Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

maandag 18 februari 2008

Elisabeth van Oostenrijk-Hongarije



Elisabeth Amalie Eugenie (München, 24 december 1837 - Genève, 10 september 1898), hertogin in Beieren en prinses van Beieren, was door haar huwelijk met keizer Frans Jozef I keizerin van Oostenrijk en vanaf 8 juni 1867 tevens koningin van Hongarije.

Ze is algemeen bekend onder haar bijnaam "Sisi", zoals haar familie haar noemde. Met deze naam ondertekende ze ook haar brieven naar intimi. Door sommigen wordt de bijnaam "Sisi" in twijfel getrokken. Zij geven de voorkeur aan "Lisi". In de titel van de losjes op haar leven gebaseerde filmtrilogie werd nog een tweede wijziging doorgevoerd waardoor ook de bijnaam Sissi wijd verbreid is.

Inhoud [verbergen]
1 Leven
2 Dood
3 Kinderen
4 De erfenis van de Keizerin
5 De mythe



[bewerk] Leven
Elisabeth was de tweede dochter van hertog Maximiliaan Jozef in Beieren en prinses Ludovika, dochter van koning Maximiliaan I Jozef van Beieren. Met haar zeven broers en zussen bracht ze een gelukkige kindertijd door in het Hertog-Max-Paleis aan de Ludwigstrasse nr. 8 in München. De hertogelijke familie had ook een zomerkasteeltje, Schloß Possenhofen, in Possenhofen aan de Starnberger See. Hun ouders hadden geen verplichtingen aan het Beiers hof en zo konden de kinderen onbekommerd ravotten en spelen. Elisabeth was bijzonder zorgeloos en liberaal opgevoed door haar vader.

In 1853 begeleidde de 15-jarige Elisabeth haar moeder en oudere zuster Helene op een reis naar het Oostenrijkse Ischl (tegenwoordig Bad Ischl), waar Helene de aandacht van de 23-jarige keizer Frans Jozef moest trekken. Deze viel echter op Elisabeth (die op haar beurt eigenlijk leek voorbestemd voor Frans Jozefs broer Karel Lodewijk) en op 24 april 1854 trouwde het paar in de Augustinerkerk in Wenen.

Elisabeth had van het begin af aan moeite zich aan de strenge Habsburgse hofetiquette te onderwerpen met name omdat ze in haar vrijheid werd beperkt. Zo bleef ze een buitenstaander. Ze baarde in korte tijd drie kinderen: aartshertogin Sophie (1855-1857), aartshertogin Gisela (1856-1932) en de ongelukkige kroonprins Rudolf (1858-1889). Ze mocht zich van haar schoonmoeder aartshertogin Sophie niet met de opvoeding van de kinderen bemoeien en na Rudolfs geboorte begon het huwelijk slechter te worden, vooral door de overspeligheid van Frans Jozef. Elisabeth ging zich steeds vreemder gedragen, zoals het verbergen van haar gezicht voor de buitenwereld toen ze ouder werd. Zelf heeft ze hierover gezegd: "Ik verberg mijn gezicht achter een waaier, zodat de dood ongestoord zijn werk kan doen." In haar familie, de Wittelsbachers, was waanzin een veelvoorkomende kwaal. Zo had Lodewijk II van Beieren, Elisabeths neef en vriend, hier ook last van. Elisabeth trok de aandacht door haar anorexia waardoor ze periodes last had van hongeroedeem en waterzucht. Ze probeerde allerlei speciale diëten, zoals het eten van slechts sinaasappels of het drinken van melk. Ze was steeds op reis en verwaarloosde haar man en haar plichten. Tijdens de reizen nam zij op zee en tijdens wilde ritten te paard zoveel risico dat er sprake van suïcidaal gedrag moet zijn geweest. Om het hof en haar man te ontlopen bezocht zij onder andere Madeira, Engeland, Nederland en Hongarije. Toen ze zag dat haar zoon zijn strenge militaire opvoeding niet aankon ontstond er een groot conflict tussen Elisabeth en haar schoonmoeder. Het gevolg was dat Elisabeth Frans Jozef een ultimatum stelde, net na de zevende verjaardag van Rudolf. Ze eiste de zeggenschap over haar kinderen en haar complete vrijheid terug. Ze wilde ook dat graaf Leopold Gondrecourt, die verantwoordelijk was voor de nogal harde opvoeding van Rudolf, opstapte. Frans Jozef stemde toe en vanaf dat moment verloor aartshertogin Sophie veel van haar macht met betrekking tot Frans Jozef. Elisabeth stelde na het vertrek van Gondrecourt een andere leraar/opvoeder aan, de zeer liberale Joseph Latour von Thurmburg. Rudolf zou zijn moeder zijn leven lang dankbaar blijven omdat ze dat voor hem gedaan had, ook al was de relatie tussen moeder en zoon niet altijd even goed.


Elisabeth op 30-jarige leeftijd (1867)Elisabeth zag het als haar taak om Hongarije en Oostenrijk weer tot elkaar te brengen. De band tussen de beide landen was na de Hongaarse opstand van 1848 tegen de regering van Wenen zeer slecht. Elisabeth wist de landen te verenigen en in 1867 werd de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie opgericht. Elisabeth, die altijd al met de Hongaren had gesympathiseerd, werd koningin van Hongarije. Samen met haar echtgenoot werd ze in Boeda (Boedapest) op 8 juni 1867 tot koningin van Hongarije gekroond. Ongeveer 10 maanden later werd hun vierde kind Marie-Valerie (1868-1924) geboren. Op Korfoe liet ze een slot met de naam Achilleion bouwen, waar ze maar kort van heeft kunnen genieten (ze stierf in 1898; in 1907 werd het aan de Duitse keizer Wilhelm II verkocht). Ze werd ook beroemd om haar invloed op de mode en om haar schoonheid, dieet, lichamelijke oefeningen en sport, die haar het uiterlijk gaven van een anorexia nervosa-patiënte. Elisabeth was 1 meter 72 lang en woog in 1892 slechts 46 kilo. Over het algemeen woog ze tussen de 45 en 50 kilo, buiten haar zwangerschappen om uiteraard. Ze had een eeuwig smalle taille van ongeveer 50 cm. Sommige mensen beweerden dat ze zelfs geen korset droeg.[1] Toen er voor het eerst sporttoestellen werden besteld voor in de Hoffburg, dacht men dat deze voor Franz Jozef en andere heren bedoeld waren. Men was dan ook zeer verbaasd toen men vernam dat deze sporttoestellen voor Elisabeth bedoeld waren. De ouder wordende Elisabeth was steeds op reis of, zo men wil, op de vlucht. Zij was niet mooi meer en haar huid was sterk verouderd. Daarom verborg zij zich achter zware voiles en opgeheven waaiers, ook omdat ze het haatte aangestaard te worden. Er mochten vanaf 1875 geen foto's meer van haar worden gemaakt, zodat naar haar eigen zeggen haar schoonheid eeuwig zou blijven.

In 1889 doodde de 30-jarige kroonprins Rudolf in Mayerling zijn 17-jarige geliefde barones Maria von Vetsera en pleegde daarna zelfmoord. Elisabeth kwam deze slag niet te boven en verzonk in een depressie. Vanaf dit moment droeg de keizerin alleen nog maar zwarte kleding en deed afstand van al haar sieraden. Elisabeth voelde zich schuldig aan de dood van haar zoon. Ze was zelf niet bij de bijzetting van haar zoon in de Kaisergruft aanwezig, maar een aantal dagen daarna bezocht ze het graf, een getuige hoorde Elisabeth roepen: "Rudolf, Rudolf!" Elisabeth probeerde zelfs via een medium, haar oude jeugdvriendin Irene Paumgarten, contact te krijgen met Rudolf.
Keizer Frans Jozef gaf de zelfmoord uiteindelijk openlijk toe, maar alle informatie over de dood van de jongen was tot 1918 in Oostenrijk-Hongarije verboden. Aartshertog Frans Ferdinand werd de nieuwe troonopvolger.


[bewerk] Dood
Op 10 september 1898 werd Elisabeth in Genève door de Italiaanse anarchist Luigi Lucheni met een geslepen vijl doodgestoken. Lucheni had aanvankelijk de hertog van Orléans willen vermoorden, maar de hertog was niet in Genève en Luigi had niet genoeg geld om naar Italië te reizen. Een krant had melding gemaakt van de aankomst van de incognito, als gravin Hohenembs, reizende keizerin in het hotel Beau Rivage. Ze was daar op uitnodiging van de Familie De Rothschild. Dit krantenbericht was ook Lucheni niet ontgaan. Hij begon het hotel in de gaten te houden. Om 13.40 uur wilde Elisabeth met de lijnboot naar Montreux terugvaren. Elisabeth en haar hofdame gravin Irma Sztáray liepen langs de kade langs het Meer van Genève, op weg naar de haven waar de lijnboot klaar lag, toen Lucheni zijn kans greep. Hij liep op de dames af, keek snel onder de parasol om er zeker van te zijn dat het de keizerin was, en stompte, met in zijn hand een vijl verborgen, hard op de borst van Elisabeth. Elisabeth viel, stond op, fatsoeneerde haar haar, liep vervolgens nog 100 meter naar de boot en zakte op de boot in elkaar, waar ze nog even bij kennis kwam. "Wat is er met mij gebeurd?", waren haar laatste woorden, voordat ze weer bewusteloos raakte. Op een geïmproviseerde draagbaar werd ze naar het hotel Beau Rivage teruggebracht en daar werd Elisabeth, zonder dat ze nog bij kennis was geweest, om 14.40u door de artsen doodverklaard.
De scherpe vijl had een kleine wond in het hartzakje en het hart zelf veroorzaakt. Op de huid was niet meer dan een kleine druppel bloed te zien, maar de keizerin stierf aan de inwendige bloeding. Elisabeth werd op 17 september 1898 in de Kapuzinergruft te Wenen bijgezet. Lucheni, die door het doden van een staatshoofd beroemd wilde worden, werd tot levenslang veroordeeld, maar hing zich in 1910 met zijn eigen riem op. Bijna niemand nam hier notitie van. Frans Jozef kon de dood van zijn vrouw niet verwerken, na de zelfmoord van Rudolf en het overlijden van zijn schoonzus Sophie van Alençon-Orléans, die bij een brand tragisch om het leven was gekomen. Hij stelde als aandenken aan zijn vrouw een Elisabeth-Orde in en bouwde in 1901 als monument voor Elisabeth een kerk op de top van de Schneeberg.


[bewerk] Kinderen
Sophie Fredericke Dorothea (5 maart 1855 - 29 mei 1857)
Gisela Louisa Marie (12 juli 1856 - 27 juli 1932), gehuwd met prins Leopold van Beieren
Rudolf (21 augustus 1858 - 30 januari 1889), kroonprins, gehuwd met prinses Stefanie van België
Marie-Valerie (22 april 1868 - 6 september 1924), gehuwd met Frans Salvator van Oostenrijk, kleinzoon van Leopold II van Toscane

[bewerk] De erfenis van de Keizerin
Elisabeth liet haar kinderen en kleindochter een groot vermogen (10 miljoen gulden, in 2000 een miljard schilling) na. Zij had haar echtgenoot voor haar kostbare reizen, paarden en bouwproject laten betalen maar belegde ondertussen haar ruime toelage in Zwitserland. Haar kostbare juwelen waren spoorloos. De 600 gedrukte bladzijden vullende, vaak met haar man en zijn hof spottende, gedichten die de Keizerin in de trant van haar geliefde voorbeeld Heinrich Heine schreef waren vanwege hun republikeinse sympathieën aan de zorg van de Zwitserse regering toevertrouwd. Zij mochten pas in 1950 worden uitgegeven en de opbrengst was voor "de voor politieke misdrijven veroordeelden" in Oostenrijk. Pas in 1980 werden de gedichten uitgegeven, onder redactie van Elisabeths biografe Brigitte Hamann.


[bewerk] De mythe
Elisabeth heeft tegenwoordig een welhaast mythische status, maar haar rol in en invloed op de politiek moet niet overschat worden. In de Oostenrijkse geschiedschrijving wordt ze maar zijdelings genoemd. In de 20e eeuw werd ze tot een icoon vergelijkbaar met prinses Diana: een vrijheidslievende geest in het starre hofceremonieel, een tragisch figuur. Haar leven heeft film- en theatermakers en schrijvers geïnspireerd.

Zeer bekend ook in Nederland en België is de Sissi-trilogie van Ernst Marischka met de destijds nog onbekende Romy Schneider in de titelrol:

Sissi (1955)
Sissi - Die junge Kaiserin (1956)
Sissi - Schicksalsjahre einer Kaiserin (1957)
Deze weinig pretentieuze maar sterk op de emotie van de kijker werkende films worden in veel landen nog regelmatig op tv uitgezonden en hebben veel aan de mythe Sissi bijgedragen. Haar levensverhaal werd in 1991 opnieuw verfilmd onder de titel Sissi en in Wenen ging in 1992 de musical Elisabeth in première. In het keizerlijk paleis van Wenen bevindt zich direct naast het appartement van de keizer een Sissi-museum, dat vooral aan haar privéleven is gewijd. In 1997 werd de animatie-serie Princess Sissi geproduceerd.

De in 1991 gemaakte film, die het werkelijke leven van de depressieve en neurotische Keizerin liet zien, werd bij het grote publiek geen succes.

In 1999 werd in het Scheveningse Circustheater de musical Elisabeth opgevoerd met Pia Douwes in de rol van Elisabeth en Stanley Burleson als de Dood die haar steeds achtervolgde. Douwes speelde de rol ook in Wenen en in het Duitse Essen.

Over Elisabeth zijn talrijke boeken geschreven. Ook Nederlandse auteurs, zoals Martin Ros en Wim Ewalt, schreven biografieën over de keizerin. Lucas Zandberg schreef een roman over het werkelijke leven van Elisabeth.

Geen opmerkingen: