maandag 4 februari 2008
Geschiedenis Profielwerkstuk Belgische opstand
Inhoudsopgave
Voorwoord
Onderzoeksopzet
Deelvraag 1 “Hoe Europa veranderde & het Congres van Wenen”
Deelvraag 2 “Een nieuw land & een nieuwe koning”
Deelvraag 3 “Het muitzieke Belgenrot & op naar Brussel”
Deelvraag 4 “De Conferentie van Londen & de Tiendaagse Veldtocht”
Deelvraag 5 “Invloed van Romantiek & ongestructureerde dichtkunst”
Hoofdvraag “Groot-Nederlandisme & Hervormingen België”
Enquête en analyse
Samenvatting van de deelvragen en hoofdvraag
Bronnenlijst
Taakverdeling en planning
Logboek
Nawoord en Reflectie
Voorwoord
Het profielwerkstuk is een van de interessantste onderzoeken die je in je middelbare schoolcarrière uitvoert. Het moet de kroon worden op zes jaar onderwijs op het St.-Canisius. Wij hebben dan ook onze uiterste best gedaan om van dit verslag een succes te maken. Na vijf maanden hard werken heeft u ons verslag voor u liggen. Wij zullen u nu een indicatie geven van hoe we tot dit eindresultaat gekomen zijn.
Toen wij in oktober hoorden dat al snel zou worden begonnen met het maken van de profielwerkstukken, hebben wij (Kees en Bart) besloten samen de zware taak op ons te nemen. Allereerst was het de bedoeling gezamenlijk een onderwerp en de bijbehorende vakken te bepalen. Omdat van ons allebei de interesse in de historie ligt was de keuze voor geschiedenis als eerste vak snel gemaakt. Het tweede vak werd literatuur, omdat geschiedenis onlosmakelijk verbonden is met de verschillende literaire periodes. Daarna was het zaak een geschiedkundig onderwerp te vinden waarop zowel historisch al literair onderzoek kon worden verricht. Na lang zoeken in boeken en op internet hadden we een lijstje van potentiële onderwerpen gemaakt.
1. Geschiedenis van Nieuw-Amsterdam.
2. Geschiedenis der Nederlandschen taal.
3. De Belgische opstand.
Na overleg met onze geschiedenisdocent Drs. H. G. Hoffmann kwamen wij tot het besluit de Belgische opstand als onderwerp voor ons profielwerkstuk te kiezen. Alleen dit onderwerp sloot goed aan bij de 2 vakken die wij hadden gekozen en wekte onze interesse omdat wij nog zo weinig over dit onderwerp wisten. Na het onderwerp bepaald te hebben, was het zaak met de neus in de boeken te duiken om zoveel mogelijk informatie te vergaren en tot ons te nemen. Wij kwamen er al snel achter dat er redelijk veel over de Belgische opstand geschreven is en we hebben daar dan ook dankbaar gebruik van gemaakt.
Het verdere verloop van ons werkstuk staat beschreven in ons logboek en de reflectie. We wensen u nog veel leesplezier.
Kees Oude Lenferink en Bart Dekker
Onderzoeksopzet
Ons profielwerkstuk is opgebouwd uit vijf deelvragen en een hoofdvraag. Onze intentie was om bij de hoofdvraag de voorgeschiedenis en de opstand zelf te kunnen koppelen aan de realiteit. Dit zijn al onze deelvragen met titel, gekoppeld aan de periode die er behandeld wordt:
Deelvragen
-Hoe Europa veranderde & Het Congres van Wenen – 1789 tot 1815
Wat waren de bepalingen van het Congres van Wenen en welke bepalingen hiervan waren van toepassing op het ontstaan van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?
-Een nieuw land & Een nieuwe koning – 1813 tot 1830
Wat waren de directe oorzaken voor het ontstaan van de Belgische Opstand?
-Het muitzieke Belgenrot & Op naar Brussel – 1830
Wat waren de eerste geweldsuitspattingen van de Belgische Opstand?
-De Conferentie van Londen & De Tiendaagse Veldtocht – 1830 tot 1839
Hoe verliep de Tiendaagse Veldtocht en hoe eindigde de opstand?
-Invloed van de Romantiek & Ongestructureerde dichtkunst – 1780 tot 1850
Welke invloed heeft de romantiek gehad op het ontstaan van de Belgische Opstand?
Hoofdvraag
-Groot-Nederlandisme & Hervormingen België – 1839 tot heden
Wat is het Groot-Nederlandisme en hoe is België staatkundig gezien veranderd?
Binnen ons profielwerkstuk staat de term ‘verandering’ centraal. Dit verklaart ook de keuze van de periode. We zijn begonnen bij 1789, omdat dit het jaar was wanneer het oude systeem van de Zeven Provinciën in Nederland werd verworpen. Je zou kunnen zeggen dat op dit moment de bal aan het rollen werd gebracht die zelfs in het heden in de Lage Landen nog haar sporen heeft achtergelaten. We hebben binnen deelvraag 1 dan ook een aantal ‘hoogtepunten’ uit de Franse tijd genomen. Daarnaast behandelen we hier ook het Congres van Wenen.
In deelvraag 2 gaan we verder in op de tijd tussen 1815 en 1830. We gaan dan ook op zoek naar oorzaken voor de onrusten in België.
Deelvraag 3 volgt hierop met de eerste gevechtshandelingen en dus het echte begin van de Belgische Opstand.
Deelvraag 4 heeft als doel om het Tweede deel van de Opstand te illustreren. Onder andere de Conferentie van Londen en de Tiendaagse Veldtocht worden hierbij onder de loep genomen. Hierbij wordt ook het buitenland duidelijker betrokken bij de onrusten in België.
Deelvraag 5 staat iets losser van de concrete gebeurtenissen. Wij willen het culturele aspect van de Romantische literatuurstroming in verband brengen met het nationalisme en zo dus ook met de Belgische opstand.
De hoofdvraag gaat tenslotte over hoe de gebeurtenissen in de 18e en 19e (Franse Tijd en Belgische Opstand) eeuw gekoppeld kunnen worden aan de huidige gebeurtenissen in België, waarbij met name de tegenstellingen tussen Vlamingen en Walen centraal staan. Hieraan koppelen we daarnaast de Groot-Nederlandse gedachte, om zo te kijken hoe de Lage Landen met elkaar functioneren. Daarnaast willen we graag met behulp van een digitale enquête gegevens vergaren over hoe de huidige inwoners van België en Nederland tegen alle gebeurtenissen aankijken. Aan het eind zullen we de belangrijkste uitkomsten van ons onderzoek samenvatten.
Deelvraag 1
Hoe Europa veranderde
&
Het Congres van Wenen
1789 - 1815
Wat ging er aan het Congres van Wenen vooraf en welke bepalingen hiervan waren van invloed op het ontstaan van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?
Hoe Europa Veranderde (1789 – 1815)
Problemen in Europa
Het Europa van de achttiende eeuw zag er heel anders uit dan het Europa zoals we dat nu kennen. In de drie eeuwen die ons van toen scheiden, is er veel gebeurd dat ertoe geleid heeft dat we nu in de moderne Nederlandse samenleving wonen.
We gaan naar het einde van de achttiende eeuw, 1789 om precies te zijn. In een groot deel van Europa heersten economische crises en hongersnoden. In één van de grootste landen van die tijd, Frankrijk, heersten er onlusten bij de lagere klassen van de bevolking. Terwijl het volk honger leed, leefden de geestelijkheid en het Ancien Régime in weelde en welvaart. Vooral de absolute Franse koning Lodewijk XVI (of Louis XVI) scheen in zijn paleis in Versailles niets te merken van de erbarmelijke situatie waarin een zeer groot deel van zijn bevolking leefde.
Vooraanstaande filosofen zoals Voltaire, Montesquieu en Rousseau begonnen te twijfelen aan de absolute monarchie en de macht van de Kerk. Men stelde de Trias Politica op, een staatsvorm waarin de drie machtsvormen (rechterlijke, uitvoerende en wetgevende macht) eerlijk werden verdeeld. Deze stroming noemt men de Verlichting.
Gedurende het jaar 1789 werden de tegenstellingen tussen het volk en de elite steeds groter. De staat kreeg door tegenvallende belastinginkomsten de begroting niet sluitend. Het land was bankroet en lag op een bom.
Veranderingen
Op 14 juli 1789 kwam de Parijse bevolking in opstand. Een grote menigte verenigde zich bij de Bastille, de staatsgevangenis waar alle tegenstanders van het Ancien Régime waren opgesloten. De woedende menigte bestormde de Bastille. (Bron 1) De politiek gevangenen werden vrijgelaten en het volk nam de macht over. Deze dag is het begin van grote veranderingen in Europa.
Het Franse volk maakte in de tijd die volgt letterlijk en figuurlijk een einde aan het leven van het Ancien Régime. Vele aristocraten werden geëxecuteerd met de guillotine of opgehangen in de poort van hun paleis. Er werd een politiek systeem ingesteld zoals dat in de Trias Politica was opgesteld. In de nieuwe grondwet, die in 1791 werd aangenomen werd de nieuwe staatsvorm bepaald. De wetgevende macht werd vertegenwoordigd door de Nationale Vergadering, een democratisch gekozen parlement.
Een jaar later, in 1792, blijkt de nieuwe staatsvorm niet te werken zolang Louis XVI aan de macht is. De koning werd uit zijn macht ontheven en als burger Louis Capet tot de dood veroordeeld. Het rollen van zijn hoofd is symbolisch voor het ontstaan van de Eerste Franse Republiek.
Hoewel Frankrijk omgevormd was tot een democratische staat, bleef de economische toestand erbarmelijk. De afstand tussen overheid en burger bleef te groot. Vooral in de plattelandsgebieden nam de steun voor de Republiek af. Op enkele relletjes na kwam het echter niet tot een grote opstand. Dit viel te danken aan de successen van de generaal Napoléon Bonaparte. Hij had in dienst van de republiek veel gebieden in Europa veroverd, waaronder Noord-Italië, de Oostenrijkse Nederlanden, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Spanje en delen van Duitsland. Zijn pogingen om namens de Franse republiek delen van Arabië zoals Egypte te veroveren mislukten jammerlijk, maar toch werd hij erg populair bij het volk.
In 1799 besluit Napoléon de macht over te nemen. Hij pleegde een staatsgreep en verdreef de revolutionairen van 1789 uit Parijs. Hij werd een dictator en regeerde over een groot gebied in Europa.
De Franse bezetting van Nederland
Nederland werd in 1795 verslagen door Frankrijk, en werd gemaakt tot een vazalstaat van de Franse republiek onder de naam ‘Bataafse Republiek’ (République Batave), genoemd naar de Bataven, het volk dat rond het begin van onze jaartelling het gebied rond de Rijn bewoonde. De Bataafse Republiek bestond uit de zeven oorspronkelijke provinciën, aangevuld met Staats-Brabant. Staats-Limburg en de Oostenrijkse Nederlanden werden simpelweg deel van Frankrijk.
Eén van de belangrijkste gevolgen van de Franse bezetting was dat Nederland in ruil voor de stationering van Franse troepen, enorme bedragen aan de republiek moest afstaan. Hoewel Nederland kampte met een economische tegenslag, was het toch een van de rijkste landen van Europa. Om de opbrengsten uit de Nederlanden zo groot mogelijk te houden was het voor de Fransen zaak om de rust er te bewaren. Nederland werd met fluwelen handschoenen behandeld, in de hoop dat de economische recessie om zou slaan in een bloei, waardoor de opbrengsten zouden toenemen, en waardoor er dus meer geld beschikbaar zou zijn voor het Franse leger.
Toch werden er enige hervormingen in het bestuur van Nederland doorgevoerd. De Stadhouder Willen V vluchtte naar Engeland en bracht de Nederlandse koloniën als Nederlands-Indië onder Brits beheer. Nederland werd naar Frans voorbeeld een republiek. Een van de belangrijkste hervormingen was dat de oude statenbond werd omgevormd tot een gecentraliseerde staat. Veel functies van provinciën en steden werden naar de centrale regering in Den Haag overgeheveld. Dit is een grote stap naar het huidige politieke systeem van Nederland. De politiek werd ingedeeld met een Nationale Vergadering, een parlement waar de wetgevende macht lag, en een raadspensionaris, de hoogste ambtenaar en de belangrijkste vertegenwoordiger van de uitvoerende macht. Napoléon installeerde de Overijsselse patriot Rutger Jan Schimmelpenninck als raadpensionaris.
Gedurende de Franse bezetting was het relatief rustig in Nederland. De enige militaire actie in die tijd was een invasie van de Britten en de Russen bij Alkmaar in 1799. Deze werden echter bij Castricum weer verslagen en van de Nederlandse bodem verdreven. Daarnaast waren er twee kleine staatsgrepen, waarbij vooral het tempo van de democratische vernieuwingen centraal stond.
Napoléon vond echter dat de belastingopbrengsten uit de Bataafse Republiek tegenvielen. Hij besloot in 1806 Nederland dichter bij Frankrijk de betrekken. De Bataafse Republiek werd ontmanteld en werd omgevormd tot het Koninkrijk Holland (Royaume de Hollande). Napoléon maakte zijn broer Lodewijk Napoléon Bonaparte (Louis Napoléon Bonaparte) tot koning. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, was Lodewijk Napoleon in tegenstelling tot Willem I de eerste koning van Nederland. Dit koninkrijk bestond uit de oude Bataafse Republiek, aangevuld met ‘Oostereems’, een gebied in het uiterste noordwesten van de huidige Duitse deelstaat Nedersaksen.
Lodewijk Napoléon was echter niet van plan zich als een ondergeschikte van zijn broer op te stellen, en ging met tegenzin naar Nederland. In Nederland wachtte hem daarnaast een zware taak. Omdat de Nederlanders een vorst opgedrongen kregen, waren de Fransen bang dat velen niet naar Lodewijk Napoleon zouden luisteren. Het verzet viel toch wel mee. Dit gaf het zelfvertrouwen van de Koning van Holland een grote impuls. Vol goede moed begon hij aan lessen Nederlands. Hij begon opeens zo de smaak van de taal te pakken te krijgen dat hij iedereen verzocht in het Nederlands met hem te communiceren. Dit ging helaas niet altijd even goed (zie bron 3). Zijn enthousiasme voor het Nederlands leidde er in een later stadium tot dat hij Nederlands weer tot officiële taal van het Koninkrijk Holland maakte.
Daarnaast was hij iemand die veel in het land tussen de mensen was. Hierdoor kweekte hij veel sympathie bij de Nederlanders. Hij was zeer betrokken bij de samenleving, en problemen in het land troffen hemzelf ook. Voorbeelden hiervan zijn de Leidse buskruitramp en de ‘zweetziekte’ die Brabant trof. Hij gaf volop geld aan de slachtoffers voor medicijnen. Daarnaast gedoogde hij het feit dat Nederlandse handelaren zich niet aan het Continentaal Stelsel hielden. Deze maatregel hield in dat het verboden was handel te drijven met in het bijzonder het Verenigd Koninkrijk, zodat de Britse economie zou worden ontwricht. Bovendien kon Amsterdam onder zijn beleid uitgroeien tot de derde stad binnen het door de Fransen bezette gebied.
De ommekeer
De ‘grote’ Napoleon kon dit vrije bestuur van zijn broer niet aanzien. Na een aantal ruzies was voor hem dan ook de maar vol. Op 13 juli 1810 besluit hij het Koninkrijk Holland af te schaffen en het gebied bij het Franse keizerrijk te annexeren. Hij kon alle hulp uit de Lage Landen goed gebruiken nu hij in 1812 begonnen was aan zijn veldtocht naar Rusland. Een leger van meer dan 750 000 man trok door Europa richting de Russische hoofdstad.
Rusland maakte zich voor de strijd op door lopende oorlogen met Zweden en het Ottomaanse Rijk te beëindigen en het 700 000-koppige leger naar de Pools-Russische grens. Het leger werd daarnaast aangevuld door huurlingen uit de Russische binnenlanden zoals de Kozakken. De Russische legerleider Barclay was voor een defensieve aanpak.
In het begin leek de strijd in het voordeel van de Fransen te worden beslecht. Rusland kon niet snel genoeg haar verdedigingsstellingen opstellen, zodat het Russische leger zich de hele tijd moest terugtrekken richting Moskou. Hierbij pasten zij de ‘tactiek van de verschroeide aarde’ toe. Dit hield in dat als men zich terugtrok, alle voorraden in de steden vernietigde. In sommige gevallen werden zelfs waterputten vergiftigd. Toch leek dit de Fransen niet te stoppen. De Russen begonnen het benauwd te krijgen en vervingen Barclay door Koetoezov. Deze wist het Russische leger bij de stad Borodino in een defensieve positie te krijgen. Hierop volgde de zwaarste slag uit de veldtocht. Rusland verloor, en de weg naar Moskou kwam open te liggen voor Franse troepen. De Russen hadden nog één kans om de Fransen te verslaan, ze pasten de tactiek van de verschroeide aarde toe in Moskou zelf. De inwoners van de stad werden door gouverneur Roestopsjin weggejaagd, de voedselvoorraden werden vernietigd of meegenomen en de stad zelf werd met al haar pracht en praal in brand gestoken.
De Fransen arriveerden in een spookstad waar eigenlijk niets te vinden viel. Geen burgers, geen voedsel, niets. De Russische legers waren ondertussen achter Moskou aan het hergroeperen voor een nieuwe verpletterende aanval op het Franse leger, dat door gebrek aan voedsel erg verzwakt was. Bang voor een grote Russische tegenaanval en teleurgesteld door wat hij in Moskou had aangetroffen, besloot Napoléon zijn legers terug te trekken. Kort nadat de Fransen Moskou hadden verlaten, namen de Russen de stad weer in. Daarnaast werden er legeronderdelen achter het Franse leger aangestuurd, om de Fransen
te dwingen over dezelfde route terug te gaan als waarover ze waren gekomen. Alle steden op deze route waren nog verlaten en de putten waren nog steeds vergiftigd. De natuur deed de rest. De ijskoude Russische continentale winter viel in. Veel Franse soldaten stierven van de kou of van ondervoeding. Slechts minder dan 100 000 soldaten overleefden de reis terug naar Frankrijk. Uiteindelijk waren er bijna een miljoen soldaten gestorven tijdens de Russische veldtocht, ca. 500 000 Fransen en bondgenoten en ca. 450 000 Russen.
De Russische Veldtocht was het begin van de ommekeer in de Napoleontische tijdperk. De uitbreidingsdrift van de Fransen was in Moskou tot stilstand gebracht. Er ontstond een grote Zesde Coalitie, bestaande uit Rusland, Verenigd Koninkrijk, Pruisen, Zweden, Oostenrijk. Deze coalitie was in het bijzonder gericht tegen het Franse Keizerrijk. Daarnaast wilde het Verenigd Koninkrijk een coalitie tegenover de Verenigde Staten van Amerika, die van plan waren Canada en India, die nog bij het Britse Gemenebest hoorden, te ‘bevrijden’ van de Britten.
Het einde van het Franse keizerrijk.
De verloren veldslag in Rusland zorgde voor onrust in andere bezette gebieden als Noord-Italië en de Nederlanden. De Russische troepen dreven de Fransen daarnaast niet alleen Rusland uit, ze bleven achter de overgebleven Franse troepen aanlopen, steeds verder Europa in. Toen de Russische troepen in de buurt van Pruisen kwamen, verklaarde dit land aan Frankrijk de oorlog en stuurden ze troepen om de Russen te steunen. Op 2 mei 1813 troffen de Franse en de Russisch-Pruisische troepen elkaar bij Lützen, een stad in huidig centraal Duitsland. De Franse troepen, aangevuld met nieuwe soldaten uit het thuisland, wisten de achtervolgende Pruisen en Russen in een val te lokken. Deze veldslag werd met veel moeite door de Franse troepen gewonnen. De Russen en Pruisen besloten weer iets verder terug te trekken richting het oosten, naar de Duitse stad Bautzen. Later die maand, op de 21e, arriveerden de Fransen daar. De veldslag werd wederom in het voordeel van de Fransen beslecht. De vechtende groepen besloten tot een wapenstilstand.
Napoleon liet ’s zomers zijn leger van 400 000 man optrekken richting de Duitse deelstaat Saksen. Daar had zich een groot geallieerd leger gevormd. Naast Russische en Pruisische troepen waren hier ook Oostenrijkers en Zweden aanwezig. De geallieerde legers waren echter nog niet verenigd. Er waren echter geen grote gevechtshandelingen. Napoleon had het te druk met vechten in Spanje (Iberische oorlog). In juni 1813 werden bij de huidige Baskische hoofdstad Gasteiz1 de Fransen van het schiereiland verdreven. Hierdoor ontwikkelden de Fransen een strategie waarbij elk geallieerd leger werd aangevallen terwijl de andere geallieerden op afstand werd gehouden. De geallieerden kregen hier lucht van een begonnen met hun troepen de Fransen te ontwijken, om later de leger van alle vier de landen te verenigen.
Op 16 oktober begint de veldslag. In het begin lijkt Napoleons strategie te werken. Hij wist succesvol enkele bergpassen af te sluiten zodat het Boheemse leger niet naar Leipzig op kon trekken. Daarnaast begonnen de grootste geallieerde troepen langzaam weg te trekken, terwijl de kleinere troepen ten Noorden van Leipzig slag leverden. Deze eerste kleine veldslagen werden door de geallieerden gewonnen. De grote geallieerde legers bedreigden ondertussen Dresden. Deze stad was een belangrijke strategische locatie, omdat er veel munitie en voedsel waren opgeslagen. De Franse legers haastten zich van Leipzig naar Dresden om deze stad te verdedigen. Door alle vreemde bewegingen van het Franse leger ontstond er bij de geallieerden twijfel of het grote leger van Napoleon zelf wel of niet in Dresden aanwezig was. Officieel besloot men Dresden niet te belegeren, maar de Pruisen stuurden hun troepen toch de stad in. Deze troepen werden met grof geweld afgemaakt door de Franse troepen die zich in Dresden bevonden. De Fransen concentreerden zich vervolgens op Dresden. Dit gaf de Zesde coalitie de mogelijk om zich bij Leipzig te verenigen Een aantal overgebleven geallieerde troepen waren erin geslaagd om zich in de buurt van Leipzig te verenigen. Daarnaast hadden een aantal andere Centraal-Europese legers zoals dat van Silezië zich bij de geallieerden aangesloten. Op 16 oktober 1813 troffen de geallieerde en Franse legers elkaar bij Leipzig. Wat volgde was een enorme veldslag (200 000 tegen ca. 250 000 man). In de drie dagen die volgden vielen er aan beide zijdes ongeveer evenveel soldaten. Op 19 oktober wisten uiteindelijk de geallieerden de laatste Fransen te verslaan. Loslopende Franse soldaten vluchtten terug naar Frankrijk.
De gevolgen van de Slag bij Leipzig waren dat alle (Duitse) staten ten oosten van de Rijn bevrijd waren. Staten als Saksen en Beieren, die eerst bij de Frans gezinde Rijnbond hoorden, sloten zich bij de coalitie aan. De coalitie trok steeds verder westwaarts. Napoleon stuurde soms legers naar het front om de coalitie een halt toe te roepen, maar deze legers waren veel te klein om het 500 000 man sterke coalitieleger een halt toe te roepen.
Uiteindelijk arriveerde de Zesde Coalitie op 30 maart 1814 in Parijs. Met het Verdrag van Parijs wordt officieel vrede gesloten tussen Frankrijk en de Zesde Coalitie. Het Franse grondgebied wordt teruggebracht tot wat het oorspronkelijk was. Napoléon werd gevangen genomen en naar het eiland Elba in de Middellandse Zee verbannen. Het Franse Keizerrijk werd ontbonden, wat inhield dat onder andere de Nederlanden en Italiaanse gebieden weer onafhankelijk werden. De monarchie wordt in Frankrijk hersteld. De van het huis Bourbon afkomstige Louis XVIII wordt de nieuwe koning van het 'oude' Frankrijk.
In Wenen, de hoofdstad van het dan nog machtige Oostenrijk, begint men op 1 september 1814 met vergaderen over de toekomst van Europa nu Frankrijk is verslagen. Deze vergaderingen kennen we nu onder de naam 'Congres van Wenen'.2 De sfeer van overwinning heerst nog en vol goede moed begint men met overleggen.
De laatste vonk / De Waterloo-campagne
Napoléon slaat dit alles vanaf Elba met afgrijzen gade. Vooral de macht van de nieuwe koning Louis XVIII stoort hem. Hij staat echter machteloos omdat Engelse en Franse schepen de wacht houden rondom het eiland. Ondertussen krijgt hij wel mee dat er onder de Franse bevolking weerstand ontstaat tegen de Coalitie, die als bezetters werden gezien. Als eind februari de wachthoudende schepen afwezig zijn, pakt Napoleon zijn kans en gaat hij samen met 600 anderen op weg naar Frankrijk. Op 1 maart 1815 komt hij bij Cap d'Antibes na een kleine 10 maanden terug in Frankrijk. Overal in het land vinden hij en zijn steeds verder groeiende leger sympathisanten die hem steunen. Zelfs enkele legeronderdelen van koning Louis XVIII steunen hem. De mogendheden op het Congres van Wenen verklaren Napoleon vogelvrij, maar dit lijkt hem niet te stoppen. In elk gebied wordt de oud-dictator vreugdevol ontvangen en groeit zijn leger. Uiteindelijk arriveert Napoleon op 19 maart 1815 in Parijs. De koning was reeds naar de Zuid-Nederlandse stad Gent gevlucht. Louis XVIII stuurde een leger naar Parijs om Napoleon te verslaan. Vreemd genoeg voegden al deze soldaten zich bij Napoleon op het moment dat ze Parijs naderden. Napoleon voerde een wijziging door in zijn bestuur. Hij maakte zichzelf tot constitutioneel monarch, in plaats van een absoluut despoot. Hij liet weten dat de Nederlanden en het Duitse gebied ten westen van de Rijn nog steeds noodzakelijk voor Frankrijk waren.
Waar de landen op het Congres van Wenen eerst nog moeizaam met elkaar omgingen, waren deze landen sinds de revanche van Napoleon verenigd in hart en ziel.
Het Verenigd Koninkrijk, Rusland, Oostenrijk en Pruisen stelden een 150 000 man groot leger op, dat Napoleon moest verslaan. Dit leger bestond uit Britten, Nederlanders, Nassauers3, Hannoveranen en Brunswijkers.
Uiteindelijk groeide het coalitieleger zich zo ver uit, dat Napoleon zich zorgen begon te maken. Hij besloot dat een preventieve aanval beter zou zijn. Hij was van plan de geallieerde reeds in de Zuidelijke Nederlanden aan te vallen. Deze tactiek had hij ook al bij Leipzig toegepast en had bijna in een overwinning geresulteerd.
Hij stuurde twee legers naar de Zuidelijke Nederlanden. Hij besloot bij het Waalse plaatsje Quatre Bras een belangrijke weg te blokkeren. Zo zouden de Brits-Nederlandse troepen, die vanaf de Noordzee kwamen, zich niet kunnen verenigen met de Pruisen en Russen in het oosten. Deze tactiek leek te werken. Hertog Wellington, de leider van de Engelse troepen, gaf toe dat Napoleon 24 uur op hem had gewonnen.
Toen de Franse troepen, geleid door Ney, op 14 juni bij Quatre Bras arriveerden, troffen ze tot hun verbazing alleen een klein Nederlands leger aan. Na een paar kleine acties besloot Ney zich kort terug te trekken. Hij voelde aan dat dit een val van de Zevende Coalitie zou kunnen zijn. Dit was echter niet het geval. Wellington stond veel noordelijker opgesteld, en reageerde maar langzaam op de gebeurtenissen bij Quatre Bras. Het duurde lang voordat er Engelse en Schotse troepen naar toe werden gestuurd. Dit gaf de Fransen de mogelijkheid de Nederlanders door te dringen tot aan Quatre Bras en Lingy. Bij Quatre Bras kwam het tot een treffen tussen Fransen en Brits-Nederlandse troepen. De Fransen wisten hier te winnen. De Brits-Nederlandse troepen trokken terug richting Waterloo, waar al vanuit Brussel versterkingen uit Groot-Brittannië en Nederland waren gestationeerd. Bij Lingy streden de Fransen tegen het Pruisische leger. Door een sterke Franse strategie wist het kleinere Franse leger echter van de Pruisen te winnen. Het Franse leger werd achter de terugtrekkende Duitse troepen aan gestuurd. Hierdoor ontstond de situatie dat het Franse leger in plaats van voor het Pruisische, achter de Pruisen kwamen te zitten. Blücher besloot in plaats van over Quatre Bras nu een noordelijker route te volgen richting Waterloo, waar de Brits-Nederlandse troepen hun kamp hadden opgeslagen.
Voor de Geallieerden was Waterloo een zeer sterke militaire positie. Het grootste deel van het leger stond in een dal. Op de heuvels aan weerszijden, de boerderij Hougoumont en La Haye Sainte, stonden Britse troepen, die een groot deel van het slagveld bewaakten . Daarnaast kon zolang La Haye Sainte nog in bezit was, een makkelijke toevoer van Pruisische troepen gegarandeerd worden. De lössgrond in het dal was door de regen van de nacht ervoor zo drassig geworden, dat het moeilijk was troepen, en in het bijzonder artillerie, door het dal te verplaatsen. Dit zorgde ervoor dat Hougoumont en La Haye Sainte van zeer groot strategisch belang waren.
Op 18 juni werd de slag geleverd. Als eerste stuurde Napoleon d’Erlon met zijn leger richting La Haye Sainte, op deze manier zouden de Fransen de opmars van de Pruisen kunnen belemmeren, en zou het Franse leger meer invloed hebben op het dal. Daar werd hij opgewacht door de Nederlandse brigade van Bylandt, die ver voor de geallieerde linies stond.
Over het gevecht tussen Bylandt en d’Erlon wordt overigens veel gediscussieerd. Britse historici beweerden dat Bylandt richting de Britse linies vluchtten. Ooggetuigenverslagen vermelden echter dat Bylandt de Fransen nog enige tijd op afstand heeft kunnen houden. Tegenwoordig neemt met aan dat Bylandt pas na verloop van tijd door Wellington werd bevolen terug te keren naar achter de Britse linies. Bij Britse soldaten kwam de terugkeer over als lafheid. Wellington stuurde daarnaast na het terugtrekken van de Nederlanders zijn Schotse cavalerie-eenheid, wat ertoe geleid zou kunnen hebben dat de Britten vonden dat zij het vuile werk van de ‘laffe’ Nederlanders moesten opknappen. De Britten slaagden erin het al verzwakte Franse leger bij La Haye Sainte te verslaan. Toch leed het Britse leger verliezen omdat ze in gevecht kwamen met troepen van de ‘Grand Batterie’, een van de belangrijkste Franse legers.
Beide legers begonnen te hergroeperen. Dit zorgde voor rust bij de Franse en Geallieerde kampen. Deze tijd gaf echter de Duitsers wel tijd om dichter bij Waterloo te komen. Napoléon besloot dat het beter zou zijn om de zwaarbeveiligde laagte bij Waterloo te ontlopen en de Pruisen in het noordoosten aan te vallen. Door het sturen van veel zware infanterie-eenheden wist hij de opmars van de Pruisen tot een stilstand te brengen. Daarnaast profiteerde hij van de Engelse voorzichtigheid door toch La Haye Sainte in te nemen. Deze overwinningen zorgden ervoor dat de Fransen gemotiveerd bleven. Napoléon besloot tot de eerste grote aanval tussen Franse en Geallieerde troepen op de natte velden bij Waterloo. In de eerste instantie leek het erop dat de Engelsen, Brunswijkers, Hannoveranen en Nassauers de Fransen niet tegen konden houden. Er ontstonden gaten in de linies maar doordat Nederlandse artillerie de Fransen het kruizen van de linie onmogelijk maken kon het gat al snel weer worden opgevuld met Engelse infanterie. De Fransen zagen in dat ze tegen een te grote meerderheid stonden en trokken zich terug.
Deze rust zorgde er uiteindelijk wel voor dat de Pruisen verder konden optrekken en zich uiteindelijk bij de Britten en Nederlanders konden aansluiten. De Zevende Coalitie had haar troepen eindelijk verenigd en was nu een enorm groot leger, dat klaar stond om de Fransen eindelijk de laatste slag toe te brengen. De Franse troepen zagen in dat het geen zin had om nog te vechten en vluchtten terug richting de Frans-Nederlandse grens, op de voet gevolgd door Coalitietroepen die nu waren begonnen met hun opmars. De Franse troepen wisten de Zevende Coalitie echter wel voor te blijven en Napoléon veilig in Frankrijk te krijgen.
De laatste Napoleontische veldslag was geleverd. Napoléons dagen als leider van Frankrijk waren geteld. Op 18 juni 1815 kwam er een einde aan de onrust die Europa al bijna 26 jaar sinds 14 juli 1789 in zijn greep had.
Het einde van Napoléon
De Franse troepen, voor zover die nog niet waren leeggestroomd door de grote hoeveelheid deserteurs, kwamen zonder veel problemen drie dagen later op 21 juni aan in Parijs. Hij verborg zich in Frankrijk, terwijl de Coalitietroepen alweer in Parijs arriveerden. Louis XVIII keerde terug naar Frankrijk en nam zijn taak als koning van Frankrijk weer op.
Napoleon wilde eigenlijk vluchten naar de Verenigde Staten van Amerika, maar doordat de Engelsen alle Franse havens en grenzen controleerden werd hem dat onmogelijk gemaakt. Uiteindelijk besloot Napoléon asiel aan te vragen in Groot-Brittannië, dat hij om te slijmen het ‘meest edelmoedige land van zijn vijanden’ noemde. Groot-Brittannië ging akkoord met de asielaanvraag, maar zij stuurden Napoleon op een schip naar het eiland St.-Helena, ongeveer 1900 kilometer uit de kust van Namibië, waar zij hem naartoe zouden verbannen. Daar zou hij de rest van zijn leven verblijven. Napoléon Bonaparte stierf op 51 jarige leeftijd op 5 mei 1821 op St.-Helena.
Het Congres van Wenen (1814 – 1815)
Het Weense Congres en Metternich
Toen de Zesde Coalitie in 1814 eindelijk triomferend in de Franse hoofdstad Parijs stond, en de dictator Napoléon naar het eiland Elba was verbannen, kwam de vraag omhoog wat er met het Europa na Napoleon moest gebeuren. In de hoofdstad van één van de belangrijkste overwinnaars van de oorlog begon men met vergaderen over de toekomst van het continent; de stad heet Wenen en ligt in Oostenrijk, een koninkrijk dat in het begin van de 19e eeuw nog veel machtiger was dan het huidige Alpenland.
Het congres, wat eigenlijk helemaal geen congres was omdat het nooit voorkwam dat alle deelnemers in Wenen aanwezig waren, werd voorgezeten door Klemens Wenzel von Metternich, één van de belangrijkste adviseurs aan het hof van koning Franz I.
Metternich was een begenadigd politicus. Ten tijde van de Franse Revolutie en de daaropvolgende Napoleontische oorlogen was hij extreem anti-Frankrijk, in tegenstelling tot zijn monarch, die tot aan Napoléons nederlaag bij Moskou altijd pro-Frankrijk was. Metternich had in 1813 gepoogd om een vrede tussen de vechtende troepen te creëren. Dit mislukte echter en Oostenrijk voegde zich bij de Coalitie.
Het Congres van Wenen werd gedomineerd door de grote landen uit de Zesde en Zevende Coalitie: Oostenrijk, Pruisen, het Verenigd Koninkrijk en Rusland. Daarnaast was er een grote rol voor het ‘nieuwe’ Frankrijk weggelegd. In de meeste gevallen werden de landen niet door hun staatshoofd vertegenwoordigd, maar door hun ministers van Buitenlandse Zaken en ambassadeurs in Wenen. Meestal viel er alleen overleg plaats tussen twee of drie landen tegelijk, en niet plenair.
De verschillende vertegenwoordigers van de deelnemende landen waren o.a.:
- Prins Klemens W. von Metternich Oostenrijk
- Robert Stewart, burggraaf van CastlereaghVerenigd Koninkrijk
- Prins Karl A. von HardenbergPruisen
- Charles M. de TalleyrandFrankrijk
- Graaf Karl R. NesselrodeRusland
Daarnaast kwamen vertegenwoordigers van Spanje, Portugal en Zweden vaak lobbyen in Wenen om hun belangen veilig te stellen. Als een van de weinige landen (of misschien het enige land) uit West-Europa was er geen vertegenwoordiging uit de Nederlanden.
Europa in 1814: Een verzameling puzzelstukjes
Na het Verdrag van Parijs zag Europa er anders uit dan voor Napoléon. Deze had er in de door hem bezette gebieden voor gezorgd dat meer zaken gecentraliseerd werden beslist. Hij had bepaalde bestuurlijke rangen gelijkgesteld of afgeschaft. Eén van de grootste staatkundige veranderingen was dat het Heilige Roomse Rijk, het laatste overblijfsel van het rijk waar Karel de Grote in de 9e eeuw over regeerde, uit elkaar was gevallen en nu bestond uit allerlei kleine Duitse (stads-)staatjes die zelf ook niet precies wisten waar ze aan toe waren. In ons gebied was er onenigheid over de toekomst van de Zuidelijke (of Oostenrijkse) Nederlanden. Daarnaast werden er ook afspraken gemaakt over kwesties die al langer in Europa liepen, bijvoorbeeld de Noorse kwestie.
Er gingen verschillende stemmen op. Conservatieve deelnemers aan het congres wilden dat alles werd hersteld in de oude situatie, inclusief restauratie van de macht van koningen en andere adellijke leiders, zonder de instelling van een liberale volksvertegenwoordiging. Nieuwerwetse zaken als het liberalisme of nationalisme mochten niet gedoogd worden. Extreem conservatieve deelnemers aan het congres pleitten er zelfs voor om de status van voor de Franse Revolutie exact te restaureren, dit plan werd echter verworpen. Op het congres vond men dat niet alles wat Napoléon had gedaan negatief was. Een aantal van die zaken waren de betere ordening van de burgerlijke stand, en de vergaande centralisatie, zodat meer wetten op nationaal niveau werden opgesteld. De koningen en keizers van de grote landen vonden dit waarschijnlijk aantrekkelijk, omdat ze hiermee macht van de lagere adel zoals graven en hertogen naar zich toe konden halen.
Het belangrijkste punt was echter een strategisch evenwicht. Dit was vooral bedoeld om machtsexplosies als die van Napoléon tegen te kunnen houden. Men prefereerde orde boven vrede. Dit principe was erg belangrijk bij de indeling van de nieuwe landen, zowel binnen als buiten Europa in de zin van koloniën. Deze vier punten werden als het legitimiteitbeginsel, het compensatiebeginsel, het machtsbeginsel en het omringingsbeginsel.
Als eerste hield het legitimiteitbeginsel in dat verdreven koningen weer terug werden gezet op de troon van hun land. Binnen het compensatiebeginsel verstond men dat geen enkel land er op het Congres van Wenen achteruit mocht gaan. Werden van bepaalde landen delen afgenomen, dan werd dit op een andere plek in Europa gecompenseerd. Het machtsbeginsel hield in dat de macht in Europa evenwichtig moest worden verdeeld en het omringingsbeginsel sloeg op de indamming van de macht van Frankrijk.
De Nederlanden
Op 1 september 1814 begon het overleg tussen de grotere landen. Al in een vroeg stadium van het Congres doelde Robert Stewart van Castlereagh, die al contacten met de Nederlandse koning Willem I onderhield, met het omringingsbeginsel in zijn hand op een grote bufferstaat ten noorden van Frankrijk. Ten zuiden was het machtige Spanje aanwezig, ten westen hielden de Duitse staten een oog in het zeil, en de oceanen en zeeën werden beveiligd door o.a. de Britse Royal Navy. Ten noorden bevonden zich echter een aantal Oostenrijkse gebiedsdelen die door het Napoleontische Frankrijk waren veroverd, met ten noorden daarvan een klein handelsland dat nooit echt een goede landmacht had kunnen opbouwen: de Oostenrijkse- en Noordelijke Nederlanden. Voor het Verenigd Koninkrijk was het erg belangrijk om een sterk Nederland te hebben. Als Frankrijk de Lage Landen opnieuw zou kunnen bezetten, dan konden ze deze gebruiken al springplank voor een invasie van Groot-Brittannië. Er was een sterke eenheidsstaat nodig om de Fransen in toom te houden.
Voor de Nederlanden werden er drie mogelijkheden genoemd:
1.Herstel van het Noord-Nederland van voor de Franse overheersing, met de Oostenrijkse Nederlanden als bufferstaat.
2.Gebiedsuitbreiding van Noord-Nederland met alle gebieden van de Oostenrijkse Nederlanden waar Nederlands wordt gesproken en gebiedsuitbreiding in Duitsland tot aan de Rijn, waarbij steden als Düsseldorf en Keulen in Nederland zouden komen te liggen.
3.Gebiedsuitbreiding van Noord-Nederland met de Oostenrijkse Nederlanden, met daarnaast gebieden in Duitsland tot aan de Moezel (waaronder Geldern) met daarbij het gebied rondom het Duitse Nassau en Berg.
Hiernaast werd er door de mogendheden ook gekeken of Elzas-Lotharingen bij de Nederlanden kon worden gevoegd, om zo ongeveer het middendeel van het rijk van Karel de Grote te herstellen. Dit bleek echter geen reële optie, omdat ook al werd betwist of dit gebied Duits of Frans zou worden. Volgens het legitimiteitbeginsel zou de troon aan de familie van Oranje-Nassau toebehoren. Sinds 1813 was dit al Soeverein Vorst Willem I.
Andere kwesties
Naast de Nederlandse kwesties kwamen ook de volgende aan de orde:
- Russische claim op het Hertogdom Warschau als oorlogsbuit.
- De toekomst van het voormalige Heilige Roomse Rijk. Dit werd later de Duitse bond, een samenwerkingsverband tussen de Duitse staten, maar waar ook gebieden bij hoorden die deel waren van Oostenrijk of de Nederlanden (Limburg)
- De Noorse kwestie. Noorwegen wilde zich afscheiden van Denemarken en bij Zweden gaan horen.
- Het versterken van de Italiaanse staat Sardinië-Piemont.
- De Zwitserse neutraliteit werd officieel gegarandeerd.
- De toekomst van (o.a. Nederlandse) kolonies buiten Europa.
Voor enkele zaken die heel Europa aangingen werd om advies gevraagd van derden, zo was Spanje sterk betrokken bij de onderhandelingen over Sardinië-Piemont.
Verdere onderhandelingen over Nederland
In de maanden die volgden was de oprichting van een nieuw Nederland een van de sperpunten die het snelst werden uitgewerkt. Het Congres ging ermee akkoord om de Oostenrijkse Nederlanden bij de Noordelijke te voegen. Oostenrijk zelf vond haar bezittingen in de Lage Landen niet belangrijk, maar wilde graag haar macht in Italië uitbreiden. Volgens het compensatiebeginsel kreeg Oostenrijk in ruil voor de Nederlanden gebieden in Italië.
Verder werd er nog gekeken in hoeverre de Nederlanden Duits gebied moesten krijgen. Willem I wilde eigenlijk het hele gebied vanaf de Nederlands-Duitse grens tot aan de Rijn, maar hier kon Pruisen niet mee akkoord gaan. Toch bleef Nederland sterk vast houden aan haar wens om meer gebied te krijgen. Het Congres was reeds akkoord gegaan met de aanspraak op de gebieden Limburg en Frans-Vlaanderen. Nederland bleef echter ook nog steeds kijken naar het hertogendom Luxemburg. Willem I gaf als argument dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden mét Luxemburg veel sterker tegenover Frankrijk zou kunnen staan. Zonder dat het Congres officieel akkoord ging met de wensen van Willem I, annexeerde de Nederlanden Luxemburg, dat tegelijkertijd net als Limburg ook als hertogendom bij de Duitse Bond hoorde.
In het vroege voorjaar van 1815 werd er nog flink gelobbyd voor gebiedsuitbreiding richting de Rijn. Op dat moment kwam Napoléon echter terug van Elba. In alle consternatie die ontstond besloten de Nederlanden akkoord te gaan met wat er toen op papier stond. Op 16 maart 1815 werd Willem I koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat zich uitstrekte van Luxemburg tot Texel, en van Groningen tot de Franse grens. Dit koninkrijk was een Unitaire Monarchie. Zowel Brussel als Amsterdam werd de hoofdstad. Regeringscentra waren verdeeld tussen Den Haag en Brussel. Het land werd verdeeld in 19 provincies, 11 Noord-Nederlandse en 8 Zuid-Nederlandse4
Het nieuwe Europa
Op 6 juni 1815, een paar dagen voordat Napoléon bij Waterloo zou worden verslagen, werd in Wenen het Congres beëindigd. Europa had een nieuw gezicht gekregen. Een aantal van de grootste veranderingen:
-De oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden
-Het grofweg vervangen van het Heilige Roomse Rijk door de Duitse Bond, waarin het koninkrijk Pruisen sterk overheerst. Binnen de Duitse Bond verkrijgt Pruisen grote gebieden ten westen van de Rijn.
-Oostenrijk krijgt meer bezittingen in (Noord-)Italië
-Rusland krijgt het grootste deel van het Hertogdom Warschau, de resterende 20% wordt verdeeld onder Saksen en Pruisen.
-Noorwegen scheidt zich af van Denemarken en voegt zich bij Zweden.
-In voorheen bezette gebieden worden de oorspronkelijke leiders opnieuw op de troon gezet.
Strategisch was het volgens de deelnemende landen haast perfect. De gevaren van nationalisme en liberalisme waren geweken, het volk was weer monddood gemaakt en het ancien régime zat weer goed in het zadel. Men ging ervan uit dat de gebeurtenissen van de afgelopen 26 jaar een klein incident in de geschiedenis zou zijn, en dat de manier van regeren van voor de Franse tijd nu ook gewoon weer in de 19e eeuw doorgevoerd kon worden. Niets was minder waar.
Deelvraag 2
Een nieuw land
&
Een nieuwe koning
1813 - 1830
Wat waren de directe oorzaken voor het ontstaan van de Belgische opstand?
Oranje Boven.
Holland is vry.
De bondgenoten trekken op Utrecht
De Engelschen worden geroepen.
De Franschen vlugten aan alle kanten.
De zee is open.
De koophandel herleeft.
Alle partyschap heeft opgehouden.
Al het geledene is vergeeten.
En vergeeven.
Alle de aanzienlyken komen in de regeering.
De regeering roept den Prins uit tot Hooge
Overheid.
Wij voegen ons bij de Bondgenooten en dwingen den vyand tot vrede.
Het volk kryt een vrolijken dag op gemeene
kosten,
Zonder plundering noch mishandeling.
Elk dankt God.
De oude tijden komen wederom.
Oranje Boven. 1
Deze proclamatie werd op 17 november 1813 over heel Nederland verspreid. Het kondigt de terugkeer van het oranjegeslacht op Nederlandse bodem aan.
Na het verslaan van de Fransen bij Leipzig werden alle Franse soldaten opgeroepen terug te keren naar hun vaderland. Deze werd ernstig bedreigt door Russische en Pruisische troepen. Ook de soldaten in de verschillende departementen van de Nederlanden werden teruggeroepen. Het Franse keizerrijk viel uiteen en Napoleon werd gevangen genomen. Dit was de kans waar de Nederlanders op hadden zitten gewacht. Ze hadden hun droom van de ideale wereld van het patriottisme en de leus vrijheid, gelijkheid en broederschap niet waarheid zien worden onder franse heerschappij. Nederland was in 1813 een land dat enerzijds intern meer eendracht had gekregen door bijvoorbeeld de invoering van een gemeenschappelijke munt, doch anderzijds hopeloos uitgebuit was door de Franse overheersing. De roep om een oranje op de troon werd groter. Een groep oud-patriciërs zag hun kans schoon. Enkelen met een patriottistisch en andere met een Oranjegezind verleden gaven onder leiding van Gijsbert Karel van Hogendorp (schrijver van het bovengetoonde pamflet) gehoor aan deze oproep. Zij reisden naar Engeland om alvast de oudste zoon van de voormalige Stadhouder Willem V uit te roepen als soeverein vorst der Nederlanden. Deze mensen werden ook wel de dramatis personae genoemd. Deze Latijnse woorden hebben betrekking op de mensen die in de jaren 60 en 70 van de 18de eeuw aan de vooravond stonden van een politieke carrière in de republiek, maar deze aan hun neus voorbij zagen gaan door toedoen van de Fransen. Zij hadden dus grote baat bij herstel van de situatie zoals die was ten tijde van de republiek en dachten dit met de erfgenaam van Stadhouder Willem de V te kunnen bewerkstelligen. Deze Prins Willem zag eindelijk een oude wens in vervulling gaan. Al in het jaar 1796 had hij geschreven: ‘Ik beken dat ik persoonlijk deze vereniging, die reeds zeven jaar het voorwerp van mijn verlangen heeft uitgemaakt, zeer zou wensen en dat het mijn aangenaamste droom is de verwezenlijking ervan te veronderstellen’.
Toen Prins Willem op 30 november 1813 met een Engelse sloep op het strand van Scheveningen landde, was het reeds nog niet bekend welke functie hij in het nieuwe Nederland zou gaan bekleden. Daarom riep men hem uit tot ‘Hooge overheid’ der Nederlanden. Met het oog op de toekomst werden er twee opties voor mogelijk gehouden.
De eerste optie hield in dat de Nederlanden weer een republiek zouden worden naar het model van de Republiek der 7 verenigde Nederlanden. De prins zou dan in zijn vaders voetsporen treden als Stadhouder Willem VI. Echter deze optie zorgde al snel voor veel ophef. De Nederlandse bevolking wilde niet terug naar de Regentenkliek vol van besluiteloosheid en bureaucratie die de Nederlanden in de 18e eeuw in verval en verpaupering hadden gebracht.
Daarom werd voor de twee optie gekozen. Deze hield in dat De Prins de eerste echte Nederlandse koning van de gezamenlijke Noordelijke –en Zuidelijke Nederlanden zou worden. Dit was voor de Nederlanders een niet al te grote stap want zij hadden onder Frans heerschappij al te maken gekregen met de Franse koning Lodewijk Napoleon die zeker geen kwaad bloed had gezet bij de Nederlanders. Integendeel het was een geliefde koning die veel zorg voor zijn onderdanen droeg. Hierdoor werd de acceptatie voor een Koninkrijk Holland makkelijker te bewerkstelligen. In tegenstelling tot de Nederlanders waren Belgen geen eigen koning gewend, België heeft in verschillende tijdsperiodes, verschillende overheersers gekend en het land België heeft lang niet altijd de omvang van het grondgebied gehad zoals wij het vandaag de dag kennen. Toch was het op 30 Maart 1814 dan zover, Prins Willem de eerste werd gekroond tot koning der Nederlanden. Nederland werd onder zijn leiding een constitutionele monarchie. Dit betekende in theorie dat alle macht, rechten, plichten en beperkingen geschreven stonden in de grondwet. Hier moest de koning zich naar eer en geweten aan houden. Maar hield de koning zich hier wel aan? Werd onder zijn leiding een democratischer Nederland gesmeed of viel het terug in de oude tijden van voor de Franse overheersing zo als de oud-patriciërs het zich hadden voorgesteld?
Macht of Onmacht?
De intogt der franschen. Het verval eer blootgelegd dan te weeg gebragt schijnt te hebben. Zij hebben de schim verjaagd eener Republiek, die door eigen krachteloosheid reeds was bezweken. Daarna bleek eerst ten volle, hoezeer onze belangen waren bedorven door de achterlijkheid van voorouders, die elke verandering als een onheil duchtten, en aan hun nageschlacht niet eenen Staat, maar eene publieke schuld nalieten.
Deze redevoering werd een halve eeuw na de aankomst van Willem de VI door Johan Rudolf Thorbecke gehouden. De vader van de Nederlandse democratie legde de vinger op de zere plek door duidelijk te maken dat er vóór de Franse intocht een politieke sfeer van besluiteloosheid en krachteloosheid heerste. De goede politieke baantjes werden verdeeld onder een selecte groep mensen en via erfopvolging doorgespeeld. Het volk en met name de gegoede burgerij waren het hier niet mee eens. Zij wilden ook inbreng in de vaderlandse politiek.
Na de Franse overheersing wilde men door invoering van de constitutionele monarchie een vernieuwde regentenoligarchie tegengaan. De nieuwe koning zag hierdoor zijn macht slenken. De constitutie van het verenigd koninkrijk Holland werd gedeeltelijk door Gijsbert Karel van Hogendorp bepaald;
hij was dus niet alleen degene die Willem 1 naar Nederland haalde.
Hij begon al in het jaar 1799 en voltooide het in het jaar 1812 wat
Resulteerde in de Schets van een grondwet voor Koninkrijk Holland. Deze schets werd de aanleiding voor het ontwerpen van een definitieve grondwet in het jaar 1813. Deze grondwet werd kort voor de kroning aan Willem 1 aangeboden. In de grondwet werd bepaald dat de Provinciale Staten die in de tijd van de Republiek nog een aanzienlijke macht bezaten deze macht gedeeltelijk zouden verliezen, maar wel meer macht zouden houden dan ten tijde van de Franse overheersing. De vorst mocht de samenstelling- en de verkiezing van de Provinciale Staten bepalen, waardoor de bevolking hier geen invloed over had.
Er werd ook bepaald dat de Staten-Generaal niet een afvaardiging van de Provinciale Staten zou zijn, maar rechtstreeks door de bevolking zou worden gekozen. Zij hadden als taak de ministers te controleren zoals dat ook in onze huidige samenleving gebeurt. De ministers droegen echter geen ministeriële verantwoordelijkheid voor hun besluiten. De vorst daarentegen kreeg geen bevoegdheid de kamer te ontbinden. Wel hield hij de controle over het buitenlandse beleid, oorlogsverklaringen, internationale verdragen en de gemeenschappelijke nationale munt. Deze grondwet werd op de dag voor de kroning van de koning op 29 maart aangenomen. De vorst had bij de aanname van de grondwet het recht gekregen om eenmalig de leden van de Staten-Generaal en de Provinciale Staten zelf te benoemen. Hiermee kreeg hij, al was het dan eenmalig, de absolute macht in handen. Iets wat ten tijde van de Republiek voor een slechte politieke machtverdeling had geleid en waar de bevolking van het toenmalige Nederland angst voor koesterde.
De vraag van het deelonderwerp drukt je gelijk met de neus op de feiten. Macht of Onmacht. Dit is een vraag die ik nu hopelijk heb kunnen verduidelijken. De bevolking werd de dupe van een politiek spelletje waarin de beheerders van de grondwet de nieuwe koning gunstig wilden stellen in eigen belang of niet (onmacht).
Het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden.
Even een terugblik: In 1815 was de slag bij Waterloo. Napoleon die na zijn verbanning een nieuw Frans leger op de been had gebracht werd wederom vernietigend verslagen. De zegevierende Europese koningen en keizers kwamen bijeen op het Congres van Wenen. Hier werd het nieuwe gezicht van Europa bepaald. Ook Nederland stond een grote verandering te wachten en werd als bufferstaat tegen een mogelijke hernieuwde Franse aanval samengevoegd met België, met Willem I als koning.
Er werd bepaald dat er een innige versmelting tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden moest ontstaan. Willem I stond voor deze zware taak. Hij moest van twee zeer verschillende landen een natie zien te smeden die zowel op economisch als op militair gebied met de groten der aarde mee kon doen. In het verdere verloop van het verslag wordt uiteengezet welke veranderingen Willem en zijn regering hebben doorgevoerd om de beminde versmelting mogelijk te maken. Daarna worden de problemen genoemd die deze versmelting in de weg stonden.
Onbekwaam of onbekend?
Willem 1 was volgens vele buitenstaanders ongeschikte als koning. Zijn nog zo jonge rijk was nog niet droog achter de oren of het stond al op het punt om uit een te vallen. Een onbekende Engelse diplomaat zei eens over hem: ‘He had much better turn his whole thoughts to Austria and endeavour through the means of that court to recover his German territories.’9 Europa was hem dus liever kwijt als rijk en zag veel liever zijn erfgenaam de troon van zijn vader opeisen. Zo schreef de Britse Minister van oorlog, Lord Bathurst op 20 April aan de Britse opperbevelhebber Wellington: ‘ The son is much more popular in Holland and if any stir should be mad, he would be the person to go instead of his father.’ 10 Het is dus duidelijk dat Willem 1 vooral in Engelse kringen niet erg geliefd was. Of men hem nu roekeloos, incompetent of ongeduldig vond, men kan hem niet betichten van een tekort aan vlijt en toewijding om van twee totaal verschillende landen één sterke natie proberen te smeden.
Maar wat heeft Willem met de twee gebieden voorgehad of nog belangrijker wat heeft hij gedaan om het Belgische en Nederlandse volk samen te brengen? Hierover zal ik u nu meer duidelijkheid verschaffen.
De Nederlandsche bank
In 1814 richtte Willem de Nederlandsche bank op. Het was een van zijn eerste regeringsdaden. Zoals al eerder gezegd was de rol van Amsterdam als distributiecentrum van de wereld uitgespeeld en de Nederlandse paradepaartjes als de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de Wisselbank waren op sterven na dood.
Willem wilde dat zijn rijk economisch weer zou opbloeien en daar was een nationale bank voor nodig. Er werd een stelsel van kredietverlening op touw gezet om vooral de verarmde Noord-Nederlandse bevolking geld te lenen zodat zij een eigen bedrijfje op touw konden zetten (vergelijkbaar met het tegenwoordige microkrediet). Ook werd het bankbiljet ingevoerd om een sterk uniform ruilmiddel te waarborgen. De gulden was de eenheidsmunt in de Nederlanden en werd in Utrecht geslagen. Amsterdam gaf door toedoen van de Nederlandsche bank deze gulden uit in biljetvorm.
Willem wilde van de Nederlandsche bank een sterke en solide bank maken. Daarom legde hij vast dat de Nederlandsche bank als enige bank in Nederland bankbiljetten mocht uitgeven en kredieten mocht verstrekken.
Veel crediteurs, handels- en bankiershuizen keken met wantrouwen en afgunst naar de Nederlandsche bank. Zij zagen in een keer hun eens zo winstgevende handeltje verdwijnen door het alleenrecht van de Nederlandsche bank. Het zou dan ook nog lang duren voor de bank in de Nederlandse samenleving geheel was ingeburgerd.
9, 10 Naar: Vincent Hovinga
Bron: Lord Malmesburry, gevonden in Nederlands-Russische betrekkingen rond de Belgische opstand.
Maatschappij van Weldadigheid:
In de winter van 1798 telde Amsterdam ongeveer 200.000 inwoners. 80.000 van hen leefden onder de armoedegrens en dit aantal zou 6 jaar later meer als 100.000 zijn. In 1813 toen de Nederlanden al verlost waren van de Franse overheersing was het niet veel beter gesteld met de bevolking. Vele mensen waren werkloos en moesten rondkomen van een hongerloontje dat zij vaak met bedelen en steun van kerk bij elkaar schraapten. Het was dus de hoogste tijd dat er wat gedaan werd aan de werkeloosheid. Willem I was erg begaan met zijn bevolking en bedacht samen met generaal van den Bosch een oplossing.
De Maatschappij van de Weldadigheid werd in 1818 opgericht. Van den Bosch meende dat 75 procent van de behoeftigen in staat zou moeten zijn om arbeid te verrichten. De organisatie droeg hieraan bij door de werkeloze stedelijke bevolking een baan aan te bieden in de opgezette veenkolonies in Drenthe en Groningen. Groningen en Drenthe waren toen nog onherbergzame gebieden en moesten door de werkelozen ontgonnen worden, waarna de ontgonnen grond verdeeld werd onder het aantal arbeiders. Zo konden de arbeiders een kleinbedrijf opzetten en dus een bestaan opbouwen. Voorbeelden van dergelijke veenkoloniën zijn: Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord. De veenkoloniën hebben een grote bijdrage geleverd aan de werkeloosheid in de Nederlanden. Daarbij zorgde de Maatschappij van de Weldadigheid er ook nog eens voor dat er vanaf 1819 verplicht onderwijs voor de veenkoloniekinderen ontstond en in 1823 werd er zelfs een ziekenfonds opgericht. De veenkoloniën hebben in sociaal opzicht de Nederlandse bevolking geholpen in te zien dat met werklust en discipline veel te bereiken is, zelfs in een uitzichtloze situatie.
Nederlandse handelsmaatschappij:
In 1825 werd door de koning de Nederlandse handelsmaatschappij opgericht. De oprichting was voor Willem zeer belangrijk om de handel vanuit de koloniën te bevorderen en door de scheepswerven weer te openen en meer banen te creëren, opdat Nederland weer een nieuwe gouden eeuw tegemoet kon zien. Om een maatschappij van deze omvang op te kunnen richten was veel kapitaal nodig, dus er werd aanspraak gemaakt op zowel Noord- als Zuid-Nederland om in de kosten te delen. Deze bijdragen waren echter nog niet voldoende om de Nederlandse Handelsmaatschappij op touw te zetten, dus werd een gedeelte door Willem uit eigen zak betaald. Zoals al gezegd was de NHM zeer belangrijk om de handel uit de koloniën te bevorderen. Nederland had met de eenwording van Noord- en Zuid al haar oude koloniën teruggekregen (op Kaap de goede hoop na) en deze koloniën konden opnieuw een belangrijke inkomstenbron worden om het land er economisch bovenop te helpen. Er werd een ingenieuze kringloop bedacht; allereerst werden de grondstoffen en landbouwproducten in de koloniën verbouwd en gewonnen, te denken aan katoen, olie, thee en specerijen. Deze werden dan door de NHM vervoerd naar het industrierijke Zuid-Nederland waar ze werden verwerkt tot volfabricaten. Via nieuw aangelegde kanalen en verharde wegen konden ze dan naar het Noorden vervoerd worden, waar de producten werden gedistribueerd naar de koloniën en andere landen die interesse hadden voor de Nederlandse producten. Dit lijkt een geweldig systeem waar alle partijen baat bij hebben. Echter er waren enige obstakels die overwonnen moesten worden. Zo brak er in Java al snel een opstand uit die door de Nederlanders bloedig werd neergeslagen. Ook was er een tekort aan eigenlijk alles. De NHM had te weinig schepen, soldaten en bestuursambtenaren. Een aantal buitengewesten in Nederlands-Indië bleef hierdoor langer dan verwacht onder Brits bestuur.
Kort daarop werd er het cultuurstelsel ingevoerd, waarbij een vijfde van de totale opbrengsten van de koloniën voor de NHM bestemt waren. Al haalde men door deze maatregel de woede van de inlandse bevolking op de hals, het beleid werd koste wat kost doorgevoerd en zorgde voor een beter slagen van de NHM als een belangrijke handelsmaatschappij. Toch blijft er de vraag bestaan; zorgde de NHM voor een winstgevend samenwerkingsverband of een vicieuze cirkel?
Handel in opkomst:
Nu de Nederlandse handelsmaatschappij een constante verbinding met de koloniën onderhield, kwam de handel goed op gang. Er werd een weldaad aan grondstoffen naar de havens van Antwerpen en Amsterdam vervoerd om te worden verwerkt tot volfabricaten. Echter de binnenlandse infrastructuur was te verouderd om een goede doorstroom van grondstoffen te garanderen. Om de industrie en handelssteden een betere aan en afvoerroute te geven, liet de koning kanalen graven; o.a. het Voornsekanaal bij Rotterdam en de Zuid-Willemsvaart om verbinding te krijgen met Luik. Gent met zijn katoen- en linnenfabrieken werd via het water met Terneuzen verbonden. Deze kanalen boden de mogelijkheid om op grote schaal producten te vervoeren tussen noord en zuid. Zo werd het trage en inefficiënte paard- en wagenvervoer langzaam maar zeker vervangen door de binnenlandse scheepvaart.
Al bleek het een hele verbetering ten opzichte van het vervoer over land, de scheepvaart kwam voor een groot probleem te staan. De zware logge handelsschepen waren niet alleen gericht op de diepe kanalen, maar moesten ook op de Zuider- en de Waddenzee varen. Deze zeeën zijn afhankelijk van het tij en diepe delen worden afgewisseld met ondiepere delen. Een voorbeeld is de scheepvaart in de buurt van het eilandje Pampus bij Amsterdam. Het water is daar te ondiep voor schepen met een grote diepgang en konden op de bodem stranden. Daarom werden er technici uit Engeland gehaald om drijfdokken te ontwikkelen. Drijfdokken waren nodig om de schepen over ondiepten te tillen. Deze drijvende dokken werden ook wel scheepskamelen genoemd. Echter er ging veel tijd verloren met het optillen van de schepen. Daarom werd er in 1819 begonnen met het graven van het Noord-Hollands kanaal die in 1824 na veel oponthoud door technische problemen voltooid werd.
Om toch het wegvervoer niet als achtergeschoven kindje te behandelen werden veel van de onverharde wegen bestraat. Zo kon het weg- en watervervoer naast elkaar zorgen voor een snel en efficiënt vervoer van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten, opdat het verenigd koninkrijk der Nederlanden uit kon groeien tot de mainport van Europa zoals het, het vandaag de dag is.
Wijze les:
In mijn jeugd ontstond de groote industrie, de groote bank, de groote handel in Holland, Elk individu elk kind reeds, werd afgescheurd van de oude banden van gezin, kleinbedrijf, dorp, stad provincie; op elk gebied openbaarde zich dat individualisme. En: Wij hebben gezien, hoe geheel Amsterdam zich hervormde van een 17de en 18de eeuwsche stad, met haar hoeken en grachten en straatjes van klein handwerk, tot een stad van magazijnen en groot-handwerk en fabriek, Wij hebben groote economische veranderingen gezien en middelen van verkeer. Wij hebben het groot-kapitaal zien neerstrijken in de stad, en de buitenwijken zien groeien met hun honderdduizend proletariërs. Wij hebben den boerenstand en den middenstand een oogenblik zien omhoog komen, en daarna verarmd, zijn kinderen zien leveren aan het proletatiaat. Diet verandering van dingen was een verandering van menschen!13
Alle bovengenoemde maatregelen van Willem I zijn verwerkt in deze tekst. Het is een terugblik op de jeugd van de schrijver Herman Gorter die in 19de eeuw Nederland leefde. Vooral het laatste stuk is zeer belangrijk; ‘Wij hebben den boerenstand en den middenstand een oogenblik zien omhoog komen, en daarna verarmd, zijn kinderen zien leveren aan het proletatiaat. Diet verandering van dingen was een verandering van menschen!’. Al zijn welvaart en vooruitgang nog zo belangrijk, wanneer men het overhaast valt men dubbel zo hard in de oude situatie terug. Met deze wijze les wil ik het gedeelte over de maatregelen door Willem 1 genomen ter bevordering van natievorming afsluiten.
Wat er fout ging:
Op het congres van Wenen werd bepaald dat de Acht artikelen de gelijkheid van voormalig Nederland en België moesten bevorderen. Echter de bepalingen die werden gedaan met als doel de hereniging van de Nederlanden pakten lang niet altijd met succes uit. Vooral de Belgen kwamen er soms berooid vanaf en werden achtergesteld ten aanzien van de Nederlanders. Ik zal nu aangeven welke van de bepalen van het congres van Wenen voor vooral Belgische ophef zorgden, welke besluiten te verwijten zijn aan de koning en waardoor een Groot-Nederlandse gedachte verder weg leek dan ooit te voren.
Artikel 1: Schuld- en zetelverdeling:
Het eerste artikel spreekt van ‘ une Amalgame parfait et complet’ oftewel, ‘ een complete en volmaakte mengelmoes ’ waarmee men de eerder genoemde innige versmelting aanduidt. In het kader van de gelijkheid werd er een evenredige vertegenwoordiging voorgesteld. België had indertijd een populatie van rond de 3 miljoen inwoners, tegen de 2 miljoen inwoners van de Nederlanden. Er werden twee evenredige blokken in de Staten-Generaal gecreëerd; een voor de Nederlandse en een voor de Belgische afvaardiging. In beide blokken zat ondanks de scheve demografische verdeling een even grote vertegenwoordiging, wat natuurlijk niet naar de zin was van de Belgische meerderheid.
Maar niet alleen de Staten-Generaal werd in tweeën gedeeld. Ook de schulden werden samengevoegd. Dit was niet erg gunstig voor de Belgen. De Nederlanden die jaren van economische malaise hadden meegemaakt en door het continentaal stelsel geen uitvoer meer mochten doen naar landen die Napoleon slecht gezind waren, hadden een totale schuld opgebouwd van ongeveer ƒ 589 miljoen. Dat zou tegenwoordig op een bedrag met een waarde van dik in de miljarden uitkomen. De Belgen daarentegen hadden maar een schuld van ongeveer ƒ 27 miljoen opgebouwd. Het zag er vooral voor de Nederlanders slecht uit. Men verwachtte zelfs dat hun schulden nog drastisch zouden stijgen, omdat hun grootste afnemer Frankrijk verslagen was en zijn eigen problemen had. De Belgen vonden het daarom oneerlijk dat zij de enorme lastenpost van de Nederlanden moesten dragen. Er moest een oplossing komen voor dit meningsverschil. Deze kwam er toen de grote Europese mogendheden besloten dat België dezelfde koloniale rechten kreeg als de Nederlanden. Deze koloniën waren na de Franse overheersing door de Britten weer aan de Nederlanden overgedragen (behalve Zuid-Afrika) en besloegen o.a. Nederlands-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen. Ook hoefden de Belgen niet mee te betalen aan het onderhoud van de dijken en de Schelde zou voorgoed open zijn. Toch leidde dit in het Zuiden tot flinke belastingverhogingen en dit ging weer ten koste van de populariteit van het pro-noordnederlandse regime.
Arithemétique hollandaise:
Op 18 Augustus 1815 werd er in het parlement om goedkeuring voor een nieuwe grondwet gestemd. In totaal konden er 1604 stemmen worden uitgebracht, die eerlijk verdeeld waren onder leden uit de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. 281 mensen waren thuisgebleven en hadden dus niet hun stem uitgebracht.
Na het stemmen werd duidelijk dat er met een overweldigende meerderheid van 796 stemmen van de tegenpartij tegenover 527 van de voorpartij tegen goedkeuring van de grondwet had gestemd. Van de tegenstemmen waren 466 stemmers afkomstig uit België, waarvan weer 126 stemmers omwille van de godsdienstkwestie tegen hadden gestemd. Echter deze duidelijke nederlaag werd niet erkend door de koning. Hij gaf een eigen interpretatie aan de stemuitslag die vandaag de dag nog steeds als een smet het blazoen van de koning vormt. Samen met zijn raadgevers verzon hij de ‘arithmétique hollandaise’ oftewel, de Hollandse rekenkundigheid. Deze hield het volgende in: voor de 281 leden die niet gestemd hadden werd bepaald, wie niet stemt, stemt toe. Verder werden alle stemmen die omwille van het godsdienstgeschil bij de tegenpartij waren gerekend niet geldig geacht, waardoor deze ook als
voorstemmen werden gerekend. Deze bepalingen brachten de verhouding op 527 + 281 + 126 = 934 voorstemmen tegenover 796 - 126 = 670 tegenstemmen. Hiermee werd de grondwet aangenomen en had Willem 1 op slinkse wijze zijn eerste overwinning op zijn tegenstanders behaald. Echter er kwam een reactie van de Belgische geestelijkheid in de vorm van het judgement doctrinal. Met het Judgement doctrinal bepaalden de Belgische bisschoppen in september 1815 dat priesters die de eed op de grondwet hadden gezworen geen sacramenten meer mochten toedienen. Dit schrok de koning niet af. Hij ging zelfs een stapje verder met zijn geloofsbeleid. In 1825 hief hij de kerkelijke colleges op. Sindsdien moesten alle Nederlandse geestelijken opgeleid worden in Leuven waar Filosofisch College werd opgericht. Dit kwam hard aan voor de Belgen die vonden dat de Staat zich niet met de heilige katholieke kerk mocht bemoeien. In een poging de gemoederen te bedaren sloot Willem I een concordaat op 18 juni 1827 met Paus Leo XII. Echter die kwam te laat om de katholieken nog enigszins gunstig te kunnen stemmen.
Artikel 2: godsdienstvrijheid:
Het tweede artikel garandeerde de godsdienstvrijheid in de Nederlanden. Dit artikel riep direct veel weerstand op in België. België was sinds de Spaanse overheersing een overwegend katholieke natie geweest. Met de Unie van Atrecht op 6 januari 1579 werd er door een gedeelte van de Belgische bevolking afstand gedaan van het protestantisme in de Noordelijke Nederlanden en de trouw aan de Spaanse koning nog eens extra bezegeld. Toen op 23 januari 1579 de Unie van Utrecht werd getekend door de Noordelijke Nederlanden en enkele delen van België, nadat in 1581 Willem van Oranje had opgeroepen tot een religievrede, werd eens te meer duidelijk dat de Nederlanden op ideologisch niveau niet op een lijn zaten.
Na de Franse overheersing beleden vele Belgen hun godsdienst nog altijd op een zeer strikte wijze en beschouwden de protestanten nog altijd als ketters en afvalligen van het ware katholieke geloof. Toen de protestante Nederlanders met artikel 2 uit de 8 bepalingen grondwettelijk evenveel rechten kregen als de katholieken werd dat dan ook onuitstaanbaar geacht en zorgde voor veel weerstand onder de katholieke Belgen. Ook het gegeven dat zij geregeerd zouden worden door de Protestantse koning Willem 1 kwam niet ten goede aan de godsdienstige geschillen van de Nederlanden. Hiermee was het voor veel Belgen in tegenstelling tot de Nederlanders moeizaam de nieuwe koning te gehoorzamen.
Superioriteitsgedachte:
Eind 18de en het begin van de 19de eeuw ontwikkelde zich een nieuwe stroming genaamd; ‘de romantiek’.
Gedreven door het gevoel liet deze stroming zich in vele facetten van het dagelijkse leven gelden. Hierbij kunnen we denken aan de kunst, literatuur, muziek enz.
Ook België werd van romantische ideeën doordrongen. Deze romantiek liet mensen in het verleden graven om de goede tijden van weleer her te beleven. Oude verhalen die eeuwenlang van mond op mond waren doorgegeven werden opgeschreven, om het Belgische nationalisme te bevorderen. Dit droeg bij aan de het Belgische bewustzijn. In België benadrukte men dat de Belgische kenmerken duidelijk anders waren als die van de Protestantse Hollanders.
Vooral de Franstalige Belgische elite voelde zich meer verwant met de Fransen dan met de Nederlanders, die volgens hun in de Verlichting waren blijven steken.
Dit superioriteitsgevoel werd op 6 september 1830 nog eens benadrukt door de liberale journalist Paul Devaux. Hij zij: ‘Nous n’aurons plus, dans notre marche progessive, à trainer comme un lourd boulet cette Hollande stationnaire ou rétrograde dont ni les voeux, ni les moeurs, ni les intérêts ne s’accordent avec les nôtres’ oftewel; Wij zullen in onze vooruitstrevende mars niets hebben dan te zeulen onder een stompzinnige leider als Holland of terugtrekken van waar noch de vragen noch de gewoontes, noch de belangen niet overeenstemmen met de onze.
De Belgen vonden dat zij de leidende positie in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden verdienden, omdat zij zich beter ontwikkeld voleden ten opzichte van de Nederlanders.
Na de vierde Nederlands-Engelse oorlog was de schade aan de Nederlandse economie zeer groot. De overwinning van de Engelsen werd met de vrede van Parijs beklonken en de Nederlanders hadden hun handelsmonopolie op de wereldzeeën moeten opgeven. De vredesbepalingen waren voor de Nederlanders niet mild. Er moest een grote oorlogsschuld worden betaald en de republiek verloor vele van haar koloniën aan de Engelsen (waaronder het gewraakte eiland Sint-Eustatius). Na de onvoordelige vrede waren de Engels-Nederlandse betrekkingen er niet beter op geworden. Maar ook onder Franse heerschappij kon de Nederlandse economie er niet bovenopkomen. De Fransen voerden het vaker genoemde Continentaal Stelsel in waardoor de Nederlanden geen handel met vijanden van de Fransen mochten voeren. Dit leidde tot weinig kapitaalwinst en dus tot een lage economische groei. Dit vonden de Fransen geen probleem. Zij zagen de Nederlanden als een melkkoe die maar eens nodig uitgemolken moest worden.
Nadat de Fransen verslagen waren en de Verenigde Staten van de Nederlanden was opgericht, werd eens te meer duidelijk dat de Noordelijke-Nederlanden in een economische slop waren terecht gekomen. De productiemethoden waren hopeloos ouderwets en de kapitaalrijke Nederlanders belegden hun centjes liever in het buitenland dan in het eigen Nederland. Technici als Leeghwater en Corneliuszoon hadden voor een gouden eeuw gezorgd, maar het leek wel of op economisch vlak de tand des tijds stil had gestaan. De Amsterdamse haven was haar centrale positie in de wereld kwijtgeraakt aan de Engelse havens en de infrastructuur was van minder niveau dan die van andere Europese mogendheden, waar de stoomtrein al lang haar intrede had gedaan. Intussen nam de werkeloosheid toe en verarmde de bevolking.
België daarentegen was op economisch vlak in tegenstelling tot de Nederlanden wel met zijn tijd meegegaan en had geprofiteerd van de Franse bezetting in het zuiden. De Belgische economie haalde zijn winst uit de hoogwaardige industrie die zich in Wallonië had gevestigd. Steden als Charleroi, Namen en Luik groeien gestaag en er ontstond een soort centrum-periferiestructuur. De periferie (platteland) zorgde voor de grondstoffen voor de fabrieken en het voedsel voor de inwoners. Het centrum (steden) hield zich vooral bezig met de verwerking van de grondstoffen tot hoogwaardige producten en de distributie ervan. Samen met de fikse investeringen ter verbetering van de productiemethoden en de infrastructuur maakten een ideale combinatie die België samen met Engeland aan de economische top van Europa zette.
Echter er was een probleem. Met de vereniging van de Nederlanden waren de Franse betrekkingen weggevallen en daarmee Belgisch belangrijkste afzetmarkt. Er ontstond een tweedeling. De Nederlanden hoopten op vrijhandel waardoor een grote economische groei zou ontstaan. De Belgen daarentegen wilden protectie voor de eigen economie doormiddel van invoerheffingen. Een nieuw Noord- Zuid conflict was ontstaan.
Scheve verdelingen:
Op voorhand leek het een geweldige combinatie. De Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden als een groot rijk. Van oorsprong heeft men in alle talen van deze wereld nog een benaming om deze landen gezamenlijk uit te drukken. Te denken aan: ‘Die Niederlande’ (Duitsland), ‘The Netherlands’ (Engeland), ‘Países Bajos’ (Spanje), ‘Paesi Bassi’ (Italië), ‘Nederländerna’ (Zweden) enz. Deze innige versmelting had men zich tijdens het Wener congres ook voor ogen gehouden. Een land dat zich kenmerkt door een gemeenschappelijke cultuur, taal en geschiedenis, verbonden en verweven tot een sterke natie. Toch deze gedachte is een illusie gebleken. In het tekstgedeelte ’suprioriteitsgedachte’ heb ik al duidelijk proberen te maken dat de Belgen zich suprieur voelden ten opzichte van de Nederlanders. Echter de Nederlanders achten zich op hun beurt weer verheven boven de Belgen. Nederland voelde zich sinds de aftocht van de Fransen weer een volwaardige, trotse natie. Zij hadden zich in tegenstelling tot de Belgen niet direct neergelegd bij een buitenlandse overheersing, getuige het volgende lied:
Hop Marjanneke, stroop in het kanneke
laat de poppetjes dansen
eertijds was de prins in het land
en nu die kale Fransen
Hop Marjanneke, stroop in het kanneke
laat de poppetjes dansen
hij wiegt het kind, hij roert de pap
hij laat zijn hondje dansen.15
Marjanneke is een verwijzing naar het nationale symbool van Frankrijk, de Franse maagd Marianne. De poppetjes zijn de Franse soldaten. De prins is stadhouder Willem V die naar Engeland vluchtte. De kale Fransen heeft betrekking op het feit dat de Franse soldaten in Nederland aankwamen arm, zonder spullen en vooral zonder pruik op het hoofd, wat een bewuste afwijking was van de gangbare mode van voor de Franse Revolutie. Dit was ten tijde van de instelling van de Bataafse Republiek in 1795.
De Nederlanders waren trots op dit soort stil verzet tegen hun Franse overheersers en vonden dat de katholieke Belgen sinds de Spaanse bezetting niets meer dan een speelbal van verschillende mogendheden waren geweest. Deze minachting droeg direct en indirect bij aan een scheve verdeling van verschillende belangrijke posten in het nieuwe koninkrijk. Zo waren de meeste staatsinstellingen gevestigd in de Noordelijke-Nederlanden in plaats van een centrale ligging in het koninkrijk. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat driekwart van de ministers van Noord-Nederlandse origine was en slechts een kwart van oorsprong uit Zuid-Nederland kwam. Dit had natuurlijk tot gevolg dat er onder de regering meer steun voor de koning en zo dus ook voor de rijkspolitiek was.
Maar niet alleen de regering was scheef verdeeld. Ook het leger had een duidelijke Noord-Nederlandse koers ingeslagen als het ging over het officierenbeleid. De koning was altijd nog de opperbevelhebber van het leger en had dus baad bij goedgezinde Noordelijke officieren die hem steunden met zijn krijgsbeleid. Slechts één op zes officieren was een Zuid-Nederlander en dan nog vooral in de lagere rangen en bij de infanterie en de cavalerie. Het aantal Belgische officieren was echter minimaal bij de artillerie en de genie, waarvoor een gespecialiseerde opleiding nodig was. Aldus werd een meerderheid van de Belgische soldaten bevolen door officieren uit het Noorden. Ook bestond er indertijd nog een dienstplicht. Het was dan ook opvallend dat het aandeel gewone soldaten uit de Zuidelijke-Nederlanden onevenredig groot bleek te zijn. De media stortte zich natuurlijk op deze Zuidelijke grieven, maar werd hard te kop ingedrukt door de koning die vast hield aan de wet van Le Chaelier die de persvrijheid in het koninkrijk inperkte. Dit was vooral voor de Zuid-Nederlandse intellectuelen onaanvaardbaar en zijn beschouwden dit als het zoveelste ondemocratisch controle-instrument van het Noorden om het Zuiden te beheersen.
Taalpolitiek:
Taal verloren, volk verloren. Met Neerlands taal staat en valt het Nederlandsche volk. Daarom, zal het Vaderland nog een toekomst hebben, houde het volk zijn taal in eere, leere het zijn letterkunde kennen, verstaan, waardeeren.17
Dit moet Willem 1 ook gedacht hebben. Om het volk van de Nederlanden te herenigen is eenheid nodig. Deze eenheid kon volgens Willem bewerkstelligd worden met één gemeenschappelijke taal. Ook hing hij op dit gebied dezelfde ideologie aan als de Fransen, namelijk dat één land ook maar één taal moest hebben, in zijn geval het Nederlands. Op 1 oktober 1814 werd deze wens bewaarheid door aan te kondigen dat het Nederlands de officiële taal van verenigd koninkrijk der Nederlanden zou worden. In eerste instantie werd de Franse taal nog in enige mate gedoogd, maar zeker niet gepredikt. 5 jaar later kwam er een definitief taalbesluit en werd het Nederlands gebombardeerd tot de enige aanvaarde landstaal. Dit gold ook voor Limburg, Oost-, West-Vlaanderen en Antwerpen die tot dan toe tweetalig waren. Enkel de Waalse provincies behielden het Frans als officiële taal, omdat voor hun een dergelijke omschakeling van het Frans naar Nederlands onmogelijk was.
Maar ook voor vele Franstalige Vlamingen was een overschakeling naar het Nederlands een lijdensweg. Veel van de hooggeplaatste Vlaamse ambtenaren waren Franstalig en konden hun administratie niet naar behoren bijhouden, omdat deze in het Nederlands geschreven moest worden. Daarom werden besluiten doorgespeeld naar Nederlandse ambtenaren wat de Belgische inspraak in het nationale en regionale bestuur nogmaals sterk verminderde.
Andere belangrijke stappen ten bespoediging van het doel ‘één land één taal’ werden in het onderwijs genomen. De vernederlandsing van de lagere scholen in heel het Nederlandstalige gebied werd aangegrepen. Tussen 1817 en 1820 richtte de regering in vijftien steden een rijks- lagereschool op, met als onderwijstaal natuurlijk het Nederlands. Onder druk van de Franstalige Burgerij werd het vak Frans wel toegevoegd aan het lesprogramma. Op de middelbare scholen bleef het Frans nog langer de onderwijstaal tot in 1820 de minister van onderwijs aankondigde, dat de voertaal op alle Vlaamse atheneums en colleges vanaf 1823 alleen Nederlands mocht zijn.
Genomen taalmaatregelen werden streng gecontroleerd en wanneer niet uitgevoerd werd een berisping of zelfs een straf aan de desbetreffende onderwijsinstelling toegekend.
De vruchten van het taalbeleid van Willem 1 werden in het schooljaar 29/30 geplukt. Het Nederlands had zijn weg gevonden in de alle standen van de Vlaamse samenleving en had een nieuwe hoop gegeven voor een Groot-Nederlandse gedachte …………zo dacht Willem.
Het verwachte verzet kwam in 1830 toen in Vlaanderen 360.000 handtekeningen werden verzameld om te eisen dat men aen Vlamingen en nog veel meer aen Walen het Hollandsch niet opdringe.18 De massa beschouwde het Nederlands als een vreemde taal en kon er niet aan wennen, de katholieke kerk vatte de maatregelen t op als een van de belangrijkste pogingen om het protestantse geloof de Zuidelijke Nederlanden in te smokkelen en juristen en intellectuelen net als de hooggeplaatste Vlaamse bestuursambtenaren waren bang dat hun werk uit handen werd genomen door Nederlandstalige collega’s.
Alhoewel de koning enigszins de gemoederen probeerde te bedaren was het kwaad reeds geschied. Onder andere door Willems taalpolitiek werd er een monsterverbond gesmeed door de katholieken en liberalen die de koning het mes op de keel zetten. Hoewel dit monsterverbond zeker niet de enige reden was voor het ontstaan van de Belgische opstand, kan het wel worden gezien als een van de belangrijkste aanleidingen tot het ontstaan van de burgeroorlog die datzelfde jaar nog uit zou breken.
Chantage
Zoals al eerder aangegeven waren in 1828 de katholieken en Liberalen een monsterverbond met elkaar aangegaan. De eens zo tegenstrijdige partijen begroeven hun strijdbijl, omdat zij een gemeenschappelijke vijand zagen in de koning. Zij verenigden zich in de Unie van oppositie en voerden uitgelaten verzet tegen de koning. Hun belangrijkste wapens waren de liberale kranten en petities voor o.a. persvrijheid, juryrechtspraak, taalvrijheid, ministeriële verantwoordelijkheid, en vrijheid van onderwijs. Deze petities werden kracht bijgezet door zo’n 40.000 handtekeningen die in 1829 samen met ongeveer 400 petities werden aangeboden aan de Staten-Generaal.
Een ander wapen was chantage. Wanneer de koning niet akkoord ging met de petities zouden de leden van de Unie van oppositie niet akkoord gaan met de begroting die eraan zat te komen. Willem I voelde de bui al hangen. De spanningen in de samenleving liepen op en er was volgens hem nu kordaat en krachtig optreden nodig. Allereerst werden uitgesproken journalisten en columnisten die enige blijk gaven van oppositie, waaronder ook Louis de Potter, vervolgd en gevangen gezet. Echter bij de vergadering van de Staten-Generaal op 20 mei 1829 werd de begroting verworpen en had de oppositie een grote overwinning behaald.
De koning was bang dat als de begroting voor een tweede maal zou worden verworpen er een coup zou worden gepleegd. Daarom riep hij de hulp in van zijn directe familie, Tsaar Nicolaas I, en zijn schoonvader, Frederick Wilhelm van Pruisen. Een algemene oorlog hing in de lucht. Frankrijk en Pruisen waren elkanders aartsvijanden. Frankrijk zou bij een Pruisische interventie in de Nederlanden de Zuidelijke-Nederlanden binnenvallen. Rusland stond ook niet echt te trappelen om de Nederlandse koning te helpen en begon aan de capaciteiten van Willem als koning te twijfelen. Al met al zat Willem in een benarde positie. Zijn bevriende naties Rusland en Pruisen waren zo goed als uitgesloten van hulp bij een staatsgreep en nu begon ook Frankrijk zich te laten gelden in de crisis.
11 december was de dag des oordeels. Op deze dag zou wederom gestemd worden voor aanname van de begroting. Willem zag het belang in van deze dag, want deze dag kon het zuur of het zoet betekenen voor het koninkrijk der Nederlanden als natie en hijzelf als koning.
Daarom probeerde hij het belang van eensgezindheid te benadrukken, door te zeggen dat dit dé dag was waarop de verdere geschiedenis van het koninkrijk werd bepaald. Verder probeerde hij in enkele zaken tegemoet te komen aan de oppositie. Zo werd de onderwijswet versoepeld en de taalvrijheid bevorderd. De begroting werd aangenomen door een geweldige eensgezindheid van de Noord-Nederlandse vertegenwoordigers die als één man achter de koning gingen staan. Het koninkrijk der Nederlanden was gered, voorlopig.
Opstand of staatsgreep
Nu het koninkrijk der Nederlanden enigszins weer hersteld was van de perikelen omtrent de rijksbegroting dacht Willem dat het ergste voorbij was. Om zijn positie extra te verstevigen probeerde hij een wit voetje te halen bij de liberalen en de katholieken door meerdere concessies te doen. Zo werd het verplichte opleidingscentrum voor Nederlandse geestelijken gesloten en kwam er een algehele taalvrijheid. De katholieken waren tevreden met deze blijk van goede wil en er begon steun te ontstaan voor de protestantse koning. De liberalen daarentegen vonden de vrijheid van taal niet genoeg. Zij hadden reeds hun besluit gemaakt om de koning niet meer te steunen. De liberale journalist De Potter schreef vanuit de gevangenis: ‘beschikt over uw meningen, uw erediensten, uw scholen, zoals het u goeddunkt en laat ons in vrijheid over de onze beschikken; handhaaft over uw zeden, uw gebruiken, uw taal en laat ons onze taal, onze gebruiken en onze zeden’. De Potter had net als veel andere liberalisten het verenigd koninkrijk der Nederlanden afgezworen en zag voormalig België liever in een confederale staat naar Zwitsers model ontstaan. Ondanks De Potters uitlatingen was het merendeel van de Zuid-Nederlanders tegen een afscheiding met de Noordelijke Nederlanden. Echter toen op 21 juni werd besloten om de Hooge Raad van de rechtbank te verhuizen van Brussel naar Den-Haag was voor veel mensen de maat vol. Alle overheidsvoorzieningen waren nu overgeheveld naar Noord-Nederland. De bestuurlijke invloed was nu volkomen in handen van de Noordelijke-Nederlanden. Zuid-Nederlandse bestuursleden moesten immense reizen maken om van zich te kunnen doen spreken, moesten de Nederlandse taal tot in de puntjes beheersen om niet in het nadeel te zijn van de Noord-Nederlandse bestuurslieden en voelden zich verraden na de blijk van goede wil die de koning kort daarvoor nog had gegeven. Ondertussen wilde de regering het hier niet bij laten. Zij voelden zich gekrenkt door de liberalen die in tegenstelling tot de katholieken de concessies niet hadden geaccepteerd en onverhoeds verder rebelleerden. De door liberalen gehate minister van justitie Van Maanen verscherpte in reactie daarop de perscensuur, waardoor menig Belg zich achter de liberalen schaarde.
Ondertussen ging het beleid van Willem verder. Om de vaart der volkeren voor te blijven moest er flink geïnvesteerd worden in de industrie. Dit betekende dat de inefficiënte bevolking werd vervangen door machines. Immers een machine kan dag en nacht door draaien, kost minder en zeurt nooit, moet Willem gedacht hebben. Door de investering in machines te steunen kon hij ook de invloedrijke fabriekseigenaren achter zich krijgen wat zijn macht zou vergroten. Jammer genoeg pakte het anders uit. De Nederlanden hadden een strenge winter gekend en toen de zomer ook nog eens zeer nat bleek te zijn, vielen de oogsten tegen. Tengevolge brak er een hongersnood uit die extra hard aankwam, omdat zo vele fabrieksarbeiders zonder werk zaten. Zuid-Nederland was aangeslagen en de bevolking begon zo langzamerhand genoeg te krijgen van de koning die in hun ogen de ene na de andere fout beging getuige het volgende riedeltje bestaande uit 12 w’s die overal in het straatbeeld verschenen: Wij willen Willem weg, wilde Willem wijzer worden, wij wilden Willem weer.
Of het nu naïviteit was of lef het was in ieder geval erg dom van de koning om juist zijn verjaardag in Brussel te vieren. Toch is dit wel kenmerkend voor hem, want wanneer er enig teken was dat er een staatsgreep kon ontstaan wuifde Willem dit weg alsof hij zeker wist dat er toch niks zou gebeuren. Zijn vertrouwen in de bevolking en in zichzelf kenden geen grenzen. Immers 24 Augustus kon de bevolking van Brussel zijn steun aan de koning betuigen door hem massaal toe te komen juichen. Natuurlijk liep het anders dan geplant.
Op 22 Augustus 2 dagen voor de belangrijke dag, ontsierden honderden aanplakbiljetten de stad met leuzen als ‘revolutie’, ‘verlichting’ en ‘weg met de gekunsteldheid’. Als reactie daarop werd de verjaardag gelijk afgelast, omdat men bang was voor een aanslag op de koning. Echter deze zet was niet slim, want de oppositie zag voor het eerst een teken van zwakte. Het is een aangetoond feit: wanneer men ingaat op de eisen van opstandelingen zal dit leiden tot meer opstandigheid. Dit werd pijnlijk duidelijk op 25 Augustus. Ondanks de opschudding over de aanplakbiljetten en de afgelaste verjaardag ging de opera ‘La muette de Portici’ oftwel ‘de stomme van Portici’ gewoon door. Deze opera verteld het verhaal van de visser Masaniello die de Napolitaanse opstand tegen de Spanjaarden leidt. Op een paar uitlatingen na verliep de voorstelling rustig totdat in het vierde bedrijf een aria op de wijs van de Marseillaise werd gezongen en er onrust ontstond onder de aanwezigen.
Amour sacré de la patrie, Heilige liefde voor het vaderland,
Rends-nous l’audace et la fierté ; komt tezamen, de moed en de kracht.
A mon pays je dois la vie.Aan mijn land geef ik het leven,
Il me devra sa liberté.Zij zal mij de vrijheid schenken. 19
De aanwezigen gingen de straat op en namen snel in aantal toe, totdat er een groot aantal opstandelingen het initiatief nam om tot werkelijke opstand over te gaan. Ze begaven zich naar de het kantoor van de staatskrant Le National en vernielden alles wat op hun pad kwam. Daarna waren de huizen van de plaatselijke commissaris van de politie, Knijff, en de gehate minister van Justitie, van Maanen, aan de beurt. Er bleef niks over. Van beide huizen werd de gehele huisraad vernield en het huis in de brand gestoken. Deze opstandelingen waren voor een aansluiting van België met Frankrijk, echter zij luidden een opstand in waar het merendeel van de Belgische bevolking passief of actief aan deelnam. De foetus van een nieuwe staat was ontstaan.
Schematische samenvatting:
Nummer:
Pogingen met als doel de innige versmelting van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden en het vergroten van de welvaart in beide gebieden:
Oorzaken voor het ontstaan van de Belgische opstand:
Aanleidingen voor het ontstaan van de Belgische opstand:
1.-Aangeven van de overeenkomsten tussen het Belgische- en Nederlandse volk.-Willem I mocht het eerste jaar de provinciale staten en de Staten-Generaal kiezen.-Het verhuizen van de Hooge Raad (justitie) van Brussel naar Den Haag. Hiermee waren alle belangrijke overheidsinstellingen overgeheveld naar de Noordelijke Nederlanden.
2.-De Nederlandsche bank werd opgericht. Deze bank mocht als enige bank in het verenigd koninkrijk kredieten verstrekken en bankbiljetten uitgeven. -Er werd gekozen voor een evenredige vertegenwoordiging in de Staten-Generaal ondanks dat België 3 miljoen inwoners had en Nederland maar 2 miljoen.-Perscensuur werd verder aangescherpt door minister van Justitie ‘van Maanen.’
3.-Met eigen financiële inbreng was Willem I de drijvende kracht achter de oprichting van de Nederlandse handelsmaatschappij. Deze organisatie moest de economische bindende factor zijn tussen het industrierijke zuiden en het handelsvaardige Noorden. -Er werd gekozen voor een gezamenlijke staatschuld, ondanks dat Nederland een veel groter aandeel in die schuld had gehad. -Burgers waren aangeslagen door een tegenvallende oogst. Er ontstond een hongersnood in België. Ondertussen besloot de koning de Belgische industrie te mechaniseren, waardoor het aantal werklozen steeg en de hongersnood alsmaar toenam.
4.-De invoering van het cultuurstelsel in de koloniën zorgde voor een economische groei in de Nederlanden. -De vrijheid van Godsdienst in het verenigd koninkrijk viel niet goed bij de overwegend katholieke Belgen. -De Koning liet blijk van zwakte zien door zijn verjaardag aftelassen na rebellerende proclamaties.
5.-De maatschappij van weldadigheid werd opgericht. Werklozen werden via deze organisatie tewerkgesteld in veengebieden waar zij de ontgonnen grond mochten houden om een eigen bestaan op te kunnen bouwen.-Protestanten kregen evenveel rechten als de katholieken wat wederom veel weerstand opriep bij de katholieke Belgen. Ook moesten zij een Protestante koning gehoorzamen wat zeer moeilijk te verkroppen was. -De beroemde opera ‘La muette de Portici’ liet de Zuid-Nederlanders zien dat voor vrijheid gestreden dient te worden.
De afsluitende melodie uit de Marseillaise zorgde voor een ontketening van opstand en luidde daarmee de eerste schermutselingen van de Belgische opstand in.
6.
-De infrastructuur werd verbetert om economisch efficiënter te kunnen werken. Zo werden er nieuwe kanalen gegraven en oude kanalen uitgediept. Ook werden onverharde wegen bestraat. -Nederland was in tegenstelling tot België op economisch gebied ver achter gebleven.
7.De volgende kringloop werd zeer belangrijk: grondstoffen en landbouwproducten werden in de koloniën verbouwd en gewonnen. Deze werden dan door de NHM vervoerd naar het industrierijke Zuid-Nederland waar ze werden verwerkt tot volfabrikaten. Via nieuw aangelegde kanalen en verharde wegen konden ze dan naar het Noorden vervoert worden waar de producten werden gedistribueerd naar de koloniën en andere landen die interesse hadden voor de Nederlandse producten.-Er werd veel geld gestoken in de wederopbouw van de Noordelijke Nederlanden, waar de werkeloosheid nog altijd zeer hoog was en de productiemethoden sterk veroudert waren.
8.-Belgen voelden zich ideologisch superieur aan de Nederlanders die volgens de Belgen stil waren blijven staan in de verlichting.
9.-Nederlands werd de officiële taal van het verenigd koninkrijk in plaats van het veelgesproken Frans.
10.-Er werd geen gehoor gegeven aan de eis om de ministeriële verantwoordelijkheid in te voeren.
11.-De persvrijheid werd sterk ingeperkt door de Nederlandse regering.
12.Alle staatsinstellingen bevonden zich in de Noordelijke Nederlanden.
13.Officieren in het leger en bestuursambtenaren kwamen voor het merendeel uit de Noordelijke Nederlanden.
Deelvraag 3
Het muitzieke Belgenrot
&
Op naar Brussel
1830 - 1831
Wat waren de eerste geweldsuitspattingen van de Belgische opstand?
Oproer in Brussel
Zoals al in de vorige deelvraag verteld is, is de Belgische opstand begonnen met de rellen die naar aanleiding van het toneelstuk ‘La muette de Portici’ waren uitgebroken. De relschoppers waren het zat onder Nederlands bewind verder te leven en zagen liever dat België een Franse provincie werd. Zij voelden zich meer verwant met de Fransen dan met de Nederlanders. Frankrijk zag al deze ophef wel zitten. Zij hadden al langer gehoopt dat België zich aan zou sluiten bij Frankrijk en wakkerden het vuurtje nog eens aan door betalingen aan de oproerkraaiers te doen, wanneer zij in opstand zouden komen. Nederland was verleden tijd. Frankrijk was de toekomst. Liberté klonk door de straten alsof Brussel reeds vrij was van de Nederlandse bemoeienis. Al de 26ste Augustus werd een burgerwacht in het leven geroepen om de rust weder te laten keren en de stad officieel onder leiding te nemen van het gezag van de burgerwacht. Steeds meer burgers sloten zich aan bij deze burgerwacht en na korte tijd was het een aardig legertje dat gesteund door de Fransen klaar was om de stad te verdedigen. Toch liep men niet te hard van stapel. De eerste geluiden waren niet zo heftig als waar de Fransen hadden gehoopt. De opstandelingen wilden allereerst een compromis proberen te sluiten. Zo wilden zij dat minister van justitie, van Maanen, zou aftreden, dat er ministeriële verantwoordelijkheid kwam en dat de Hooge raad zich in Brussel zou vestigen. Om hun eisen kracht bij te zetten ging er een delegatie van de burgerwacht naar Den Haag om overleg te plegen. Echter een definitieve compromis werd niet gesloten. Zo wilde Willem I het ontslag van ‘van Maanen’ niet ondertekenen. Nu er crisis heerste in zijn rijk bleef hij in tegenstelling van de kwestie omtrent zijn verjaardag standvastig en wilde niet dat het landsbestuur onder de eisen van de burgerwacht zou leiden. Zo zei hij: ‘Als ik toegeef, is dat in strijd met de koninklijke waardigheid’2 Al met al was het een netelige situatie. De oproer in Brussel begon zich uit te breiden en in korte tijd was de sympathie voor de Brusselaars sterk gestegen. België wilde eerlijke toepassing van de grondwet en eiste het aftreden van enkele ministers, Brussel eiste nu wel onafhankelijkheid. Als gevolg van toenemende sympathie voor de Brusselaars steeg het aantal vrijwilligers voor de Brusselse burgerwacht die ondertussen al was uitgegroeid tot een aanzienlijk leger. De Nederlandse regering kreeg lucht van de sterker wordende opstand in de Zuiderlijke-Nederlanden. Om een oplossing te zoeken voor de situatie werd er een buitengewone zitting van de Staten-Generaal opgeroepen. Ondertussen had Prins Frederick zich naar Vilvoorde bij Brussel begeven met een leger van 6000 man. Zijn broer Willem was met een leger van ongeveer 4.000 man ook in de buurt van Brussel gelegerd. De Brusselse bevolking kreeg lucht van de grote groep soldaten die aan de poorten van Brussel klaarstonden om tot actie over te gaan. Er ontstond onrust.
‘Is het waar? Komt de prins van Oranje aan het hoofd van zijn troepen naar de stad?
Dat nooit!
Maar…
We kunnen hem, nondeju, toch de weg versperren’3
De angst sloeg over in werklust. Overal uit de stad, uit alle lagen van de bevolking kwamen mensen helpen om barricades aan te leggen. In korte tijd was Brussel een verdedigingsbolwerk geworden. Overal worden wegversperringen opgeworpen, schuttersposities ingericht en mensen bewapend om den Hollander buiten de stad te houden. Ondertussen was de Prins nog steeds dicht bij Brussel gelegerd en maakte zich klaar om tot de aanval over te gaan. Echter door toedoen van diplomatieke gezanten uit Spanje en Oostenrijk ,die bang waren voor een bloedbad, besloot de prins alleen en zelfs zonder lijfwachten de stad te betreden om met de bestuurders van de Brusselse burgerwacht overleg te plegen. Echter het besluit om de stad alleen te betreden liep uit op een fiasco. Zodra de Prins de stadspoorten gepasseerd was werd hij door de Brusselaren als gijzelaar gezien. Toen ook nog eens het paard van de prins steigerde, kwam de prins in een benarde situatie terecht. De woedende Brusselse burgers uitten hun agressie op de prins, die enkele rake klappen te verduren kreeg. Hij redde zijn eigen hachje door weer op zijn paard te springen en zijn geluk te vinden in het doolhof van smalle steegjes in Brussel. Enige tijd later kwam de prins ongedeerd, doch aangeslagen aan bij het voormalig paleis in Brussel, dat de leiders van de Brusselse burgerwacht als onderkomen hadden gekozen. Na lange vergaderen besloot men het onvermijdelijke. De prins ondertekende de Brusselse proclamatie, waarin in naam van het Belgische volk, de scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden een feit werd. Ook bewoog men de prins ertoe te verzekeren dat minister van Justitie van Maanen ontslagen zou worden. Als tegenprestatie bleef de Oranjedynastie aan de macht in de Zuidelijke Nederlanden, waardoor een soort dubbelmonarchie zou ontstaan. Nadat deze besluiten genomen waren begaf de prins zich terug naar zijn troepen die nog steeds in Vilvorde gelegerd waren. De Brusselse euforie kon niet op en het leek alsof ze de onafhankelijkheid reeds hadden verkregen.
Nadat de Prins rapport had gedaan aan zijn vader, werd er een kabinetsraad bijeengeroepen om over de Belgische kwestie te vergaderen. Ondertussen was er een Holland onbegrip ontstaan over de muitzieke Belgen. De Hollanders begrepen de Belgische wil voor onafhankelijkheid niet. Zelfs progressieve kranten als de Arnhemse courant het algemeen handelsblad riepen de Nederlandse regering op harde maatregelen te treffen om de Belgische questie op te lossen.
Op 13 september hield koning Willem 1 een gematigde troonrede. Nederland stond er economisch niet sterk voor en ook de schermutselingen in Brussel en andere delen van België zaten de Nederlanders niet lekker. Toch bleven de Noord-Nederlandse provincies trouw aan de koning en steunden hem door dik en dun.
In Brussel daarentegen zorgde de tekst van de troonrede voor veel woede en een nieuwe golf van onafhankelijkheidsdrang. De verbannen De Potter werd gevraagd terug te keren en de leider van het Belgische verzet te worden. Ondertussen heerste er chaos in Brussel. In een Brusselse ontwerpproclamatie staat: ‘Wij zullen Holland veroveren’! Om het vuurtje nog wat op te laaien wordt de gedachte verspreid dat het Nederlandse leger reeds in opmars is om Brussel, het hart van het kwaad, in te nemen. Deze gedachte zou spoedig bewaarheid worden. Op 16 september besloot Willem dat het Nederlandse leger Brussel moest binnentrekken om de opstand te beëindigen. In Brussel heerste intussen verwarring. Vele burgers trokken uit de stad bang voor een aanval. Zij achtten, ondanks hun idealen, het Nederlandse leger superieur boven de militaire kwaliteiten van de Brusselse opstandelingen. Ook was nog een groot deel van de welgestelde Brusselaren tegen een onafhankelijk België. Echter de oproerkraaiers lieten zich niet uit het veld slaan en begonnen de stad te verdedigen. Intussen kwam het Nederlandse leger onder leiding van Prins Willem Frederick voor enkele problemen te staan. Men had bijvoorbeeld maar 10.000 man ter beschikking om Brussel in te nemen. Dit aantal was niet genoeg om de stad effectief te omsingelen, zodat niet voorkomen kon worden dat nationalisten uit andere delen van het land zich bij de Brusselse oproerkraaiers zouden aansluiten. Ook was het merendeel van de 10.000 manschappen eigenlijk nog te onervaren om een aanval als deze uit te voeren. Op 21 september stationeerde het Nederlandse leger zich in de buurt van Brussel. Nog diezelfde dag liet de prins een proclamatie uitgaan, waarin hij de Brusselse burgers op de hoogte stelde van de aanstaande aanval. Vele Brusselaren ontvluchtten de stad en zochten hun heil in naburige steden en dorpen. Een selecte groep van opstandelingen bleef, klaar om te vechten voor een onafhankelijk België.
Op 23 september begon het Nederlandse leger zijn opmars. In vier collones trok het Nederlandse leger op naar Brussel. Bij de Schaerbeekse poort ondervond de eerste colonne tegenstand van Belgische opstandelingen. Echter de Nederlandse kanonnen rekenden snel af met dit eerste Belgische bolwerk. Ongeveer 50 opstandelingen vonden de dood of raakten gewond. De troepen werden bevolen zo snel mogelijk op te rukken naar het Brusselse park, waar zij zich zouden stationeren. De tweede werd opgedragen de Vlaamse poort in te nemen. Ook deze poort moest in handen komen van de Nederlanders om aanvoer van Belgische opstandelingen te kunnen voorkomen. Echter deze aanval koste de Nederlanders veel meer slachtoffers. Na het moeizaam innemen van de poort werden de Nederlandse soldaten vanuit huizen bekogeld met alles wat los en vast zat. Er ontstond er paniek onder de onervaren troepen zodat kolonel van Baveren het bevel ‘terugtrekken’ moest geven. Tijdens de aanval op de Leuvense poort ging het niet veel beter. De Nederlandse soldaten stuitten op veel tegenstand van goed bewapende Belgische opstandelingen en ook de Nederlandse cavalerie kon maar weinig uitrichten in de smalle Brusselse straatjes. Al met al was deze eerste dag dus niet zo succesvol als de Nederlanders zich hadden voorgesteld. Enkel de Leuvense poort, de Willems poort, de Vlaamse Poort en het park nabij het Koninklijk Palijs bleven in handen van de Nederlanders. Drie dagen lang stationeerden de Nederlanders zich in het park nabij het Brusselse paleis. Echter het paleis zelf kregen zij nooit in handen. Omdat zij een poort opzettelijk ongemoeid hadden gelaten konden de Brusselse opstandelingen versterking ontvangen van Belgische opstandelingen uit andere plaatsen. Ieder huis was een potentieel slagveld die met moeite moest worden gewonnen op de Belgen. De Nederlanders konden geen vuist maken en daarom werd op 26 september door prins Frederick Willem de aftocht geblazen. De Nederlanders moesten hun wonden likken. De balans werd opgemaakt en rekening werd duur betaald. Aan Nederlandse kant waren er 2000 gewonden en 700 manschappen gesneuveld tegenover de 500 opstandelingen die hun leven voor Belgische onafhankelijkheid gaven. De Nederlandse leeuw vluchtte met de staart tussen zijn benen, aangeslagen door de kracht van de Belgische haan.
Verschillende colonnes van Nederlandse aanvalstroepen. (dikte van de pijl geeft de verhoudingsgewijze omvang van de troepen weer).
Belgische opstandelingen uit andere steden, die via onbewaakte poorten Brussel binnenkomen om tegen het Nederlandse leger te vechten.
Nederlandse aanvalstroepen die noodgedwongen tijdelijk moeten terugtrekken door toedoen van hevig Belgisch verzet.
Nederlandse troepen die na overleg georganiseerd terugtrokken.
Belgische verzetshaarden.
De De vier collones die werden geacht de stad in te nemen.
Een nieuwe natie
Vier oktober was voor menig Belg een heugelijke dag. Op deze dag werd door de voorlopige regering in Brussel de onafhankelijkheid van België verklaard. Echter een tweedeling werd duidelijk. Ongeveer de helft van de bevolking zwoer nog altijd trouw aan koning Willem 1. Ook was door een tegenvallende economie en zware uitbuiting van de fabrieksarbeiders veel armoede ontstaan. Voor een groot deel van de bevolking was de onafhankelijkheid van België dus niet echt van belang. Immers het voeden van eigen familie gaat boven zelfbeschikkingrecht.
Al snel na het uitroepen van de onafhankelijkheid werden de Belgische parlementsverkiezingen gehouden. Dit ging via het censuskiesrecht, wat betekent dat alleen mensen die een bepaald bedrag aan belasting betalen mochten stemmen. In België bedroeg het aantal kiesgerechtigden 46.000. De uitslag was duidelijk. Er werd vooral gestemd op vooruitstrevende parlementsleden. Op 10 November kwam het nieuwe parlement bijeen om te beslissen over een staatsvorm voor België. Wordt het een republiek of een koninkrijk? Met een overgrote meerderheid koos men voor een parlementaire monarchie. Nu moest er nog een grondwet komen. Het voorlopige bewind, dat vooral uit progressieve parlementsleden bestond maakte een grondwet die aan de basis zou liggen van vele vooruitstrevende Europese grondwetten die nog zouden volgen. Enkele bepalingen uit de grondwet waren: onschendbaarheid van de koning en ministeriële verantwoordelijkheid. Verder werd bepaald dat België een gedecentraliseerde eenheidsstaat zou worden, dus met meer bevoegdheden voor de lagere overheden. Mede om de druk op het nieuwe onervaren parlement enigszins weg te nemen.
Redden wat er te redden valt
Nu België in de ban was van revolutie, schaarden steeds meer Belgen zich achter de opstandelingen. Belgische soldaten in dienst van het Nederlandse leger deserteerden, waardoor het Nederlandse leger verzwakt en verdeeld achterbleef. Al met al was het een moeilijke periode voor de Nederlandse regering. Moesten zij ingrijpen of het hele gebeuren maar op zijn beloop laten en het beste er van hopen. Ondertussen was de Prins van Oranje een beetje op de achtergrond geraakt. Zijn optreden in Brussel had zijn reputatie niet goed gedaan. Ook het onderhandelen met de Brusselse burgerwacht en zijn neerbuigend optreden jegens de Belgische opstandelingen werden hem in Nederland niet in dank afgenomen. Echter de prins liet zich niet bij de pakken neerzitten. Hij wilde naar Antwerpen gaan om aldaar de rust en zijn reputatie te herstellen. Na veelvuldig aandringen keurde de koning het voorstel goed en vertrok de prins in gezelschap van enige notabelen. Het doel van de reis was niet om een scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden te voorkomen, maar om hem zelf koning tot koning van België te laten kronen. Echter de Belgen wilden niet weer een Oranje aan de macht. Eerder hadden zij de prins de kroon al aanboden en werd deze door de prins pertinent afgewezen. De zaken lagen nu anders. Koning Willem 1 had op 5 oktober de gehate minster van Manen in zijn ere hersteld, door hem zijn oude positie terug te geven. Ook had hij op diezelfde dag een manifest uit laten gaan waarin hij alle Belgen die nog steeds trouw zwoeren aan de koning opriep de wapens te pakken. Al met al had hij veel kwaad bloed gezet bij de Belgen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de wens van de prins om koning van België te worden niet werd ingewilligd. De positie van de prins werd onhoudbaar. Zelfs in de oranjegezinde gebieden waar Antwerpen ook onder viel, werd door weinig diplomatiek gevoel van de prins het verzet aangewakkerd. Ondertussen waren de opstandelingen aan een opmars begonnen en werd op 19 Oktober Mechelen veroverd. In reactie daarop riep de koning de prins terug. Op 25 Oktober was met het vertrek van de prins alle hoop op het sussen van de opstand verloren gegaan. Niks kon de opstandelingen nog stoppen. De slag om Antwerpen begon.
‘Dan liever de lucht in’
De strijd om Antwerpen staat onlosmakelijk in verband met de dood van een van Neerlands grootste zeehelden.
Iedere Nederlander leert dat mannen als Piet Heyn en Michiel de Ruyter een grote bijdrage hebben geleverd aan de Maritieme geschiedenis der Nederlanden. Liederen en heldenepossen laten ons deze twee helden niet vergeten. Verhalen worden van vader op zoon doorverteld en in geschiedenisboeken worden beide namen extra gearceerd. Ook in het in 2006 uitgezonden televisieprogramma‘De grootste Nederlander’ kwamen de Ruyter en Heyn hoog op de ranglijst voor. Echter een andere grote zeeheld ontbrak. In hetzelfde rijtje als de Ruyter en Heyn hoort zeker ook kapitein Jan van Speijk thuis. Jammer genoeg hebben zowel de herinnering aan Jan van Spijek als de herinnering aan de Belgische opstand de tand des tijds niet doorstaan. Dientengevolge is van Speijk voor menig Nederlander een onbekende.
Jan Carel Josephus van Speijk werd op 21 januari 1802 in Amsterdam geboren. Nadat zijn ouders waren gestorven, kwam de 11 jarige Jan in een weeshuis terecht. Net als veel andere weeskinderen genoot Jan geen hoge opleiding. Hij kwam in dienst van een kleermaker en fungeerde als kleermakersleerling. Maar de kleermaker was niet tevreden over Jan’s werk en hij werd ontslagen. Net als een andere mislukte kleermakersleerling genaamd Michiel de Ruyter, meldde hij zich aan bij de Nederlandse marine. Binnen korte tijd klom hij op van stuurmansleerling tot luitenant ter zee. Zijn eerste dienstjaren diende hij in Nederlands-Indië. Door de vele Nederlandse expedities aldaar, was dit de ideale plek om carrière te maken. Door optreden in Indië (1823-1825) kreeg hij al snel de bijnaam Schrik der Roovers. Hij gedroeg zich als een ware dictator op zee, maar kreeg door zijn maritieme capaciteiten wel het respect dat hij voor zijn handelen verdiende.
Na zijn tijd in Indië kreeg hij in 1830 het bevel over kanonneerboot 2. Hij werd bevolen zich aan te sluiten bij de blokkade die door de Nederlandse marine om Antwerpen was geworpen. Deze blokkade stelde weinig voor, mede omdat kanonneerboten maar licht bewapend waren met hooguit 2 kanonnen. Het voordeel van deze boten was wel dat ze ideaal waren om in binnenwateren als de schelde (bij Antwerepen) te opereren. De bootjes hadden een geringe diepgang en konden gemakkelijk manoeuvreren.
Op 27 oktober 1830 werd begonnen met het beschieten van Antwerpen. Deze actie was eigenlijk mosterd na de maaltijd, want de Belgische opstandelingen hadden de stad al in handen. Toch werd de actie ingezet, omdat de Nederlandse strijdkrachten de slag om Antwerpen als excuus zagen om de muitzieke Belgen een kopje kleiner te maken. Voortvarend werd de stad gebombardeerd. Na een aantal uren was de schade groot: Honderden gebouwen waren verwoest en tientallen mensen gedood. Voor zijn rol bij dit bombardement ontving van Speijk de Militaire Willemsorde Vierde Klasse. De roem die bij deze titel hoorde was hem niet voldoende. Kort na het ontvangen van zijn medaille schreef hij aan een neef. ‘Intusschen moet ik U zeggen dat eerder boot met kruid en mij in de lugt gaat dan immer een infaam Brabander (Belg) te worden of het vaartuig overtegeven’.7 Van Speijk wilde eeuwige roem. De kans om deze roem te verkrijgen bood zich niet snel daarna aan.
De strenge winter van 1830 had de militaire activiteit in de Nederlanden doen afnemen. Op 5 februari 1831 werd dan ook weer met frisse moed een militaire actie ondernomen. kanonneerboten namen opnieuw hun posities in rondom Antwerpen. Ook ’s lands kanonneerboot 2 was weer van de partij en ging even stroomafwaarts van de stad onder zeil. Het gure februariweer werkte niet mee en het was moeilijk een koers aan te houden. Plotseling werd het bootje gegrepen door een windvlaag en liep vast aan de kaden nabij Fort Laurentius in Antwerpen. Zodra het scheepje was aangemeerd stroomden tientallen Belgische gewapende opstandelingen toe. Zij eisten meteen de overgave en het neerhalen van de Nederlandse vlag. Scheepsjongen Hendrik Wijler zag de bui al hangen. Het was alom bekend dat de kapitein bereid was te sterven voor zijn vaderland en wachtte op het moment om een heldendood te sterven. Samen met enkele andere opvarenden sprong de scheepsjongen het koude water in. Van Speijk had net een sigaar opgestoken en begaf zich naar de kruitkamer. De aanwezige Belgen op het schip werden ongeduldig en eisten dat Van Speijk niet langer moest treuzelen en per direct de Nederlandse vlag moest neerlaten. Van Speijk trok zich niks aan van zijn belagers en stopte bij het kruithok. Na een moment van stilte zij hij ‘De Nederlandse vlag wordt niet neergelaten, dan liever de lucht in’. Met een knal die in de wijde omtrek nog te horen was, ontplofte kanonneerboot 2. 25 opvarende en tientallen belagers kwamen om het leven. Van Speijk is een heldendood gestorven en daarmee is zijn wens om onsterfelijkheid te vergaren in vervulling gegaan. Er zijn tientallen opdichten en heldenepossen over hem geschreven. De naam ‘van Speijk’ werd in verband gebracht met vaderlandsliefde, chauvinisme en moed. Ook vandaag de dag nog vinden we in geringe mate nog iets terug van deze waardering. Zo zingen jonge adelborsten nog steeds 'Het voorbeeld door Van Speijk gegeven, volgen wij met hart en hand’ en is op 11 februari 1831 het koninklijk besluit genomen dat altijd een van de schepen of vaartuigen van de zeemacht de naam ‘van Speijk’ zal dragen. De waardering voor ‘Van Speijk’ is dus nog niet verloren gegaan. Piet Heyn Michiel de Ruyter en van Speijk zullen ons altijd doen herinneren aan onze maritieme geschiedenis. Hun geest herleeft in verhalen, boeken en op de boeg van Nederlandse schepen. Hun offers mogen nooit vergeten worden, want daarmee vernietig je de basis van de Nederlandse geschiedenis en daarmee de basis van onze Nederlandse identiteit.
Kapstok van de deelvraag
Deelvraag 4
De Conferentie van Londen
&
De Tiendaagse Veldtocht
1830 – 1839
Hoe verliep de Tiendaagse Veldtocht en hoe eindigde de opstand?
Hoe België uit Hollands handen dreigt te glippen
Hoewel de Zuid-Nederlandse opstandelingen reeds op 4 oktober zich onafhankelijk hadden verklaard van de Nederlanden, en de staat België hadden uitgeroepen, erkenden de Noordelijke Nederlanden deze Belgische onafhankelijkheid niet. In de Noordelijke Nederlanden waren gemengde gevoelens aanwezig over de afscheiding van het zuidelijke deel van het koninkrijk. Hoewel met name protestante geestelijken de Belgische afscheiding toejuichten, deelde Koning Willem I die mening niet met hen. Hij streed nog steeds voor zijn ideaal van een zowel politiek als cultureel verenigde Nederlandse staat, zoals hij dat al sinds 1815 had gedaan. Het feit dat de Rattachisten, een groepering die aansluiting bij Frankrijk zocht (re-attacher her-toevoegen), in het zuiden actief waren baarde hem geen zorgen
De Nederlanden hadden reeds een poging ondernomen om de Belgische Opstand neer te slaan. In september 1830 was de Prins van Oranje al met een leger naar Brussel gestuurd. Deze militaire actie mislukte echter, omdat een groot deel van het toenmalige leger bestond uit Zuid-Nederlanders die deserteerden en zich bij de opstandelingen voegden. Willem had moeten toezien hoe de opstand zich steeds verder verspreidde in het zuiden van het land en hoe steeds meer Zuid-Nederlanders er wat voor voelden om de opstand te steunen.
Ondertussen begonnen buitenlandse mogendheden zich ook te bemoeien met de toestand in de Nederlanden. Men vond nog steeds dat Nederland een buffer moest zijn tegen de Fransen, en in de ogen van de grote landen was de Franse steun aan de Belgische opstand een vorm van agressie. Toch was men terughoudend met het geven van steun aan de Noord-Nederlanders, omdat men niet wilde riskeren dat de Belgische Opstand uit zou lopen op een nieuwe oorlog tegen Frankrijk. Koning Willem I kreeg in de eerste instantie steun van Tsaar Nicolaas I van Rusland en koning Frederik Wilhelm III van Pruisen. Engeland daarentegen zag eerder een oplossing in diplomatie dan in militair geweld, en wilde het liefst een conferentie houden in zijn eigen hoofdstad Londen. Hier gingen de andere betrokken landen mee akkoord.
Op 4 november 1830 begon men in Londen met overleggen. De Nederlanders en Belgen waren zeer verdeeld. De Nederlanders, en met name koning Willem I, waren voor het handhaven van het verenigd koninkrijk. De Belgen wilden een Groot-België, met hierbij heel Luxemburg en heel Limburg. Extreem-Rattachisten streefden voor een unificatie met Frankrijk. Al deze plannen werden als onwenselijk gezien. Door de mogendheden werden een aantal alternatieve verdelingsplannen gepresenteerd, waaronder dat van de Fransman Talleyrand en dat van de Britse premier Wellington. Het plan van Talleyrand luidde als volgend:
Frankrijk zou grote delen van het huidige Wallonië nemen, aangevuld met Brussel en de Zuidelijke delen van Belgisch Brabant. Nederland kon de rest van Brabant, een flink deel van de provincie Antwerpen en westelijk Limburg houden. Het huidige Zuid-Limburg, de huidige Belgische provincie Luik en Groot-Luxemburg zouden eigendom van Pruisen worden, en daardoor automatisch deel gaan uitmaken van de Duitse bond. Het historische Vlaanderen en Antwerpen zelf zouden een soort vrijstaat kunnen worden, vergelijkbaar met gebieden als San Marino of het Hongkong van voor 1998.
Wellington was hier niet helemaal tevreden over. Hij zag niets in de Vrijstaat Antwerpen. Dit gebied moest volgens hem gewoon bij Nederland blijven horen. Volgens hem zou er een Groot-Luxemburg moeten komen, bestaande uit het huidige Groothertogdom en de huidige Belgische provincie.
Voordat er überhaupt echt onderhandeld kon worden, werd er eerst een staakt-het-vuren ingesteld. Naarmate de conferentie daarna vorderde, ontstonden er spanningen tussen de mogendheden en Willem I. De koning was volgens de mogendheden veel te koppig en niet bereid tot het doen van concessies. Daarnaast drong Willem I steeds aan op militair ingrijpen, iets wat de mogendheden uit vrees voor een nieuwe oorlog vermeden. De Belgische opstandelingen profiteerden hiervan, omdat de revolutie in de Zuidelijke-Nederlanden zo nog beter om zich heen kon grijpen.
Frankrijk en Groot-Brittannië, vertegenwoordigd door respectievelijk Talleyrand en Palmerston, waren in de eerste instantie voor het opbreken van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De ‘noordse’ rijken Pruisen en Rusland waren hier echter tegen. Volgens hen had Willem I recht op België volgens de bepalingen van het Congres van Wenen. Daarnaast waren er sterke familiebanden tussen de Nederlandse en Russische én Pruisische Koninklijke familie aanwezig. Op 29 november 1830 brak in Polen echter een opstand uit. Het hertogdom Warschau was na het Congres van Wenen verdeeld tussen Pruisen en Rusland, zonder dat de Polen hier zelf invloed over uit konden oefenen. Pruisen en Rusland moesten vanwege deze opstand al hun aandacht op Polen richten, zodat er geen troepen naar de Nederlanden konden worden gezonden. Later bleek dat Pruisen eigenlijk toch niet had willen aanvallen zonder de Britten.
Na anderhalf maand, op 20 december, werd uiteindelijk door de mogendheden bepaald dat België onafhankelijk zou worden. Alleen over de indeling van het nieuwe land werd nog veel gediscussieerd. Dit zou worden vastgelegd in de zogenaamde ‘Bases de Séparation’ (Voorwaarden voor afscheiding). De onderhandelingen over deze voorwaarden duurden nog een halfjaar. Deze voorwaarden hielden onder andere in dat de Belgen flinke betalingen aan Nederland moesten doen. Steeds vaker werden zaken hierbij in het voordeel van de Belgen beslist, en steeds vaker kreeg Willem I een spreekwoordelijke klap in zijn gezicht. Op 26 juni 1831 kwamen de onderhandelaars in Londen tot het Verdrag van Achttien Artikelen. Deze artikelen vervingen de Bases de Séparation. Deze artikelen waren echter veel gunstiger voor de Belgen. Hierin was onder meer bepaald dat België zowel heel Limburg als heel Luxemburg zou verkrijgen en er werden lichtere financiële regelingen voorgesteld. Toen op 21 juli 1831 Leopold werd gekroond tot koning der Belgen was voor Koning Willem I de maat vol.
De les die Willem I de wereld wilde leren
Willem I wilde laten zien dat de Belgen niet zo machtig waren als dat hun vertegenwoordigers in Londen voordeden, en wilde zijn eisen die hij in Londen had gesteld kracht bijzetten. Hoewel er in de winter van 1830 al manschappen vanuit Friesland naar Noord-Brabant waren gestuurd1, werden nu nog meer mannen uit heel Noord-Nederland tot dienst opgeroepen. De legers verzamelden zich in Noord-Brabant, het enige gebied onder de rivieren dat door de Noordelijken onder controle was. Begin augustus hadden 80 000 man zich bij het leger gevoegd, waaronder de zongenaamde studentenlegers, bestaand uit universiteitsstudenten uit onder andere Utrecht. Het Nederlandse leger kwam, net als tijdens de slag bij Waterloo, onder bevel van de Prins van Oranje-Nassau, de latere koning Willem II en de Hertog van Saksen-Weimar, niet te verwarren met de Belgische Koninklijke dynastie van Sasken-Coburg.
Op 2 augustus 1831 trokken de eerste troepen tussen Goirle en Poppel de nieuwe grens over. Het Nederlandse leger bestond met name uit cavalerie (huzaren en dragonders) en artillerie. Veel troepen waren vermoeid. Velen hadden er reeds een lange voettocht vanuit hun thuisplaats opzitten, en de omstandigheden tijdens de reis waren verre van ideaal. Veelal moesten soldaten op de grond of in schuren slapen. Het eten was vaak weinig voedzaam en er was slechts zelden een mogelijkheid zich te wassen. Te soldaten zagen er dan ook slecht en vuil uit. Eenmaal op Belgische bodem waren de Nederlanders verdacht op allerlei acties van de Belgen. De doortocht van het leger werd de Nederlanders moeilijk gemakt, omdat het Belgische leger een aantal wegen had geblokkeerd door bomen om te hakken. Tot hun grote verbazing was de vijandigheid bij de bevolking niet al te
groot. In het dagboek van H.G. Kannegieter, een Nederlands officier uit Friesland, wordt beschreven hoe Belgische dames hem alles verschaften wat hij begeerde. In dit geval scheen bij de Belgen het medelijden met de soldaten groter te zijn dat het wat prille nationale besef.
Zonder al te veel moeite bereikten de Nederlanders Poppel. De hongerige Nederlandse soldaten sloegen aan het plunderen, en maakten voor ongeveer 4 500 gulden aan voedsel en munitie buit. Na een korte slag werd het kleine Belgische leger uit het plaatsje Ravels verdreven. De Nederlanders wisten het leger terug te dringen naar Turnhout. Deze relatief kleine overwinningen gaven een enorme impuls aan het moraal van de Nederlandse soldaten. De volgende dag verzamelde men zich op de heide van Ravels om een aanval op Turnhout voor te bereiden. Een artilleriedivisie werd naar het westen gestuurd om Turnhout vanaf de flank aan te kunnen vallen. De Belgen zagen dit echter als een poging van de Nederlanders om richting Antwerpen op te kunnen trekken. Toen de Belgen er tijdens het begin van de slag om Turnhout achterkwamen dat de Nederlandse artilleriedivisie toch richting Turnhout trok, verlieten de Belgen halsoverkop de stad. Nadat de stad was ingenomen werden er plannen gemaakt om op te rukken naar de havenstad Antwerpen. Een cruciale plek hierbij was het dorp Vosselaar, net iets ten westen van Turnhout gelegen. Vanuit dit dorp vertrokken de eerste Nederlandse legers op weg naar Antwerpen. Eenmaal in de buurt van Antwerpen werden de Belgen wederom met het grootste gemakt overwonnen. In de middag van 4 augustus trokken de Nederlanders Antwerpen in. De Nederlandse soldaten vervingen in al hun enthousiasme de Belgische vlag door de Nederlandse. Prins Willem keurde dit echter af omdat het niet de bedoeling van Nederland was om de havenstad Antwerpen te bezetten.
Desondanks werden vele huizen en winkels in Antwerpen geplunderd door de Nederlanders.
De Nederlandse legers die in Turnhout gebleven waren, besloten om via Geel op te trekken richting Limburg. De mogelijkheid bestaat dat dit werd gedaan omdat de Nederlanders stiekem toch hoopten dat de Pruisen hen te hulp zouden schieten, zodat de Nederlanders en de Pruisen gezamenlijk vanuit het oosten naar Brussel zouden kunnen optrekken. Daarnaast was het zo dat zolang de Belgen in Limburg niet verslagen waren, zij de Nederlanders vanaf de flanken kunnen aanvallen.
Het Nederlandse leger overwon in de dagen die volgden onder andere bij Hasselt en Boutersem. Rond 10 augustus kwamen de uit het oosten komende troepen aan bij Leuven. Dit was een van de laatste grote steden die overwonnen moesten worden alvorens de troepen de hoofdstad Brussel binnen konden trekken. Koning Leopold van België verzocht de grootmachten op de conferentie van Londen om bijstand. De Britse regering reageerde geschokt op de Nederlandse veldtocht, maar ondernam geen verder actie. Frankrijk zag de vraag van Leopold om steun als een excuus om eindelijk militair in te grijpen in het conflict in de Lage Landen. Parijs stuurde een leger van 50 000 man onder het bevel van maarschalk Gérard naar België om de Nederlanders er te verjagen.
Zo hadden de Fransen besloten de Belgen te hulp te staan. De tot nu zo succesvolle Tiendaagse Veldtocht van de Nederlanders was een bedreiging voor de Belgische en min of meer ook Franse belangen op de conferentie van Londen. Hoewel officieel ontkend, zag Frankrijk België als een bondgenoot. De Franse maarschalk Gérard trok op 10 december met een groot leger de Belgisch-Franse grens over. Dit leidde tot grote onrust bij de Nederlanders. Men was niet van plan het leven van de soldaten op te offeren voor deze demonstratieve veldtocht. Toch begon men met de belegering van Leuven. Aan het eind van de 12e augustus was Leuven in de handen van de Nederlanders. Men was niet van plan verder te gaan, aangezien de Fransen steeds dichterbij kwamen. Willem I wilde geen oorlog met Frankrijk riskeren, omdat de Nederlanders die nooit zouden kunnen winnen. Nederland beëindigde de veldtocht. De soldaten trokken weer huiswaarts. De Tiendaagse Veldtocht was tot een einde gekomen.
Toch was men er in Nederland niet rouwig om geworden dat de troepen Brussel niet bereikt hadden. Men besefte maar al te goed dat een ontmoeting met de Franse legers ertoe geleid zou hebben dat het Nederlandse leger zou zijn gedecimeerd. Men was er trots op dat Nederland het muitzieke Belgenrot een lesje had geleerd. Op 23 augustus was er een feestelijke inhuldiging in Den Haag. De kroonprins en het koninklijk huis werd vereerd en gepromoveerd. Het Nederlandse nationalisme scheen een nieuw hoogtepunt te hebben bereikt. Nederland zou best kunnen zonder die ondankbare katholieke Belgen.
Het Belgische leger was verpletterend verslagen en zo had Nederland laten zien dat België niet zo machtig was als dat de grootmachten op de conferentie in Londen dachten. Hoewel de grootmachten daar ontstemd waren over deze militaire actie van Willem I, hadden ze wel door dat er meer aandacht moest worden besteed aan de eisen van de koppige Nederlanders, deze gedachte werd onder andere gevoed door het feit dat Rusland klaar was met het oplossen van de opstand in Polen en de Nederlanders diplomatiek gezien weer kon steunen. De Franse regering rook bloed. Als er nu diplomatiek zou worden doorgepakt zou er een gebiedsuitbreiding voor Frankrijk in kunnen zitten. Het verdelingsplan van Talleyrand werd weer uit de mottenballen gehaald. Frankrijk zocht rechtstreekse contact met de Nederlanders en de Pruisen. Dit was een doorn in het oog van de Engelsen, en men besloot dat het plan alsnog niet zou worden uitgevoerd.
De conferentie kwam wat later, op 14 oktober 1831, met de Vierentwintig Artikelen (, die voor Nederland veel positiever uit zouden pakken. Pruisen kwam met het voorstel om Oost-Limburg en Luxemburg toch aan de Nederlanders te geven, omdat Nederland zo alsnog een buffer zou kunnen vormen tussen de West-Pruisische gebieden en het Fransgezinde België. Frankrijk werd uitdrukkelijk verboden de Belgisch-Nederlandse grens over te gaan. Ook was het de Franse troepen verboden de Maas over te steken.
Toch was Willem I tegen deze Vierentwintig Artikelen. Hij probeerde de onderhandelingen zo lang mogelijk op te rekken, terwijl hij hoopte op een escalatie van de problemen, waardoor tóch die nieuwe Europese oorlog zou uitbreken, waarbij voor eens en altijd de Belgen zouden worden verslagen. De grootmachten bleven echter bij hun punt om geen oorlog te voeren. De onderhandelingen duurden alsmaar voort, terwijl het volk in Nederland steeds meer verlangde naar het maken van een eind aan de conflicten. Dagbladen begonnen zich openlijk te bemoeien met het tekenen van de Vierentwintig Artikelen. Er gingen stemmen op om Limburg maar te laten voor dat het was. De druk van de Tweede Kamer op de koning om de artikelen te tekenen werd alsmaar groter.
Op 8 maart 1839 zwichtte Willem I voor de druk van het volk en van de internationale onderhandelingspartners. Hij tekende met een zwaar gemoed de XXIV Artikelen, ook wel bekend als het Verdrag van Londen. De belangrijkste punten uit dit verdrag waren:
- Van Nederlandse zijde erkenning van België
- Oost-Limburg wordt Nederlands maar gaat deel uitmaken van de Duitse bond.
- België krijgt recht op een spoorverbinding met Duitsland door Nederlands-Limburg, de IJzeren Rijn.
- Nederland moest vrije toegang tot de haven van Antwerpen over de Westerschelde garanderen.
- Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd ontbonden en vervangen door het huidige Koninkrijk der Nederlanden.
- België bleef neutraal, en werd dus geen bondgenoot van Frankrijk.
De wereld was verrast door deze plotselinge ommekeer. De Belgen waren niet erg veel gelukkiger met de ondertekening. Dit hield namelijk in dat Limburg en Luxemburg definitief bij de Nederlanden zouden worden gevoegd. De aanspraak van België op deze gebieden werd door de mogendheden echter teniet gedaan. Een aanbod van Leopold aan de noodlijdende Nederlandse staat om Limburg en Luxemburg op te kopen werden door Nederland afgeslagen. Niemand scheen de Belgen te steunen. Pruisen had nog enkele eisen voordat alles in werking zou gaan. Zij wilde graag dat Luxemburg en Limburg, naast het feit dat zij een deel van Nederland zouden blijven, ook deel zouden worden van de Duitse Bond. Willem I stemde hiermee in. Luxemburg en Limburg werden lid van de Duitse Bond. Dit is overigens de reden dat Limburg tegenwoordig in plaats van een Commissaris van de Koning(in) een gouverneur heeft.
Willem I zag zijn droom van een verenigde eenheidsstaat in duigen vallen. Alle moeite die hij in het opbouwen van de Zuid-Nederlandse economie had gestopt werkte nu opeens tegen hem. Zijn hoop op een grote Europese oorlog was vergaan. Zijn bondgenoten hadden hem in de steek gelaten. Zelfs het Nederlandse volk keerde zich af van ’s Konings pogingen om de Zuidelijke Nederlanden te behouden. Verbitterd over de verloren strijd besloot hij op 7 oktober 1840 afstand te doen van de troon ten gunste van zijn zoon Willem-Frederik die hierbij de titel Willem II aannam. Hij trouwde in 1841 met Henriëtte d’Oultremont Wégimont. Dit huwelijk veroorzaakte veel opschudding omdat zij van een Belgische, adellijke familie kwam. Het paar verhuisde naar Berlijn alwaar Willem I op 12 december 1843 op 71 jarige leeftijd stierf. De wereld die hij achterliet waren sinds zijn geboorte in 1772 erg veranderd. Het Nederland dat hij achterliet begon de eerste stappen te zetten in een nieuwe moderne wereld. Nederland begon steeds meer te lijken op het land waar we nu in leven. Toch had het nog een lange weg te gaan.
Deelvraag 5
Invloed van Romantiek
&
Ongestructureerde dichtkunst
1780 – 1850
Welke invloed heeft de Romantiek gehad op het ontstaan van de Belgische Opstand?
De Romantiek is een stroming die ongeveer van 1780-1850 zeer populair was. De stroming uitte zich in verschillende culturele vormen. Zo was de romantiek in grote mate vertegenwoordigd in de schilderkunst, architectuur, beeldhouwkunst, muziek en literatuur. In de romantiek ging het vooral om het gevoel en de emotie, die belangijker werden geacht dan de strenge regels waar kunst en literatuur in het classicisme aan moesten voldoen. De aanzet voor de romantiek is vooral te vinden in de literatuur. De tijd van verlichting en rationalisme waren voorbij. Europa had genoeg ellende meegemaakt met de Franse agressors, wier filosofen de verlichting en rationalistische ideeën hadden geïntroduceerd. Het was tijd voor bezinning. Eigen huis en haard werden belangrijker. Het nationalisme kwam opzetten, door overdreven verheerlijking van de eigen geschiedenis en cultuur.
Binnen korte tijd werd de gehele Europese samenleving beïnvloed door de romantiek.
Kenmerken van Romantische literatuur zijn:
> aandacht voor droom en fantasie: verkenning van de wereld van droom en fantasie
> verzet: persoonlijke vrijheidsdrang en kritiek
> breuk met het classicisme.
> humor.
> belangstelling voor het verleden: historische belangstelling voor het ongerepte verleden
Niet alle kenmerken komen tegelijk voor. De kenmerken van de romantiek zijn nog steeds terug te vinden.
Droom en fantasie:
Droom en fantasie werd een veelvuldig gebruikt thema in de romantiek. Nu het rationalisme voorbij was werd er meer aandacht besteed aan de mystieke wereld van de droom en de fantasie. Een droom valt niet te besturen en werd daarom oncontroleerbaar geacht. Schrijvers, musici en kunstenaars raakten geïnteresseerd in droom en fantasie en drukten dit uit in hun artistieke en literaire werken. Om droom en fantasie te verklaren dachten mensen dat dromen ontstonden doordat tijdens het slapen geesten rondwaarden in het slaapvertrek. Nachtmerries ontstonden wanneer de duivel of een demon in het slaapvertrek aanwezig was.
Persoonlijke vrijheidsdrang en kritiek.
Ook het geïndustrialiseerde klimaat zorgde voor een verspreiding van de Romantiek. De mens wilde uit de werkelijkheid ontsnappen en zocht zijn heil in de romantische verhalen. Even weg uit de smog. Lezen over verre exotische gebieden, prachtige landerijen en romantische taferelen brachten rust in een hectische samenleving die enkel en alleen gefocust was op geld verdienen. De Europese mens was de dagelijkse beslommeringen zat en wilde vrij zijn en wilde oude tijden van rust en verdraagzaamheid doen herleven. De leefomstandigheden van vooral de arbeidersklasse verslechterden en ten gevolge daarvan nam de kritiek op de samenleving toe. Deze kritiek werd vooral in literaire vorm verspreid en vond veel aanhang.
Breuk met het classicisme:
Door toedoen van de romantiek en sentimentalisme ontstond er een nieuwe opvatting voor kunst en literatuur. De rationele benadering verdween en vooral de individuele verbeeldingskracht ontstond. Het gevoel werd de basis voor de Romantische literatuur. Om dit te bewerkstelligen verdwenen de oude classicistische regels en kwam er meer aandacht voor de directe impressie van gevoelens. Een goed voorbeeld van deze ontwikkeling is het gedicht ‘De nachtegaal en de koekoek’ en ‘De pauw en de raaf’ van Willem Bilderdijk.
De nachtegaal en de koekoek
Nachtegaal en Koekoek streden
Om de zangprijs van het dal.
Hoe gelukkig zal hij wezen,
Die die zangprijs winnen zal !
Koekoek sprak: ik weet een rechter,
Die ons vonnis wijzen kan.
Oren heeft hij om te horen
Groter dan de grote Pan.
De Ezel kwam, men gaat aan 't zingen.
Langoor bromt eens in de keel,
Rekt zich uit, en geeuwt en luistert
Naar het lied van Filomeel.
Wind en bos en stromen zwegen.
Eindlijk zegt hij : "Gants niet kwaad;
Maar het is te wild gezongen,
En het blijft niet in de maat."
Na een korte poos gegrinnik
Geeft hij d' ander ook gehoor,
Koekoek fluks aan 't koekoekschreeuwen,
Koekoek, koekoek, na als voor.
Bravo ja, dat noem ik zingen,
(Zegt hij) dat 's de rechte toon!
't Nachtegaaltjen piept wel aardig.
Maar de Koekoek spant de kroon.
Dat zijn klinkklaar zuivre jamben;
Dat 's een maat naar MIJN verstand;
Daar is zoet bij in te slapen
'k Hou niet van die Griekse trant."
Dit gedicht gaat over de opkomst van de romantiek. De koekoek staat symbool voor het classicisme. Zijn eentonigheid in zang staat in verband met de eentonigheid van de classicistische literatuur in die tijd. De nachtegaal staat symbool voor de opkomende romantiek. Zijn toon houdt geen vaste maat en zijn zang wordt als vernieuwend ervaren. Zijn zang drukt eigen impressie en gevoel uit, wat de basisbeginselen van de Romantiek zijn.
De ezel in het verhaal staat centraal voor de heersende orde in het begin van de 19de eeuw. Zij hadden weinig op met de Romantische idealen van de romantici en vonden de stroming maar wild en ongestructureerd.
Humor:
Ook humor werd een belangrijk onderdeel in Romantische gedichten. Vooral ironie werd veelvuldig toegepast om zowel kritiek te uiten op de samenleving als het verhaal interessant te maken. Schrijvers en dichters die de humor goed toepasten in hun romantische verhalen en gedichten waren: Beets (Hildebrand), Hasebroek (Jonathan) en Piet Paaltjens. De laatste dichter heette eigenlijk Francois Haverschmidt maar liet zijn naam in Piet Paaltjens veranderen om de ironie al voor het lezen van een van zijn gedichten weer te geven.
Historische roman:
Historische romans waren in de romantiek het belangrijkst van alle romantische thema’s. In Historische romans werd vaak de grootsheid van de eigen natie sterk overdreven. Oude verhalen werden vaak met fictieve personages weergegeven. De historische roman zorgde in Europa voor een ware golf van nationalisme. Het eigen volk werd superieur geacht boven andere volkeren. In de Nederlanden zorgde dit voor spanningen tussen de Belgen en de Nederlanders. Zij voelden zich niet meer verbonden met elkaar. De historische romans in de Romantiek hebben dus een kleine bijdrage geleverd aan de schermutselingen tijdens de Belgische Opstand.
E.J. Potgieter
Holland
Grauw is uw hemel en stormig uw strand,
Naakt zijn uw duinen en effen uw velden,
U schiep natuur met een stiefmoeders hand,
Toch heb ik innig u lief, o mijn Land!
Al wat gij zijt, is der Vaderen werk;
Uit een moeras wrocht de vlijt van die helden,
Beide de zee en den dwing’land te sterk,
Vrijheid een’ tempel en Godsvrucht een kerk.
Blijf, wat gij waart, toen ge blonkt als een bloem;
Zorg, dat Europa den zetel der orde,
Dat de verdrukte zijn wijkplaats u noem’,
Land mijner Vaad’ren, mijn lust en mijn roem.
En wat de donkere toekomst bewaart,
Wat uit haar zwangere wolken ook worde,
Lauw’ren behooren aan ’t vleklooze zwaard,
Land, eens het vrijst’ en gezegendst’ der aard’.
Zweden, 1832
Hoewel ik (Bart) al jaren in de Potgieterstraat woon, heb ik me nooit gerealiseerd wie Potgieter eigenlijk was. Pas toen ik dicht gedicht bij toeval op het internet aantrof ben ik me verder in de dichter gaan verdiepen. Holland van Potgieter is persoonlijk mijn favoriete historisch gedicht, geschreven ten tijde van de Belgische opstand. Sinds ik dit gedicht in 2005 voor het eerst las ben ik er aan verknocht
Vooral de eerste strofe is intrigerend:
Grauw is uw hemel en stormig uw strand,
Naakt zijn uw duinen en effen uw velden,
U schiep natuur met een stiefmoeders hand,
Toch heb ik innig u lief, o mijn Land!
Met deze strofe laat Potgieter zien hoe dol hij is op zijn vaderland. Werkend aan zijn gedicht in Zweden noemt hij eerst een aantal nadelen op van Nederland; grauwe hemel, stormig kustklimaat, kale duinen, en enkelkleurige velden. In regel vier noemt hij het signaalwoord toch, wat een tegenstelling aangeeft. Kijkend naar het gedicht en de romantiek heb ik zelf geprobeerd de tegenstelling te interpreteren:
Wat er aan ons land ook mankeert, ik heb het voor eeuwig in mijn hart gesloten. Al ben ik duizenden kilometers weg in een waar paradijs, mijn liefde zal altijd uit gaan naar mijn vaderland. En in den dood zullen ik en mijn vaderland herenigd worden, wanneer mijn zielloze lichaam in zijn aarde zal verdwijnen. Pas dan word ik één met mijn vaderland, opgenomen in zijn bodem, zoals vele (voor)vaderen mij zijn voorgegaan.
Met de laatste strofe wil Potgieter de grootsheid van het Nederlandse volk benadrukken.
En wat de donkere toekomst bewaart,
Wat uit haar zwangere wolken ook worde,
Lauw’ren behooren aan ’t vleklooze zwaard,
Land, eens het vrijst’ en gezegendst’ der aard’.
Deze strofe verteld ons: wat er ook gebeurt met ons land, wij Nederlanders hebben altijd naar eer en geweten gehandeld (vleklooze zwaard). Daarom is ons land het gezegendste land ter wereld.
Dit refereert aan de Belgische opstand. Het gedicht is geschreven in 1832, relatief kort na het uitroepen van de Belgische onafhankelijkheid en de 10 daagse veldtocht. Nederland had toen de Belgische staat nog niet erkend. Het nationalisme vierde hoogtijdagen. Deze laatste strofe kan dus als rechtvaardiging voor de Nederlandse daden ten tijde van de Belgische opstand gelden en de lezer bewust maken van wat ons land nog te wachten staat.
Concluderend kan ik zeggen dat het gedicht Holland een typisch voorbeeld is van een romantisch chauvinistisch gedicht. De waardering van het eigen vaderland komt duidelijk naar voren en het gedicht is representatief voor de tijd waarin hij is geschreven.
Romantiek in Nederland en Belgie
De eerste uitspattingen van romantiek in Nederland en België, waren van sentimentele aard. Het sentimentalisme was een literaire stroming in de preromantiek (1740-1780) en behelsde een sterke overdrijving van romantische gevoelens, die zich uitte in een aandoende overgevoeligheid, en het zoeken naar zaken die medelijden en tranen konden opwekken.
Schrijvers als Rhijnvis Feith, Hiëronymus van Alphen en Jacobus Bellamy probeerden zo aandoenlijk en overgevoelig te schrijven dat de lezer in tranen zou uitbarsten.
Voorbeeld van sentimentalisme:
Dat alles wat ik was of had de dood vrij roove;
Gods waarheid wankelt niet, wie immer op haar bouw.
Ik geloof in Jesus, en ik stierf in dat gelove,
Mijn stof rust in dit graf op zijn verdienste en trouw.
Ondanks dat het sentimentalisme de romantiek in de Nederlanden had geïntroduceerd, brak de stroming pas echt door met de schrijver Willem Bilderdijk. Bilderdijk schreef vooral historische romans waarin het vaderland werd verheerlijkt. Al snel volgden vele anderen Bilderdijk’s voorbeeld waarvan de bekendste Van Lennep en Bosboom zijn.
In de 19de eeuw toonde de Nederlandse romantiek ook een duidelijke voorkeur voor romances. Schrijvers als Bilderdijk, Feith, Bellamy en Starring die een interesse verbreden. Typisch Nederlands werd de belangstelling voor geloof, gezin en het nationale gevoel. Geheel in de trend van de andere Europese mogendheden breidde het chauvinisme zich uit. Oude liederen werden gespeeld, gewonnen veldslagen werden opnieuw afgebeeld en de literatuur sprak van verloren helden, die een grote bijdrage hadden geleverd aan het vaderland.
Al had de Romantiek voor vernieuwende literatuur gezorgd, er was nog geen duidelijke breuk met het classicisme. Teksten werden nog altijd volgends een bepaalde literaire structuur geschreven en de ongeschreven literaire regels werden nageleefd. Pas in het midden van de 19de eeuw kwam hier verandering in met schrijvers als Multatuli (Eduard Douwes Dekker) en François Haverschmidt. Zij beschikten over een typisch romantische ironie, waarmee zij kritiek leverden op de samenleving. Een duidelijk voorbeeld is het boek ‘Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche Handelsmaatschappij.’ Dit boek wijkt duidelijk af van de in die tijd gangbare literaire regels en geeft daarbij ook nog eens commentaar op de 19de eeuwse samenleving, waarin winst en rijkdom vergaren als hoogste doel werden geacht.
In Vlaanderen zorgde de romantiek, net als in Nederland, voor een herleving van oude geschriften en letteren. Schrijvers als Ledeganck, Van Duyse en Conscience probeerden in hun werken de onafhankelijkheid te prediken door België als zelfstandige natie neer te zetten. Een voorbeeld is het boek ‘De leeuw van Vlaanderen’ van Conscience.
Fragment uit de Leeuw van Vlaanderen; boek uit de romantische periode
‘Alles voor Vlaanderen! Vlaanderen voor God!’
Vrijheid en verheffing van ons diep gezonken en vernederd volk; de hoogste vrijheid, de hoogste verheffing: zooveel mogelijk materiële welstand en geluk voor den nederige hier op aarde, en dat wat de wereld hem niet geven kan, gevoeld, geloofd, gevraagd aan en in God!
In het fragment wordt het Vlaamse volk als diep gezonken en vernederd neergezet. Hiermee bedoelt de schrijver dat Vlaanderen te lang de speelbal is geweest van andere mogendheden als de Spanjaarden, Fransen, Oostenrijkers en de Nederlanders. Vlaanderen moest volgens hem zijn zelfbeschikkingsrecht terug krijgen. Conscience zelf streed tegen de Nederlanders als één van de Brusselse opstandelingen. Na in 1836 uit dienst te zijn gegaan schreef hij het boek, als reactie op zijn vrijheidsstreven. Met het boek wilde hij een statement maken. Het boek heeft er in ieder geval voor gezorgd dat het nationalisme in de nieuwe Belgische staat flink toenam. In 1839 ging zijn droom in vervulling en werd met het congres van Londen de Belgische onafhankelijkheid officieel.
Willem Bilderdijk
Willem Bilderdijk werd op 7 september 1756 in Amsterdam geboren. Willem heeft een niet al te plezierige jeugd gehad. Al van jongs af aan werd hij gekweld door hevige hoofdpijnen, waardoor denken veel pijn en moeite koste. Het werd zelfs zo erg dat hij als kind zijnde al naar de dood verlangde. Toch was Willem een waar wonderkind. Hij had een passie voor schrijven en deed dit dan ook naar hartelust. Op 6 jarige leeftijd kreeg Willem een ontsteking in het beenvlies. De behandeling mislukte en Willem werd gedwongen de komende tien jaar binnenshuis te blijven om een verdere infectie te voorkomen. Deze periode van eenzaamheid tekende het verdere leven van de schrijver/dichter en zou grote invloed hebben op de literatuur die hij ging schrijven.
Willems eerste succes als dichter kwam in 1776 toen hij de eerste prijs kreeg van het Leidse dichtgenootschap; ‘Kunst wordt door Arbeid Verkreegen’ voor zijn werk: ‘Invloed van de dichtkunst op het staetsbestuur.’ Deze erkenning zou echter niet direct lijden tot zijn grote doorbraak. Willems vader was arts en later advocaat en zag Willem liever boekhouder worden. Een leven van een dichter was volgens hem een leven van armoede en onzekerheid. Vaders wil werd wet en in 1782 ronde hij zijn rechtenstudie af in Leiden. Toch kon hij het dichten niet laten en tegen vaders wil in bracht hij in 1781 zijn eerste dichtbundel uit onder de naam: ‘Mijn verlustiging.’
Bilderdijk leefde in een tijd waar er een echte tweedeling in de republiek was ontstaan. Aan het ene deel van de bevolking waren de patriottisten die geheel in de trend van de Franse filosofen geloofden in vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het andere deel van de bevolking waren de oranjegezinden. Als advocaat lag Bilderdijk’s voorkeur bij de Oranjegezinden. Onder zijn klandizie had hij enkele vooraanstaande personen zoals de legendarische volksvrouw Catharina Mulder, alias Kaat Mossel. Toch had Willem ook een zwak voor de zwakkeren in de samenleving. Als er dan iemand onrecht was aangedaan stak hij daar zijn hand voor in het vuur, oranjegezind of niet.
In 1795 kwamen de Fransen naar Nederland. Elke advocaat werd gedwongen de Franse aanpassing in de wet te accepteren. Willem deed dat niet, was advocaat af en werd gedwongen zijn geliefde Nederland te verlaten. Ondertussen was door de dood van zijn drie kinderen die al op jonge leeftijd waren gestorven zijn huwelijksleven in de slop geraakt. Toen hij ook nog eens diep in de schulden kwam besloot hij naar Groningen af te reizen. Na daar een tijdje gewoond te hebben vertrok hij naar Hamburg alvorens hij de stadhouderlijke familie bezocht in Engeland.
Na jaren in Duitsland verbleven te hebben kon Bilderdijk in 1806 terugkeren naar zijn geliefde vaderland. Opmerkelijk was dat zijn wrok jegens de Fransen blijkbaar was afgenomen. Bilderdijk werd de persoonlijke leraar Nederlands van koning Lodewijk ( ‘ik ben uw konijn’)Napoleon die duidelijk Nederlandse les nodig had. Ook werkte hij mee aan een van Lodewijk’s initiatieven om van Nederland een eenheidsstaat te maken, namelijk; een algemene Koninklijke bibliotheek.
In 1807 werd Nederland opgeschrikt door een verschrikkelijke ramp. Een kruitdepot in Leiden was ontploft en had vele honderden huizen verwoest en tientallen mensen gedood. Volgens ooggetuigen was de knal nog in Friesland te horen. Ook Bilderdijk’s huis werd verwoest en deed hem besluiten naar Amsterdam te verhuizen.
Ondertussen was de Bilderdijk’s gezondheid verslechterd. Lodewijk Napoleon liet hem een korte periode in paleis Soestdijk verblijven om op krachten te komen. Maar zijn grote droom om hoogleraar te worden kon hij door zijn slechte gezondheid vergeten. Toen ook nog in 1810 Lodewijk Napoleon werd teruggeroepen naar Frankrijk verloor Bilderdijk een groot deel van zijn inkomsten. Hij zakte langzaam weg naar de onderste laag van de samenleving en was sterk verslaafd aan opium. Op 18 december 1831 stierf Bilderdijk op 75 jarige leeftijd. Een genie verwoest door drugs, maar met een groot nalatenschap aan verhalen en gedichten.
Nalatenschap:
Bilderdijk zal niet alleen om zijn literaire werken herdacht worden. Ook zijn bijdrage aan de christelijke wereld is van grote betekenis geweest. Als privaatdocent vaderlandse geschiedenis in Leiden, gaf hij les aan een groep jonge mannen die later de boeken in zouden gaan als Het Réveil. Deze groep zorgde voor een internationale opleving in de christelijke wereld aan het begin van de 19de eeuw. Onder andere de volgende personen volgende deze lessen: Isaäc da Costa, Abraham Capados, Willem van Hogendorp, Dirk van Hogendorp, Willem de Clerq en Guillaume Groen van Prinsterer. Deze groep mensen onder leiding van Bilderdijk heeft een grote bijdrage geleverd aan het geestesleven van de 19de eeuw. Zo werd mede door toedoen van deze groep het oppermachtige liberalisme gebroken.
Historicus Jan Romein schreef over Bilderdijk: ‘Bilderdijk is een van de erflaters van onze beschaving.’
Uit W. Bilderdijk: Dichterlijke Zelfbeschrijving.
Weg met d'ouderwetschen praat
Van gestelde machten!
Waar de wereld rond van gaat,
Zijn de dommekrachten.
O wat rij gezegende Eeuw
Die wy thands beleven
Nu het razend volksgeschreeuw
Elk de wet mag geven!
't Strijd' met God, Geweten, Eer
Afgesleten namen!
Foei, dat al bestaat niet meer,
Die moet elk zich schamen!
Eenmaal was al heel veel vast
Aan het Landsbesturen
Nu kan 't ieder weversgast,
Of- hij vraagt het aan zijn buren.
Domheid, dolheid, razerny,
Eertijds aan de keten,
Geef de wet der maatschappy,
Dat mag zalig heeten.
Dat is 't recht der menschlijkheid,
Daar moet elk voor buigen;
En wie anders denkt of zeit,
't Fransche moordtuig staat bereid
Om hem te overtuigen.
1824
Dit is een voorbeeld van een van Bilderdijk’s gedichten waarin hij kritiek leverde op de bestaande regering. Bilderdijk was het als oranjegezind persoon niet eens met het uit Frankrijk overgewaaide patriottisme. In dit gedicht laat Bilderdijk zijn ongenoegen zien in de volgende passages:
1.
Eenmaal was al heel veel vast
Aan het Landsbesturen
Nu kan 't ieder weversgast,
Of- hij vraagt het aan zijn buren.
Bilderdijk doelt hiermee op de patriottische leus gelijkheid. Vooral in het begin van de patriottische overheersing in de Nederlanden werden alle burgers gelijkgesteld. Het kon dan zo zijn dat een onervaren persoon, laag op de sociale ladder, in het bestuur kwam van het land. Bilderdijk was het hier over duidelijk niet mee eens, te zien aan de sceptische wijze van schrijven.
2.
Dat is 't recht der menschlijkheid,
Daar moet elk voor buigen;
En wie anders denkt of zeit,
't Fransche moordtuig staat bereid
Om hem te overtuigen.
Met deze passage benadrukt Bilderdijk dat de leuzen van vrijheid, gelijkheid en broederschap werden opgedrongen door de regering. Van absolute vrijheid en gelijkheid was geen sprake. De Fransen waren de baas en eenieder die het daar niet mee eens was, werd dan ook gedongen de Fransen te gehoorzamen.
Afsluitend kan geconcludeerd worden dat de Romantiek hand in hand is gegaan met de bloei van het nationalisme. Al bestond de stroming uit vele thema’s als droom en fantasie, persoonlijke vrijheidsdrang, breuk met classicisme en humor, toch heeft vooral de historische en nationalistische literatuur het gezicht bepaald van de romantiek. In ieder geval is het een stroming die zijn sporen heeft nagelaten in de geschiedenis. Al is het ontstaan van de Belgische opstand niet direct toe te kennen aan het bestaan van de romantiek, heeft de stroming toch een groot aandeel gehad in het verloop ervan.
Diagram waarin afgebeeld staat wanneer bekende romantische schrijvers hun literaire werken schreven:
17001725175017751800
182518501875
Hoofdvraag
Groot-Nederlandisme
&
Hervormingen België
1839 – heden
Wat is het Groot-Nederlandisme en hoe is België staatkundig gezien veranderd?
Status quo of staatskundige hervorming?
Nadat in 1839 Willem I eindelijk de XXIV artikelen had ondertekend, leek een hereniging van België en Nederland onmogelijk. De protestante Nederlanders moesten niets hebben van het muitzieke Belgenrot. Er was nog steeds een wezenlijk cultureel verschil tussen de Limburgers en Brabanders en de Noord-Nederlanders. Op hun beurt hadden de katholieke Belgen niets op met die rare Hollandse kaaskoppen van boven de Moerdijk. Zij luisterden liever naar de paus in Rome. De Franse taal verspreidde zich steeds verder in de Belgische samenleving. Niemand leek problemen te hebben met deze situatie. Beide landen onderhielden weinig contacten met elkaar.
België verfranste steeds meer. De Franse revolutionairen van 1830 regeerden het land en wilden graag dat de Franse taal de belangrijkste in België zou worden. De voertaal in het onderwijs en in de overheid werd daarop Frans. Het Nederlands werd gezien als boers en onbeleefd. Daarnaast was het een symbool van de Nederlandse overheersing in de periode 1815 – 1831.
Het verplichte gebruik van het Frans in officiële instanties was een trap tegen de schenen van de Vlaamse bevolking. Hoewel de kleine elitaire bovenlaag wel in het Frans communiceerde, werd door de grote onderlaag het Nederlands gebezigd. Langzaamaan groeide de Vlaamse beweging. Deze beweging streefde voor een gelijke status van het Nederlands en het Frans. In 1848 werd hun vertegenwoordiging in het Belgische parlement vergroot, omdat men door grotere druk, die ook in de rest van Europa te merken was, genoodzaakt was om het kiesrecht uit te breiden. Hierdoor konden meer voorstanders van de Vlaamse beweging hun stem in het parlement laten horen. Een direct gevolg kan niet aangewezen worden. In 1851 werd de eerste pro-Vlaamse organisatie opgericht; het Willemsfonds. Dit fonds verheerlijkte Vlaamse culturele kenmerken als de Nederlandse taal en het Vlaamse volkslied. Echt grote effecten had de oprichting van deze fondsen niet. Het was hoogstens een organisatie die ervoor zorgde dat de pro-Nederlandse beweging niet zou doven als een nachtkaars.
Echte grote gevolgen ontstonden pas in de jaren 60. Net als in de rest van Europa greep de geest van het nationalisme steeds sterker om zich heen. Ook in Vlaanderen kwam het cultureel nationalisme tot uiting. Steeds vaker luidde de roep om gelijke rechten voor het Nederlands en het Frans. In de jaren ’70 werd bepaald dat strafprocessen en zaken in lagere overheden ook in het Nederlands mochten geschieden. Het zou nog duren tot het Fin de Siècle voordat het Nederlands met de gelijkheidswet in 1898 gelijkgesteld werd aan het Frans. Dit hield in de praktijk niet in dat het Nederlands even veel werd gebezigd als het Frans. Veel instanties bleven bij het gebruik van het Frans. Eén van de grootste struikelblokken in die tijd was de Universiteit van Gent. Deze nu Franstalige universiteit was opgericht door de Nederlandse koning Willem I en was daardoor het symbool van de intellectuele Nederlandstaligen. Toch kwam het in de eerste twee decennia van de 20e eeuw niet tot verdere concessies van Franstalige kant. Men vond dat de Vlamingen al genoeg rechten hadden verworven.
Een grote verandering trad op bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. De Duitsers wilden Frankrijk vanuit het noorden aanvallen. Hiervoor was een vrije doortocht door België nodig, Een doortocht door Nederlands Limburg was een optie maar deze werd verworpen, omdat Duitsland Nederland vanwege haar belangrijke havens liever aan haar zijde had staan. Op 4 augustus trokken Duitse troepen België binnen. De geallieerde en de centrale troepen ontmoetten elkaar in het zuiden van België. De troepen van beide zijden groeven zich in, zodat er loopgraven ontstonden, die zich van Duinkerken aan de Franse kust uitstrekten tot aan het neutrale Zwitserland. Veel Belgen vluchtten het land uit. Meer dan een miljoen mensen, met name Vlamingen, vluchtten naar Nederland. De Nederlandse overheid zette hiervoor ‘vluchtelingenkampen’ op waar de Belgen goed verzorgd werden.
In België zelf zette Duitsland de Flamenpolitik in. Dit hield in dat de Vlamingen meer rechten kregen. In 1916 werd de Gentse universiteit vernederlandst Ook werd er onder de Duitsers een begin gemaakt met de opdeling van België in Vlaanderen en Wallonië. Er werd een bestuurlijk orgaan opgesteld, de Raad van Vlaanderen. Deze was bestuurlijk gezien echter erg gehandicapt en heeft niet tot nieuwe wetten geleid. Al deze moeite van de Duitsers werd aangestookt door het Pangermanisme. Dit was een beweging die een Groot-Duitsland na streefde, dat bestond uit alle Duitse staten, Oostenrijk, Duitstalig België en Zwitserland en in sommige gevallen ook Nederland en Vlaanderen. In 1918 werd de oorlog beëindigd. Duitsland had verloren. België, en dan met name het Franstalige Wallonië, was door de jarenlange strijd kapotgeschoten. In Vlaanderen was de schade nog enigszins beperkt. België eiste een flinke schadevergoeding van Duitsland, die ze met het Verdrag van Versailles ook verkreeg.
Toch was dit niet genoeg om het achteropgeraakte Wallonië weer op de benen te helpen. De economische tegenstellingen tussen noord en zuid werden nog sterker benadrukt. Wallonië werd zo een economisch blok aan het been van Vlaanderen. Dit versterkte de Vlaamse roep om hervormingen. De minimalistische beweging was voor een Vlaams statuut, terwijl de maximalisten streden voor een totale afscheiding van Vlaanderen. Deze hebben echter niet al te veel invloed gehad. Vanuit Brussel kwam wel het plan van de talentellingen, waarbij elke tien jaar werd nagegaan hoeveel burgers welke taal spraken. Met deze taaltellingen werd de eeuwenoude taalgrens nu officieel opgenomen in een regeringsbesluit.
Geyl en zijn Groot-Nederlandse gedachte
In 1925 publiceerde de Nederlandse historicus Pieter Geyl (ook wel Geijl) zijn Groot-Nederlandse gedachtegoed onder de naam "De geschiedenis van de Nederlandse stam". Deze theorie hield in dat Nederlanders en Vlamingen eigenlijk altijd een volk waren geweest, en dat hier pas tijdens de Tachtigjarige Oorlog, waar alleen de Noordelijke Nederlanden onafhankelijk werden, een verschil in kwam. De Zuidelijke Nederlanden bleven Spaans of Oostenrijks. Dit is een reden waarom het protestantisme daar nooit veel voeten in de aarde heeft kunnen krijgen. De Zuidelijke Nederlanden onderging daarnaast een periode van verfransing. Vooral de bovenlaag sprak veel Frans. Het volk in Vlaanderen, Brabant en Limburg bleef gewoon Nederlands spreken. De verfransing nam sterkere vormen aan tijdens de verovering door Napoléon. Het Nederlands werd verplaatst naar “de keuken en de achterbuurt”. Dit werd niet in Nederland doorgevoerd. De Franse taal had hier vrijwel geen voedingsbodem en de Noord-Nederlanders stonden sceptischer tegenover de Franse overheersing. Hij trekt uit parallellen in de Vlaamse en Nederlandse geschiedenis in de periode 1830-1925 de conclusie dat Vlamingen en Nederlanders na de Belgische afscheiding vreemd genoeg meer naar elkaar toe zijn gegroeid. Naast de volkeren in de Nederlanden wijst Geyl ook op de Nederlandssprekende groep Zuid-Afrikanen. Hoewel hij voorstander was van een vereniging van een hereniging van Noor- en Zuid-Nederlanders, achtte hij toch een hereniging van het Nederlandse volk in de praktijk onwaarschijnlijk. De Groot-Nederlandse gedachte zou gekoppeld kunnen worden aan het zelfbeschikkingsrecht, dat ook in de periode na de Eerste Wereldoorlog veelvuldig in de mond genomen werd. Dit recht hield in dat elk volk recht had op een eigen staat.
In de jaren dertig sloeg het fascisme uit Duitsland ook over op de Vlaamse nationalisten. Net als de Nationaal-Socialisten vereerden zijn het Germaan zijn en benadrukten ze het verschil met de Romaanse Walen in het zuiden. Uit deze fascistische stroming ontstond het VNV, het Vlaams Nationaal Verbond. Deze groepering nam de theorie van Geyl over en gebruikte het om meer zielen te winnen voor hun fascistische gedachtegoed. Het werd onder andere gebruikt om de invasie van Nederland en België in 1940 eerlijker te laten lijken. Geyl kon dit niet aanzien en besloot in het verzet te gaan.
Het (mis)bruiken van jonge wetenschappelijke theorieën was overigens een specialiteit van de Nationaal-Socialisten. Zo werd het Ariërprincipe van Helena Blavatsky gruwelijk misbruikt om de genocide op meer dan een miljoen mensen te rechtvaardigen.
Vreemd genoeg werd, toen de NSB en de Nederlandse Unie het verenigen van Vlaanderen en Nederland voorstelde, dit voorstel door de Duitsers afgewezen. Wel kwam er een einde aan de overheersende rol van het Frans. Hoewel de gelijkheidswet van 1898 Nederlands officieel al gelijk had gesteld aan het Frans, was hier in de praktijk tot aan de Tweede Wereldoorlog maar weinig van te merken In 1945 werden de Lage Landen bevrijd van de Duitse overheersing. De populariteit van fascistische bewegingen zoals de Vlaamse Beweging, die het Groot-Nederlandisme nog steeds als een standpunt droeg, werd nihil. Dit was de reden dat deze groepering een nieuwe naam aannam, de Volksunie.
Economisch waren er in de periode van de heropbouw parallellen te trekken tussen Frankrijk en Wallonië enerzijds en Nederland en Vlaanderen anderzijds. De Nederlandse economie ging een nieuwe ‘Gouden Eeuw’ tegemoet. De havens van Rotterdam en Antwerpen groeiden uit tot de grootste van de wereld. Het economisch zwaartepunt in België bewoog zich noordwaarts. Terwijl in Vlaanderen nieuwe industrievormen opkwamen bleef Wallonië achter met verouderde zware industrie en de noodlijdende mijnbouw. Nog steeds is dit te zien aan steden als Luik waar de zware industrie duidelijk haar negatieve sporen heeft achtergelaten.
Ondertussen vond er ook een sociaal-culturele verandering plaats. In België werd de kloof tussen Vlamingen en Walen steeds groter. Er vond een climax plaats in 1968. Veel Vlamingen vonden het onterecht dat er op de Nederlandstalige Katholieke Universiteit van Leuven nog steeds een Franse sectie aanwezig was. Een protest van studenten en hoogleraren laaide hoog op en bereikte nationaal niveau. Na onderhandelingen vertrokken de Franstaligen van de universiteit en richtten ze in Wallonië de Universiteit van Louvain-La-Neuve (Nieuw-Leuven) op. Dit moment was gold als de doorslag. Veel andere organisaties en politieke partijen spleten in een Vlaams en Waals gedeelte. De eenheid was duidelijk gevallen.
België begint te scheuren
In 1970 begon men in België met het federaliseringsproces. Met een grondwetswijziging werden drie Cultuurraden opgericht, een Franse, een Nederlandse en een Duitse. Daarnaast decentraliseerde de staat zich. De cultuurraden kregen elk een kleine hoeveelheid autonomie. Zeven jaar later werd met het Egmontpact daarnaast benadrukt dat Brussel overwegend Frans zou worden. Dit was tegen het zere been van de Vlamingen. In deze periode werd de omstreden rechtse partij Vlaams Blok dan ook opgericht.
In 1980 werd de situatie wederom veranderd. De cultuurraden werden omgezet in gemeenschappen en gewesten. De gemeenschappen stonden dicht bij de mensen, terwijl het gewest meer op economisch vlak actief was. Steeds meer bevoegdheden werden aan de lagere overheden overgedragen.
In deze tijd zocht Vlaanderen ook meer toenadering tot Nederland, vooral op cultureel gebied. Bekende voorbeelden zijn de Nederlandse Taalunie en de gezamenlijke Tv-zender BVN. Ook op politiek gebied is te zien dat Nederland zowel met de federale regering in Brussel als met de Vlaamse autonome regering samenwerkt.
Toch was dit nog niet genoeg. In 1993 voelde men zich genoodzaakt België om te vormen tot een federale staat, vergelijkbaar met Rusland of de Verenigde Staten. Elk van de gewesten werd een deel van deze federatie. Voor de Nederlandstaligen Vlaanderen en voor de Franstaligen Wallonië, met daartussen Brussel als een hoofdstedelijk gewest, vergelijkbaar met het District of Columbia (D.C.) in de Verenigde Staten en het Australian Capital Territory in Australië. Daarnaast werd de provincie Brabant opgesplitst in Vlaams- en Waals-Brabant. In 1995 ging deze regeling van kracht.
Sinds deze laatste hervorming is de druk op het hervormingsproces licht afgenomen. Desalniettemin zijn er vooral in Vlaanderen mensen te vinden die voorstander zijn van een volledig onafhankelijk Vlaanderen. Voor een lange tijd heeft het Vlaams Blok dit als een punt in haar programma opgenomen. Vooral op het internet zijn veel fora en websites te vinden die streven voor een onafhankelijk Vlaanderen. Voorbeelden zijn www.vlaanderen-onafhankelijk.be en tal van andere sites van zowel individuen als groeperingen. Als belangrijkste voorvechter van een onafhankelijk Vlaanderen kennen we het NVA, de Nieuw-Vlaamse Alliantie. Het is een in 2001 opgerichte afsplitsing van de Volksunie. Opvallend is dat veel van deze groeperingen geen woord reppen over een eventuele aansluiting van Vlaanderen bij Nederland, zoals dat binnen het Groot-Nederlandisme wordt beschreven.
Het idee van Geyl lijkt gedoemd te zijn om ten onder te gaan. Rond de eeuwwisseling publiceerde oud-Eerste Kamerlid en hoogleraar Andries Postma echter nog een betoog1 voor het Groot-Nederlandisme. Zijn belangrijkste argumenten zijn onder andere de parallelle verkiezingsuitslagen:
“In politiek opzicht gaan Nederland en Vlaanderen steeds meer gelijkenis vertonen. In de eerste plaats valt dat te constateren in het partijenlandschap. De drie grote politieke stromingen: liberalisme, socialisme en christendemocratie, zijn in beide landen aanwezig”
Daarnaast noemde hij de Nederlandse taal, het aantal fusies tussen Nederlandse en Vlaamse bedrijven en de gezamenlijke media. Postma is niet voor een samensmelting van Vlaanderen en Nederland tot een eenheidsstaat, maar ziet liever dat er ezamenlijk politieke organisaties worden opgericht die opkomst voor gemeenschappelijke belangen. Als voorbeeld haalt hij de Nederlandse Taalunie aan. Hij moedigt daarnaast de convergentie tussen Nederlandse en Vlaamse bedrijven aan.
Het Vlaams nationalisme draait op volle toeren. Aan de oppervlakte zijn er organisaties als de NVA te zien. Daarnaast borrelen er op lagere dieptes ontevredenheden en sympathieën voor een onafhankelijk Vlaanderen. In Wallonië wordt dit met argusogen gevolgd. Zonder Vlaanderen zou het arme Wallonië bijna niet in staat zijn economisch te overleven.
Op 12 december 2006 sprong de Waalse publieke Tv-zender RTBF op deze angst in met een ingelaste nieuwsuitzending. In deze uitzending werd vermeld dat het Vlaamse parlement voor de onafhankelijkheid van Vlaanderen zou hebben gestemd. Koning Albert en zijn familie zouden het land zijn uitgevlucht en België zou als staat niet meer bestaan. Hoewel dit een vals nieuwsbericht was, en dat het als een grap bedoeld was, had het ingrijpende gevolgen in het échte België. Trambestuurders in Brussel durfden de taalgrens niet te passeren, rondom Brussel ontstonden files en de redactie van RTBF werd overspoeld met telefoontjes van paniekerige Walen die precies wilden weten wat er aan de hand was. Later verklaarde RTBF dat ze deze actie hadden ondernomen om het debat over de problemen binnen de federatie opnieuw te openen. Dit debat laait onderhands in België alweer luid op.
België is overigens niet het enige land dat tegenwoordig nog kampt met relikwieën uit het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Onlangs ontbrandde in Luxemburg de discussie of de huidige vlag, die zeer veel op de Nederlandse lijkt, niet vervangen moest worden door een nieuwe.
Al met al valt te zeggen dat er meer dan 175 jaar nadat België zich van Nederland afscheidde zeer veel nieuwe inzichten zijn ontstaan. Als men kijkt naar de huidige bewegingen in België, en het tempo waarmee veranderingen in het verleden zijn doorgevoerd, kan men concluderen dat nieuwe veranderingen op de middellange termijn niet onwaarschijnlijk zijn.
Toch kan je ook vraagtekens zetten bij de constante veranderingen. Volgen die niet te snel op elkaar? Wanneer moet het buitenland zich met de problematiek in België gaan bemoeien? Past het opdelen van een staat nog wel in deze tijd van Europese eenwording? Dit zijn vragen die iedereen voor zich moet beantwoorden. België is een politiek kruitvat, en zeker is dat er tegenwoordig met vuur wordt gespeeld.
Bijlage
Voorstanders Europese integratie kunnen niet tegen fusie Lage Landen zijn
Nederland en Vlaanderen
passen bij elkaar
Het botert in België niet tussen de Vlamingen en de Walen. Vlaanderen zou daarom de banden met Nederland en andersom meer moeten aantrekken, vindt prof. mr. dr. A. Postma. Hij pleit voor een Groot-Nederland in de vorm van een confederatie. Voorzitter H. de Croo van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (vergelijkbaar met de Tweede Kamer) reageerde onlangs fel op de uitlatingen.
In het begin van het derde millennium beleven wij wondere tijden. Grenzen die eeuwenlang onaantastbaar leken, verdwijnen als sneeuw voor de zon. Staatkundige entiteiten worden uit elkaar gereten en worden vervangen door nieuwe. Tevens ontstaan overal nieuwe nationale staten. In deze bijdrage beproef ik te onderzoeken of deze ontwikkelingen zich ook doen gevoelen in de Lage Landen bij de zee, en zo ja, welke consequenties daaruit getrokken dienen te worden.
Overeenkomsten
In politiek opzicht gaan Nederland en Vlaanderen steeds meer gelijkenis vertonen. In de eerste plaats valt dat te constateren in het partijenlandschap. De drie grote politieke stromingen: liberalisme, socialisme en christen-democratie, zijn in beide landen aanwezig, en ook hun relatieve aanhang is vergelijkbaar: CVP en CDA zo'n 25 procent, VVD en VLD 20 à 25 procent en SP en PvdA 20 à 25 procent. Ook inhoudelijk groeien de partijen naar elkaar toe. Zo nam de CVP van het CDA het begrip rentmeesterschap over. Ook op het niveau boven de partijen is sprake van een naar elkaar toe groeien. Als voorbeeld verwijs ik naar de nieuwe politieke cultuur in Vlaanderen die –in ieder geval gedeeltelijk– door Nederland geïnspireerd is, onder andere waar het de versterking van de rol van het parlement ten opzichte van de regering betreft.
Er is ook een taalkundige convergentie. Ondanks alle beweringen van het tegendeel, ondanks alle jammerklachten, is de taalkundige eenheid groter dan ooit te voren. Taaleenheid is er vroeger nooit geweest: de gewone bevolking sprak haar streektaal. Illustratief in dit verband zijn de jeugdherinneringen van de latere Gentse hoogleraar Willem Pee. In 1913 –zo verhaalt hij– vestigden zijn ouders zich in de plaats Oostkamp bij Brugge. Van alle inwoners was er slechts één die het algemeen Nederlands beheerste –dat was zijn vader, leraar Duits en Nederlands.
Wie nu in Nederland en Vlaanderen rondreist, kan zich overal verstaanbaar maken in het algemeen Nederlands en wordt daarin geantwoord, ook vanuit de laagste sociale klassen.
Het belang van taaleenheid valt niet te onderschatten. Het gebruik van dezelfde taal leidt tot gebruik van dezelfde begrippen en daardoor tot eenzelfde begrip van de werkelijkheid. De taalkundige convergentie doet de werkelijkheidsbeleving van Nederlanders en Vlamingen naar elkaar toe groeien. De taalkundige eenheid is ook daarom zo van belang nu wij in een samenleving verkeren die zich kenmerkt door communicatie.
Deze samenleving volgt de vroegere agrarische en industriële samenlevingen op. Het kenmerk van de communicatiesamenleving is dat de communicatie geschiedt door middel van taal. Het is daarom zo verheugend dat juist op het moment dat de communicatiesamenleving ingang vindt, de communicatie tussen Nederland en Vlaanderen en binnen Nederland en Vlaanderen (nog) plaatsvindt in het Nederlands.
Economisch
Ook de economische convergentie van Nederland en Vlaanderen is reeds een oude wens uit de economische strekking van de Vlaamse beweging. Artikel 4 van de Statuten van het Vlaams Economisch Verbond (VEV), op 6 november 1926 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, bevatte onder andere de volgende passages: „De vereeniging heeft ten doel: het bevorderen van de Vlaamsche Economische belangen, alsmede het uitbreiden van het gebruik der Nederlandsche taal in het zakenleven; uitbreiding van de handelsbetrekkingen met het Nederlandsch sprekend buitenland...”
De eerste voorzitter van het VEV, Lieven Gevaert, drukte het op 30 oktober 1926 als volgt uit toen hij over de economische toenadering sprak: „Het is een bij uitstek Vlaams economisch belang, waarvoor het Vlaams Economisch Verbond zich ten volle heeft ingespannen. Deze toenadering helpen bewerken, is niet alleen van allereerste belang voor Vlaanderen, maar zou tevens het aanzien van het Vlaams Economisch Verbond op peil brengen. Contacten worden gelegd met persoonlijkheden uit het Vlaamse politieke leven, teneinde de mogelijkheden tot de economische samenwerking tussen België en Nederland te onderzoeken.”
Enige jaren later evalueerde de toenmalige voorzitter van het VEV, Octaaf Engels, de situatie op dit punt als volgt: „In het toehalen onzer betrekkingen met Nederland, heeft ons Verbond tot hier toe nog niet de gelegenheid gehad de rol te spelen die zijn stichter hem had toebedacht. Nochtans zouden wij de natuurlijke bemiddelaar moeten zijn in het naar elkander groeien onzer beide nationale gemeenschappen.”
Wat is nu de situatie? Op dit moment is sprake van een grote mate van verstrengeling van beide economieën. Het ziet ernaar uit dat deze convergentie zich ook aftekent op het gebied van het bankwezen. In de eerste plaats mag ik verwijzen naar het conglomeraat Fortis Amev/ASLK/Generale Bank. Voorts noem ik het samengaan van de ING en de BBL.
Resumerend kan gesteld worden dat steeds minder sprake is van Franse invloed in het Belgische bankwezen, en dat een toenemende samenwerking met Nederland te constateren valt. Het Belgische bankwezen zelf ten slotte wordt steeds Vlaamser. Vermelding verdient voorts nog de voorgenomen samenwerking tussen de beurzen van Amsterdam, Brussel en Luxemburg.
Een hoogst interessant voorbeeld van Nederlands-Vlaamse samenwerking is het volgende. In de Rijn-Scheldedelta hebben de Nederlandse Kamers van Koophandel (Breda, Dordrecht, Middelburg, Rotterdam, Terneuzen) en de Vlaamse (Antwerpen, Gent, Brugge en Sint Niklaas) zich verenigd tot een stuurgroep. De stuurgroep spant zich in om de Rijn-Scheldedelta te laten uitgroeien tot een economisch kerngebied in Europa. Daartoe zullen de contacten met de organisaties van het Vlaamse bedrijfsleven worden versterkt.
De economische convergentie van Nederland en Vlaanderen is intensiever dan ooit te voren. Het kan niet anders of dit belangrijke gegeven zal op den duur politieke consequenties hebben.
Media en onderwijs
Ook op het terrein van de media is sprake van convergentie. NRC Handelsblad zet een niet te verwaarlozen aantal nummers af op de Vlaamse markt. Ook op het gebied van de televisie is sprake van een naar elkaar toe groeien. Zowel de Nederlandse als de Vlaamse publieke zenders zijn in vrijwel het gehele Nederlandse taalgebied te ontvangen. Weliswaar worden de wederzijdse zenders minder bekeken dan vroeger maar de oorzaken hiervan zijn duidelijk: de opkomst van commerciële zenders en de populariteit van de regionale stations. Van een verminderde belangstelling voor elkaars wedervaren kan niet worden gesproken.
Een interessante nieuwe ontwikkeling wordt gevormd door de op heel Europa gerichte televisie-uitzending van de Wereldomroep. Onder de afkorting BVN (het Beste van Vlaanderen en Nederland) worden geselecteerde programma's van de Nederlandse en de Vlaamse omroep doorgegeven. Deze uitzendingen zijn ook te ontvangen op Aruba en de Nederlandse Antillen, in Suriname en Zuid-Afrika en de Verenigde Staten en Canada.
Door de impact van het medium televisie kan dit gezamenlijke optrekken van Nederland en Vlaanderen niet hoog genoeg worden aangeslagen. Het is een uitstekende methode om de taaleenheid tussen Nederland en Vlaanderen aan de wereld te demonstreren.
Op het terrein van het onderwijs is de convergentie het resultaat van een welbewust optreden van de beide ministers van Onderwijs dat gericht is op integratie. In de afgelopen jaren zijn tussen Nederland en Vlaanderen verschillende akkoorden gesloten onder de benaming GENT I tot en met GENT V. GENT is de afkorting van Geheel Europees Nederlands Taalgebied. Beoogd wordt tussen Nederland en Vlaanderen één onderwijslandschap te doen ontstaan, met name op het terrein van het hoger onderwijs. Dit kan zo ver gaan dat hoogleraren benoemd worden zowel aan een Nederlandse als aan een Vlaamse universiteit. Tevens kan deze politiek belangrijke gevolgen hebben voor de vestiging en instandhouding van studierichtingen en leerstoelen. Het ligt in het voornemen Nederland en Vlaanderen niet meer apart te zien, doch als één geheel. Het wordt dan voldoende geacht als ergens in dat geheel een bepaalde studierichting aanwezig is. Er wordt dan niet meer gestreefd naar een situatie waarin een studierichting in beide delen aanwezig is. Een recente ontwikkeling is de oprichting van de Transnationale Universiteit Limburg.
Niet alleen institutioneel, maar ook inhoudelijk is er sprake van een naar elkaar toe groeien, bijvoorbeeld op het terrein van de onderwijswetgeving. Eindtermen en kerndoelen zijn zowel in Nederland als in Vlaanderen bekende begrippen. Het bezigen van dezelfde juridische terminologie is een teken van toenemende eenheid.
Het belang van de onderwijsconvergentie kan niet hoog genoeg worden aangeslagen. Immers, door de opleiding van de jeugd wordt de basis gelegd voor een toekomstige generatie. Nu de inhoud van het onderwijs in beide delen van het Nederlandse taalgebied steeds meer op elkaar gaat lijken, impliceert dit dat de generaties van de toekomst steeds meer eenheid van denken en handelen zullen tonen.
Ook de uitwisseling op cultureel gebied is een intensieve. Elke dag vinden verschillende culturele contacten plaats. Niet onvermeld mag blijven de zogenaamde Vlaamse golf: Vlaamse kunstenaars die vanwege hun kwaliteit in Nederland zeer welkom zijn. Vooraanstaande Vlamingen worden gedurende een aantal jaren aan Nederlandse instellingen of gezelschappen verbonden en keren dan weer naar Vlaanderen terug. Zo worden dezelfde ideeën zowel in Nederland als in Vlaanderen gemeengoed en ontstaat tevens een gemeenschappelijke culturele ruimte.
Integratie
Wat zijn nu de oorzaken van deze ontwikkelingen die leiden tot meer convergentie? Naar mijn oordeel is er sprake van twee ontwikkelingen. In de eerste plaats is er een autonome ontwikkeling in België zelf. De tegenstelling tussen de twee taalgemeenschappen heeft uiteindelijk geleid tot federalisme en zal wellicht leiden tot confederalisme. Het nationale Belgische niveau verliest vrijwillig aanzienlijke bevoegdheden aan de Vlaamse deelstaat. Die deelstaat kan die bevoegdheden uitoefenen zoals hij zelf wenst. Indien hij koerst op meer samenwerking met Nederland –en dat is het geval– kan de andere deelstaat hem daarin niet tegenhouden.
In de tweede plaats is er de Europese integratie. Deze beoogt de nationale grenzen te doen verdwijnen en de macht van de nationale overheden over hun grondgebied te verminderen ten gunste van het Europees niveau. De toenemende samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen past dus volledig binnen de Europese integratie. Of anders geformuleerd: een voorstander van de Europese integratie kan niet een tegenstander van de integratie van Nederland en Vlaanderen zijn. In het meerdere ligt het mindere besloten!
Modellen
Zou de toenemende convergentie tussen Nederland en Vlaanderen nu ook juridisch in een politieke vorm vertaald kunnen worden? In theorie zijn de volgende modellen mogelijk:
1. Vlaanderen en het Koninkrijk der Nederlanden sluiten zich aaneen in een staatkundig verband dat de trekken draagt van een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Naar mijn oordeel is deze constructie onwenselijk. Ze leidt immers tot de mogelijkheid dat Vlaanderen dan door Nederland wordt geminoriseerd. Voorts vooronderstelt deze constructie het verdwijnen van België.
2. Vlaanderen en Nederland vormen een confederatie op gebieden die daarvoor in aanmerking komen. Op het gebied van de taal is reeds zo'n confederaal model aanwezig en wel in de vorm van de Nederlandse Taalunie. Slechts door het Comité van Ministers –bestaande uit twee Vlaamse en twee Nederlandse ministers– kunnen de bevoegdheden op het terrein van de taal worden uitgeoefend. Het voordeel van dit model is evident en geen van de deelnemende partijen kan de andere overheersen, en het voortbestaan van België is gewaarborgd. Indien gewenst kan dit model naar andere terreinen worden uitgebreid.
De convergentie van Nederland en Vlaanderen is op vele terreinen waarneembaar. Deze hoeft niet noodzakelijkerwijze tot een politiek-juridische structuur te leiden. Indien een politiek-juridische structuur gekozen wordt, is het confederale model het meest aangewezen.
Professor Andries Postma.
Enquête
In het kader van onze PWS hebben we over een periode van vijf dagen een digitale enquête afgenomen. Ons doel was het peilen van kennis over de Belgische opstand ‘onder de gewone man’ en het te weten komen van hoe men tegen actuele gebeurtenissen aan kijkt. Na het vaststellen van de vragen en het opzetten van het digitale antwoordformulier op www.studentenonderzoek.nl hebben we deze enquête geplaatst op drukbezochte internetfora als het Fok!Forum, Politics.be, Scholieren.com en de site van de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis. Daarnaast hebben we bekenden verzocht om onze enquête in te vullen. Onze vragen waren de volgende.
1.Uit welke provincie komt u? (Zowel Belgische als Nederlandse provincies)
2.Wat is uw leeftijd? (Keuze uit tientallen; 0-10, 11-20, 21-30 etc.)
3.Met welk van de volgende etnische groepen voelt u zich het meest verbonden? (Eigen groep uitgezonderd)
-Friezen
-Neder-Saksen
-Randstedelingen
-Duitsers
-Limburgers
-Brabanders
-Vlamingen
-Zeelanders
-Walen
-Luxemburgers
-Fransen
-Geen, ik voel me vooral Belg/Nederlander
-Geen, ik voel me vooral Europeaan
-Andere etnische groep
4.In welke eeuw vond de Belgische opstand plaats?
-1600-1700
-1700-1800
-1800-1900
-1900-2000
-2000-heden
5.Wat werd er tijdens de Belgische opstand bevochten?
-De onafhankelijkheid van de Lage Landen van Spanje
-De verdeling van belastinginkomsten tussen België en Frankrijk
-De afscheiding van België van Nederland
-Het recht van scheepvaart op de Schelde
-De vrijlating van koning Boudewijn
6.Wat was de naam van het land dat bestond uit de hele Benelux?
-Republiek der Lage Landen
-Prinsdom Benelux
-Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
-Hollandse Republiek
7.Wie regeerde over dit land tot vlak na België zich ervan afscheidde?
-President Johan Rudolph Thorbecke
-Koning Willem I
-Stadhouder Willem IV
-Koning Leopold
-President de Ruyter
8.Hoe zou België er volgens u in de nabije toekomst moeten uitzien?
-Huidige staat behouden
-Opsplitsen in Vlaanderen en Wallonië
-Opdelen tussen Frankrijk en Nederland
-Vlaanderen onafhankelijk, Wallonië bij Frankrijk
-Wallonië onafhankelijk, Vlaanderen bij Nederland
9.Denkt u dat België in het jaar 2100 nog bestaat?
-Nee, opgesplitst in Vlaanderen en Wallonië
-Nee, opgedeeld tussen Frankrijk en Nederland
-Nee, Vlaanderen onafhankelijk en Wallonië bij Frankrijk
-Nee, Wallonië onafhankelijk en Vlaanderen bij Nederland
-Nee, opgeslokt in een grote Europese eenheidsstaat
-Ja
10.Op welk van de volgende punten zouden Nederland en België volgens u meer moeten samenwerken?
-Vervoer en infrastructuur
-Taal en cultuur (ook media)
-Internationale politiek
-Defensie
-Criminaliteitsbestrijding
-Natuur, milieu en landbouw
-Toerisme
-Alle bovenstaande
-Geen samenwerking
-Anders
In totaal hebben 119 mensen onze enquête ingevuld, hier geordend naar nationaliteit en provincie:
Te zien is dat vooral Nederlanders deze enquête hebben ingevuld. Dit heeft verscheidene oorzaken:
•Het aantal uitsluitend Nederlandse kennissen van ons maakt een groot deel van de geënquêteerden
•Er zijn absoluut gezien meer Nederlanders dan Belgen
•Walen hebben onze enquête niet ingevuld, omdat ze in het Nederlands was opgesteld
Vraag 2; Leeftijd
We vroegen mensen om hun leeftijd, hier is het overzicht:
Te zien is dat vooral mensen tussen de 10 en 30 jaar onze enquête ingevuld hebben. Dit heeft ook verschillende oorzaken
•Mensen van deze leeftijd zijn bekender met het internet
•Veel bekenden van ons zijn zo oud
•Veel internetfora worden bij uitstek door jongeren bezocht (bijv. Scholieren.nl)
Vraag 3; De etniciteitkwestie
De grote conclusie die we hieruit kunnen trekken is dat het regionaal en supranationale bewustzijn veelal onderdoet voor het nationale. Weinigen kiezen voor Franstalige groepen. We kunnen dus concluderen dat de Vlaming zich op het gebied van cultuur meer met Nederland verbonden voelt dan met de Walen. Veel Nederlanders hebben daarnaast voor Randstedelingen gekozen, omdat deze vaak worden gezien als standaard Nederlanders.
Limburg wordt beschouwd als het buitenbeentje van Nederland, aangezien weinigen hiervoor kiezen.
Vraag 4; De eeuw van de Opstand
De meesten hebben deze kennisvraag juist beantwoord. Naast de 19e kozen ook veel mensen voor de 18e eeuw. Misschien is men in dit geval verward met de Franse Revolutie, die in 1789 plaats vond.
Vraag 5; Waarom opstand?
Weer wordt er massaal het goede antwoord gekozen. De moeilijkheid van deze vraag is niet al te hoog en waarschijnlijk kunnen mensen aan het onderwerp van de enquête het goede antwoord al afleiden.
Vraag 6; De naam
Bij deze vraag had men de keuze tussen het juiste antwoord en volstrekte onzin. Weer kiezen de meeste mensen het juiste antwoord. ‘De Nederlanden’ is reeds bij velen bekend als een aanduiding voor België en Nederland (soms ook Luxemburg). Mensen die kozen voor “Republiek der Lage Landen” zijn waarschijnlijk in de war met de “Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden”. De aanduiding Benelux is pas in de 20e eeuw bekend geworden en is in dit geval dus geen reële optie.
Vraag 7: Wie regeerde over het koninkrijk der verenigde Nederlanden tot vlak na België zich ervan afscheidde?
Het antwoord is: Koning Willem 1. Aan de resultaten te zien wist het meren deel van de geënquêteerden het antwoord op deze vraag.
Dit heeft de volgende oorzaken:
•De foute antwoorden zijn zelfs zonder grote kennis van de vaderlandse geschiedenis eenvoudig weg te strepen.
•Vooral in België wordt er nog altijd veel aandacht besteed aan de onafhankelijkheidsstrijd der Belgen.
Vraag 8: Hoe zou België er volgens u in de nabije toekomst moeten uitzien?
Op deze opinievraag is eenstemmig gereageerd. Het merendeel van de geënquêteerden koos ervoor om de huidige staat België te laten zoals hij is.
Dit kan de volgende oorzaken hebben:
•De Belgische problemen worden overdreven in de media.
•Men rekent erop dat in de nabije toekomst België net als veel ander Europese mogendheden onderdeel wordt van een staatsrechtelijk verenigd Europa.
•Belgen zijn trots op wat ze als land in relatief korte tijd bereikt hebben.
•Belgen en Nederlanders verschillen ideologisch gezien te veel van elkaar. Ideeën over verschillende maatschappelijke kwesties als drugsbeleid en criminaliteitbestrijding komen niet met elkaar overeen.
Vraag 9: Denkt u dat België in het jaar 2100 nog bestaat?
Op deze meningsvraag is verschillend gereageerd. Het merendeel van de geënquêteerden denkt of dat België in het jaar 2100 nog bestaat of dat België in het jaar 2100 deel uit maakt van een verenigde Europese eenheidstaat.
Dit kan de volgende oorzaken hebben:
•Men verwacht dat de invloed van Europa verder zal groeien, zodat er binnen een eeuw een Europese eenheidsstaat ontstaat.
Of
•Men verwacht dat België zal blijven zoals hij is.
•Een ander aanzienlijk deel denkt dat door het toenemende spanningen tussen Wallonië en Vlaanderen ( RTBF journaal, met fictieve afscheidingsspecial, Vlaams Belang met hun uitgesproken mening over een onafhankelijk Vlaanderen) Wallonië en Vlaanderen onafhankelijk verder zullen bestaan, of een opdeling tussen Nederland en Vlaanderen zal worden gerealiseerd.
Vraag 10: Op welk van de volgende punten zouden Nederland en België volgens u meer moeten samenwerken?
Op deze vraag is zoals te zien in het grafiekje zeer verschillend gereageerd. Wel werd duidelijk uit de open vraag (anders) dat het merendeel van de geënquêteerden vond dat er een betere samenwerking moet ontstaan tussen België en Nederland. Als toevoeging werd vooral een gemeenschappelijk drugsbeleid genoemd.
Nederlanders en Belgen:
•Voelen zich dus duidelijk verwant aan elkaar. Maar een klein deel is voor geen samenwerking tussen de twee landen.
•Vinden vooral een samenwerking inzake de infrastructuur (voor handel en plezier) zeer belangrijk.
•Hebben te kennen gegeven verdere samenwerking inzake drugsbeleid ook zeer nuttig te vinden
Conclusies uit de enquête
Als eerste hadden we enkele historische vragen. Kijkend naar de uitslagen van de enquête kunnen we concluderen dat het merendeel van de geënquêteerden een redelijk tot goede kennis heeft van wat zich tijdens de Belgische Opstand heeft afgespeeld. Desondanks hebben via externe reacties op de enquête wel vernomen dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen de opvattingen van de Belgische geënquêteerden ten opzichte van de Nederlandse geënquêteerden. Zo is uit deze reacties duidelijk geworden dat Belgen een diepgaandere kennis hebben van hun eigen land, omdat zij meer respons gaven op de vragen die we opgesteld hadden. Zo ontstond er op enige fora (Politics.be, Fok!Forum) een levendige discussie over interpretatie van enige van onze vragen.
Uit de vragen over de moderne geschiedenis bleek dat de discussie over de toekomst van België nog springlevend is en dat ook Nederlanders zich hierin betrekken. De meeste geënquêteerden zijn vóór inniger samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland, met name op gebieden als drugsbeleid en infrastructuur. Over de toekomst van België zijn de meningen sterk verdeeld. Het merendeel van de geënquêteerden denken dat de huidge staat België in 2100 nog steeds in haar huidige vorm zal bestaan. Toch voorspelt een groot deelvan de geënquêteerden dat van de huidige staat België geen sprake meer zal zijn, en dat België (net als Nederland) een onderdeel zal vormen van een Europese eenheidsstaat. Een directe unificatie van België (of Vlaanderen) met Nederland wordt over het algemeen gezien afgewezen, op enige uitzonderingen na.
Samenvatting van deelvragen en hoofdvraag
Deelvraag I; Hoe Europa veranderde & het Congres van Wenen
In het jaar 1789 brak er in Europa en tijd van veranderingen aan. Het epicentrum van al deze veranderingen bevond zich in het Frankrijk. De bevolking was in opstand gekomen tegen de aristocratie en had de macht overgenomen. De nieuwe patriottische leiders vonden op den duur dat de rest van Europa ook bevrijd moest worden van het aristocratische juk. Het Franse leger, onder leiding van generaal Napoléon Bonaparte. In 1795 viel hij met zijn leger Nederland binnen. Stadhouder Willem V en zijn familie vluchtten naar Engeland. In Nederland werd de Bataafse Republiek opgezet. De Nederlandse patriotten kwamen er aan de macht. In 1799 werden de patriotten in Parijs afgezet en nam Bonaparte als alleenheerser de macht over. Onder zijn leiding breidde de Franse invloed zich steeds verder in Europa uit. In 1806 besloot hij de Bataafse Republiek dichter bij Frankrijk te betrekken. Hij zette zijn broer Lodewijk Napoléon op de troon van het nieuwe ‘Koninkrijk Holland’. De ommekeer in Napoleons bewind begon in 1812, toen hij besloot Rusland aan te vallen. In de zomer en herfst rukten de Fransen gestaag op. Daarentegen bleken de Russische winter en de ‘tactiek van de verschroeide aarde’, waarbij alle voedselbronnen werden vernietigd, teveel voor de Fransen. Slechts kort had Napoléon in de spookstad Moskou doorgebracht. Met name tijdens de terugtocht van de Franse troepen uit Rusland vielen er veel doden door uitputting en verhongering. In het begin van 1813 kwam het terugtrekkende leger in de buurt van Pruisen aan. Pruisen had zich geallieerd met andere landen in Europa als Groot-Brittanië, Oostenrijk, Zweden en Rusland. Na de veldslagen bij onder andere Bautzen vindt op 16 oktober de Slag bij Leipzig plaats. Het Franse leger kon niet op de tegen de geallieerde meerderheid. Het Franse leger vluchtte terug naar Parijs, op de hielen gezeten door de geallieerden. Uiteindelijk kwamen de geallieerden op 30 maart 1814 aan in Parijs. Napoléon werd verbannen naar Elba en zijn volgelingen werden verdreven. Daarnaast werd Louis XVIII terug op de troon gezet.
Vanaf dit moment komt de prins van Oranje terug uit Engeland. Hij vestigt zich op de Nederlandse troon en noemt zich soeverein vorst. In Wenen wordt een begin gemaakt met het Congres van Wenen, waar bepaald zal worden hoe Europa er na Napoléon uit zou moeten zien. Dit congres werd geleid door de geallieerden. Napoléon zinde op Elba op wraak. Hij opsnapte van zijn eiland en reisde vanuit Cap d’Antibes richting Parijs. Gedurende zijn reis krijgt hij steeds meer steun van sympathisanten. Uiteindelijk weet hij Parijs weer in te nemen. Vanaf daar ondernam hij de poging om de Nederlanden en het Duitsland ten westen van de Rijn weer in te nemen. Hij stuurde zijn leger naar de Zuidelijke Nederlanden, om daar de coalitielegers aan te vallen en vandaar o.a. de Nederlanden in te nemen. Bij de plaats Waterloo stuitte hij echter op een groot Anglo-Nederlands en een groot Pruisisch leger. De Fransen bleken niet superieur en moesten terugtrekken. Wederom werd Parijs door de geallieerden ingenomen. Napoleon werd nu verbannen naar St.-Helena, ver weg in de Atlantische Oceaan.
De ontwikkelingen in Frankrijk brengt het Congres van Wenen in een stroomversnelling. In het noorden van Frankrijk zou een bufferstaat moeten komen die de Franse agressie zou kunnen onderdrukken. Er werd besloten tot een hereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Willem van Oranje-Nassau werd koning van dit ‘Verenigd Koninkrijk der Nederlanden’. Daarnaast verdween het hertogdom Polen en werden Noorwegen en Zweden verenigd. Het ancien régime regeerde weer.
Deelvraag 2; een nieuw land & een nieuwe koning
Toen de latere koning Willem I op 30 November 1813 in Nederland aankwam, was Nederland een vervallen natie. De economie was er slecht aan toe, de mensen waren arm, de infrastructuur was belabberd en productiemethoden waren verouderd. De Franse overheersers hadden hun sporen achtergelaten. Onder de bevolking waren de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap niet meer populair, want het verwachte Utopia was onder Franse overheersing uitgebleven.
In 1815, twee jaar na de aankomst van Willem I, begon het congres van Wenen. De bepalingen van dit congres zouden vergaande gevolgen hebben voor de Nederlanden. De Europese machthebbers besloten de Noordelijke (Nederland) –en Zuidelijk (België) Nederlanden te verenigen tot één groot rijk met Willem I als koning. Het verenigd koninkrijk der Nederlanden was ontstaan.
De bepalingen van het congres van Wenen waren voor Willem des te meer reden om voorvarend te werk te gaan. Er waren namelijk grote verschillen tussen de Noordelijke –en Zuidelijke Nederlanden. Het was zijn taak om de overeenkomsten te benadrukken, de verschillen te verkleinen en van het verenigd koninkrijk een welvarende natie te maken. Om dit te bewerkstelligen nam hij de volgende maatregelen:
1.Het benadrukken van de overeenkomsten tussen het Belgische- en Nederlandse volk. Hierbij kan gedacht worden aan een overeenkomstige; geschiedenis, taal en cultuur.
2.De Nederlandsche bank werd opgericht. Deze bank mocht als enige bank in het verenigd koninkrijk kredieten verstrekken en bankbiljetten uitgeven.
3.De oprichting van de Nederlandse handelsmaatschappij. Deze organisatie moest de economische bindende factor zijn tussen het industrierijke zuiden en het handelsvaardige Noorden.
4.De invoering van het cultuurstelsel in de koloniën zorgde voor een economische groei in de Nederlanden.
5.De maatschappij van weldadigheid werd opgericht. Werklozen werden via deze organisatie tewerkgesteld in veengebieden waar zij de ontgonnen grond mochten houden om een eigen bestaan op te kunnen bouwen. Deze organisatie zorgde voor een daling van de werklozen in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
6.De infrastructuur in de Nederlanden werd verbetert om economisch efficiënter te kunnen werken. Zo werden er nieuwe kanalen gegraven en oude kanalen uitgediept. Ook werden onverharde wegen bestraat.
7.Het volgende economische plan werd bedacht: grondstoffen en landbouwproducten werden in de koloniën verbouwd en gewonnen. Deze werden dan door de NHM vervoerd naar het industrierijke Zuid-Nederland waar ze werden verwerkt tot volfabricaten. Via nieuw aangelegde kanalen en verharde wegen konden ze dan naar het Noorden vervoerd worden waar de producten werden gedistribueerd naar de koloniën en andere landen die interesse hadden voor de Nederlandse producten.
Ondanks de bovengenoemde maatregelen kwam het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden ook voor de nodige problemen te staan, die deels of geheel veroorzaakt werden door het handelen van de eigen regering. Het grootste probleem was de ontevredenheid van het Belgische deel van de bevolking, die zich achtergesteld voelden ten opzichte van de Nederlanders. De explosie van woede die zou volgen na de opera ‘La muette de Portici’’was een optelsom van onder andere verschillende regeringsmaatregelen en aanleidingen. Een opstand was ontstaan.
Hier volgen eerst de oorzaken van het ontstaan van de Belgische opstand:
1.Willem I mocht het eerste jaar de provinciale staten en de Staten-Generaal zelf kiezen.
2.Er werd gekozen voor een evenredige vertegenwoordiging in de Staten-Generaal ondanks dat België 3 miljoen inwoners had en Nederland maar 2 miljoen.
3.Er werd gekozen voor een gezamenlijke staatschuld, ondanks dat Nederland een veel groter aandeel in die schuld had gehad.
4.De vrijheid van godsdienst viel niet goed bij de overwegend streng katholieke Belgen.
5.Protestanten kregen evenveel rechten als de katholieken wat wederom veel weerstand opriep bij de katholieke Belgen. Ook moesten zij een Protestante koning gehoorzamen wat zeer moeilijk te verkroppen was.
6.Er werd veel geld gestoken in de wederopbouw van de Noordelijke Nederlanden, waar de werkeloosheid nog altijd zeer hoog was en de productiemethoden sterk verouderd waren.
7.De Belgen voelden zich ideologisch superieur aan de Nederlanders, die volgens de Belgen stil waren blijven staan in de verlichting.
8.Nederland was in tegenstelling tot België op economisch gebied ver achtergebleven, wat verder bijdroeg aan het Belgische superioriteitsgevoel.
9.Nederlands werd de officiële taal van het verenigd koninkrijk in plaats van het in België veelgesproken Frans.
10.Er werd geen gehoor gegeven aan de Belgische eis om de ministeriële verantwoordelijkheid in te voeren.
11.De persvrijheid werd sterk ingeperkt.
12.Op den duur bevonden alle staatsinstellingen zich in de Noordelijke Nederlanden.
13.Officieren in het leger en bestuursambtenaren kwamen voor het merendeel uit de Noordelijke Nederlanden.
Nu volgen de aanleidingen van het ontstaan van de Belgische opstand:
1.Het verhuizen van de Hooge Raad (justitie) van Brussel naar Den Haag. Hiermee waren alle belangrijke overheidsinstellingen overgeheveld naar de Noordelijke Nederlanden.
2.Perscensuur werd aangescherpt door minister van Justitie ‘van Maanen’
3.Om de concurrentiepositie van de Nederlanden te verbeteren werden vele Belgische fabrieksarbeiders vervangen door machines.
4.Koning liet blijk van zwakte zien door zijn verjaardag in Brussel aftelassen na rebellerende proclamaties.
5.De beroemde opera ‘La muette de Portici’ liet de Zuid-Nederlanders zien dat voor vrijheid gestreden dient te worden.
De afsluitende melodie uit de Marseillaise zorgde voor een ontketening van opstand en leidde daarmee de eerste schermutselingen van de Belgische opstand in.
Geconcludeerd kan worden dat de inspanningen van Willem I om de eenheid in het verenigd koninkrijk te vergroten niet hebben mogen baten. Verschillende misstanden die jegens de Zuid-Nederlandse bevolking zijn gemaakt hebben ertoe geleid dat er een opstand ontstond die het einde zou gaan betekenen voor de nog zo jonge Nederlandse eenheidsstaat.
Deelvraag 3; Het muitzieke Belgenrot & Op naar Brussel
Naar aanleiding van de opera “La muette de Portici” ontstonden er grote rellen in Brussel.
De relschoppers waren het zat onder Nederlands bewind verder te leven en zagen liever dat België een Franse provincie werd. Zij voelden zich meer verwant met de Fransen dan met de Nederlanders.
Om complete chaos te voorkomen werd er al snel na het uitbreken van de rellen een Brusselse burgerwacht in het leven geroepen die de rust moest doen wederkeren. Steeds meer burgers sloten zich aan bij deze burgerwacht en na korte tijd was het een aardig legertje, dat gesteund door de Fransen, klaar was om de stad te verdedigen tegen een Nederlandse aanval. Toch waren de eerste geluiden uit Brussel van mildere aard. Allereerst wilden zij het geschil diplomatiek oplossen door een Brusselse delegatie naar Den Haag te sturen met de volgende eisen:
1.minister van justitie, van Maanen moet aftreden
2.er moet ministeriële verantwoordelijkheid komen in het verenigd koninkrijk
3.En de Hooge raad zou zich weer in Brussel moeten vestigen.
De Brusselse delegatie en de Nederlandse regering kwamen niet tot een compromis. De Nederlandse regering besloot het geschil op een andere manier op te lossen. Er werd besloten om prins Frederick met een leger naar Brussel te sturen om militair in te grijpen. Echter door buitenlands commentaar werd hiervan afgezien. Daarom besloot prins Frederick om alleen de stad te betreden om met de Brusselse burgerwacht het probleem op te lossen. Hij werd echter gevangen genomen en zonder enig succes verliet hij na enige dagen de stad. Ondertussen nam in Nederland de onrust toe. Het merendeel van de inwoners vond dat die Muitzieke Belgen maar eens aangepakt moesten worden. Daarom besloot de regering op 16 september 1830 Brussel in te nemen. Een onervaren leger van 10.000 manschappen onder leiding van prins Willem Frederick trok naar Brussel. Na een lange en hevige strijd werd op 26 september de aftocht geblazen. Het Nederlandse leger was verslagen. Verschillende factoren hadden voor het verlies gezorgd.
1.een te kleine troepenmacht.
2.de troepenmacht die er was, was veel te onervaren.
3.Het Nederlandse leger had enkele tactische blunders gemaakt, waardoor er een constante toevoer van nieuwe opstandelingen de stad binnen kon komen.
4.Een groot deel van de Brusselaren schaarde zich achter de opstandelingen waardoor er voor een Nederlandse soldaat bijna geen veilige plek in de stad te vinden was.
Nu het Nederlandse leger verslagen was kon een Belgische staat gevormd worden. Op 10 November kwam het nieuwe parlement bijeen om te beslissen over een staatsvorm voor België. Wordt het een republiek of een koninkrijk? Met een overgrote meerderheid koos men voor een parlementaire monarchie. Een nieuwe Belgische staat was ontstaan.
Deelvraag 4; De Conferentie van Londen & de Tiendaagse Veldtocht
In het buitenland was wisselend gereageerd op de ontwikkelingen in België. Sommigen zagen wel iets in een onafhankelijk België, anderen waren er weer voor om de opstand neer te slaan. Op 4 november 1830 was men in Londen begonnen met een conferentie waarbij onderhandeld werd over de toekomst van België. Vooral de Fransman Talleyrand was hier erg actief met lobbyen. Hij introduceerde zijn verdelingsplan waarbij België verdeeld werd tussen Frankrijk, Pruisen en Nederland. Op deze manier hoopte hij de grootmachten tevreden te stellen en zo Willem I de mond te snoeren. Deze streefde al die tijd naar militair ingrijpen, iets dat door de grootmachten als onwenselijk werd gezien omdat men niet weer een oorlog met Frankrijk wilde riskeren. De enige die Willem I steunde was Tsaar Nicolaas van Rusland, die vriendschappelijke banden met de Oranjes onderhield. Deze moest echter al zijn concentratie richten op West-Rusland, waar de Polen tegen de Russische overheersing in opstand waren gekomen. Op 20 december werd besloten dat België onafhankelijk zou worden. Men begon te werken aan de Bases de Séparation, waarbij zaken als de staatsschuld en de bevaarbaarheid van de Schelde werden behandeld. Deze voorwaarden waren over het algemeen pro-Belgisch. Zo zou België ook Oost-Limburg en Luxemburg krijgen.
Toen in de zomer van “31 de Duitser Leopold van Saksen-Coburg tot koning der Belgen werd gekroond was voor Willem I de maat vol. Hij mobiliseerde zijn voltallige leger naar de Belgisch-Nederlandse grens bij Goirle, vlak onder Tilburg. Veel Nederlandse mannen voelden zich geroepen om het muitzieke Belgenrot een lesje te leren. Men zou de grootmachten in Londen laten zien hoe klein en zwak de Belgen eigenlijk wel niet waren. Onder leiding van kroonprins Willem Frederik , de latere koning Willem II, trokken de troepen op 2 augustus 1831 de grens over. In de kleine dorpjes die werden veroverd sloegen de Nederlanders aan het roven. Eenmaal bij Turnhout beland werd het leger opgesplitst. Eén deel zou Antwerpen veroveren terwijl het andere deel het Belgische maasleger in Limburg zou bevechten. De Nederlanders hoopten dat Pruisen hen zodoende toch nog zou helpen. De Nederlanders trokken richting Hasselt en versloegen daar het maasleger. Ondertussen zocht de kersverse Leopold I naar hulp in het buitenland. Deze vond hij in Frankrijk. 50 000 soldaten werden richting Brussel gestuurd. Nederland stond voor een moeilijke keuze. Nadat nog net Leuven op de Belgen veroverd was trok men terug om een confrontatie met de Fransen te vermijden. De Nederlanders hadden hun punt duidelijk gemaakt, en men was niet van plan de levens van de Nederlandse soldaten op te offeren. Op 12 augustus trokken de Nederlanders zich terug.
De Tiendaagse Veldtocht had effect gehad. In Londen werden de Bases de Séparation herzien. Talleyrand poogde nog zijn verdelingsplan door te voeren, maar de Engelsen waren hier vel op tegen. Daarnaast kregen de Nederlanders eindelijk diplomatieke bijstand van de Russen, die de opstand in Polen neergeslagen hadden. Op 14 oktober kwam men in Londen tot de Vierentwintig Artikelen. Hierin werden onder andere Luxemburg en Oost-Limburg aan Nederland gegeven. Frankrijk werd daarnaast uitdrukkelijk verboden met haar troepen naar Brabant en Limburg te gaan. Toch was Willem I het niet eens met deze artikelen. Hij weigerde de onafhankelijkheid van België te erkennen. Het volk en de Tweede Kamer drongen er echter wel op aan om de artikelen te tekenen. Het zou nog tot 1839 duren voordat Willem I plotseling zijn ommezwaai zou maken en de artikelen zou tekenen. België was onafhankelijk. Bitter om deze diplomatieke nederlaag nam Willem I in 1840 afstand van de kroon.
Deelvraag 5; Invloed van Romantiek & Ongestructureerde dichtkunst
De romantiek was een stroming die van 1780 tot 1850 zeer populair was in Europa. De stroming uitte zich in verschillende culturele vormen. Zo was de romantiek in grote mate vertegenwoordigd in de schilderkunst, architectuur, beeldhouwkunst, muziek en literatuur. In de romantiek ging het vooral om het gevoel en de emotie, die belangijker werden geacht dan de strenge regels waar kunst en literatuur in het classicisme aan moesten voldoen. De aanzet voor de romantiek is vooral te vinden in de literatuur, waarin oude verhalen overdreven werden om de eigen geschiedenis en cultuur te verheerlijken (Willem Bilderdijk).
Kenmerken van de romantiek:
> aandacht voor droom en fantasie: verkenning van de wereld van droom en fantasie
> verzet: persoonlijke vrijheidsdrang en kritiek
> breuk met het classicisme
> humor
> belangstelling voor het verleden: historische belangstelling voor het ongerepte verleden
Droom en fantasie:
Droom en fantasie werd een veelvuldig gebruikt thema in de romantiek. Er was veel aandacht voor de mystieke wereld van de droom. Een droom valt niet te besturen en werd daarom oncontroleerbaar geacht.
Persoonlijke vrijheidsdrang en kritiek.
De mens wilde uit de werkelijkheid ontsnappen en zocht zijn heil in de romantische verhalen. Hier vond men de rust die in het dagelijks leven ver te zoeken was. Men las vooral over verre exotische gebieden, prachtige landerijen en romantische taferelen.
Breuk met het classicisme:
Door toedoen van de romantiek en sentimentalisme ontstond er een nieuwe opvatting voor kunst en literatuur. De rationele benadering verdween en vooral de individuele verbeeldingskracht ontstond. Het gevoel werd de basis voor de Romantische literatuur. Om dit te bewerkstelligen verdwenen de oude classicistische regels en kwam er meer aandacht voor de directe impressie van gevoelens.
Humor:
Ook humor werd een belangrijk onderdeel in Romantische gedichten. Vooral ironie werd veelvuldig toegepast om zowel kritiek te uiten op de samenleving als het verhaal interessant te maken.
Historische roman:
Historische romans waren in de romantiek het belangrijkst van alle romantische thema’s. In Historische romans werd vaak de grootsheid van de eigen natie sterk overdreven. Oude verhalen werden vaak met fictieve personages weergegeven. De historische roman zorgde in Europa voor een ware golf van nationalisme. Het eigen volk werd superieur geacht boven andere volkeren. In de Nederlanden zorgde dit voor spanningen tussen de Belgen en de Nederlanders. Zij voelden zich niet meer verbonden met elkaar. De historische romans in de Romantiek hebben dus een kleine bijdrage geleverd aan de schermutselingen tijdens de Belgische Opstand.
Hoofdvraag; Groot-Nederlandisme & Hervormingen België
Na de afscheiding van Nederland begon België steeds meer te verfransen. De Franse taal en cultuur werden superieur geacht boven de Nederlandse taal en cultuur. De Franstalige Walen in België hadden min of meer hun doel van onafhankelijkheid bereikt en de overheersende beweging in politiek België was dan ook pro-Frans. De Nederlandssprekende bevolking werd min of meer als tweederangs burgers gezien. Dit lokte een contrabeweging uit. Onder invloed van het nationalisme dat aangewakkerd was door de literatuur, zochten de Vlamingen naar hun eigen identiteit. Een goed voorbeeld hiervan is het in 1838 geschreven boek ‘de Leeuw van Vlaanderen’, van Hendrik Conscience. Langzaamaan groeide deze Vlaamse beweging. Ook in politiek oogpunt veranderde er veel. België kende het kiesrecht alleen toe aan de hoogste sociale lagen, die meestal Frans waren. Echter toen in 1848 het kiesrecht werd uitgebreid kregen veel meer Vlamingen ook kiesrecht en zo groeide dan ook de Vlaamse invloed in de regering. In de decennia die volgden verwierven de Vlamingen steeds meer rechten. De Vlaamse beweging bleef maar groeien. In 1898 werden de Franse en Nederlandse taal uiteindelijk officieel gelijkgesteld aan elkaar en hadden de Vlamingen hun eerste grote politieke overwinning behaald in de staat België. In het begin van 20e eeuw kwam echter niet tot verdere concessies van Franse zijde. Dit veranderde bij de komst de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog. De Duitsers idealiseerden met behulp de ‘Flamenpolitik’ het Germansein. De Vlaamse bevolking verwierf door toedoen van de Duitsers veel meer rechten dan dat ze daarvoor hadden. Na het vertrek van de Duitsers in 1918 lag Wallonië, en dus ook haar economie, in puin. Zelfs de herstelbetalingen van Duitsland waren niet genoeg om de streek er weer bovenop te brengen. Hiermee begon het armere Wallonië een economisch blok aan het been van Vlaanderen te worden.
Niet lang daarna, in 1925, introduceerde in Nederland de historicus Pieter Geyl zijn Groot-Nederlandse gedachte. Hij wees op parallellen tussen de Nederlanders en de Vlamingen en hun eenheid tot aan de Tachtigjarige Oorlog. Met het zelfbeschikkingsrecht in zijn hand verkondigt hij dat Nederland en Vlaanderen één staat zouden moeten worden. Deze theorie vergaarde veel steun bij de Vlaamse fascisten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikten de Duitsers de Groot-Nederlandse gedachte ook deels om de bezetting van België te rechtvaardigen. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Groot-Nederlandse gedachte als een symbool van de Duitse overheersing gezien, en dus slonk de aanhang van Geyls gedachte snel. In de jaren van de wederopbouw groeide de economie in Nederland en Vlaanderen fors. Dit had vooral te maken met de havens van Rotterdam en Antwerpen, die in deze tijd een flinke groei doormaakten. Deze twee mainports werden als het ware de toegangspoorten van Europa. Ondertussen bleef Wallonië achter met verouderde industrie en noodlijdende mijnbouw. Veel fabrieken sloten hun deuren wat leidde tot een stijging van het aantal werklozen. De tegenstellingen tussen Vlaanderen en Wallonië werden steeds groter.
In 1970 begon men in België met het federaliseringsproces. De eerste stap was de oprichting van de cultuurraden. België decentraliseerde zo steeds verder. In 1993 werd België na jaren van discussie een federatie, vergelijkbaar met Rusland en de VS. De discussie over verdere opsplitsing lijkt minder hevig te worden. Sommige partijen streven nog voor een onafhankelijk Vlaanderen, o.a. de NVA. De Groot-Nederlandse gedachte van Geyl lijkt een stille dood te zijn gestorven.
Al met al valt te zeggen dat er meer dan 175 jaar nadat België zich van Nederland afscheidde zeer veel nieuwe inzichten zijn ontstaan. Als men kijkt naar de huidige bewegingen in België, en het tempo waarmee veranderingen in het verleden zijn doorgevoerd, kan men concluderen dat nieuwe veranderingen op de middellange termijn niet onwaarschijnlijk zijn.
Bronnen- en Literatuurlijst
Boeken:
-Memo Handboek VWO, Malmberg, 2002
oModule 6, Eigen land en eigen volk
Deelvragen 1, 2 en 3
-Memo Basiskatern VWO: Van kind tot burger
Deelvragen 2 en 3
-De Lage Landen 1780 / 1980 Deel I 1780-1914, E.H. Kossmann; 1986
Deelvragen 1, 2, 3, 4, 5
-Algemene Geschiedenis der Nederlanden Deel 10 en 11, Fibula – Van Dishoek; 1983
- ‘Het vooroudergevoel’, Jan Blokker sr, Jan Blokker jr en Bas Blokker.
Deelvragen 1, 2, 3, 4, 5, 6
-‘Atlas Maior, De lage landen’ Joan Blaeu
Deelvragen 2, 5
-‘Maritieme geschiedenis van Nederland’ Remmelt Daalder; 2004 Stichting Nederlands Scheepvaartmuseum.
Deelvraag 3 verhaal over van Speijk.
-‘De 25 dagen van Nederland’ Uitgeverij Waanders.
Deelvraag 2
-‘Geschiedenis van de lage landen’
-Einddoctoraalscriptie 2001 van Vincent Hovinga. ‘Beter een goede buur dan een verre vriend’
Deelvragen 1, 2, 3, 4
- ‘De geschiedenis van Nederland’
-‘Een land van kleine gebaren: een politieke geschiedenis van Nederland,1780-1990’
Remieg Aerts, Herman de Liagre Böhl, Piet te Rooy, Henk te Velde.
Uitgeverij Sun.
Deelvragen 1, 2, 3, 4
-‘De Belgische beroerte’, Hans van der Hoeven.
Deelvragen 2,3
-‘Laagland literatuur’ , Herman Gorter.
Deelvragen 2,5
-‘Nederlands liedboek’
Deelvraag 2
- ‘Neerland’s Letterkunde in de negentiende eeuw’. J.P.de Keyser, poëzie.
- Deelvraag 2
- Verzamelde opstellen Pieter Geyl, Pieter Geyl.
Deelvragen 1, 6
Websites:
-http://nl.wikipedia.org/wiki/Belgische_Revolutie
Deelvragen 1, 4, 6
-www.geheugenvannederland.nl
Deelvragen 2, 3, 5
-www.engelfriet.net
Deelvraag 2, 3
-www.geschiedenis.nl
Deelvraag 2, 3
Taakverdeling en planning
Data:KeesBart
2006: Week 38
Oriënteren voor een onderwerp.
Oriënteren voor een onderwerp.
2006: Week 39
Inleveren keuzeformulier bij de profielwerkstukcoördinator (COB) nadat deze door ons wordt ingevuld.
Inleveren keuzeformulier bij de profielwerkstukcoördinator (COB) nadat deze door ons wordt ingevuld.
2006: Week 40
PWS middag gezamenlijk verzinnen van deelvragen, deze ordenen en uitwerken
PWS middag gezamenlijk verzinnen van deelvragen, deze ordenen en uitwerken
2006: Week 41
Samen e met onze profielwerkstukbegeleider Dhr. Hofman definitief het onderwerp en de bijbehorende deelvragen bepalen
Samen hebben we met onze profielwerkstukbegeleider Dhr. Hoffmann definitief het onderwerp en de bijbehorende deelvragen bepalen.
2006: Week 41 t/m 46
Informatie bijeenzoeken. Hoofdzakelijk over de aanloop naar de Belgische opstand.
Informatie bijeenzoeken.
Hoofdzakelijk over het verloop van de Belgische opstand.
2006: Week 47
Uittypen van blad met
hoofd-en deelvragen.
Gezamenlijk de genoemde vragen van het beoordelingsformulier beantwoorden en de vooruitgang bespreken met Dhr. Hoffmann
Alles bijwerken. Logboek en taakverdeling van klad uitwerken op de computer. Gezamenlijk de genoemde vragen van het beoordelingsformulier beantwoorden en de vooruitgang bespreken met Dhr. Hoffmann.
2006: Week 48
Fase 1 kant en klaar hebben. Beide delen controleren en samenvoegen. Eerste controlemoment voor fase 1.
Fase 1 kant en klaar hebben. Beide delen controleren en samenvoegen. Eerste controlemoment voor fase 1.
2006: Week 49
Kiezen wie een der twee gekozen tijdsperiodes der Belgische opstand uitwerkt en met deze uitwerking beginnen.
Kiezen wie een der twee gekozen tijdsperiodes der Belgische opstand uitwerkt en met deze uitwerking beginnen.
2006: Week 50
Zorgen dat ten minste 1 deelvraag in gevorderde fase af is. Controlemoment voor de 1ste deelvraag. 2mans vergadering over de uitwerking van de deelvraag en of deze voldoende aansluit met het werkstuk. Verder wordt er gezamenlijk gewerkt in de PWS middag om de verdere deelvragen uit te werken. Beoordelingsmoment 2.
Zorgen dat ten minste 1 deelvraag in gevorderde fase af is. . 2mans vergadering over de uitwerking van de deelvraag en of deze voldoende aansluit met het werkstuk. Verder wordt er gezamenlijk gewerkt in de PWS middag om de verdere deelvragen uit te werken. Beoordelingsmoment 2.
Data:KeesBart
2006: Week 51
Vakantie. Er kan verder doorgewerkt worden indien men niet op vakantie gaat.
Vakantie. Er kan verder doorgewerkt worden indien men niet op vakantie gaat.
2006: Week 52
Idem dito.
Idem dito.
2007: Week 1
Zorgen voor ruwe definitieve versie van de uitgewerkte deelvragen per persoon.
Zorgen voor ruwe definitieve versie van de uitgewerkte deelvragen per persoon.
2007: Week 2 t/m 7
gezamenlijk de hoofdvraag beantwoorden en daarna alles controleren en corrigeren. Dit kan gedeeltelijk tijdens de PWS middag gedaan worden.
Beoordelingsmoment 3
gezamenlijk de hoofdvraag beantwoorden en daarna alles controleren en corrigeren. Dit kan gedeeltelijk tijdens de PWS middag gedaan worden.
Beoordelingsmoment 3
2007: Week 8
Inleveren profielwerkstuk en de presentatie gezamenlijk in elkaar zetten.
Inleveren profielwerkstuk en de presentatie gezamenlijk in elkaar zetten.
2007: Week 13
Presentatie PWS
Presentatie PWS
2007: Week 48
De administratieve verwerking van de resultaten PWS door coördinatoren COB en BOJ
De administratieve verwerking van de resultaten PWS door coördinatoren COB en BOJ
Logboek
Data:KeesBart
2006: Week 38
Georiënteerd, al een idee voor de het onderwerp besproken. Dit was in eerste instantie ‘ verloedering der Nederlandsche taal ’, later besloten de in overleg met Dhr. Hoffman onze energie te steken in de Belgische opstand. In deze week over dit onderwerp ook menige discussie gevoerd en gekeken wat we al van het onderwerp wisten.
Georiënteerd, al een idee voor de het onderwerp besproken. Dit was in eerste instantie ‘ verloedering der Nederlandsche taal ’, later besloten de in overleg met Dhr. Hoffman onze energie te steken in de Belgische opstand. In deze week over dit onderwerp ook menige discussie gevoerd en gekeken wat we al van het onderwerp wisten.
2006: Week 39
Keuzeformulier ingeleverd bij de profielwerkstukcoördinator (COB) nadat deze door ons was ingevuld.
Keuzeformulier ingeleverd bij de profielwerkstukcoördinator (COB) nadat deze door ons was ingevuld.
2006: Week 40
PWS middag gezamenlijk verzinnen. Gezamenlijk de deelvragen en de hoofdvraag geformuleerd. Deze met behulp van het boek ‘ de algemene geschiedenis der Nederlanden’
PWS middag gezamenlijk verzinnen. Gezamenlijk de deelvragen en de hoofdvraag geformuleerd. Deze met behulp van het boek ‘ de algemene geschiedenis der Nederlanden’
2006: Week 41
Samen hebben we met onze profielwerkstukbegeleider Dhr. Hoffmann definitief het onderwerp en de bijbehorende deelvragen bepaald.
Samen hebben we met onze profielwerkstukbegeleider Dhr. Hoffmann definitief het onderwerp en de bijbehorende deelvragen bepaald.
2006: Week 41 t/m 46
Informatie bijeengezocht over de aanloop naar de Belgische opstand. Deze informatie en de informatie van Bart goed bestudeerd.
Informatie bijeengezocht over
het verloop van de Belgische opstand. Deze informatie en de informatie van Kees goed bestudeerd.
2006: Week 47
Het blad met hoofd en deelvragen uitgetypt. Gezamenlijk de genoemde vragen van het beoordelingsformulier beantwoord, het plan van aanpak gemaakt en de vooruitgang besproken met Dhr. Hoffman
Alles bijgewerkt. Logboek en taakverdeling van klad uitgewerkt op de computer. Gezamenlijk de genoemde vragen van het beoordelingsformulier beantwoord, de plan van aanpak gemaakt en de vooruitgang besproken met Dhr. Hoffmann
2006: Week 48
Fase 1afgerond. Beide delen gecontroleerd en samengevoegd.
Fase 1 afgerond. Beide delen gecontroleerd en samengevoegd.
2006: Week 49
Bezig met deelvraag 1
Bezig met deelvraag 2
2006: Week 50
Bezig met deelvraag 2. Beoordelingsmoment 2
Bezig met deelvraag 1.
Beoordelingsmoment 2
2006: week 51
vakantie
Vorderingen besproken tijdens een tussenuur. Bezig met deelvraag 2.
Vorderingen besproken tijdens een tussenuur. Bezig met deelvraag 2.
2006: week 52
vakantie
Deelvraag 2 afgerond.
Deelvraag 1 afgerond.
2007: week 1t/m5
Bezig met deelvraag 4
Bezig met deelvraag 3
2007: week 6
Doordeweeks elke middag na school samen aan de pws gewerkt. Deelvraag 4 afgerond.
Doordeweeks elke middag na school samen aan de pws gewerkt. Deelvraag 3 afgerond.
2007: week 7
Deelvraag 6 afgerond. Elkanders deelvragen gelezen.
Hoofdvraag gezamenlijk beantwoord.
Lay-out bijgewerkt.
Nawoord gemaakt. PWS samengevoegd.
Deelvraag 5 afgerond.
Elkanders deelvragen gelezen.
Hoofdvraag gezamenlijk beantwoord.
Bronnenlijst update.
Lay-out bijgewerkt.
2007: week 8
Bij een printshop het pws laten inbinden. Inleveren pws
Bij een printshop het pws laten inbinden. Inleveren pws
De taakverdeling en het logboek komen op de meeste punten overheen, mede omdat wij elke keer wanneer wij aandacht aan het profielwerkstuk schonken ons puntsgewijs aan de taakverdeling hebben gehouden
Nawoord & Reflectie
Omdat wij tijdens ons onderzoek van verschillende mensen hulp hebben gehad willen wij daar bij deze even aandacht aan schenken. Allereerste onze geschiedenisdocenten Drs. H.G. Hoffmann en Drs. M. Kamman. Zij hebben ons tijdens de gehele pws-periode met raad bijgestaan. Daarnaast heeft Drs. V. Hovinga ons via Drs. M. Kamman voorzien van schriftelijke informatie. Verder willen wij Dhr. C.J. Klumpers bedanken voor het verschaffen van juiste informatiebronnen en de 119 geënquêteerden die zo vriendelijk zijn geweest onze enquête in te vullen.
Tijdens het maken van de PWS zijn we tegen weinig problemen aangelopen. Met de strakke planning in onze linker- en onze pennen in onze rechterhand hebben we van het PWS een succes weten te maken. Gedurende de beoordelingsmomenten liepen we goed op schema:
1.Concrete plan van aanpak op papier
2.Afsluitende fase deelvraag 1 en 2
3.Verdere uitwerking en presentatie aan de begeleider
Wel moeten we toegeven dat er in het maken van het PWS meer tijd heeft gezeten dan dat we van tevoren dachten. Toch, kijkend naar het eindresultaat, is het de gedane arbeid wel waard geweest. Tijdens het maken van de PWS hebben we onze koers wel enkele malen moeten wijzigen, enerzijds omdat sommige plannen praktisch niet uitvoerbaar waren (zoals een interview), anderzijds omdat ze de kwaliteit van het werkstuk niet ten goede kwamen.
Toch kunnen wij naderhand terugkijkend op de pws-periode niet anders dan concluderen dat wij veel plezier hebben gehad in het maken van het profielwerkstuk. Daarnaast hebben we onze historische vaardigheden verder verbeterd en veel geleerd over het onderwerp. In ieder geval heeft het maken van het profielwerkstuk een goede basis geleverd voor onze verdere schoolloopbaan, die wij beide in de sociaalhistorische sector zullen vervolgen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten