zaterdag 2 februari 2008
Italië
Italië, officieel de Italiaanse Republiek, is een land in Zuid-Europa en behoort tot de Europese Unie. Ten noorden grenst Italië aan Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en Slovenië. De rest van het land wordt omringd door de Tyrreense Zee, de Middellandse Zee, de Ionische Zee en de Adriatische Zee.
De eilanden Sicilië, Sardinië en Elba en een aantal kleinere eilanden behoren ook tot Italië.
De hoofdstad van Italië is Rome (Roma). Daarin bevindt zich het onafhankelijke Vaticaanstad waarvan de paus het hoofd is. Een tweede onafhankelijke enclave binnen de Italiaanse grenzen is San Marino. Belangrijke steden zijn Milaan (Milano), Turijn (Torino), Genua (Genova), Venetië (Venezia), Florence (Firenze), Bologna, Verona, Napels (Napoli), Ancona, Bari, Messina en Palermo (de hoofdstad van Sicilië).
Inhoud [verbergen]
1 Geschiedenis
1.1 Oudheid
1.2 Middeleeuwen
1.3 Nieuwe tijd
1.4 Italiaanse eenwording
1.5 Eerste Wereldoorlog
1.6 Fascisme aan de macht
1.6.1 Machtsovername Mussolini in 1922
1.6.2 Dictatuur
1.6.3 Discriminatie
1.7 Tweede Wereldoorlog
1.8 Republiek
2 Demografie
2.1 Bevolking
2.2 Immigratie
2.2.1 Kritiek op migratiebeleid
2.3 Taal
2.4 Religie
3 Bestuurlijke indeling
4 Geografie
4.1 Steden en plaatsen
5 Bezienswaardigheden
6 Kunst en cultuur
6.1 Musea
6.2 Film
7 Onderwijs
8 Economie
8.1 Late industrialisatie
8.2 Midden- en kleinbedrijf
8.3 Export
8.4 Tegenstelling tussen Noord en Zuid
9 Politiek
10 Verkeer en vervoer
11 Sport
12 Media
12.1 Kranten
12.2 Televisie
12.3 Radio
13 Eten en drinken
14 Klimaat
15 Externe links
16 Bronnen, noten en/of referenties
[bewerk] Geschiedenis
Zie Geschiedenis van Italië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
[bewerk] Oudheid
Voor de opkomst van de stadsstaat Rome was Italië bevolkt met een groot aantal volken: naast de Romeinen waren er de Etrusken, Apuliërs, Liguriërs, Sabijnen, Samnieten, Bretii en in de Povlakte de Kelten.
Rome breidde zich uit ten koste van haar buurvolken, zo ontstond het Romeinse Rijk. In deze vorm beheerste Italië eeuwenlang het Middellandse Zee gebied. De Romeinen namen de theoretische kennis van de Grieken over, en pasten deze praktisch toe. Hun aquaducten en de restanten van de wegen die zij in hun hele rijk aanlegden, zijn nog op veel plaatsen te vinden.
[bewerk] Middeleeuwen
Na de ondergang van het West-Romeinse Rijk in 476 raakte Italië in verval. Italië kende een veelheid aan vreemde overheersers: Ostrogoten, het Oost-Romeinse Rijk, de Lombarden. In Midden-Italië ontstond de Pauselijke Staat. In Noord-Italië kwamen de Franken onder Karel de Grote.
In 900 veroverden de Arabieren Sicilië. De Normandiërs werden tegen hen te hulp geroepen. Deze stichtten op Sicilië hun eigen koninkrijk.
In de 11e eeuw trok de handel langzaam weer aan. Vooral de handel overzee bloeide met handelssteden als Amalfi, Pisa, Genua en Venetië. De Renaissance brak hier aan, met grote kunstenaars als Michelangelo, Leonardo da Vinci en Rafael. Deze gouden eeuw eindigde in de 16e eeuw.
[bewerk] Nieuwe tijd
Aan het begin van de 16e eeuw verplaatste de handel zich van het Middellandse Zeegebied naar de Atlantische Oceaan: een gevolg van de ontdekkingsreizen en de nieuwe zeeroutes met de Nieuwe Wereld, India, China en Indonesië. Het directe gevolg was een afname van de macht van de Italiaanse staatjes. Italië kwam onder invloed van Spanje, Frankrijk en Oostenrijk. Het pauselijke gezag en de pauselijke invloed namen sterk af door de reformatie.
[bewerk] Italiaanse eenwording
De Italiaanse vereniging was een langdurig proces, politiek gezien beginnend bij het Congres van Wenen en eindigend bij het eind van de Eerste Wereldoorlog, waar bij het Verdrag van Saint-Germain de laatste onafhankelijke steden in het Koninkrijk Italië werden opgenomen.
De Italianen kregen Venetië in handen door zich in 1866 met Pruisen te verbinden tegen Oostenrijk. De verhouding met de Pauselijke Staat bleef moeilijk tot het concordaat van 1929.
Italië kreeg een tweekamerstelsel met een door de koning benoemde Senaat en een gekozen Kamer. Het universeel stemrecht voor mannen werd op 25 mei 1912 ingevoerd met eerste verkiezingen op 26 oktober 1913. Vrouwenkiesrecht is pas in 1945 ingevoerd.
Gedurende de eerste decennia werd het gezag van de regering ondermijnd door de twisten tussen de politieke partijen - de liberalen en de radicalen - en persoonlijke schandalen van politici.
De belangrijkste politieke figuren in deze tijd waren Agostino Depretis en Francesco Crispi.
In dit tijdperk verwierf Italië ook enkele koloniale bezittingen: Eritrea (1882-1890), Italiaans Somaliland (1899-1905) en na een oorlog tegen Turkije, die het land tevens de Dodekanesos opleverde, Libië.
[bewerk] Eerste Wereldoorlog
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bleef Italië aanvankelijk neutraal. Nadat de geallieerde mogendheden bij het verdrag van Londen royale gebiedsuitbreiding hadden toegezegd, verklaarde Italië in mei 1915 de oorlog aan Oostenrijk en in augustus 1916 ook aan Duitsland. In militair opzicht was de oorlog geen succes, maar bij de vrede werd Italië beloond met Istrië en Triëste, Zadar (Zara) in Dalmatië en geheel Zuid-Tirol. De kwestie Zuid-Tirol bleef vervolgens de Italiaans-Oostenrijkse betrekkingen belasten. Fiume (Rijeka), dat aanvankelijk tot vrijstaat was verklaard, werd in 1919-1920 eigenmachtig door de dichter-politicus Gabriele d'Annunzio voor Italië bezet.
[bewerk] Fascisme aan de macht
[bewerk] Machtsovername Mussolini in 1922
Italië was van 1922 tot 1945 geen democratie. Op 31 oktober 1922 nam Benito Mussolini via de Partito Nazionale Fascista (in 1921 opgericht) de macht over nadat deze enkele dagen eerder met een mars op Rome een staatsgreep wilde geplegen en in de maanden daarvoor al met geweld de macht over gemeentebesturen in steden als Ancona, Milaan, Genua, Livorno, Parma, Bolzano en Trente hadden overgenomen. Bij de (laatste vrije) verkiezingen op 15 mei 1921 haalde de PNF 35 zetels binnen vanuit het niets. Het fascisme stelt de (onaantastbare) staat boven het individu, waarbij economie en de sociale maatschappij van bovenaf gereguleerd werd, gecombineerd met extreem nationalisme, autoritair optreden inclusief geweld.
[bewerk] Dictatuur
In januari 1925 werd feitelijk de dictatuur ingesteld. De Partito Nazionale Fascista (PNF) werkte vooral door het met geweld afdwingen van haar wil door zwarthemden ('camicie nere'). De Koning van Italië schaart zich achter de dictatuur door Mussolini zijn gang te laten gaan en hem te benoemen tot premier in 1922. In 1924 werden nog wel verkiezingen gehouden, die door de PNF werden gewonnen met 64,9 % van de stemmen op 'Lista Nazionale' en 'Lista Bis'. Partijen die nog niet waren verboden protesteerden tegen de uitslag, waarop Giacomo Matteotti die in het parlement het woord nam dit met de dood moest bekopen op 11 juni 1924. Vele andere politieke tegenstanders moesten het ook met de dood bekopen in de loop der jaren. Met een rede van Mussolini op 3 januari 1925 waarin deze zich verantwoordelijk houdt voor de dood van Matteotti wordt historisch gezien als het begin van de dictatuur geduid. Eind 1925 wijzigde Mussolini zijn titel van minister-president in hoofd van de regering, eerste minister en secretaris van de staat. Op 4 februari 1926 werden gemeenteraden afgeschaft en vervangen door een lokale leider ('podesta'). Op 5 november 1926 werden alle politieke partijen behalve de PNF verboden en werd de censuur ingevoerd. Vrije pers werd verboden. Op 9 december 1928 werd de grote raad van de Fascisten (Gran Consiglio del Fascismo)(met aan het hoofd Mussolini) aangewezen als vertegenwoordigend orgaan. De Gran Consiglio del Fascismo wijst de leden voor het parlement aan die op 24 maart 1929 met een 'ja' of 'nee' (hele lijst) mochten worden 'gekozen'. 90 % stemt, met een uitslag van 98,4 % 'ja'.
Veel bedrijven en instellingen werden genationaliseerd, in alle sectoren. Mussolini begon op 5 december 1934 een oorlog tegen Ethiopië, dat hij met moeite en bruut oorlogsgeweld tegen een primitief volk veroverd zei te hebben op 9 mei 1936.
Benito Mussolini en Adolf Hitler zagen elkaar in de jaren '30 als bondgenoten, resulterend in een pact dat op 9 mei 1939 werd gesloten. De Tweede Wereldoorlog was begonnen, al had Italië er al ruim 15 jaar aan dictatuur opzitten.
[bewerk] Discriminatie
In september 1938 kwam Mussolini met de rassenwetten, waarin in navolging van nazi-Duitsland de Ariër en non-Ariër werd geïntroduceerd en Italianen als puur 'ras' werd geïntroduceerd. Joden werde expliciet gediscrimineerd als niet-ariër. De wetten werden van kracht vanaf 17 november 1938, waarbij joden voortaan de toegang tot scholen (zowel als leraar als leerling) en vanaf juni 1939 ook tot essentiële beroepen (medici, apothekers, advocaten, ondernemers, boekhouders, architecten, chemici, landbouwers, industriëlen e.d.) werd ontzegd. Alleen in eigen joodse kring was onderwijs en handel nog mogelijk. In Italië heeft gedurende de periode 1938-1945 20 % van de joden, oftewel 8000 van de 40.000 de oorlog niet overleefd. In Nederland was dat 75 % (105.000 joden). Dit komt omdat het regime van Mussolini aanvankelijk huiverig was met daadwerkelijke deportaties en pas toen de oorlogsdreiging en de nazi-vazalstaat (Repubblica Sociale Italiana) er was, dit halfslachtig beleid is geworden. In Nederland stond de jodenvervolging onder leiding van de SS en werkte het ambtenarenapparaat mee.
Het fascisme discrimineerde ook homo's en lesbiennes op brute wijze, al was dat nooit in regelgeving of wetgeving opgenomen. Vrouwen waren in het fascisme ondergeschikt aan de man, waarbij het krijgen van kinderen (en opvoeden) belangrijk werd gevonden. Huwen werd mogelijk voor vrouwen vanaf 14 jaar en voor mannen vanaf 16 jaar, waarbij vrijgezellen tussen 26 en 65 jaar een speciale belasting opgelegd kregen.
[bewerk] Tweede Wereldoorlog
Op 10 juni 1940 verklaarde het de oorlog aan Frankrijk en Engeland. Benito Mussolini geloofde dat Engeland snel om genade zou smeken, maar dat bleek een misrekening. De Italiaanse strijd te land was een mislukking, Duitsland moest Italië zowel in Griekenland als in Noord-Afrika te hulp komen. Wel vergrootten de Italianen hun gebied met Montenegro, een deel van Griekenland en enkele steden in Frankrijk (dat was echter geen noemenswaardige vooruitgang). Ook de Afrika-oorlog tussen Italië/Duitsland en Engeland verliep in eerste instantie dramatisch voor de Italiaanse troepen. Pas toen twee Duitse divisies te hulp schoten wisten de Italianen gebiedsuitbreiding in Egypte te verwezenlijken.
Na het vastlopen van de Duitse invasie in de Sovjet-Unie en de Amerikaanse deelname aan de oorlog keerde het tij. In mei 1943 werden de Italianen en de Duitsers uit Noord-Afrika verdreven. In juli 1943 volgde de landing van de Amerikanen op Sicilië. Koning Victor Emanuel III reageerde door Mussolini te laten arresteren. Hij benoemde maarschalk Badoglio als premier. Op 8 september 1943 komt er een overeenkomst tussen de geallieerden en het koninkrijk Italië tot overgave. Er ontstaat echter een burgeroorlog waarbij in feite nazi-Duitsland tegen de geallieerden vechten met Italianen die verdeeld zijn.
De Duitsers bezetten snel grote delen van Italië. Zij bevrijdden Mussolini die de Italiaanse Sociale Republiek oprichtte. Dit was een vazalstaat die onder directe leiding van nazi-Duitsland viel waarbij Mussolini nauwelijks eigen bevoegdheden had. Zijn beweging opereerde onder de naam Partito Fascista Repubblicano. De Repubblica Sociale Italiana werd vanuit Salo bestuurd, en omvatte het noordelijk en een groot deel van centraal Italië en kreeg de bijnaam Repubblica di Salo. 27 september was de start van deze vazalstaat.
Terwijl de geallieerden moeizaam door Italië naar het noorden oprukten (Rome, juni 1944, Milaan, april 1945), verklaarde de Italiaanse monarchistische regering Duitsland de oorlog. 28 april 1945 is Mussolini samen met andere fascisten opgepakt en opgehangen in Milaan.
Ondanks de zwarte periode van 23 jaar antidemocratische tijd, hebben fascisten ook een enkele positieve activiteiten ondernomen voor Italië: moerassen werden drooggelegd ten zuiden van Rome (1928-1930), analfabetisme werd aangepakt alsmede het treinsysteem en infrastructuren. Ook kwamen de eerste televisie-uitzendingen tot stand in Italië en werd radio een alomheersend medium.
[bewerk] Republiek
Na de ineenstorting van het fascistische dictatoriale regime, werd de monarchie ter discussie gesteld, met name vanwege de opstelling van het koningshuis ten tijde van het fascistische bewind. In een referendum, gehouden op 2 juni 1946, koos een ruime meerderheid van de bevolking voor een staatsvorm als democratische republiek. De democratische republikeinse grondwet trad op 1 januari 1948 in werking. Daarin is onder meer bepaald dat mannelijke afstammelingen van de koninklijke familie Italië niet meer in mochten (deze bepaling is door de regering Berlusconi in de jaren 2002-2006 overigens uiteindelijk geschrapt nadat de nazaten van het koningshuis een beroep deden op het Europese recht van vrijheid van verkeer) en is hen de koninklijke titel ontnomen. Ook is de fascistische partij (PNF) verboden en is bepaald dat de republieksvorm van de staat niet gewijzigd kan worden. De Italiaanse republiek kent een president, welke voornamelijk een ceremoniële functie vervult.
Naar aanleiding van het op 2 juni 1946 gehouden referendum is deze dag een officiële vrije dag als 'Dag van de Republiek'.
Italië is sinds de jaren vijftig lid van de NAVO, ze is vanaf de oprichting lid van de Europese Gemeenschap.
[bewerk] Demografie
[bewerk] Bevolking
Demografische ontwikkeling van ItaliëVanaf midden jaren '90 had Italië als één van de eerste landen op het oude continent een negatieve bevolkingsgroei. Met andere woorden was het aantal geboortes kleiner dan het aantal mensen dat overleed. In de laatste 2 à 3 jaren is er weer van een heel geringe groei sprake. Behalve Rome en Palermo kennen de grote steden een dalend aantal inwoners.
[bewerk] Immigratie
De illegale immigratie via Zuid-Italiaanse havens en stranden, onder meer uit Albanië en Turkije, wordt met name in het noorden van Italië gezien als oorzaak van stijgende misdaad. Het is vooral ook een grensoverschrijdend probleem, aangezien landen als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland voor veel van deze migranten als eindbestemming gelden. Alhoewel de Italiaanse regelgeving, in het kader van Schengen, inmiddels op niveau is, bestaan nog lacunes in de implementatie daarvan langs de uitgestrekte Italiaanse kust. In april 2000 hebben de Italiaanse en de Albanese regering een akkoord gesloten over de jaarlijkse toelating van 5000 Albanezen in Italië. Voorheen heeft Italië soortgelijke akkoorden afgesloten met Tunesië en Marokko.
Italië kent ook een grote toestroom van migranten via het eiland Lampedusa. In 2006 zijn al 485.000 aanvragen gedaan voor extra-communautaire werknemers terwijl het quotum voor 2006 vastgelegd was op 170.000. De regering wil contacten aanhalen met Libië en meer EU-samenwerking realiseren inzake migratie. Tijdens de informele bijeenkomst in Lahti op 20 oktober 2006 stond dit onderwerp op de agenda. Italië steunde het betoog van de Spaanse premier Zapatero voor meer EU-samenwerking op het gebied van immigratie en samenwerking met de landen van oorsprong en de transitlanden.
[bewerk] Kritiek op migratiebeleid
Hoewel Italië pleit voor meer samenwerking, zijn er ook geluiden te horen die Italië in een ander licht stellen. Amnesty International meldt dat er geen specifieke wet is die asielzoekers beschermt en dat de huidige immigratiewetgeving geen verbetering inhoudt. Ook het bouwen van detentiekampen in Libië keurt zij af. Meer dan 1425 immigranten zijn volgens Amnesty International naar Libië uitgezet. Sinds 2004 krijgt Libië financiële steun van Italië en militair materieel in ruil voor het tegenhouden van migranten. Italië helpt op deze manier dus met het oprichten van opvangkampen in Libië voor illegale immigranten. Verder kent Italië volgens Amnesty een gebrekkige asielprocedure die er toe leidt dat asielzoekers zelfs worden uitgezet vooraleer hun beroepsprocedure tegen een afwijzing begint te lopen.
Dit gebeurde bijvoorbeeld met de vluchtelingen op het Duitse schip Cap Anamur. In eerste instantie stelde Italië dat ze niet verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien het schip eerst Malta had aangedaan. Maar dit is volgens Amnesty niet het geval, omdat de vluchtelingen niet in Malta de mogelijkheid hadden gehad om een asielaanvragen in te dienen. Het eerste land waar de vluchtelingen de mogelijkheid hebben om asiel aan te vragen, wordt gezien als het land dat het behandelt en dan kijkt of zij verantwoordelijk is voor de afhandeling van het asielverzoek.
Ook is het zo dat minderjarige asielzoekers in Italië eerst opgesloten worden in gewone detentiekampen voor ze in jeugdkampen terecht komen:
2005: 1.622 van de 22.939 migranten die de Italiaanse kust bereikten, zijn minderjarig;
2006: 1.335 van de 22.016 migranten die de Italiaanse kust bereikten, zijn minderjarig.
[bewerk] Taal
De grote meerderheid van de bevolking spreekt Italiaans (waaronder verscheidene dialecten); er zijn Duits-, Frans-, Sloveens-, Grieks-, Friulaans- en Kroatisch- sprekende minderheden. De Duitssprekende minderheid in Noord-Italië wordt Zimbern genoemd.
[bewerk] Religie
Bijna alle Italianen zijn Rooms-Katholiek.
De Heiligen Bernardinus van Siena, Catharina van Siena en Franciscus van Assisi zijn de patroonheiligen van Italië.
[bewerk] Bestuurlijke indeling
Zie Regio's van Italië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Het land is verdeeld in 20 regio's, die in een totaal van 107 provincies worden onderverdeeld.
Deze 20 gebieden hebben ook parlementen en overheden. Als resultaat van een referendum van 2001 dat de regionale bevoegdheden verhoogde, is de federale overheid verantwoordelijk voor buitenlandse relaties en nationale defensie, openbare orde en rechtvaardigheid, verkiezingswet en milieukwesties.
Vijf regio's hebben een autonome status:
Sicilië (Sicilia) - Sardinië (Sardegna) - Valle d'Aosta - Trentino-Zuid-Tirol (Trentino-Alto Adige) - Friuli-Venezia Giulia.
De overige regio's zijn: Piëmont (Piemonte) - Lombardije (Lombardia) - Ligurië (Liguria) - Veneto - Emilia-Romagna - Toscane (Toscana) - Umbrië (Umbria) - Marken (Marche) - Latium (Lazio) - Abruzzen (Abruzzo) - Molise - Campanië (Campania) - Apulië (Puglia) - Basilicata - Calabrië (Calabria).
[bewerk] Geografie
Riva del Garda, GardameerOngeveer 75% van Italië is bergachtig of heuvelachtig en ruwweg 20% van het land is bebost. Er zijn smalle stroken van laagland langs de Adriatische kust en de delen van de Tyrreense kust.
In het noorden van het land liggen de Alpen en de Dolomieten en verder strekken de Apennijnen zich uit van Genua (Genova) in het noorden tot voorbij Napels (Napoli) in het zuiden.
In het noorden liggen de grote meren: het Lago Maggiore, het Comomeer (Lago di Como), het Lago d'Iseo en het Gardameer (Lago di Garda). In het midden van Italië ligt nog een aantal meren, waarvan het Bolsenameer het grootste is. Belangrijke rivieren zijn de Tiber, de Arno en de Po; De Po is veruit de belangrijkste: de meeste Alpenrivieren (wel: Ticino, Oglio, Noce, enz. - maar niet de Adige) monden hierin uit en het is de slagader van de laagvlakte van de Po, Italiës grootste agrarische gebied en graanschuur.
Noordelijk Italië, dat grotendeels uit een enorme vlakte bestaat die door de Alpen in het noorden wordt omvat en door de Po-rivier en zijn zijrivieren wordt afgevoerd, bestaat uit de gebieden van Ligurië, Piëmont, Valle d'Aosta, Lombardije, Veneto, en een deel van Emilia-Romagna (dat zich in Centraal-Italië uitbreidt). Gran Paradiso (4061 m), de hoogste berg die geheel binnen Italië ligt, ligt in Valle d'Aosta.
Het Italiaanse schiereiland bestaat uit Centraal-Italië (Marken, Toscane, Umbrië en Latium) en zuidelijk Italië (Campanië, Basilicata, Abruzzen, Molise, Calabrië en Apulië).
Het land is rijk aan natuurschoonheid: de majestueuze Alpen in het noorden, de glooiende heuvels van Umbrië en Toscane, en het ruwe landschap van Zuid-Apennijnen. De baai van Napels, die door de Vesuvius wordt overheerst, is één van de beroemdste baaien van de wereld. Naast de beroemde vulkaan de Vesuvius, die in 79 voor Christus verwoestend uitbarstte, heeft Italië nog een aantal actieve vulkanen: de Etna op Sicilië, Stromboli, Vulcano en andere.
[bewerk] Steden en plaatsen
De hoofdstad van Italië is Rome.
Enkele grote Italiaanse steden zijn:
Ancona
Bari
Bologna
Cagliari
Catania
Florence
Genua
Milaan
Messina
Napels
Padua
Palermo
Pisa
Turijn
Venetië
Verona
Zie ook:
Lijst van grote Italiaanse steden
Lijst van Italiaanse plaatsen
[bewerk] Bezienswaardigheden
Monumenten op de Werelderfgoedlijst
[bewerk] Kunst en cultuur
Zie Italiaanse kunst voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Zie Italiaanse literatuur voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Renaissance kunst
[bewerk] Musea
Lijst van musea in Italië
[bewerk] Film
Wat ook wereldwijd bekend is, is de Italiaanse film. In de jaren zestig van de vorige eeuw begon de echte bloeitijd van de Italiaanse film. Fellini maakte toen La Dolce Vita (1960) en Marcello Mastroianni, Sophia Loren en Guilietta Masina werden internationale sterren. De Italiaanse films zijn nauw verbonden met de Italiaanse samenleving en de filmmakers geven ook daarop hun persoonlijke artistieke visie.
[bewerk] Onderwijs
Er zijn talrijke universiteiten in Italië, waaronder die in Bari, Bologna, Genua, Milaan, Napels, Pisa, Florence, Turijn, Padua, Palermo en Rome.
[bewerk] Economie
[bewerk] Late industrialisatie
Italië begon in vergelijking met andere Europese naties laat te industrialiseren, en tot de Tweede Wereldoorlog was het grotendeels een landbouwland. De transformatie van agrarisch land naar een moderne industriële natie zorgde tussen 1950 en 1980 voor een groei van het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking van 200%. Na 1980 steeg de staatsschuld en het percentage werklozen, wat er toe leidde dat de groei van het BNP daalde tot gemiddeld 1,3% per jaar. Eind jaren ’80 herstelde de Italiaanse economie zich weer geleidelijk. In deze periode steeg de groei van het BNP naar 3,3% en de inflatie daalde naar 6,5%. Het percentage werklozen bleef echter hoog net als de staatsschuld.
Met de opkomst van de tertiaire sector (zoals het bank- en verzekeringswezen) nam dit percentage weer af. Het aandeel van deze sector in de werkgelegenheid is daarentegen alsmaar toegenomen (61,2% in 1998) en zij telt in de jaren '90 voor meer dan 60% van het BBP. In diezelfde jaren '90 heeft de Italiaanse industrie een aandeel van 35% in het jaarlijkse BBP en zorgt ze voor 32% van de werkgelegenheid. De Italiaanse landbouw heeft een aandeel van minder dan 4% in het BBP en de werkgelegenheid neemt in de sector neemt af (5,9% in 1998). De belangrijkste landbouwproducten zijn vruchten, suikerbieten, graan, tomaten, aardappels, sojabonen, olijven en olijfolie, en vee (vooral rundvee, varkens, schapen, en geiten). Bovendien wordt veel inlandse wijn geproduceerd. Er is een kleine visindustrie, waarbij de Adriatische zee een belangrijke rol vervult. Men vangt onder andere ansjovis, sardienen, tonijn, inktvis en schaaldieren.
De industrie is geconcentreerd in het noorden, in het bijzonder in de "gouden driehoek" van Milaan-Turijn-Genua. De economie van Italië heeft zich geleidelijk omgevormd, van voedsel en textiel naar techniek, staal en chemische producten. Belangrijkste producten zijn ijzer, staal, en andere metaalproducten; geraffineerde aardolie; chemische producten; elektro en niet-elektrische machines; motorvoertuigen; textiel en kleding; afgedrukte materialen; en plastiek. Hoewel veel van de belangrijkste industrieën van Italië genationaliseerd zijn, is er de laatste jaren een belangrijke beweging richting privatisering geweest. De rol van de Italiaanse Overheid is echter nog altijd kenmerkend voor de economie.
[bewerk] Midden- en kleinbedrijf
Kleine en middelgrote ondernemingen vormen de "motor" van de Italiaanse economie. Veelal gaat het om familiebedrijven, die met name in de jaren '80 zijn opgericht. In deze periode maakte de Italiaanse economie een moeilijke tijd door. Deze verschuiving in de Italiaanse bedrijfscultuur kwam er vooral door het veranderende consumptiegedrag en het gebrek aan flexibiliteit van de Italiaanse multinationals, net te wijten was aan het familisme. De kleine en middelgrote ondernemingen, die in zogenaamde "distretti industriali" of "industriële districten" kunnen worden onderverdeeld, hadden deze massaconsumptie niet nodig, maar specialiseerden zich integendeel in specifieke markten.
[bewerk] Export
Italië heeft een grote buitenlandse handel. De belangrijkste exportproducten zijn: textiel, kleding, metalen, machines, motorvoertuigen en chemische producten; de belangrijkste invoerproducten zijn machines, vervoerapparatuur, chemische producten, voedsel, voedingsmiddelen en mineralen (vooral aardolie). Het toerisme is eveneens een belangrijke bron van inkomsten. De belangrijkste handelspartners zijn Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. De Italiaanse infrastructuur, vooral die in het zuiden, is in de naoorlogse jaren verbeterd.
[bewerk] Tegenstelling tussen Noord en Zuid
De Italiaanse economie staat bekend om het grote welvaarts- en ontwikkelingsverschil tussen het noorden en het zuiden. De oorzaken hiervan hebben vooral betrekking op de verschillende historische ontwikkeling, geografische ligging en het fysische milieu. Van deze twee gebieden is het noorden het meest welvarend: het heeft de beste landbouwgrond, de belangrijkste haven (Genua) en de grootste industriële centra. Noord-Italië heeft ook een bloeiende toeristenhandel op de Italiaanse Riviera, in de Alpen (waaronder de Dolomieten) en langs de kusten van zijn mooie meren (Lago Maggiore, Comomeer, en Gardameer).
Het land heeft te kampen met de invloed van de maffia. In Italië gaat het met name over de Siciliaanse maffia (Cosa Nostra), de Napolitaanse (de Camorra), de 'Ndrangheta (actief in Calabrië) en de Sacra Corona Unita (actief in Apulië). De aanwezigheid van deze organisaties, vooral in het zuiden, kan in verband worden gebracht met de economische problemen in Zuid-Italië ten opzichte van het noorden.
Sinds de jaren '50 probeert de Italiaanse overheid door middel van een ontwikkelingsfonds voor het Zuiden (Cassa per il Mezzogiorno) de welvaartskloof met het noorden te dichten. In het begin deed men dat door de agrarische sector te moderniseren en de Italiaanse infrastructuur te verbeteren. Toen echter duidelijk werd dat deze manier van investeren de werkgelegenheid juist verkleinde, kwam de nadruk te liggen op een snelle industrialisatie van het gebied. Hoewel die de achterstand van het zuiden ten opzichte van het noorden niet kon wegnemen, is het inkomensniveau in Zuid-Italië wel toegenomen.
De groei van de Italiaanse economie na de Tweede Wereldoorlog heeft dan ook vooral in het noorden van het land plaatsgevonden. De industriecomplexen in het Zuiden zijn vaak arbeidsintensief en statisch van structuur, en kunnen vaak alleen door middel van overheidssteun voortbestaan. Door deze ongunstige economische ontwikkeling met betrekking tot het Zuiden is de welvaartskloof tussen noord en zuid sterk toegenomen.
[bewerk] Politiek
De overheid is gebaseerd op de grondwet van 1948. Het tweekamerparlement bestaat uit de Kamer van Afgevaardigden (630 leden) en de Senaat, die uit 315 leden samengesteld is. Beide kamers worden om de vijf jaar verkozen, op basis van evenredige vertegenwoordiging, maar vervroegde verkiezingen zijn mogelijk. Beide kamers hebben gelijke bevoegdheden. De Raad van Ministers, die door de premier wordt geleid moet het vertrouwen van het parlement hebben. Het staatshoofd is de president, die in een gezamenlijke zitting door het parlement wordt gekozen.
De Italiaanse politiek werd gedomineerd door drie partijen, de communistische PCI met in het begin van de jaren '70 34% van de kiezers achter zich, en de christendemocratische Democrazia Cristiana, toen goed voor 39%, alsmede de sociaaldemocratische PSI (Partito Socialista Italiana). De angst voor de communistische partij was een van de factoren die de DC hielp van 1947 tot 1992 in het zadel te blijven, veelal samen met de PSI.
Aldo Moro was één van de weinigen, die begreep, dat de uitsluiting van de PCI voor de regering ook een voortdurende uitsluiting van een belangrijk deel van het electoraat betekende. Hij deed pogingen om een zogenaamd historisch compromis met de PCI te bereiken. Hij werd echter in 1976 door de Rode Brigades ontvoerd en vervolgens vermoord, waarna het idee verder geen vervolg kreeg.
In een laatste poging om het 'oude' politieke systeem te redden werd in 1984 de PSI-socialist Bettino Craxi premier, welke voor het eerst in de na-oorlogse geschiedenis zo goed als de gehele termijn zijn regering bij elkaar kon houden.
Hierna echter kwam een serie corruptieschandalen aan het licht, welke weliswaar alle partijen trof, maar die vooral de DC en de PSI van Craxi in een diepe crisis stortte. Uiteindelijk leidde deze crisis zelfs tot de opheffing van zowel de DC alsmede de PSI in de periode 1992-1994. Deze operatie 'mani pulite' (schone handen) kwam in 1992 op gang na de ontdekking door onderzoeksrechter Antonio Di Pietro van grootscheepse politieke corruptie (Tangentopoli, Omkoopstad) in Milaan en op basis van de onderzoeken naar aanleiding van de moord op rechter en maffiabestrijder Falcone.
Het gevolg was, dat het kiessysteem volledig werd hervormd (voornamelijk in een meerderheidsysteem met districtenstelsel) en de politieke constellatie werd tegelijk volledig door elkaar geschud.
Vanaf de jaren '90 wordt de Italiaanse politiek beheerst door enerzijds een rechts blok, met Forza Italia (de partij van Silvio Berlusconi), de separatistische en xenofobe Lega Nord van Umberto Bossi en de post-fascistische Alleanza Nazionale. Daartegenover staat een centrum-links blok (Ulivo), momenteel onder leiding van voormalig Europees commissievoorzitter Romano Prodi. Huidig president is Giorgio Napolitano.
Centrum-links won op 9 en 10 april 2006 nipt de verkiezingen en stuurde zo de rechtse regering Berlusconi naar huis. Die voerde een populistische neoliberale/conservatieve politiek en werd tegelijk geteisterd door beschuldigingen van corruptie, vooral aan het adres van premier Berlusconi. Hij zou fiscale fraude gepleegd en rechters omgekocht hebben als leider van zijn zakenimperium. Hij stelde zichzelf echter buiten vervolging door een wet die de premier onschendbaarheid verschaft zolang hij in functie is. Ondertussen zijn alle corruptiezaken tegen hem zo goed als verjaard.
Berlusconi kreeg ook scherpe kritiek omdat hij als eigenaar van drie commerciële televisiestations een mediamonopolie had, dat hij misbruikte. Bovendien zuiverde hij als premier ook de openbare omroep Rai van al te kritische journalisten en programmamakers.
Na zijn verkiezingsnederlaag van 2006 maakte Berlusconi gewag van fraude, maar daar bleek uiteindelijk niets van aan. Prodi had de verkiezingen nipt gewonnen met 49,8% tegen 49,7%. De winst is vooral gekomen dankzij de stemmen uit het buitenland, van Italianen buiten Italië die voor het eerst stemrecht hadden verkregen; een wetsverandering overigens waar met name rechts jarenlang voor had gepleit. Sinds de verkiezingen van 2006 werd het land vervolgens geregeerd door de centrum-linkse regering van Prodi, welke echter in een voortdurende staat van crisis het land bestuurde, aangezien de meerderheid in het parlement (met name in de Senaat) dermate klein was, dat regelmatig de vertrouwenskwestie aan de orde kwam om ook echt àlle stemmen van links mee te laten stemmen ten faveure van de voorgestelde regeringsbesluiten. Uiteindelijk viel de regering dan ook op 24.1.2008 nadat de kleine partij Udeur (3 zetels in de Senaat) onder leiding van minister Mastella zijn steun introk. Hiermee kon de regering niet meer op een meerderheid in de Senaat terugvallen en moest Prodi zijn ontslag aanbieden aan president Napolitano.
Na deze val van de regering wordt het rechtse blok nog steeds aangevoerd door Silvio Berlusconi; het linkse blok wordt steeds meer geleid door Walter Veltroni, huidig burgemeester van Rome, en partijleider van de onlangs opgezette Partito Democratico (PD). Een echte partij links van het midden, welke Ulivo dient te vervangen. De consituerende delen van de PD (onder andere ook de grootste als DS en Margherita) hebben zich vastgelegd in een opgaan in de nieuwe PD.
[bewerk] Verkeer en vervoer
Italië heeft diverse luchthavens zoals in Milaan, Bologna, Pisa, Florence, Rome en Napels. Verder is er een goed spoorwegnet, waarvoor Trenitalia verantwoordelijk is. In de steden zijn er trams, (trolly)bussen en metro's. Het wegennet is ook goed ontwikkeld, zij het wel behoorlijk belast, met name in het noorden van het land.
[bewerk] Sport
Voetbal is de belangrijkste sport in Italië. Er zijn vele voetbalclubs, de bekendsten zijn Juventus, AC Milan, AS Roma en Internazionale. Het nationale voetbalelftal is in 2006 voor de vierde keer wereldkampioen voetbal geworden.
Zie ook:
Italiaans voetbalelftal
Ook wielrennen is er bijzonder populair. De Giro d'Italia, de wielerronde van Italië, is samen met de Tour de France, en de Vuelta, de wielerronde van Spanje, één van de grote drie rittenwedstrijden.
[bewerk] Media
[bewerk] Kranten
De voornaamste perscentra zijn Rome, Milaan en Turijn. ANSA is het algemeen persbureau van Italië. De meeste dagbladen worden financiëel gesteund door bedrijven, politieke partijen of banken. Door een koppeling met politici kunnen kranten overheidssubsidie verkrijgen. De meeste kranten verkrijgen dit en kunnen alleen daarom voortbestaan. De belangrijkste Italiaanse kranten zijn: La Repubblica (oplage 626.000), Il Corriere della Sera (715.000) en La Stampa (500.000). De belangrijkste linkse kranten zijn L'Unità en Il manifesto. Il Giornale (300.000, eigendom van Berlusconi) behoort tot de rechts gekleurde kranten, evenals Libero en Il Foglio.
Er zijn veel grote regionale dagbladen; het meest gezaghebbende blad in Rome is Il Tempo (243.500) naast Il Messaggero (230.000). Il Sole 24 Ore (330.000) is de belangrijkste Italiaanse zakenkrant. De zogenaamde Terza pagina oftewel de culturele pagina, vormde tot voor kort een belangrijk onderdeel van de Italiaanse kranten. De meest gelezen en bekende, roze sportkrant van Italië is La Gazzetta dello Sport. Italië kent vier grote gratis dagbladen die op landelijke schaal verspreid worden. Dit zijn Metro Italy, Leggo, City en La Stampa Sera. Het Italiaanse instituut Eurisko heeft in februari 2005 een verslag uitgebracht over de free press in Italië.
[bewerk] Televisie
De staat heeft openbare omroeprechten (publieke omroeplicentie) vergeven aan Radio Audizioni Italiane, inmiddels omgedoopt tot Radiotelevisione Italiana (RAI). Een wet uit 1975 waarborgt de politieke onafhankelijkheid en de objectieve nieuwsvoorziening, maar in de praktijk worden belangrijke posten bij de Rai politiek verdeeld (RaiUno en het journaal TG1 is meestal regeringsgezind, RaiDue en het journaal TG2 is centrumrechts en RaiTre en haar journaal TG3 is centrumlinks geoirenteerd). De uitzendingen worden gefinancierd uit kijkgelden en verkoop van reclamezendtijd. Het verzorgen van radio en TV-uitzendingen was tot de jaren '70 eerst een staatsmonopolie, totdat met lokale uitzendingen men dit monopolie wist te doorbreken. De mediamagnaat Berlusconi had de toen geldende wet handig gebruikt door zijn landelijke uitzendingen over tientallen 'lokale' stations te distribueren als syndication. Daardoor ontstonden er landelijke commerciële omroepen in Italië. Begin jaren negentig van de vorige eeuw werden de commerciële omroepen officieel gelegaliseerd, de commerciële zenders kregen licenties om landelijk programma's uit te zenden. Toch is er altijd veel commotie over de mediawetten die telkens Mediaset in de hand wisten te spelen.
Er zijn feitelijk zeven nationale televisiekanalen waarvan er drie in handen zijn van de staat (RAI 1,2,3,) drie in handen van de Mediaset(Canale 5, Italia 1, Rete 4) van Silvio Berlusconi, mediamagnaat en politicus en 1, La7, dat in handen is van Telecom Italia Media. Ook de themazenders MTV (van Telecom Italia en MTV Networks/Viacom) en All Music (van L'Espresso) zijn nationaal, terwijl zenders als 7Gold, SuperSix en OdeonTV alsmede anderen gesyndiceerde programma's seminationaal brengen. Vooral Berlusconi kreeg scherpe kritiek omdat hij als premier ook de openbare omroep Rai ging domineren (zie Politiek). Italianen kijken gemiddeld drie uur per dag televisie en de rest van de dag staat de televisie wel aan, maar wordt er niet gekeken.
Doordat kabeltelevisie in Italië niet bestaat, is satelliettelevisie (via de Hotbird satelliet van Eutelsat) zeer populair. Naast veel vrij te ontvangen zenders is Sky Italia een populaire aanbieder van betaaltelevisie met themazenders, sport, films en meer. Sky biedt daarbij ook een relevante nieuwszender onder de naam Sky TG24. Via de antenne is Italië inmiddels net als andere landen begonnen met digitalisering. Digitaal worden via de ether (DVB-T) veel zenders vrij uitgezonden, maar wordt ook via pay-per-view films en sport (voetbal) aangeboden door Mediaset en La7 (Telecom Italia Media).
[bewerk] Radio
Er zijn drie nationale publieke radiozenders (Rai Radio 1, Rai Radio 2 en Rai Radio 3), alsmede een nationaal verkeersnetwerk (Rai IsoRadio) en enkele thematische publieke radiozenders (Rai GR Parlamento, Rai FD Auditorium e.d.). Er zijn vele commerciële landelijke radiozenders waarvan Radio Deejay (van L'Espresso), RTL102.5, Radio Dimensione Suono (RDS), Radio Monte Carlo (RMC Italia), Radio 105, Radio Italia Solo Musica Italiana, M2O (van L'Espresso), Radio KissKiss, Radio Maria, R101 (van Berlusconi's Mondadori), Radio Capital (van L'Espresso), Virgin Radio Italia en nieuwszender Radio 24 de bekendste zijn. Italië kent verder honderden commerciële lokale en regionale zenders in allerlei genres. In de regio's Sudtirol (Rai Sender Bozen en Rai Radio TV Latina), Trieste (Rai Radio TRST A.) en Aosta (in het Frans) zijn speciale uitzendingen in resp. het Duits, Latina, Sloveens en Frans.
[bewerk] Eten en drinken
Zie Italiaanse keuken voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Italië is zeer bekend om zijn pasta's, ijs en pizza, ook staat Italië zeer bekend om zijn goede tomaten (pomodoro) en olijven. Tevens wordt er veel koffie en wijn gedronken. Elke streek heeft zijn bijzondere culinaire specialiteiten en wijnen waarvan die van Toscana het bekenst zijn.
[bewerk] Klimaat
Het grootste deel van Italië heeft een mediterraan klimaat met warme zomers en zachte winters.
In het noorden is het kouder. Het klimaat is daar enigszins vergelijkbaar met dat in België en Nederland, maar met koudere winters en warmere zomers. In de Alpen en de apenijnen heerst een pool/hooggebergte klimaat er vaak sneeuw. Op Sicilië is het nog warmer en valt er minder neerslag.
Veel winden in Italië hebben een naam, zoals de Tramontana, wat 'over de bergen' betekent. Deze straffe, koude noorderwind is vooral voelbaar in de winter. Het is een droge wind, doordat al veel neerslag in het noorden is gevallen.
De uit Griekenland afkomstige, 'Greco' genaamde, wind lijkt erg op de Tramontana, maar brengt meer wolken en dus meer neerslag mee.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten