernenko, die het maar een jaar had uitgehouden als opvolger van Andropov, kwam in de Sovjetunie een relatief jonge leider aan de macht; Gorbatsjov. In die tijd was duidelijk geworden dat de economie van de Sovjet-Unie even gammel was als haar leiders. Breznjev had ontzettend veel geld uitgegeven aan de opbouw van het militaire apparaat. Daardoor was de Sovjetunie nu een mogendheid die zich kon meten met de Verenigde Staten. Maar de militaire inspanningen waren ten koste gegaan van de productieve investeringen in de economie. Gevolg hiervan was dat alle sectoren in de Russische samenleving vrijwel volledig vastliepen (economische stagnatie).
Tijdens Reagans regeerperiode verkeerde de Sovjetunie dus in een fase van verandering, doordat drie van haar leiders in drie jaar stierven en door de politieke crisis die veroorzaakt werd door de toenemende stagnatie. De economische groei was al twintig jaar aan het dalen, van meer dan 5% in jaren zestig tot 2% in de vroege jaren tachtig. Belangrijker nog was de achterstand van de Sovjetunie op het gebied van technologie, vooral micro-elektronica en computers. Op dat gebied werd de kloof tussen de Sovjetunie en het Westen steeds groter.


Figuur 9: Gorbatsjov

Gorbatsjov werd met deze economische stagnatie geconfronteerd. Hij besefte dat serieuze hervormingen nu absoluut noodzakelijk waren. Ruslands enorme defensiebegroting was een van de belangrijkste oorzaken van de stagnatie. Om op de defensie te bezuinigen, moest Gorbatsjov de permanente militaire confrontatie met de Verenigde Staten dus sterk verminderen. Gorbatsjov probeerde zelfs doelbewust een einde aan de Koude Oorlog te maken. Wapenbeheersing vormde de kern van zijn streven naar een politieke overeenkomst met de Verenigde Staten. Gorbatsjov en Reagan ontmoetten elkaar tussen 1985 en 1988 vier maal tijdens een topconferentie. Tegen het einde van de jaren tachtig waren ze erin geslaagd de koele verhouding tussen de beide landen om te zetten in een warme relatie waarin wederzijds vertrouwen heerste.
Op hun eerste topontmoeting in november 1985 in Genève bereikten ze nog geen noemenswaardige resultaten, maar waren ze het er over eens dat “een kernoorlog niet gewonnen kan worden en niet moet worden uitgevochten”. Opmerkelijk was dat deze ontmoeting in uitstekende sfeer verliep. Twee jaar geleden had Reagan de Sovjetunie nog de bron van alle kwaad in de wereld genoemd. Maar hij kwam nu tot de conclusie dat er met de komst van Gorbatsjov iets veranderd was.
Een jaar later troffen de beide leiders elkaar in Reykjavik op IJsland, in een huis waarvan beweerd werd dat het er spookte. Het zou de meest merkwaardige ontmoeting uit de geschiedenis worden. Onverwacht kwam Gorbatsjov met een voorstel voor een radicale vermindering van de strategische wapens. Omdat Reagan daarop reageerde met nog radicalere voorstellen, stonden de beide leiders op een gegeven moment op het punt de hele strategische bewapening af te schaffen. Zover kwam het jammer genoeg niet. Gorbatsjov stond er op dat de Amerikanen het onderzoek naar SDI zouden stoppen. Toen bleek dat Reagan daartoe niet bereid was, mislukte de conferentie alsnog.
Toch was de ontmoeting in Reykjavik uiteindelijk een groot succes. De voorstellen die daar gedaan waren, gaven aan dat beide partijen in principe bereid waren het probleem van de strategische bewapening grondig aan te pakken.
De conferentie van Reykjavik mislukte, omdat een overeenkomst op het gebied van strategische wapens of wapens voor de middellange afstand afhing van een overeenkomst van ruimtewapens. Het was een alles-of-niets pakket. Tijdens de derde ontmoeting in december 1987 in Washington pakte Gorbatsjov het slim aan en deed hij het voorstel om één categorie kernwapens af te schaffen, namelijk de wapens voor de middellange afstand. Doordat hij nu gedeeltelijk toegaf, was het mogelijk het INF-akkoord te sluiten, dat Reagan en Gorbatsjov op 8 december 1987 in Washington ondertekenden. Dit akkoord was van historische betekenis. Voor het eerst in de lange geschiedenis van de onderhandelingen over wapenbeheersing werd besloten bepaalde kernwapens niet alleen in aantal te verminderen, maar ook daadwerkelijk te vernietigen. De Russen waren zelfs bereid Amerikaanse inspecteurs in de Sovjet-Unie toe te laten om de naleving van het akkoord te controleren.
De vierde topontmoeting vond in mei 1988 plaats in Moskou. Er werd geen overeenstemming bereikt over hoe de strategische kernmacht van beide praktijken verkleind moest worden. Opnieuw was het SDI het struikelblok. Wat wel zeker was, was dat de slechte sfeer van de vroege jaren tachtig volledig was opgeklaard. Gorbatsjov had vrijwel eigenhandig een einde gemaakt aan het Amerikaanse beeld van de Sovjet-Unie als het ‘Rijk van het Kwaad’.
In de volgende twee jaar kondige Gorbatsjov het onvoorstelbare aan. In december 1988 beloofde hij grote troepenreducties in Oost-Europa en een paar maanden later verkondigde hij dat de Sovjet-Unie zich niet meer zou mengen in de binnenlandse aangelegenheden van de Oost-Europese staten. Daarmee kwam een eind aan de Brezjnev-doctrine .
Vervolgens kwam er binnen een jaar een einde het Sovjet-imperium in Oost-Europa. Zonder de steeds aanwezige dreiging van een militaire ingrijping door de Sovjet-Unie konden de Oost-Europese regimes zich niet redden.
Tegen iedereens verwachting in, was zelfs Gorbatsjov niet in staat de Oost-Duitse communisten te beschermen tegen de volkswoede. Begin november 1989 viel de Berlijnse Muur, het meest gehate symbool van de Koude Oorlog. In 1990 werden Oost- en West-Duitsland herenigd, en was er een einde gekomen aan de tweedeling van Europa.
In dember 1989 ontmoetten de nieuwe Amerikaanse president, George Bush, en Gorbatsjov elkaar bij een topconferentie op Malta. Daar deelden zij de wereld mee dat de Koude Oorlog was afgelopen. Dat dit inderdaad het geval was, werd op symbolische wijze duidelijk op 31 januari 1990. Op die dag werd een reusachtige McDonalds’s geopend in Moskou. Bijna 30.000 Russen stonden de hele dag in de rij voor een hamburger en een frietje.


Wat heeft de Koude Oorlog met de positie van de VS als wereldmacht gedaan?

Op dit moment zijn de VS wereldmacht nummer 1. Het is een land met 250 miljoen inwoners, ze hebben het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking, de economie loopt goed, er is rijkdom, ze hebben grote militaire macht en ga zo maar door. Op economisch, militair en politiek gebied hebben ze het goed voor elkaar. Hierdoor zijn ze het machtigste land ter wereld en kunnen ze het zich veroorloven een soort “politieagent van de wereld” te spelen. Dit heeft zich laatst alweer bewezen: op 16 februari voerden de VS een bombardement uit op Bagdad.
Om deze deelvraag te beantwoorden moet je je afvragen of deze positie door de Koude Oorlog gestimuleerd is, of dat de VS ondanks deze oorlog nog steeds een supermacht zijn. We maken een vergelijking tussen de positie voor de Koude Oorlog en de positie erna.
In 1945 waren de VS verreweg het machtigste land ter wereld. Ze behoorden tot de winnaars van de Tweede Wereldoorlog, samen met de Sovjetunie. De VS waren echter sterker dan de Sovjetunie, die had namelijk enorme verliezen geleden in de Tweede Wereldoorlog; ze hadden ruim 20 miljoen mensen verloren en het hele westelijke deel van het land was verwoest. De landbouwproductie was in 1945 zo goed als gehalveerd. Het economische herstel van de VS zou een moeizame en langdurige zaak zijn. De VS daarentegen hadden “maar” 250.000 slachtoffers door de Tweede Wereldoorlog en ze hadden geen enkele schade geleden. Sterker nog, hun productiecapaciteit was tijdens de oorlog sterk toegenomen. En tenslotte hadden de Amerikanen in de loop van de eeuw de atoombom ontwikkeld, dus hadden nucleair een grote voorsprong op de Sovjetunie. Ze hadden zoveel macht vergeleken bij andere landen, dat ze zich vanaf toen als politieagent van de wereld opstelden.
Eigenlijk verschilde deze situatie niet zo veel van de situatie vlak na de Koude Oorlog. De VS waren nog steeds erg machtig en welvarend. Maar als je dit nader bekijkt, zou je kunnen stellen dat de VS (deels door de Koude Oorlog) ook macht is kwijtgeraakt. Je kan daarvoor twee hoofdoorzaken aanwijzen:
1. De VS staken qua macht en welvaart niet meer zoveel boven de andere landen uit. Vele West-Europese Staten waren ondertussen welvarender geworden dan de VS. Deze nieuwe Europese constellatie was ontstaan door onder meer de Truman-doctrine en het Marshallplan, die economische en militaire hulp aan West-Europa hebben gegeven. De conclusie kwam in zicht dat in de wereld na de Koude Oorlog geen sterke behoeve meer was aan een hegemoniale macht, daar zouden de in economisch opzicht meest efficiënte naties de dienst uitmaken. De toekomst was aan Japan en de Europese Gemeenschap, waarbinnen een herenigd en economisch superieur Duitsland ongetwijfeld de eerste viool zou spelen.
2. De tweede hoofdoorzaak is iets minder belangrijk, maar heeft wel te maken met de Koude Oorlog. Vóór deze oorlog hadden de VS bijna nooit met tegenslagen te maken gehad, in de Koude Oorlog was dit wel het geval. Voorbeelden hiervan kun je vinden in de Cuba-crisis en de Vietnamoorlog. De invasie op Cuba in april 1961 mislukte finaal. De Vietnamoorlog veroorzaakte veel protest van de Amerikaanse bevolking, en werd uiteindelijk verloren. Door dit soort voorvallen liepen de VS toch wat deuken op in haar reputatie als wereldmacht nummer 1.
Deze negatieve effecten worden echter ruimschoots gecompenseerd door het feit dat de VS de Koude Oorlog in die zin gewonnen hadden, dat de Sovjetnie zich gedwongen zag afstand te doen van haar imperium in Oost-Europa en haar politieke ambities in de rest van de wereld. In december 1988 verklaarde Gorbatsjov zich voor het forum van de VN bereid tot grote troepenreducties in Oost-Europa. Een paar maanden later kondigde hij aan dat de Sovjetunie zich ten behoeve van de lieve vrede in het Gemeenschappelijke Europese Huis, dat Gorbatsjov voor ogen stond, niet meer zou mengen in de binnenlandse aangelegenheden van de Oost-Europese staten. Het IJzeren Gordijn werd gedemonteerd, Duitsland werd herenigd en de Oost-Europese naties begaven zich moeizaam op weg naar de democratie en de markteconomie.Het communisme was dus voor het grootste deel uit de wereld verdwenen en de Sovjetunie is min of meer ten onder gegaan. De grootste vijand had zijn macht verloren.
Samenvattend kun je stellen dat de Koude Oorlog dus wel invloed heeft gehad op de positie van de Verenigde Staten als wereldmacht. Op sommige punten leverden ze in: zo moeten ze economische macht delen met Europa en Japan, maar omdat de belangrijkste concurrent bijna al zijn macht kwijt is, zijn ze ‘over all’ toch nog sterker geworden.

Conclusie

De Koude Oorlog was een confrontatie tussen de VS en de Sovjetunie, die aan beide kanten gevoed werd door het geloof dat de ideologie van de ander vernietigd moest worden. In die zin was het een spel zonder compromis waarin coëxistentie eigenlijk niet mogelijk was, de één kon alleen winnen ten koste van de ander. In de Sovjetunie hield men vast aan de stelling dat een conflict tussen communisme en kapitalisme “onvermijdelijk” was. De VS geloofden dat vrede en stabiliteit in de wereld alleen tot stand zouden komen als het kwaad van het communisme uitgedreven zou zijn. Beide partijen schreven elkaar ongelimiteerde doelen toe.
De basis van het buitenlandse beleid van de VS was sinds 1945 de doctrine van de containment, geschetst door George Kennan. Kennan stelde dat de methodes en doelstellingen van de VS en de Sovjet-Unie onverenigbaar waren, en dat de VS zich daarom moest voorbereiden op een lange worsteling. Op een bepaald moment in de toekomst zou de “onwettige” regering van de Sovjetunie van binnenuit in elkaar storten, en zou die worsteling voorbij zijn. Dit is precies wat er met de Sovjetunie onder Gorbatsjov gebeurde. Het belangrijkste hier is niet op te merken dat de VS een “overwinning” behaalden, maar te begrijpen hoe ze de politiek tijdens de Koude Oorlog vormgaven.
Containment was een nuchtere, zelf negatieve doctrine die zich stelde tegenover de sterke tendens in de VS een kruistocht tegen het communisme te beginnen. Maar het was ook een weerspiegeling van het utopisch denken in de VS, in die zin dat ze niet handhaven van het machtsevenwicht maar de transformatie van de Sovjetunie als het uiteindelijke doel stelden.
Deze moralistische tendens in de Amerikaanse buitenlandse politiek kwam sterk naar voren in de Truman-doctrine, waarin de president over de worsteling tussen twee manieren van leven, de vrije en de totalitaire. Vrijheid, niet het nationale belang, was de maatstaf van het Amerikaanse buitenlands beleid.
Omdat Amerika de wereld door een ideologische bril bekeek, werden afzonderlijke gebeurtenissen gezien als onderdeel van een wereldwijde communistische dreiging, of zelfs samenzwering. De staatsgreep in Tsjecho-Slowakije (1948), de blokkade van Berlijn (1948-1949) etc. waren allemaal cruciaal bij het bevestigen van de Amerikaanse anticommunistische overtuiging in de beginjaren van de Koude Oorlog. In Europa was het communisme niet te onderscheiden van de macht van de Sovjetunie. Maar in Azië werd aan het communisme vaak vorm gegeven door een secundaire macht. Dit was het geval in Vietnam. De VS konden Vietnam niet in geopolitieke termen zien, maar namen aan dat Noord-Vietnam gecontroleerd werd door Peking, en dat Peking op zijn beurt gecontroleerd werd door Moskou. Daarom werd de verdediging van Zuid-Vietnam een principezaak, in plaats van een belang, en was het voor de VS niet mogelijk zich zonder gezichtsverlies terug te trekken, tot het te laat was.
Nixon was de eerste president die meer in geopolitieke termen over de Koude Oorlog dacht. Op het hoogtepunt van de oorlog in Vietnam maakten Nixon en Kissinger gebruik van het Sovjet-Chinese grensconflict van 1969 door een dialoog met China te beginnen. Terwijl Amerikaanse soldaten in Vietnam stierven op het slagveld werd Nixon door Mao Zedong verwelkomd in Peking. Dit betekende dat er minder nadruk op de ideologie werd gelegd, waardoor in de jaren zeventig de drievoudige diplomatie tussen de Sovjetunie, China en de VS mogelijk werd. In tegenstelling daarmee staat Reagans’ ambtsperiode, met zijn referenties aan het “Rijk van het Kwaad” van de Sovjetunie. Deze periode betekende in veel opzichten een terugkeer naar de traditie van moralisme.
Maar in de jaren tachtig was niet wat in de VS, maar wat in de Sovjetunie gebeurde van belang. De nieuwe generatie leiders onder Gorbatsjov was cruciaal in het tot stand brengen ban het einde van de Koude Oorlog. Gorbatsjov bleef socialist, maar wees het idee van een onvermijdelijk wereldwijd conflict met het Westen af. Op die manier ondergroef hij het Amerikaanse beleid van de containment, dat in essentie een reactie was op de, echte of vermeende, Sovjetdreiging. De doorslaggevende gebeurtenissen in dit proces waren de revoluties van 1989. De Koude Oorlog begon in Oost-Europa en eindigde in Oost-Europa. Op het moment dat de militaire macht van de Sovjetunie in Oost-Europa verleden tijd was, lag de weg open om een einde te maken aan de tweedeling van Europa, en daarmee aan de Koude Oorlog.
De Koude Oorlog was de ideologische en geopolitieke strijd tussen twee tegenover elkaar staande systemen. Even belangrijk is, dat die strijd plaatsvond tijdens de eerste vijftig jaar van het nucleaire tijdperk, en het bestaan van kernwapens bepaalde grotendeels het karakter van de strijd. Toch werd er tijdens de oorlog geen bom gebruikt, noch door de VS, noch door de Sovjetunie. Kernwapens hadden zeker een matigende invloed op Washington en Moskou, en ze hielpen voorkomen dat regionale conflicten escaleerden tot een complete oorlog. Er ontstond een “traditie” van het niet gebruiken van kernwapens, die gedurende de Koude Oorlog steeds sterker werd. De nieuwe wapens zorgden niet alleen voor gevaar maar ook voor terughoudendheid.
Ondanks de sterke ideologische rivaliteit tussen de VS en de Sovjetunie bevatte de Koude Oorlog een sterke mate van stabiliteit. Alleen al de lengte ervan, de langste vredesperiode van de twintigste eeuw, heeft ertoe geleid dat één historicus hem herdefinieerde als de “lange vrede”.* Kernwapens zorgden ervoor dat mensen oorlog voor het eerst in de geschiedenis als ondenkbaar gingen beschouwen. Deze fundamentele verandering van houding beïnvloedde het gedrag van de supermachten. Wat hun verschillen ook mochten zijn, de Sovjetunie en het Westen hadden één gemeenschappelijk belang: het voorkomen van de Derde Wereldoorlog. Crises namen de plaats in van oorlog in het nucleaire tijdperk.
De vraag rijst vervolgens hoe er orde ontstond in een wereld zonder één superieure autoriteit. De VS slaagden er duidelijk niet in de rol te spelen van een supranationaal lichaam dat in staat was de vrede te bewaren. Het lijkt erop dat zowel Washington als Moskou bepaalde ongeschreven regels accepteerden, die betrekking hadden op de volgende gebieden: hun respectievelijke invloedssferen, het vermijden van een directe militaire confrontatie, en het afzien van het gebruik van kernwapens. Met betrekking tot de invloedssferen probeerden de VS nooit serieus de Sovjetunie uit Oost-Europa te verjagen. De Sovjetunie, op zijn beurt, tolereerde de invloed van de VS in West-Europa, de Middellandse Zee, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika, zonder deze ooit openlijk goed te keuren. In de gebieden waarbij de invloedssfeer onduidelijk was ontstonden crises of zelfs conflicten. Dit was in het geval in West-Berlijn in 1948, en in Cuba in 1960.
Het vermijden van militaire confrontatie was een doel dat door beide supermachten zorgvuldig werd nagestreefd. Samen vochten beide kanten na 1945 drie beperkte oorlogen uit, de VS in Korea en Vietnam, en de Sovjetunie in Afghanistan. Maar in geen van deze oorlogen vond er directe Sovjet-Amerikaanse militaire confrontatie plaats. Beide zijden tendeerden naar het gebruik van stromannen of indirecte middelen om het gebied dat ze onder controle hadden te behouden of uit te breiden. De VS vertrouwden meestal op heimelijk beïnvloeding (de CIA) om hun invloedssfeer te verdedigen.
Wat betreft kernwapens ontstond er aan beide kanten een traditie van zelfafschrikking. Af en toe verklaarden beide partijen in het openbaar dat ze bereid waren kernwapens in een oorlog te gebruiken. Maar hun gedrag vertelde een heel ander verhaal. De VS begonnen al met de gewoonte van het afzien van het gebruik van kernwapens toen ze nog een duidelijk nucleair monopolie bezaten, dat wil zeggen voor 1955. Trumans’ beslissing om geen kernwapens te gebruiken in de Koreaanse Oorlog betekende een keerpunt in de geschiedenis van de internationale betrekkingen in het nucleaire tijdperk. De oproep van generaal MacArthur om een overwinning te bepalen door kernwapens te gebruiken werd in 1951 afgewezen. Vanaf dat moment leerden de VS en de wereld leven met het idee dat een overwinning in een totale oorlog in het nucleaire tijdperk geen optie was.
Onder Eisenhower werd de traditie van het afzien van het gebruik van kernwapens bevestigd, ondanks de oorlogszuchtige retoriek van minister van Buitenlandse Zaken Dulles. Eisenhower legde admiraal Radfors’ advies atoomwapens te gebruiken om de Franse troepen tijdens het beleg van Dien Bien Phu te ontzetten naast zich neer. Eisenhower zag er niet tegenop om expliciet met het gebruik van kernwapens te dreigen, maar in specifieke situaties vond hij altijd dat de kosten van het gebruik ervan altijd veel hoger waren dan de opbrengsten.
Tijdens de jaren zeventig en tachtig werden de betrekkingen tussen de VS en de Sovjetunie gedomineerd door het wederzijdse besef dat het noodzakelijk was om een overeenstemming te bereiken over ten eerste de beperking, en daarna de reductie, van hun respectievelijke nucleaire arsenalen. Beide partijen hadden gevestigde belangen bij het bewaren van de vrede. Zoals Gorbatsjov in 1987 zei: “een nucleaire tornado zal zowel de socialisten als de kapitalisten, zowel de rechtvaardigen als de zondaars wegvagen.”* Uiteindelijk eindigde de Koude Oorlog niet met een kernexplosie, maar met de ondergang van het communisme in Oost-Europa en de Sovjetunie.

Bronnen

Boeken
· ‘De Koude Oorlog, een halve eeuw dichterbij’ drs. J. Baas
· ‘De Koude oorlog’ Yvan van den Berghe
· ‘DE KOUDE OORLOG Surrogaat voor oorlog en vrede’ dr. Eddy van den Brink
· ‘De val van de Berlijnse muur, het einde van de koude oorlog’ Nigel Kelly
· ‘De koude oorlog 1945-1991, John W. Mason

Lesmateriaal
· ‘Koude Oorlog, hoodstuk 12’ MEMO
· ‘De Verenigde Staten na 1945’ reader en opgaven

Internetsites
· www.scholieren.com
· www.google.nl
· http://www.onsverleden.net/coldwar/cubacrisis.htm

Geen opmerkingen: