Sponsor of prijs nodig? Zelf sponsor worden?
Arkefly: Aruba

vrijdag 4 april 2008

Samenvatting Geschiedenis: Examenstof: Duitsland en Europa 1945-2000

Samenvatting Geschiedenis Eindexamenboek
Duitsland en Europa 1945-2000

H2 Stunde Null – een nieuw begin

2.1 Rokende puinhopen en chaos
Mei 1945 was voor Duitsland een Stunde Null. Het land lag in puin. Het Russische Rode Leger werd gevreesd. Door het Rode Leger voortgedreven en later door de Poolse en andere Oost-Europese autoriteiten gedwongen, moesten 12 tot 15 miljoen ‘Volksduitsers’ naar Duitsland vertrekken. Heimatvertriebene: Miljoenen mensen uit de voormalige Duitse gebieden in Oost-Europa die na de oorlog met geweld werden verdreven en naar Duitsland vluchtten.
Er was een enorm tekort aan huisvesting. Door de grote stromen vluchtelingen, de vernielde infrastructuur en het ontbreken van een geregeld bestuur op landelijk niveau, bleef de samenleving verstoord. Door ondervoeding, gebrek aan levensmiddelen en medicijnen en slechte levensomstandigheden verslechterde ook de algemene gezondheidssituatie.
Iedereen was op zoek naar een baan. De bedrijven en industriecomplexen waren echter vernietigd, of ze waren nog ingesteld op de oorlogsindustrie en de productie van wapens.
Duizenden kinderen die hun ouders als gevolg van de oorlog, in de bombardementsnachten of op de vlucht verloren hadden, zwierven door het land op zoek naar familieleden en voedsel. Ze vormden bendes.
Later keken veel Duitsers trots terug op de periode van wederopbouw.

2.2 Verbijstering en apathie
Vaak was nauwelijks onderscheid te maken tussen de slogans uit het christelijk-conservatieve kamp en die uit het socialistisch-communistische kamp. Men kan twee fouten maken: 1. het kan lijken alsof grote delen van de bevolking actief was in de politiek, en 2. dat al het nationaal-socialistische gedachtengoed was verdwenen, en dat iedereen zich democraat voelde.
De meeste Duitsers waren verbijsterd door de nederlaag.
Er was van een algemene politiek-maatschappelijke betrokkenheid geen sprake. De nieuwe leiders aan Duitse zijde waren voornamelijk oude politici uit de republiek van Weimar. De meeste Duitsers hadden hun buik vol van politiek. Ze waren opgelucht dat ze het overleefd hadden. Vertrouwen had men alleen in zichzelf, niet in de politiek. Niet de opbouw van politieke partijen en een functionerende democratie stond voor hen centraal, maar de zoektocht naar overgebleven familieleden, woonruimte, levensmiddelen en het vinden van een baan.
Truemmerfrauen: alleenstaande vrouwen die onvermoeibaar het puin in de steden ruimden, op de zwarte markt handelden, kleding repareerden, hun kinderen opvoedden.
De verschrikkingen van de oorlog moesten zo snel mogelijk vergeten worden. Er was een snelle groei van de amusementsindustrie.
Intussen stonden de Duitsers zelden stil bij de misdaden die in naam van het nationaal-socialisme gepleegd waren. Verbijsterd en apathisch werd er gereageerd op de beelden van concentratiekampen. Het eigen lijden en de eigen ellende blokkeerde de bereidheid om de schuld voor de nazi-misdaden op zich te nemen.
Een echte breuk met het verleden was het einde van de oorlog niet. Het nationaal-socialistische verleden was niet opeens verdwenen. Bij alle verwoesting en verandering was er wel degelijk sprake van continuïteit.

2.3 Wat te doen met Duitsland?
De in 1943 in Teheran gemaakte afspraken over de voorlopige opdeling van Duitsland in bezettingszones, kwamen mede voort uit de angst dat ‘de ander’ het ontstane machtsvacuüm zou opvullen. Stalin stelde bijvoorbeeld voor om Europa in invloedssferen te verdelen. Bipolaire wereld: een wereld beheerst door twee supermachten.
Tijdens de Jalta-conferentie in februari 1945 besloten de geallieerden Duitsland in bezettingszones en de hoofdstad Berlijn in vier sectoren te verdelen. De laatste geallieerde conferentie vond van 17 juli tot 2 augustus 1945 in Potsdam plaats. Er was een gespannen sfeer. De Amerikaanse president Roosevelt was enkele maanden daarvoor, op 12 april, overleden en opgevolgd door Truman. Churchill werd in de verkiezingen van 25 juli weggestemd en moest de conferentie halverwege verlaten. Attlee, die Churchill opvolgde, had de onderhandelingen in Teheran en Jalta niet meegemaakt en werd nauwelijks voorbereid in Potsdam in het diepe gegooid.
Ernstiger nog was de eenzijdige actie van Stalin. Zonder zijn bondgenoten daarvan op de hoogte te stellen, had hij het gedeelte van zijn zone dat ten oosten van de rivieren Oder en Neisse lag, overgedragen aan Polen. Dit was bedoeld als schadeloosstelling aan de Polen voor het gebied dat de Sovjet-Unie in 1939 op Polen had veroverd. De gebiedsverschuiving in het Oosten en de nieuwe Oder-Neisse grens werd feitelijk erkend. Men kon het niet eens worden over de toekomst van Duitsland maar was het er wel over eens dat de versnippering van Duitsland in vier zones niet blijvend zou zijn. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië vreesden dat het Europese continent na een verdeling van Duitsland in verschillende stukken machteloos zou staan tegenover de Sovjet-Unie. Op zijn beurt hield Stalin ook aan de eenheid van Duitsland vast. Hij had zijn zinnen gezet op herstelbetalingen als compensatie voor de zware verliezen die zijn land had geleden. En het grootste gedeelte van de schadevergoeding zou door het Roergebied, de belangrijkste Duitse industriële regio, opgebracht moeten worden. En hij wilde voorkomen dat er een verbond zou ontstaan tussen het Duitse kapitaal dat zijn voornaamste centra in het Westen had, en de door de oorlog zoveel machtiger geworden Verenigde Staten.
. Denazificatie: het verwijderen van nazi’s, hun helpers en sympathisanten uit het ambtelijk apparaat, het onderwijs en de hogere posities in het bedrijfsleven.
. Demilitarisering: De ontwapening van de Duitse bevolking, de ontmanteling van de Duitse oorlogsindustrie en het afschaffen van een Duits leger.
. Democratisering: De vestiging van een stabiele democratie in Duitsland door heropvoeding van de bevolking en installatie van een parlementair democratisch systeem.
. Decentralisering: Om te voorkomen dat Duitsland als eenheidsstaat weer agressieve nationalistische neigingen zou vertonen, zou het land in meerdere deelstaten verdeeld worden en op een federale manier bestuurd worden, dat wil zeggen dat de deelstaten ook eigen regeringen zouden krijgen.
Ondanks de gemeenschappelijke afspraken werden deze doelstellingen niet in beide zones hetzelfde gerealiseerd. Door de beslissingen unaniem, in een raad, te nemen, zou de economische eenheid van Duitsland bewaard blijven.
De commandanten van de Controle Raad waren in hun eigen zone alleenheerser en hadden daarmee een veto in handen tegen besluiten van de Raad.

H3 De Duitse deling

3.1 Een gedeeld Europa
Stalin bouwde de ‘bevrijde’ gebieden in Oost-Europa om tot van Rusland afhankelijke satellietstaten, bestuurd door marionettenregeringen. Het monopolie van de communistische partij in het hele Oostblok was een feit. De schijnverkiezingen in de Oost-Europese landen en de rigoureuze, gewelddadige invoering van het stalinistisch systeem (alleenheerschappij van de communistische partij onder volstrekte gehoorzaamheid van Moskou) in de periode ‘45-’47 voedden de vrees in het Westen voor verdere communistische expansie. Het was onzeker of Stalin alleen uit was op veilige grenzen (een schild van Oost-Europese staten) of dat hij geheel West-Europa binnen zijn invloedssfeer wilde krijgen. Was hij er vanaf ’45 vooral op uit om gebieden te veroveren, na ’48 ging hij meer indirect te werk en richtte zich voorla op het verstevigen van zijn positie binnen de grenzen van het communistische Oostblok. Truman-doctrine: Vrije volken die bedreigd worden door bewegingen die hen een dictatuur willen opdringen, kunnen hulp verwachten van de Verenigde Staten. Hoofdzakelijk tegen de Sovjet-Unie gerichte doctrine. Het beleid van Truman werd ook wel containmentpolitiek genoemd, naar de Amerikaanse doelstelling om de communistische expansie te bestrijden en in te dammen. Een duidelijke koerswijziging van de buitenlandse politiek. De Amerikaanse president Roosevelt had een Russisch machtsoverwicht in Europa nog wel willen accepteren en was voorstander geweest van een coöperatiemodel tussen de SU en de VS. Maar toch wilden ze liever dat dit model werd opgegeven en Europa tussen de SU en de VS in twee invloedssferen op te delen. Ook in Groot-Brittannië ging men al snel van de deling van Duitsland in een communistisch en een democratische staat uit.
Op 5 juni 1947 presenteerde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, George Marshall, de economische tegenhanger van de Truman-doctrine, het Marshallplan. De economieën van Duitsland en andere Europese landen moesten weer opgebouwd worden. Dan pas konden deze landen zelf een bijdrage aan de westerse verdediging leveren. Bovendien vreesden de Amerikanen dat honger, armoede en chaos een goede voedingsbodem vormden voor communistische sympathieën. Het was in 1947 nog niet zeker of het Marshallplan er echt zou komen. Truman had eerst de goedkeuring van het Congres nodig. Maar dit Congres, dat vooral de binnenlandse Amerikaanse belangen in het oog hield, verzette zich tegen de geplande uitgaven voor het verre Europa. De staatsgreep in Praag in februari 1948 bracht in deze discussie de doorbraak. De communistische partij greep de macht.
Deze communistische coup wekte in de VS en in West-Europa grote onrust. Het Amerikaanse Congres liet zijn bezwaren tegen het Marshallplan in april 1948 vallen.

3.2 De Duitse deling
De geallieerde bezetters bepaalden vanaf de nederlaag van Duitsland voor een groot deel de toekomst van het land. De scheidslijnen tussen de Britse, Amerikaanse, Franse en Russische zone bakenden echter niet alleen verschillende politieke systemen af. De zones verschilden ook in militair, economisch, ideologisch, cultureel en sociaal opzicht van elkaar.

De economische deling
De verschillen waren het duidelijkst op economisch gebied. Zowel de Fransen als de Russen plunderden hun eigen zone leeg, in hun ogen een vorm van herstelbetalingen.
De aanhoudende vluchtelingenstromen uit het Oosten vergrootten de in de westelijke zones al bestaande economische problemen en werkten chaos in de hand. Het geld was nauwelijks iets waard en de zwarte handel floreerde. Om de bevolking te voeden en de economie op gang te helpen was het Westen afhankelijk van voedselleveranties uit de SU. De leveranties bleven echter uit. Dit leidde tot het eerste grote conflict tussen Amerikanen en Russen. Op de conferentie van de geallieerde ministers van Buitenlandse Zaken in Parijs van 25 april tot 12 juli ’46 werd geen oplossing gevonden voor een goed functionerend gezamenlijk bestuur van Duitsland.
Op 1 januari 1947 voegden de VS en Engeland hun zones samen tot een geheel, Bizonië. Britten en Amerikanen werkten in het geheim aan een gemeenschappelijke geldhervorming om de economie van hun zones weer op te bouwen. In de nacht van 20 op 21 juni 1948 werden de oude Reichsmarken verwisseld voor de nieuwe D-mark. Twee dagen later werd de Ost-Mark in de Sovjetzone ingevoerd. Met deze geldhervorming werd Duitsland in economische zin definitief gedeeld.

De blokkade van Berlijn
Het ongenoegen van Stalin over de eenzijdige invoering van de D-mark in de westelijke zones berustte op het feit dat het economisch herstel in de westelijke zones en het vertrouwen in de Marshallhulp de kans zou verkleinen dat de West-Duitsers zouden kiezen voor zijn visie van de Duitse eenheidsstaat. Toen de westelijke bezettingsautoriteiten tegen de wens van de Sovjets op 24 juni 1948 ook in West-Berlijn overgingen op de D-mark reageerde Stalin hard. Het bestaan van een kapitalistisch eiland midden in de Sovjetzone kon hij niet verkroppen. De SU kondigde een totale blokkade van West-Berlijn af. De westerse geallieerden accepteerden de blokkade niet. De westerse machten startten een luchtbrug naar de vesting Berlijn. Ieder vliegtuig was volgeladen met voedsel en andere levensbenodigdheden.
Op 12 mei 1949 gaf Stalin toe dat hij verloren had. Hij wilde geen oorlog riskeren. De blokkade werd opgeheven. De politieke effecten van de luchtbrug waren groot:
… De VS hadden zich verplicht als redders van het niet-communistische Europa, waartoe nu duidelijk ook het westen van Duitsland en West-Berlijn werden gerekend. Tijdens de crisis werd besloten tot nauwe samenwerking tussen West-Europa en de VS met als concreet resultaat de oprichting van de Noord Atlantische Verdrags Organisatie (NAVO) in april 1949, een militair bondgenootschap met als doel de collectieve verdediging tegen eventuele agressie van de SU.
… De blokkade in Berlijn versterkte de gevoelens van saamhorigheid onder de West-Duitsers en gaf hen de kans om de rol van dader te verwisselen voor die van slachtoffer. Een anti-Amerikaanse stemming werd nu een pro-Amerikaanse, terwijl de anti-communistische gevoelens steeds sterker werden. De luchtbrug en de Marshallhulp gaven de West-Duitsers het idee dat de eerste stap in de richting van internationale acceptatie was gezet.
… De blokkade maakte duidelijk dat de scheiding tussen de twee Duitslanden geen voorlopige zaak was. De grens tussen Oost en West liep definitief door Duitsland. Daarom werd tijdens de blokkade begonnen aan de oprichting van de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) in de drie westelijke zones.
In het voorjaar van ’46 en ’47 sloot Frankrijk zich bij de Brits-Amerikaanse samenwerking aan: Bizonië werd een Trizone. Er kwam een totstandkoming van een democratische grondwet voor de westelijke zones van Duitsland. Op 23 mei ’49 werd deze grondwet ondertekend. De oprichting van de West-Duitse Bondsrepubliek was een feit. In augustus ’49 werd de pro-westerse politicus Adenauer tot kanselier gekozen. Zijn partij, het CDU kreeg samen met het CSU 31% van de stemmen, terwijl het SPD met 29% de oppositie parij was.

Het ontstaan van de DDR
Op 7 oktober ’49 werd in de oostelijke zone na dubieuze verkiezingen de Duitse Democratische Republiek opgericht, een boeren- en arbeidersstaat. Stalin had willen wachten tot de Bondsrepubliek was opgericht, zodat hij met goed fatsoen kon beweren dat het niet zijn schuld was dat Duitsland gedeeld werd. De ontwikkelingen in de oostzone vertoonden overeenkomsten met ontwikkelingen in de Oost-Europese landen. Om de steun van groepen Duitsers te behouden of te verwerven vonden ze echter geleidelijker plaats.
Het bestuur van de Sovjetzone, de Sowjetische Militäradministration in Deutschland (SMAD), stond als eerste bezettingsmacht op 10 juni ’45 de oprichting van politieke partijen en vakbonden toe. De niet-communistische organisaties werden echter verzwakt en gesaboteerd. De politieke macht in Oost-Duitsland kwam te liggen bij de nieuwe Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED), waarin de communisten de hoofdrol speelden.
De economie in de DDR werd omgevormd naar Sovjetmodel, wat bijdroeg aan de feitelijke deling van Duitsland. Er werd een begin gemaakt met een centrale economische planning. De industrie kwam onder staatsgezag en de landbouw werd gecollectiviseerd. De DDR werd gepresenteerd als het antifascistische alternatief voor de BRD. Het westerse kapitalisme werd gelijkgesteld aan het nationaal-socialisme.
Net als de andere Oost-Europese landen was de DDR een heuse volksdemocratie (in een volksdemocratie behartigt 1 partij alle belangen van het volk. Van een parlementaire democratie met vrije verkiezingen is geen sprake) geworden: de SED behield als vertegenwoordiger van alle arbeiders het machtsmonopolie.
3.3 Casus: Denazificatie in Duitsland in de periode 1945-1947
De geallieerden waren een militair tribunaal tegen de nazi-top begonnen. De denazificatie van de gewone Duitser verliep per zone heel anders. Het ging om zuivering van het overheidsapparaat, de economie en de maatschappij. Iedere schuldige Duitser moest ter verantwoording worden geroepen. Doordat de maatstaven voor het vaststellen van schuld en verantwoordelijkheid per zone verschilden, liep het aantal bestrafte personen sterk uiteen.
De denazificatie-politiek werd niet lang volgehouden. Grootschalige zuiveringen ontwrichtten het bestuurlijke en economische leven. Niet de bestraffing maar de wederopbouw van Duitsland zou centraal staan. Het streven om alle schuldige Duitsers te straffen was bij lange na niet gehaald en velen konden ongehinderd hun carrière weer hervatten. Vanuit Oost-Duits perspectief was de denazificatie in West-Duitsland zodoende mislukt.
We kunnen niet spreken van een algehele verdringing. In tegenstelling tot de DDR, waar met uitzondering van de directe naoorlogse radicale zuiveringen het nationaal-socialistische verleden van de eigen bevolking niet meer ter sprake kwam, kreeg dit verleden in de BRD een permanente plaats op de nationale discussieagenda.

H4 De twee Duitse staten

4.1 1955, Wiedervereinigung verder weg dan ooit
Met de oprichting van de BRD en de DDR in 1949 kende Europa twee Duitse staten. Vele burgers van Oost-Duitsland ontvluchtten het stalinistische systeem en vestigden zich in het Westen. Anderen bleven, in de hoop dat onder het socialisme een nieuwe, betere maatschappij kon worden opgebouwd.
In 1949 was West-Europa lid geworden van de NAVO. Na de oprichting van dit bondgenootschap was er niet meteen een rechtstreeks antwoord van de SU en haar (onvrijwillige) bondgenoten gekomen. Dit gebeurde wel toen West-Duitsland steeds verder integreerde in het westelijk blok en op 5 mei ’55 toetrad tot de NAVO. Nog in dezelfde maand werd de DDR lid van het net opgerichte Warschaupact, het militaire bondgenootschap van alle Oostblok landen onder leiding van de SU.
Stalin was in 1953 overleden. Zijn opvolger was Nikita Chroesjtsjov. De nieuwe Sovjetleider leek tot concessies bereid. Maar de Russen accepteerden de eis van vrije verkiezingen niet en de VS dachten er niet aan Duitsland een neutrale status te geven.
Zonder de medewerking van Amerikanen en Russen was een Wiedervereinigung, een hereniging, van de BRD en de DDR ondenkbaar.

4.2 Westbindung
Oost-Azië werd in de jaren vijftig een nieuw strijdtoneel van de Koude Oorlog. Op 25 juni 1950 vielen troepen uit het communistische Noord-Korea het zuiden van het land binnen. Het Noorden van Korea was door de SU bevrijd en het Zuiden door de VS. Ook in Korea kwamen Amerikanen en Russen tegenover elkaar te staan.
Volgens de dictator Kin il Song was het Zuiden begonnen met provocaties langs de grens. Amerika vatte de invasie op als een communistische poging om een wereldrevolutie te ontketenen. Twee dagen na de Noord-Koreaanse invasie kozen de VN partij voor Zuid-Korea en zetten troepen in. Nu mengden zich ook de Chinezen, die bang waren dat de VN-strijdkrachten hun grenzen zouden overschrijden, aan de zijde van Noord-Korea in de strijd. In juni 1953 werd eindelijk een wapenstilstand gesloten. Een gevolg was wel dat in Europa de angst voor een derde wereldoorlog met inzet van kernwapens groeide.

Duitsland en de NAVO
Net als in Korea lag ook de BRD in de voorste linie van de Koude Oorlog. En eveneens als in Korea waren de militaire machtsverhoudingen ongelijk. Na 1949 had het westen zijn monopolie op atoomwapens verloren. Adenauer stelde daarom voor om de BRD bij de westelijke defensie te betrekken. Zo kort na de Tweede Wereldoorlog riep Adenauers voorstel tot herbewapening in de BRD en elders veel discussie op.
In 1952 volgde Eisenhower Truman op. Het aanzien van Adenauer in binnen- en buitenland was gegroeid. Het parlementaire systeem van de BRD functioneerde goed en de democratie bleek levensvatbaar. Maar het waren vooral de internationale ontwikkelingen die de opname van de BRD in de NAVO bevorderden. De wapenwedloop tussen Amerika en de SU nam steeds grotere proporties aan. De angst voor een overwicht van de Sovjets in Europa groeide.
Eisenhower stond bekend om zijn strijdlust. Tijdens de verkiezingen had hij beloofd dat het communisme niet alleen ingedamd, maar ook teruggedrongen zou worden. Deze zogenaamde roll-back strategie ging dus verder dan Trumans containment-politiek. En Eisenhower verklaarde dat communistische agressie voortaan beantwoord zou worden met de massale vergelding van de atoombom. Deze politiek van de massive retaliation versterkte de angst in veel West-Europese landen dat de VS en de SU op hun grondgebied een kernoorlog zouden voeren. Aangezien de VS bezuinigingen op hun defensie-uitgaven voor Europa aangekondigd hadden, was een financiële en militaire bijdrage van West-Duitsland aan de West-Europese verdediging in de vorm van een NAVO-lidmaatschap ook dringend geweest.

Westbindung en Westintegration
Adenauer’s bewapeningsvoorstel maakte deel uit van zijn politiek van Westbindung en Westintegration. Deze politiek was gericht op de heracceptatie van Duitsland als soevereine staat, het vergroten van de eigen veiligheid en de opbouw van een democratie. Het enige middel om de Duitsers voortaan van militaire avonturen te weerhouden, was volgens Adenauer de stevige inbedding van de BRD in het westen.
De sociaal-democraten noemden Adenauer ook wel kanselier van de (westerse) geallieerden. Toch gaf Adenauer de Duitse eenheid niet op. Maar hij wilde de eenwording alleen verwerkelijken op basis van een hechte Westbindung of Westintegration. Dat de eenwording door Adenauer’s politiek van Westbindung waarschijnlijk een zaak van lange termijn zou worden, was de prijs die betaald moest worden om een herhaling van het verleden te voorkomen. Het bezettingsstatuut en het wantrouwen van de geallieerden ten opzichte van de Duitsers lieten hem echter weinig speelruimte toe.
Aan de politiek van de Westbindung koppelde Adenauer de Politik der Stärke. De Duitse deling was in zijn ogen onderdeel van een wereldwijd conflict tussen het communisme en het vrije Westen. Politik der Stärke betekende dat het Westen voor de taak stond zoveel kracht en eensgezindheid te ontwikkelen dat de SU haar doelstellingen en dreigementen zouden opgeven. Met deze spierballenpolitiek hoopte Adenauer de SU en de DDR tot concessies te kunnen dwingen met als uiteindelijke doel de eenwording van de beide Duitslanden. Naast militaire en politieke slagvaardigheid zou het Westen volgens Adenauer bovendien zo’n grote materiële welvaart moeten ontwikkelen, dat de door het communisme onderdrukte volkeren vanzelf naar het Westen zouden worden gezogen. Dit wordt ook wel magneetpolitiek genoemd.

Frans-Duitse toenadering
Een van de grootste obstakels voor Adenauer’s streven naar integratie van de BRD in Europa was de houding van Frankrijk. De Franse regering wilde het gevaar van een oorlog met erfvijand Duitsland voorgoed uitbannen. In de eerste naoorlogse jaren deden de Fransen er alles aan om de opbouw van hun buurland te verhinderen. Al vrij snel zagen zij echter in dat een versterking van de West-Duitse economie de wederopbouw van heel Europa zou bespoedigen. Daarom nodigde in 1950 de Franse staatsman Schuman de BRD uit om de gezamenlijke kolen- en staalproductie te beheren. Op deze manier zou Frankrijk greep houden op de kolen- en staalindustrie in het Roergebied en daarmee op de Duitse wapenproductie. Dit noemde ze de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS).
In 1950 kwam de Franse regering ook met een plan tot de oprichting van een Europese Defensie Gemeenschap (EDG). Niet alleen de verzoening was hiermee gediend, Frankrijk wilde ook de terugkeer van een zelfstandig Duits leger en een Duits NAVO-lidmaatschap voorkomen.
De meerderheid van het Franse parlement wilde de bevoegdheid over het eigen leger niet afstaan aan een Europese instantie waarin Duitsland een hoofdrol zou gaan spelen.
De EGKS bleek wel een succes. Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg vormden de lidstaten.

Steekspel om Duitsland
Tijdens de onderhandelingen over de EDG ondernam Stalin verschillende acties om de herbewapening van de BRD te voorkomen. Hij steunde de oppositie in Duitsland en andere West-Europese landen tegen de herbewapening en benadrukte het vreedzame karakter van de SU. Stalin’s vredebetuigingen waren niet helemaal geloofwaardig, want tegelijkertijd schreed de bewapening van het Oostblok voort. Hoewel de DDR officieel nog geen recht had op een eigen leger werden de eenheden van de zogenaamde Oost-Duitse volkspolitie met grote snelheid opgebouwd.
Op 10 maart 1952 stelde Stalin voor in een brief aan de westerse geallieerden, bekend geworden als de Stalin-nota, om op korte termijn de Duitse eenheid tot stand te brengen. In deze nota liet hij voor het eerst de eis los dat een verenigd Duitsland gedemilitariseerd zou moeten blijven. Duitsland zou zelfs het recht op een eigen leger krijgen, maar moest als tegenprestatie een neutrale staat worden. Adenauer was niet blij met dit voorstel. Hij vreesde dat de SU en de VS over het hoofd van de BRD heen zouden onderhandelen over een verenigd, neutraal Duitsland. Dus was de eis van het Westen dat er vrije verkiezingen in heel Duitsland zouden komen. Deze voorwaarde was voor Stalin onaanvaardbaar. He diplomatieke steekspel van voorstel en tegenvoorstel was kenmerkend voor de machtspolitiek en ideologische tegenstellingen tijdens de Koude Oorlog.
Stalin’s voorstellen waren vooral bedoeld om verwarring te zaaien en de herbewapening van de BRD te vertragen.

4.3 Het onzekere begin van de BRD
Vrede, democratie en integratie in het Westen waren aan het begin van de vijftiger jaren nog geenszins vanzelfsprekend. Adenauer’s positie was wankel. De grote partijen, de CDU en de SPD, waren verdeeld over het vraagstuk van de economisch-sociale inrichting van de samenleving. Terwijl de SPD typisch marxistische leerstellingen in haar programma had staan, verdedigde de CDU de soziale Marktwirtschaft, een mengeling van vrij ondernemerschap en sociale voorzieningen. De SPD-leider Schumacher sprak zich uit voor de hereniging van een neutraal Duitsland. Ze keerden zich fel tegen het standpunt van Adenauer dat de Duitse natie alleen een toekomst had in een nauwe samenwerking met het Westen. De SPD geloofde dat Adenauer de hereniging van de beide Duitslanden voorgoed onmogelijk maakte. Veel sociaal-democraten kwamen voort uit een pacifistische traditie en protesteerden daarom tegen een hernieuwde bewapening. Ook binnen andere politieke partijen, vakbonden en kerken klonk duidelijk de ‘Ohne Mich’ gedachte door. Deze houding kwam voort uit het verlangen van velen om niet nog eens in de oorlogsellende te worden betrokken.

Wirtschaftswunder
Het sterke anti-communisme gaf de Duitsers een onderlinge band, terwijl het NAVO-lidmaatschap zorgde voor een collectief gevoel van veiligheid. Zijn initiatief in 1952 om met joodse organisaties en de staat Israël tot een Wiedergutmachung in de vorm van een financiële regeling te komen, brachten Adenauer nog meer respect in het buitenland. Toch bleef in binnen- en buitenland de onzekerheid over de democratie in de BRD bestaan. De bondgenoten maakten zich zorgen, Adenauer was al 77 jaar, zou zijn opvolger even krachtig zijn?
De grote steun voor Adenauer in de BRD was vooral een gevolg van het Wirtschaftswunder, de snelle groei van de West-Duitse economie vanaf 1950. Verschillende factoren droegen aan dit succes bij:
· De Marshallhulp
· De bewapeningsindustrie was ten gevolge van de Korea-oorlog een stimulans voor de Duitse en West-Europese economie
· Doordag Duitsland grotendeels in puin lag, was de economie zeker van een bijna onbeperkte afzet van producten
· Het aanpassingsvermogen van de Duitse industrie
· De liberale economische politiek van minister van Economische Zaken Erhard
· De instroom van miljoenen vluchtelingen als uitgebreide arbeidsreserve
· De werkdrift van de bevolking
Vooral het economische succes werd een belangrijke inspiratiebron voor nationale trots.
De materiële welvaart en het economische succes werden de bron van een nieuw Duits zelfbewustzijn.

4.4 Casus: De opstand van 1953
De DDR werd stap voor stap een satellietstaat van de SU. Dissidenten werden vervolgd en andersdenkenden geïntimideerd. Elk streven naar zelfstandigheid werd uitgeroeid. In het internationale schaakspel om de macht kon Stalin besluiten de DDR op te offeren, zoals de Stalinnota bewees. Nadat het Westen afwijzend op de nota had gereageerd, werd de DDR al vrij snel opgenomen in het Warschaupact.
Er waren grote problemen ontstaan in de productie, met name in de landbouw. De opbouw van de planeconomie vereiste een kostbare collectivisatie (overgang van particulier naar staatsbezit) van de landbouw, verhoogde investeringen in de zware industrie en verhogingen van prijzen en belastingen.
Door de gelijktijdige verscherping van het strafrecht en de verhevigde onderdrukking van de kerken was de onrust onder de bevolking toegenomen. De dood van Stalin scheen een verlichting van de politieke en economische druk te betekenen. De nieuwe Sovjettop legde de leider van de DDR, Ulbricht, een nota voor waarin een nieuwe, minder harde koers werd voorgesteld. De economie diende geliberaliseerd en de burgerrechten beter gerespecteerd te worden. De publieke afkondiging van deze Nieuwe Koers veroorzaakte onder de bevolking echter grote verwarring en woede, toen bleek dat de zwaar omstreden algemene verhoging van de arbeidsnormen ( de gestelde productieomvang per arbeider) van tien procent niet werd teruggedraaid. De onzekerheid en de ontevredenheid bereikte een climax.
Op 16 juni legden arbeiders hun werk neer en toch nog onverwachts brak er op 17 juni 1953 een opstand uit die zich vooral keerde tegen belangrijke symbolen van de DDR-ideologie. Opvallend was het grote aandeel van jongeren en vrouwen. Hun hoge verwachtingen van socialistische heilstaat waren door de rigide politieke en economische maatregelen de bodem ingeslagen. De opstand werd met harde hand neergeslagen.

H5 De bouw van de Berlijnse Muur

5.1 De DDR en de buitenwereld
Chroesjtsjov wilde breken met het verleden en kondigde een destalinisatie-campagne aan. Hij oefende openlijk kritiek op Stalin. Chroesjtsjov was zelf groot geworden onder Stalin: als partijleider had hij volop meegewerkt aan de zuiveringen. Toch meende Chroesjtsjov dat Stalin te ver was gegaan. De destalinisatie-campagne betekende geen afscheid van het communisme. Chroesjtsjov wilde met zijn kritiek een scheidslijn trekken tussen de misdaden uit het verleden en het op zichzelf goede communistische systeem. Hij kondigde een politiek van vreedzame coëxistentie met de kapitalistische landen aan. Daarbij ging hij uit van de coëxistentie, het naast elkaar bestaan van verschillende ideologische stelsels. De VS gingen aarzelend akkoord met deze nieuwe doctrine. De door de Sovjets met bloedig geweld neergeslagen opstand in Hongarije in 1956 en de lancering van de eerste satelliet in 1957 hadden het Westen tot het inzicht gebracht dat er voortaan sprake was van een machtsevenwicht tussen West en Oost.

West-Europese samenwerking
Aan het einde van de jaren vijftig nam Frankrijk afstand van de VS. De zelfbewuste Fransen probeerden een antwoord te vinden op de Amerikaanse wereldhegemonie en zochten daarom meer dan voorheen toenadering tot de BRD. Adenauer verwelkomde enerzijds deze toenadering, die hem anderzijds in verlegenheid bracht, omdat hij belang hechtte aan de band met de Amerikanen. Die samenwerking kwam in maart 1957 van de grond met de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) door Frankrijk, de BRD, Italië en de Benelux-landen. De EEG past goed in Adenauers politiek van Westbindung en Westintegration. Met genoegen zag Adenauer dat de EEG tevens een versterking van West-Europa ten opzichte van het Oostblok inhield. Voor de DDR-burgers werd de BRD door deze economische banden met het Westen steeds aantrekkelijker.

Crisis rond Berlijn
Door zijn nieuwe politiek had Chroesjtsjov de weg vrijgemaakt voor onderhandelingen met Washington over wapenbeheersing en ontspanning. Tevens gaf de opvatting dat een grote oorlog moest worden voorkomen hem ruimschoots gelegenheid om het Westen zonder al te veel risico’s onder druk te zetten.
In het Berlijn-ultimatum eiste Chroesjtsjov dat de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië zich binnen zes maanden terug moesten trekken uit Berlijn. De Russen waren bereid om hun rechten in Berlijn over te dragen aan de DDR. West-Berlijn zou een vrije stad op Oost-Duits grondgebied kunnen worden.
Na de Duitse capitulatie in mei 1945 had Berlijn als oude hoofdstad een bijzondere positie gekregen: de stad werd in vier sectoren verdeeld en door vier geallieerde stadscommandanten bestuurd. Vanaf 1949 beschouwde de DDR Berlijn als hoofdstad, tot onvrede van de BRD.

Waarom was het Berlijn-ultimatum ontstaan?
A Chroesjtsjovs behoefte aan machtsvertoon
A De situatie in Berlijn. Het westelijk deel van de stad vormde als rijke voorpost van het kapitalistische Westen een permanente uitdaging aan het communisme
A De vijandige en kritische houding van bondgenoot China. De destalinisatie had onder de Chinese communisten veel wantrouwen gewekt, evenals de toenaderingspogingen van Chroesjtsjov tot het Westen.
De crisis om Berlijn was een goede kans om zich te bewijzen.
Engeland en de VS waren verontwaardigd en weigerden West-Berlijn op te geven. Toch leken de Britten en Amerikanen bereid om de DDR te erkennen. Erkenning van de Oost-Duitse staat en daarmee van de Duitse deling was voor Adenauer echter onaanvaardbaar en hij zette daarom alles op alles om de totstandkoming van een akkoord over het hoofd van de Duitsers heen te verhinderen. In 1960 werd een Amerikaans spionagevliegtuig boven de SU neergeschoten. Daardoor verkilden de internationale betrekkingen zodanig dat van een erkenning van de DDR niets meer terechtkwam.

5.2 Stemmen met de voeten
Mede dankzij de oprichting van de EEG bleef de welvaart in de BRD stijgen. Gelijktijdig daalde de werkloosheid. De welvaart van de jaren vijftig uitte zich onder meer in een explosie van de reisindustrie. Het Wirtschaftswunder manifesteerde zich ook sterk in de woningbouw.
Bij de verkiezingen in 1957 kozen de Duitsers voor zekerheid: CDU en CSU kregen samen 50,2% van de stemmen, een absolute meerderheid in het parlement.
Adenauers verdiensten werden door velen erkend, het Wirtschaftswunder en de sociale markteconomie waren zijn grootste pluspunten. Toch brokkelde het morele en politieke gezag van de kanselier na deze verkiezingen af. Adenauer bleef vasthouden aan zijn verwachting dat de DDR door de economische aantrekkingskracht van de BRD in het westelijke kamp zou worden gezogen. Gezien de slechte economische situatie en de politieke onderdrukkingen in de DDR zou de ondergang niet meer zo lang op zich moeten wachten, dacht hij. Door de goede economische situatie in de BRD zou er dan bovendien volop werk zijn voor de mensen uit de DDR. De verscherping van de Duits-Duitse verhoudingen deed daarentegen steeds meer afbreuk aan zijn politieke oordeel. De bouw van de Muur en zijn ontoereikende reactie daarop luidden dan ook het politieke einde in voor de kanselier.

De falende economie van de DDR
Een economisch wonder van socialistische snit zou goed uitkomen voor de DDR in de ideologische strijd tegen West-Duitsland. Diverse economische maatregelen werden afgekondigd om het land op gelijk niveau met de Bondsrepubliek te brengen. Maar de doelstellingen van de planeconomie faalden. Er werden enorme hoeveelheden oorlogstuig en zware machines geproduceerd, maar dit ging ten koste van de productie van elementaire consumptiegoederen. Daarbij kwam nog dat de economie in een enorme bureaucratie veranderde en dat de regering door de zwakke economie in constant geldgebrek verkeerde.
De geforceerde wedijver met de BRD trok zo’n grote wissel op het incasseringsvermogen van de burgers in de DDR, dat steeds meer mensen het land ontvluchtten. Dit ‘stemmen met de voeten’ nam enorme proporties aan. Voor de economie van de DDR betekende de voortdurende vluchtelingenstroom een ramp. Het aantal mensen dat het land verliet was niet alleen hoog, maar betrof bovendien vaak goed opgeleide, jonge mensen.
De dreigende leegloop van het land moest worden tegengehouden. Met toestemming van Chroesjtsjov begon de Oost-Duitse politie op 13 augustus 1961 met de bouw van een hoge muur dwars door Berlijn om het gat naar het Westen te dichten. Na de bouw van de Muur ging het niet slechter met de DDR, zoals Adenauer verwacht had. In 1965 stegen de groeicijfers van de economie zelfs. De bevolking van de DDR legde zich erbij neer in een land te wonen, waar de grenzen hermetisch gesloten waren. Chroesjtsjov beslissing tot de bouw van de Berlijnse Muur leidde niet tot een internationaal conflict. De Amerikaanse president Kennedy zweeg en deed niets. Zolang West-Berlijn niet werd bedreigd, riskeerde Amerika geen oorlog.

5.3 Casus De Berlijnse Muur, ijkpunt in de discussie over schending van de menselijke waarden?
Door de bouw van de Berlijnse Muur en incidenten die daarop volgden, ontstond een felle ideologische discussie over menselijke waarden. Beide Duitslanden betichtten elkaar van schending van de ‘Verklaring van de Rechten van de Mens’.
In de DDR werd niet gesproken van een muur, want dit woord had de negatieve bijbetekenis van het tegenhouden van het eigen volk.

H6 De Ostpolitik van Willy Brandt

6.1 1969, een breuk met het verleden
In december 1970 reisde kanselier Willy Brandt als opvolger van Konrad Adenauer naar Polen voor het sluiten van een vriendschapsverdrag. Deze reis betekende een breuk met de periode-Adenauer. Brandt zag weinig heil in de gespierde politiek van zijn voorganger en zocht juist toenadering tot het Oostblok.
De bouw van de Muur betekende dat de Politiek der Stärke niet meer werkte. De lauwe geallieerde reactie op de Muur had aangetoond dat de West-Duitse kanselier (Adenauer) alleen stond met zijn bereidheid om door middel van machtsvertoon de communistische tegenstanders te overtroeven. In 1969 was het zover, toen werd de SPD-er Willy Brandt gekozen tot kanselier van de BRD. In 1933, na de machtsovername van Hitler, was Brandt naar Noorwegen uitgeweken en had daar de strijd tegen de nazi’s voortgezet, een uitzonderlijke en omstreden levenloop voor een Duitse politicus. Ook was de verkiezing van Brandt een afscheid van Adenauer, met zijn voorzichtige politiek van Keine Experimente. Onder de leus ‘Mehr Demokratie wagen’ streefde Brandt naar een meer open samenleving. Brandt wilde de verstarde tegenstelling tussen Oost en West doorbreken en kondigde een nieuwe politiek aan van ‘Wandel durch Annäherung’, verandering door toenadering. Tegelijk wilde de nieuwe kanselier de angst die in het Oostblok bestond voor een West-Duits revanchisme, waarmee vooral de herziening van de grenzen werd bedoeld, wegnemen.
Aanvaarding van de sinds 1945 bestaande status quo wat betreft de grenzen en uitbreiding van de contacten met het Oosten moesten op den duur een Duitse hereniging mogelijk maken. De omslag van ‘onspanning door hereniging’(Adenauer) naar ‘hereniging door ontspanning’ (Brandt) was gemaakt. De politiek van Brandt kreeg de naam Ostpolitik.

6.2 Cuba en Praag
De Cubacrisis
In oktober 1962 stationeerde de Sovjetleider Chroesjtsjov offensieve middellange afstandsraketten op Cuba. Dit plan was aanleiding voor wellicht de gevaarlijkste periode van de Koude Oorlog. Met de stationering van de raketten wilde Chroesjtsjov:
1. De Amerikaanse nucleaire overmacht compenseren
2. Zijn eigen prestige in de confrontatie versterken
3. Met een verhoging van de militaire druk op Amerika een belangrijke troef in handen hebben bij toekomstige onderhandelingen.
Kennedy eiste de ontmanteling van de raketbases en kondigde een zeeblokkade aan voor de sovjetschepen die op weg naar Cuba waren. Uiteindelijk besloot Chroesjtsjov om de raketten terug te halen. De angst voor een atoomoorlog die zo reëel had geleken, versterkte het inzicht in de noodzaak van ontspanning. De wens om voortaan de kans op een nucleaire catastrofe te verkleinen, leidde ertoe dat de VS en de SU in 1963 de Test Ban Treaty ondertekenden. In dit verdrag werd een verbod uitgevaardigd tegen kernproeven boven de grond en onder water.
Eind juni was er al een hot line, een rechtstreekse telefoonverbinding tussen het Witte Huis en het Kremlin aangelegd, zodat de leiders in tijden van crises direct met elkaar konden spreken.
In de BRD was tijdens de crisis de kritiek op de VS gegroeid, in het bijzonder op Kennedy, die in vergelijking met 1961, toen de Berlijnse Muur werd gebouwd, nu wel daadkrachtig optrad. Duitse politici gingen steeds sterker twijfelen aan de Amerikaanse bereidheid om West-Duitsland bij een daadwerkelijke oorlog tegen de SU te verdedigen.
Willy Brandt werd een leidende figuur bij het bepalen van de nieuwe Politik der kleinen Schritte. Door middel van kleine stapjes en de erkenning van de status quo zouden de spanningen tussen de twee Duitse staten verminderd moeten worden.

Praag 1968
In 1968 werd Tsjecho-Slowakije het toneel van een nieuwe crisis in de Koude Oorlog. De partijsecretaris Dubcek luidde in dat jaar de ‘Praagse Lente’ in met zijn verklaring dat er binnen het communistische systeem ruimte moest zijn voor meer vrijheid en politieke discussie. Voor de Russische leider Brezjnev, de opvolger van Chroesjtsjov, en de DDR-topman Ulbricht, betekende de plotselinge persvrijheid, de liberalisering van de economie en de toenadering tot het Westen een dreigend perspectief. Ulbricht wist de andere Oostblokleiders van het domino-effect te overtuigen: het liberalisme van de Tsjecho-slowaken zou naar de andere Oost-Europese landen kunnen overslaan. In de nacht van 20 op 21 augustus 1968 vielen troepen van het Warschaupact Tsjecho-Slowakije binnen en smoorden de Praagse Lente.
Achteraf rechtvaardigde de SU de inval met het afkondigen van de Brezjnev-doctrine. Dat hield in dat indien de positie van de communistische partij ergens in gevaar kwam, op de broederstaten de plicht rustte om in te grijpen. De opstand van 1968 en de gewelddadige onderdrukking ervan maakten Brandt duidelijk dat hij nooit met Oost-Europese landen kon onderhandelen zonder de SU erbij te betrekken. Alleen Moskou bezat de sleutel tot eenwording.

De ontvangst van de Ostpolitik
In de VS ontstond de vrees dat de BRD met de Ostpolitik los zou komen te staan van het Atlantisch bondgenootschap. Een zelfstandige toenadering tot het Oostblok kon de speelruimte voor Amerikanen in relatie met de SU verkleinen. Ook Frankrijk was bang dat Brandt met zijn zelfstandige toenaderingspogingen tot het Oostblok de Franse machtspositie in Europa zou ondermijnen. Deze argwaan nam Brandt weg door zich samen met Frankrijk binnen de EEG in te zetten voor verdere Europese eenwording. Brandt wilde dat het Duitse buitenlandsbeleid, dus ook de Ostpolitik , tegelijk een Europees vredesbeleid was.
Het wantrouwen dat in het Oostblok ten aanzien van de BRD bestond, werd gevoed door het spookbeeld van een Duits revanchisme, het terugdraaien van de in Jalta vastgelegde grenzen.
Sinds de jaren zestig uitten de landen van het Warschaupact het verlangen om een veiligheidsconferentie te beleggen, waar de bestaande grenzen definitief vastgelegd zouden worden. Als kanselier toonde Brandt zich wel bereid om de onschendbaarheid van de bestaande grenzen te erkennen. Hij reisde in 1970 naar Moskou en beloofde Brezjnev, naast economische en technologische steun, een Europese veiligheidsconferentie te zullen beleggen.
De BRD toonde zich meer dan vroeger bereid de morele en politieke schuld die het Derde Rijk ten aanzien van Oost-Europa op zich had geladen te erkennen.

6.3 Een nieuwe koers
Na 1961 verloor Adenauer geleidelijk zijn gezag. Zijn Politik der Stärke had gefaald, terwijl zijn sneren naar de politieke rivaal Brandt slecht werden gewaardeerd. In 1963 werd Adenauer opgevolgd door Ludwig Erhard. De vader van het Wirtschaftswunder werd echter met een groeiende ontevredenheid geconfronteerd. De economie maakte voor het eerst sinds het Wirtschaftswunder een periode van neergang door. Ook onder het volgende kabinet van CDU-kanselier Kurt Georg Kiesinger zette de recessie door. De onmacht van de CDU-politici om de economische problemen met succes te bestrijden, maakten op korte termijn de weg vrij voor een SPD-regering.
Niet alleen de politiek was onrustig. Onder de bevolking en dan vooral onder de jeugd broeide iets. Ze had veel kritiek op het democratische gehalte van de BRD, op de rol die de politieke leiders vroeger gespeeld hadden, op de passieve rol van haar ouders in het Derde Rijk. De onvrede van de jongeren richtte in de jaren zestig met name op het onverwerkte nationaal-socialistische verleden van de ouderen. Toen de regering in 1968 ook nog een omstreden wetsvoorstel, de ‘Notstandsgesetze’ doordrukte, was de breuk tussen de overheid en de jeugd volkomen. Met deze wetten kon de regering in het geval van een crisis buiten het parlement om in actie komen. Uit protest tegen dit autoritaire optreden organiseerden de jongeren zich in de zogenaamde ‘Aussenparlementarische Opposition’ (APO). Deze buitenparlementaire actiegroepen uitten ook harde kritiek op de plaatsing van atoomwapens op Duits grondgebied en op de rol die de VS in Vietnam speelden. Veelal met een beroep op het anti-kapitalistische, marxistisch-leninistische gedachtengoed, dat onder studenten weer in de mode was. Mede om aan de onvrede tegemoet te komen, koos de SPD voor een progressieve politieke koers, zichtbaar in de leuk 'Mehr Demokratie wagen’. De betere contacten met het Oostblok die kanselier Brandt nastreefde, pasten in deze koers. Bovendien zouden handel en samenwerking met de Oostblokstaten niet alleen gunstig zijn voor de ontspanning, maar ook voor de economie van de BRD.

De positie van Ulbricht
De Oost-Duitse leider Ulbricht was een fervent tegenstander van toenadering tot de BRD, zolang deze niet op voorwaarden van de DDR plaatsvond. Hij dacht dat de BRD zijn invloed in het Oostblok wilde vergroten zonder de DDR te erkennen. Het streven naar internationale erkenning vormde vanaf 1961 het hoofddoel van de Oost-Duitse politiek. Ulbrichts positie was aanvankelijk sterk. Na de bouw van de Muur raakte de DDR in rustiger vaarwater. De bevolking kon zijn onvrede niet langer demonstreren door de grens naar de BRD over te steken. Ook de economische ontevredenheid leek verdwenen. Begin jaren zestig was de productiviteit in de DDR fors gestegen en waren de basislonen verhoogd. Rond 1965 kon zelfs worden gesproken van een klein Oost-Duits Wirtschaftswunder: de productie van consumptiegoederen verdrievoudigde, terwijl het openbaar voorzieningenniveau verbeterde. Binnen enkele jaren, zo verklaarde Ulbricht, zou de DDR West-Duitsland voorbijstreven. Eind jaren zestig liep zijn Nieuwe Economische Systeem, dat de planeconomie van zijn scherpste kantjes ontdeed door voorzichtig vrijemarktprincipes zoals rente, winst- en loonverschillen toe te laten, echter vast in de Oost-Duitse bureaucratie en kapitaalschaarste. Nog steeds liep de Oost-Duitse productie achter bij de West-Duitse. Economische experts vertelden Ulbricht dat hij de BRD zou moeten benaderen voor steun om zo de vastgelopen economie vlot te trekken. Hier voelde de starre technocraat Ulbricht niks voor, maar daarmee ondergroef hij zijn machtspositie. Onder druk van de SU trad hij in 1971 af. De gematigde Honecker volgde hem op. Daarmee werd de deur geopend voor toenadering tussen de DDR en de BRD.

6.4 Casus Leven in de Nischengesellschaft
In 1970 bracht Willy Brandt een bezoek aan de Oost-Duitse politicus Willi Stoph. Over zijn ontvangst in Erfurt, waar een juichende menigte ‘Willy, Willy, Willy’ scandeerde. In Erfurt lieten de DDR-burgers openlijk hun politieke voorkeur blijken.
Voor de Oost-Duitse samenleving bedacht de schrijver Günter Gaus de beroemd geworden typering ‘Nischengesellschaft’. De Oost-Duitse burgers leefden volgens hem in een maatschappij die uit allemaal verschillende nissen bestond. Politici roerden zich in hun organisaties, maar bemoeiden zich nauwelijks met het privé-leven, waar de burgers zich terugtrokken. Zon ontstond de Nischengesellschaft. Nissen, waar men weinig risico’s liep, waar men relatief vrij was. De onofficiële verstandhouding tussen de staat en zijn burgers, dat men vrij was om in de privé-sfeer te doen en laten wat men wilde, zolang men in het openbaar het regime niet afviel.
Van een volwassen politieke cultuur of een goed functionerend openbaar leven was al lang geen sprake meer. Ook de langzame ineenstorting van de economie was een groot gevaar. Zolang het vertrouwen van de bevolking met behulp van economische voorspoed vastgehouden werd, legde men zich bij de politieke onderdrukking en de beperkte bewegingsvrijheid neer.

H7 Terugkeer op het Europese toneel

7.1 Europese ontspanning
Vanaf het einde van de jaren zestig kreeg de BRD te maken met een groep jongeren die met wapens in de hand een nieuwe samenleving dachten te kunnen verwezenlijken. Onder de naam Rote Armee Fraktion zouden zij jarenlang een spoor van geweld door de BRD trekken. Achteraf hebben journalisten en historici duidelijk gemaakt dat de RAF weliswaar een moorddadig karakter had, maar ook niet meer was dan een splinterbeweging van ideologisch verdwaalde studenten en verwarde meelopers. Toch hielden de leden van de RAF, die een militaire opleiding in een basiskamp van de Palestijnse bevrijdingsorganisatie PLO hadden genoten, de BRD enkele jaren met terreuracties in hun greep.
Tussen 1970 en 1972 reisde kanselier Brandt verschillende keren oostwaarts om verdragen te sluiten met de SU, Polen en de DDR. Deze Ostverträge rekende hij zelf tot de kroon op zijn politieke werk.
De rij werd geopend met het Verdrag van Moskou van augustus 1970. Dit eerste Ostvertrag gold als een voorwaarde om ook met andere Oostbloklanden verdragen te kunnen sluiten. Bovendien legden beide partijen vast dat ze geen geweld tegen elkaar zouden gebruiken.
In december 1970 tekende Willy Brandt het Verdrag van Warschau. Hij erkende opnieuw de Oder-Neisse grens als westgrens van Polen.
De vier geallieerden bereikten nu eindelijk een akkoord over Berlijn, waarin de SU de oude status van de stad en de vrije doorgang van West-Berlijn naar de Bondsrepubliek garandeerde.
Als aanvulling op het Viermogendhedenakkoord werden in december 1971 tussen de BRD en de DDR overeenkomsten gesloten over onder meer bezoekersregelingen.
In mei 1972 ondertekenden West-Duitse en Oost-Duitse onderhandelaars bovendien op eigen initiatief het zogeheten Verkeersverdrag. Daarin werden uitwisselingen op commercieel, cultureel, religieus en toeristisch gebied aangekondigd en familiebezoeken vergemakkelijkt.
In 1972 sloten de BRD en de DDR het Basisverdrag. Eindelijk erkenden de beide staten elkaar. Dit verdrag kan als het sluitstuk van de Ostpolitik worden beschouwd. Brandt stemde toe in een feitelijke erkenning, maar weigerde om de DDR als een zelfstandig buitenland te erkennen en daardoor de band met West-Berlijn los te laten.
In geen van de Ostverträge was het recht op hereniging vastgelegd, zoals de bondsregering graag had gewild.
In 1973 werden zowel West- als Oost-Duitsland lid van de Verenigde Naties.

Helmut Schmidt
Kort na de ondertekening van het Basisverdrag trad Brandt af als kanselier. Hij werd opgevolgd door Helmut Schmidt. Ook hij was een SPD-kanselier. In de jaren zeventig kreeg Europa te maken met een economische crisis. De stijging van de olieprijzen in ‘73/’74 veroorzaakte grote verwarring, evenals de waardedaling van de dollar. Aangezien de BRD als politiek-economische spil van West-Europa werd gezien, betekende de crisis een grote zorg voor Schmidt. Hij trachtte de recessie te bestrijden door te bezuinigen op de uitgaven van de overheid. Dat maakte hem niet populair. In de jaren daarna herwon Schmidt echter een groot deel van zijn populariteit dankzij de aantrekkende economie en zijn hechte samenwerking met de Franse president Giscard d’Estaing. Hun werk leidden in 1978 tot het Europees Monetair Systeem. Binnen dit EMS zouden de leden streven naar een Europese munt in de nabije toekomst.
Schmidt ontving ook de volle steun van de Fransen in zijn Ostpolitik. Vanuit het gezichtspunt van Schmidt was deze steun onontbeerlijk, want de toenadering tot het Oostblok zou alleen kunnen gedijen binnen een sterke Westbindung. Een voorwaarde voor toenadering tot het Oostblok was een solide veiligheidspositie van Duitsland in Europa. Deze positie zag Schmidt echter in gevaar gebracht door het in zijn ogen zwalkende Amerikaanse buitenlandse beleid.

De positie van de VS
Vanaf 1969 voerden de SU en de VS besprekingen over kernwapenreductie, de Strategic Arms Limitation Talks. In 1972 ondertekenden de Amerikaanse president Nixon en Brezjnev SALT-I waarin voor een periode van vijf jaar de aantallen intercontinentale raketten aan maxima werden gebonden.

Het SALT-verdrag werd in het openbaar door West-Europa goedgekeurd. Maar binnenskamers klonken in de reacties van Franse en Duitse politici ook twijfels door over de Amerikaanse bereidheid om garant te blijven staan voor de defensie van West-Europa.
De Amerikaanse politiek wekte meer wrevel. Het beleid van president Carter, die in 1976 aan de macht kwam, gold als te idealistisch en inconsistent. Zo kondigde hij in 1977 aan dat Amerika de NAVO de beschikking zou geven over een neutronenbom. Korte tijd later draaide hij dit besluit weer terug. Ook zorgde de binnenlandse Amerikaanse politiek voor een algeheel verlies van vertrouwen in hun politiek. De eerste schade die het Amerikaanse prestige opliep, werd door het effect van de zwakke dollar veroorzaakt. Het Watergate-schandaal tastte het Amerikaanse leiderschap nog verder aan. Nixon kwam in de problemen nadat mensen van zijn partij tijdens de campagne voor zijn herverkiezing in 1972 inbraken in het hoofdkwartier van de democratische tegenstander, het Watergate-gebouw. Onder druk van het Congres trad Nixon af. Gerald Ford volgde hem op, maar hij moest al in 1976 wijken voor Carter. Kanselier Schmidt nam zelf het heft in handen. Geholpen door de verzwakte Amerikaanse positie begon hij een opvallende rol te spelen op de internationale tribune.

Het NAVO-dubbelbesluit
In 1975 werd met de ondertekening van de zogeheten Slotakte van Helsinki het hoogtepunt van de ontspanning in Europa bereikt. De Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa(CVSE) leidde tot een overeenkomst tussen 35 landen in Oost en West over de bestaande grenzen, over vreedzame oplossingen in crisisgevallen en over de eerbiediging van mensenrechten.
Ruim een jaar na Helsinki ging het weer bergafwaarts met de ontspanning. De SU besloot om haar verouderde wapens voor de middellange afstand te vervangen door SS-20 raketten met meer kernkoppen en een bereik van vijfduizend kilometer. Het Westen protesteerde luid, de installatie zou in strijd zijn met Helsinki. Schmidt wees niet alleen op de militaire, maar ook politieke gevolgen: Moskou zou met de SS-20’s die op de BRD en West-Europa waren gericht, een gevaarlijk politiek drukmiddel krijgen. Maar Carter dacht er niet aan om de besprekingen met de SU voor een tweede SALT-verdrag over een beperking van de strategische wapens die op dat moment plaatsvonden in gevaar te brengen door de tactische middellange-afstandswapens erbij te betrekken. Deze houding van Carter irriteerde Schmidt zo, dat hij zelf tot actie overging. Op zijn aandringen kwam in december 1979, met Britse en Franse steun, het NAVO-dubbelbesluit tot stand. Hierin koppelde de NAVO het aanbod aan de SU om te onderhandelen over de middellange-afstandswapens met de dreiging dat de kernwapens in West-Europa zouden worden vernieuwd, indien er in 1983 geen akkoord was bereikt.
De West-Europese regeringen kregen vanuit de bevolking en zelfs vanuit hun eigen partijen steeds meer kritiek op de wapenwedloop en het omstreden NAVO-dubbelbesluit te horen. Schmidt maakte de uitvoering van het besluit echter niet meer mee. Het NAVO-dubbelbesluit, dat hoofdzakelijk door zijn inspanning tot stand was gekomen, kon in Duitsland slechts gered worden door zijn aftreden en de val van het SPD/FDP-kabinet.

7.2 Een nieuwe Ostpolitik
CDU-politici verweten Brandt dat hij de Duitse belangen in de uitverkoop het gedaan met de erkenning van de Oder-Neisse grens. Behalve de kwestie van de grenzen vielen Brandts tegenstanders ook over diens toezegging de DDR feitelijk te erkennen.
In 1972 werden de verdragen geratificeerd. Niet alleen de Duitse bevolking stond achter de toenadering tot het Oostblok, ook in westerse landen waren de reacties op de Ostpolitik positief. Schmidt zette de Ostpolitik van Willy Brandt. Meer dan Brandt benadrukte Schmidt de noodzaak van goede relaties met de westerse bondgenoten als voorwaarde voor een succesvolle Ostpolitik.
De plaatsing van de SS-20’s, die een reële bedreiging vormde van de West-Duitse veiligheid, bevestigde de noodzaak van de Amerikaanse bescherming.
In de jaren zeventig was in de BRD een alternatief protestcircuit ontstaan, waarin krakers, studenten en milieu- en vredesactivisten elkaar ontmoeten. De milieu- en vredesbeweging vormde de kern van deze buitenparlementaire oppositie. De ineenstorting van de dollar, de oliecrisis in 1973 en 1979 en de daaropvolgende economische recessie bevestigden op een cynische wijze het gelijk van de protestbewegingen: er kwam een eind aan het grenzeloze economische optimisme. Binnen de protestbeweging roerde zich aan het begin van de jaren zeventig een kleine groep jongeren, die dacht dat de bestaande samenleving niet zou veranderen door protesteren alleen. De maatschappij moest wakker worden geschud. Met een harder middel.

7.2 Casus: Deutsche Herbst
Een kleine groep radicalen koos voor geweld om de samenleving te veranderen. Als Rote Amee Fraktion zegden zij hun vertrouwen in de Staat, die al te vaak met politiegeweld de protestbeweging had bestreden, op. Leiders waren Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Ulrike Meinhof. De bloedige terreur en de harde reactie van de overheid veroorzaakten in binnen- en buitenland twijfel aan de democratie in de BRD.
Herhaaldelijk wierpen de protesterende studenten hun ouders en de autoriteiten hun oorlogsschuld en het onverwerkte nationaal-socialistische verleden voor de voeten. De RAF pleegde tientallen aanslagen en overvallen. De regering-Brandt reageerde met een grootscheepse jacht op terroristen en het uitvaardigen van de Radikalenerlass in 1972. Deze wet moest antidemocraten de toegang tot overheidsbetrekkingen versperren. Tegenstanders van de wet spraken al snel van Berufsverbote (beroepsverboden). Critici in binnen- en buitenland vielen over de West-Duitse regering heen en trokken vergelijkingen met het Derde Rijk. De indruk ontstond dat de BRD in de strijd tegen het terrorisme bepaalde grondrechten opofferde.
In 1972 werd de kern van de RAF gearresteerd. De regering-Schmidt kreeg vanaf 1974 echter met een tweede generatie terroristen te maken, die de democratie op haar grondvesten liet schudden. In 1977 bereikten de terroristische acties een climax. Op 5 september 1977 werd Hans Martin Schleyer, voorzitter van de Duitse werkgeversvereniging, ontvoerd. Terwijl de politie een klopjacht inzette, kaapten Palestijnse sympathisanten een vliegtuig van Lufthansa met 92 passagiers. Ze eisten de vrijlating van de gevangengenomen RAF-leden. In een spectaculaire actie bestormde ene speciale West-Duitse eenheid echter het toestel en bevrijdde de passagiers. Een dag later pleegden Baader en Ensslin zelfmoord in hun cel. Schleyer werd door zijn ontvoerders doodgeschoten. Na deze zogeheten Deutsche Herbst nam de intensiteit van het Duitse terrorisme – dat inmiddels 28 burgerslachtoffers gemaakt had- af. Veel terroristen die de BRD uit angst voor een arrestatie ontvlucht waren, vonden onderdak in Oost-Duitsland.

H8 De val van de Muur

8.1 Veertig jaar DDR
De val van de Berlijnse Muur in 1989 betekende ook dat er een einde kwam aan het werk van de Oost-Duitse geheime politie.
Op 7 oktober 1989 vierde de DDR in aanwezigheid van de nieuwe leider van de SU, Gorbatsjov, haar veertigjarige bestaan. Buiten vonden demonstraties plaats tegen de DDR-regering.
Met de legendarische geworden woorden ‘Wer zu spät kommt, den bestraft das Leben’, maakte Gorbatsjov duidelijk dat het hoog tijd was voor hervormingen in de DDR. De sympathie die de Sovjetleider voor de Oost-Duitse demonstranten toonde, was opmerkelijk, omdat voor die tijd elke afwijking van de politieke lijn door de communistische machthebbers fors was afgestraft.

8.2 Polen en de SU
Vanaf de jaren tachtig werd het de wereld duidelijk dat het autoritaire communistische systeem niet onaantastbaar was. Polen was het eerste land waar het onrustig werd. In 1980 kregen de machthebbers te maken met een golf van stakingen. Niemand kon toen voorzien dat deze stakingen zouden leidden tot onherstelbare scheuren in het IJzeren Gordijn. In Polen was een vrije vakvereniging ontstaan: Solidariteit. In geen enkel Oost-Europees land was het tot 1980 mogelijk om een vrije, niet-communistische, vakbond op te richten. Het bezoek van de Poolse paus Johannes Paulus (Karol Wojtyla) aan zijn geboorteland zorgde voor veel onrust. Openlijk had hij voor vrijheid en democratie gepleit. Zijn reis door Polen, waar de rooms-katholieke kerk nog steeds een zeer sterke positie had, mobiliseerde de ontevredenheid van miljoenen van zijn landgenoten met het communistische bewind.
De stakers eisten stakingsrecht, een einde aan de censuur en recht op onafhankelijke vakbonden. Na deze spectaculaire gebeurtenissen gaf de Poolse regering toe en sloot een overeenkomst met Solidariteit. Met afgrijzen zag de DDR toe hoe hun buurland Polen aan de eisen van de arbeiders toegaf en het communistische monopolie op de vakbond opgaf. Toen Solidariteit ook politieke rechten eiste, dwong Moskou de Poolse regering om in te grijpen. Daarop kondigde de regeringsleider generaal Jaruzelski in december 1981 de staat van beleg af en verwees Solidariteit weer naar de illegaliteit.
Ondanks de repressie bleef de Poolse oppositie ongebroken. Al in 1982 werd Walesa vrijgelaten en hier bleef het niet bij. Keer op keer moest de regering toegeven om erger te voorkomen, met als gevolg de totale uitholling van haar machtsmonopolie. Toen in 1988 opnieuw stakingen dreigden, durfde de overheid de staat van beleg niet af te kondigen. De op gang gebrachte veranderingen waren niet meer te stoppen. In 1989 had Solidariteit zoveel terrein gewonnen, dat ze mee konden doen aan parlementsverkiezingen. De enorme winst voor Solidariteit en de benoeming van vakbondslid en dissident Mazowiecki tot regeringshoofd betekende een aardverschuiving in de geschiedenis van Oost-Europa.

Perestrojka en Glasnost
Zonder de toestemming van Moskou waren de hervormingen in Oost-Europa onmogelijk geweest. Gorbatsjov kwam in 1985 aan de macht, in een periode waarin de Koude Oorlog volop nieuws bood. De staat van beleg in Polen die op aandringen van Moskou was afgekondigd, was een van de gebeurtenissen die de ontspanning tussen de grote mogendheden onder druk had gezet. Een jaar eerder had de SU de Koude Oorlog al op een andere manier laten herleven: in 1979 werd het buurland Afghanistan met geweld bij de andere bondgenoten van de SU gevoegd. Het was voor de eerste keer dat het Kremlin buiten het Oost-Europese imperium militair intervenieerde.
Het Rode Leger kreeg het land nooit werkelijk onder controle en de jarenlange strijd kostte de SU een vermogen. De Russische schatkist had toch al te lijden van de dure wapenwedloop en daar kwam nu deze uitzichtloze oorlog nog bij. De SU raakte in een crisisstemming, die nog werd versterkt door spanningen rond de opvolging van Brezjnev, die in 1982 overleed. De opvolger van Brezjnev, Andropov, stierf echter al voordat de wereld hem had kunnen leren kennen en hetzelfde gebeurde met de volgende nieuwe man, Tsjernenko. In ruim drie jaar waren drie partijleiders gestorven. In tegenstelling tot zijn hoogbejaarde en niet zo fitte voorgangers was Gorbatsjov met 54 jaar een jonge man. De SU was aan vernieuwing toe. Door de enorme militaire uitgaven en door de vastgelopen planeconomie stond het land aan de rand van bankroet. Direct na zijn aanstelling kondigde Gorbatsjov hervormingsvoorstellen aan. Hij wilde perestrojka, hervormingen in de economie en de politiek. Dit moest gepaard gaan met glasnost, openheid in de hele maatschappij. De perestrojka sloeg vooral op de sociaal-economische veranderingen die nodig waren voor de modernisering van de bureaucratische samenleving. Gorbatsjov wilde meer ruimte geven aan het particulier initiatief om de verstikkende centraal geleide economie van de SU vlot te trekken. Glasnost hield onder meer in dat het accent van de partij naar de lagere bestuursorganen diende te verschuiven. De perestrojka kon niet slagen als de bevolking niet werd betrokken bij de plannen. Gorbatsjov frisse aanpak, zijn openheid en bereidheid tot concessie leverde hem veel waardering in het Westen op. Al in 1985 kondigde hij aan de door zijn voorgangers stug volgehouden stationering van de SS-20-raketten voorlopig stop te zetten. In de hoop van de betere contacten met het Westen te kunnen profiteren en zo de perestrojka tot stand te brengen, sloot hij twee jaar later een opzienbarend akkoord over wapenbeheersing met de Amerikaanse president Reagan. Behalve de Russische SS-20’s en de Amerikaanse Pershing-II raketten zouden alle wapens die een afstand van 500 tot 1000 kilometer konden overbruggen, verdwijnen. Dit Intermediate Nuclear Forces (INF)-akkoord werd mogelijk, omdat de kosten van de wapenwedloop voor de SU niet vol te houden waren.
In feite gaf de SU haar leidende rol in het internationale communisme op en kregen de landen van het Oostblok ruimte voor hun eigen ontwikkeling. Niet langer zou het vanzelfsprekend zijn dat de Russen communistische partijen in de andere landen met militaire steun uit hun moeilijkheden zouden helpen. Bij de oppositiegroepen nam de hoop op vrijheid toe. Erich Honecker moest niets hebben van perestrojka en glasnost. Perestrojka en glasnost waren onmogelijk te realiseren zonder het monopolie van de communistische partij aan het wankelen te brengen.
Het Westen was niet voorbereid op het snelle failliet van het communisme en het einde van de Koude Oorlog. In 1987 verzette de West-Duitse kanselier Helmut Kohl zich bijvoorbeeld tegen het INF-akkoord. De opvolger van Schmidt was bang dat het Westen te kwetsbaar zou worden als bijna alle Amerikaanse kernwapens zouden verdwijnen. De SU werd nog altijd als een militaire bedreiging gezien. Door alle veranderingen in het Oosten ontstond in de BRD een discussie over het nut van de Westbindung. De BRD zou uit de NAVO moeten stappen en de grondwettelijke vastgelegde doelstelling van de Duitse hereniging op moeten geven en een neutraal moeten worden. Kohl en met hem een meerderheid van de bevolking, wilde de band met het Westen niet opgeven. Als er in de toekomst iets moest veranderen dan was het de Duitse scheiding.

8.3 De DDR in moeilijkheden
Met de Ostverträge ontstond in de jaren zeventig en tachtig een web van wederzijdse afhankelijkheid tussen de DDR en de BRD. De D-mark was het meest begeerde artikel waarover de DDR afspraken wilde maken. Handel en West-Duitse kredieten werden het belangrijkste aspect van de betrekkingen tussen de beide Duitslanden. Bovendien beschouwde de Bondsrepubliek de DDR niet als buitenland. Dat betekende dat de DDR indirect toegang had tot de EG-markt en geen heffingen op exportartikelen hoefde te betalen. De geldstroom vanuit de BRD was inderdaad hard nodig, omdat de Oost-Duitse planeconomie uitmuntte in het produceren van knelpunten. Honeckers doel was om alsnog een socialistische welvaartsstaat met een eigen gezicht te ontwikkelen. Er werd zelfs een speciaal bureau opgericht, de Kommerzielle Koördinierung (KoKo), die zich bezig hield met het verkrijgen van zoveel mogelijk westerse valuta. De financiële nood van de DDR bleek echter niet te lenigen. Tegenvallende opbrengsten van export naar het westen dwongen de DDR steeds meer leningen met het westen af te sluiten, hoewel dit natuurlijk een ideologische smet op het blazoen van de socialistische staat wierp. Achteraf is het misschien vreemd dat bijna niemand weet had van het financieel-economische bankroet van de DDR. Het DDR-regime was echter meester in het verhullen van de waarheid en verklaarde de cijfers over de bedroevende economische situatie tot staatsgeheim. Hoewel de cijfers geheim waren, groeide de onrust onder de bevolking. De afgunst ten opzichte van de rijke BRD werd openlijk geventileerd. De glasnost van Gorbatsjov versterkte de onrust.

Het politiek-morele bankroet
Ondanks de gebeurtenissen in Polen en de SU hield Honecker vast aan de orthodox-communistische koers. Van oudsher werd met hulp van de veiligheidsdienst, de Staatssicherheit, of Stasi, iedere vorm van oppositie onderdrukt. Vooral binnen de relatief veilige muren van de kerken werd de legitimiteit van de DDR-regering ter discussie gesteld. Maar ook deze ruimte was niet heilig voor de Stasi: agenten infiltreerden in een oppositiegroep en rapporteerden ieder verkeerd woord.
Vooral door de uitzendingen van de West-Duitse tv werden de gebreken van communisme steeds scherper gevoeld.
De ongeloofwaardigheid van het regime vertaalde zich in een toenemend aantal burgers dat het land op illegale of legale wijze probeerde te ontvluchten. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in mei controleerden dissidenten de stemhokjes en konden bewijzen dat de partij gefraudeerd had met de uitslagen. Woedend waagden enkele honderden mensen zich de straat op om te protesteren tegen het kiezersbedrog. De demonstranten eisten dezelfde glasnost die Gorbatsjov in de SU had aangekondigd. De demonstranten kregen de wind in de rug nadat Hongarije op 11 september 1989 de grens met Oostenrijk officieel opende. De DDR burgers hoefden niet meer over de Muur te klimmen, ze konden er nu omheen. Een totale leegloop bedreigde de DDR in de zomermaanden van 1989. Gelijktijdig werd overal in de DDR openlijk gedemonstreerd voor reisvrijheid en vrije verkiezingen.
Op 9 oktober vond de spannendste confrontatie tussen de vreedzaam demonstrerende burgers en de staat plaats. Meer dan 70.000 mensen trokken in een zwijgende stoet door Leipzig. Achteraf sprak men van het wonder van Leipzig. Twee weken later trad Honecker af, om te worden opgevolgd door de gematigde Egon Krenz. Zonder steun van de SU en bang voor een bloedige burgeroorlog durfde Krenz niet op te treden. Op 9 november 1989 hield een hooggeplaatst lid van de partij een persconferentie:
Vandaag is er, naar mijn weten, een beslissing genomen. Wij hebben besloten, vandaag een regeling in te stellen, die het elke burger van de DDR mogelijk maakt via de grensovergangen in de DDR het land te verlaten. Dat treedt… naar mijn weten… is dat nu meteen, onmiddellijk.
Duizenden mensen trokken naar de Muur om te zien of ze inderdaad naar West-Berlijn konden. Dat bleek zo te zijn. Op 10 november kwam de stroom Oost-Duitsers die een kijkje in het Westen wilden nemen echt op gang.

8.4 Casus: Een tweede afrekening met het verleden
Een van de problemen waarmee de Oost-Duitse bevolking en de BRD na de val van de Muur en de val van het socialistische regime werden geconfronteerd was het Ministerium für Staatssicherheit (MfS), kortweg de Stasi. Hoe moest worden afgerekend met dit repressieve staatsapparaat? In januari 1990 bestormden demonstranten het hoofdkantoor van de Stasi in Berlijn. Zij bezetten de archieven, om te voorkomen dat de Stasi belastend materiaal zou vernietigen. In 1992 nam het Duitse parlement een wet aan die regelde dat alle Stasi-slachtoffers hun eigen dossier zouden mogen inzien. Velen waren blij met de nieuwe wet en vonden het tijd voor een grote schoonmaak. Anderen waren bang dat de wet een heksenjacht zou veroorzaken en dat er misschien wel te veel overhoop zou worden gehaald.
In een democratie is het niet gemakkelijk om tot een snelle en bevredigende afhandeling van de schuldkwestie te komen. Vele betrokkenen hadden namelijk niet de destijds geldende DDR-wetten overtreden. Wat de zaak nog ingewikkelder maakte, was dat na de hereniging van de BRD en de DDR in 1990 hoofdzakelijk West-Duitse politici en ambtenaren over het lot van de Stasi-medewerkers beslisten. In 1990 ontstond ook een debat over de parallellen tussen het nazi- en het DDR-verleden. Een ander verschil betreft de omgang met de last van het verleden. Kwam de verwerking van het nationaal-socialistische verleden slechts langzaam op gang, de erfenis van 40 jaar socialisme werd meteen op de snijtafel gelegd, zoals onder meer blijkt uit de snelle openstelling van de Oost-Duitse archieven voor de bevolking.

H9 Opnieuw discussie over Duitsland

9.1 Gemengde reacties op de Duitse eenwording
Na de val van de Muur overheerste de euforie. Het was de tijd van de Wende, waarin zich een politieke en maatschappelijke omwenteling voltrok. De dissidenten en burgerbewegingen hadden zich tot oppositiepartijen omgevormd die de DDR wilden hervormen. Zij vonden echter nauwelijks steun onder de bevolking. Het volk wilde meer en de roep om een snelle eenwording verscheen steeds vaker op de spandoeken.
De welvaart van het Westen veroorzaakte een ware Westshock die de wens tot aansluiting bij de BRD alsmaar liet aanzwellen. In deze chaotische situatie nam Helmut Kohl het heft in handen. Op 28 november presenteerde hij zijn tienpuntenplan om aan de wensen van de burgers tegemoet te komen. De belangrijkste punten;
1. De BRD zal vluchtelingen financieel helpen. Ons doel is onbelemmerd reisverkeer tussen de beide Duitse staten.
2. Het machtsmonopolie van de SED moet worden opgeheven. De DDR schrijft vrije en geheime verkiezingen uit.
3. Er moet worden gekeken naar de kans om een federatie tussen de DDR en de BRD te stichten. Ons uiteindelijke doel is een verenigd Duitsland.
4. Het toekomstige Duitsland moet ingevoegd worden in het proces van Europese eenwording.

Toen voor iedereen duidelijk was dat een overweldigende meerderheid van de bevolking de eenwording wenste, zette Kohl al zijn kaarten op een hereniging. De onophoudelijke stroom van Oost-Duitsers die de BRD overspoelde en het land langzaam destabiliseerde, moest hoe dan ook gestopt worden. Dit kon alleen door de bevolking een snelle verbetering van de situatie in het vooruitzicht te stellen. Dit lukte binnen een jaar. Al op 3 oktober 1990 werd de staatrechtelijke eenwording van de beide Duitslanden een feit. Kohl begreep vanaf het begin dat de hereniging niet alleen een Duitse kwestie was. De westerse bondgenoten begroetten de val van de Muur allemaal als een overwinning van de vrijheid, maar op de daarna acuut geworden vraag van de eenwording reageerden ze verschillend. De grootste politieke concessie werd echter van de SU gevergd. Oost-Duitsland was de oorlogsbuit van Stalin. Voor de Russen was de DDR een buffer naar het Westen toe. Hoewel Gorbatsjov afstand had genomen van de communistische alleenheerschappij in Oost-Europa en openlijk had ingestemd met het zelfbeschikkingsrecht van volken, was hij niet blij met het verlies van de DDR. In ruil voor vijf miljard D-mark ging Gorbatsjov akkoord met de uitbreiding van het NAVO-grondgebied. President Bush beloofde Gorbatsjov er zorg voor te dragen dat het Duitse militaire potentieel beperkt zou blijven en bood de SU een samenwerkingsvorm met de NAVO aan. Bovendien zegde de BRD toe om alle kosten voor het vertrek van de Sovjetstrijdkrachten uit de DDR op zich te nemen. Ook met het buurland Polen diende Kohl rekening te houden. Daarom sloot hij met de Polen opnieuw een verdrag waarin de Oder-Neisse grens eindelijk definitief erkend werd. Kohl wist dat zijn Europese collegae zich afvroegen of Duitsland, dat door de eenwording een groter gewicht zou krijgen, ingepast kon worden in de Europese verhoudingen van na de Koude Oorlog. Daarom spande hij zich in om zich zowel binnen de NAVO als binnen de Europese Unie een betrouwbare partner te tonen. Een akkoord over de oprichting van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de invoering van de euro werd bereikt met het verdrag van Maastricht in 1991.

9.2 De rol van het nieuwe Duitsland
De Duitse deling vormde geen conflictstof meer. Daarmee was ook een einde gekomen aan de Europese tweedeling en aan de Koude Oorlog. Het machtsevenwicht dat na de Tweede Wereldoorlog was ontstaan, was na het wegvallen van de SU als gemeenschappelijke vijand in 1990 verbroken. Het leek daardoor ook minder vanzelfsprekend dat de VS in Europa een hoofdrol bleven spelen.
Kanselier Kohl wist zijn buurlanden en bondgenoten duidelijk te maken dat hij onvoorwaardelijk vasthield aan de integratie van Duitsland in Europa. Ook SPD-kanselier Gerhard Schröder, die Helmut Kohl in 1998 opvolgde, wilde vasthouden aan de verankering van de BRD in Europa en de NAVO. Opvallend aan de Duitse politiek na de Wende was dat de toegenomen macht van Duitsland zich niet direct vertaalde in een zelfbewuster optreden in Europa. Dit gebrek aan zelfvertrouwen bleek vooral aan het begin van de jaren negentig toen Duitsland om een bijdrage in manschappen en materieel werd gevraagd voor operaties van de VN tegen Irak. Vanwege de beide Wereldoorlogen die van Duits grondgebied waren uitgegaan, aarzelden veel politici en burgers in het verenigde Duitsland om hun steun aan dergelijke militaire operaties te verlenen. In de oorlog van de NAVO-partners tegen de Servische dictator Milosevic op de Balkan in 1999, schaarde Duitsland zich echter helemaal achter de westerse landen. De Westbindung bleek nog steeds een fundamentele pijler van de Duitse politiek te zijn.

Andere vraagstukken
De verwachtingen over de internationale rol van de Duitse regering waren hooggespannen, maar zodra ze actief een eigen beleid ging voeren, kreeg ze te maken met weerstand die werd gevoed door herinneringen aan het Duitse expansionisme. De integratie van de oude DDR was een van de grootste waarvoor het verenigde Duitsland zich zag gesteld. Na veertig jaar dictatuur was het voor de bewoners van de oostelijke deelstaten niet gemakkelijk om het leven in een democratie te hervatten. Er bestond nog wel zoiets als een ‘Mauer im Kopf’.
Typerend voor de onvrede van veel Oost-Duitsers met hun nieuwe land was hun heimwee naar de oude vertrouwde verhoudingen in de DDR, dit verschijnsel werd Ostalgie genoemd.
De Partei des Demokratische Sozialismus wierp zich op als opvolger van de Oost-Duitse SED en wist in de oostelijke deelstaten grote successen te behalen. Op de vraag hoe lang het proces van aanpassing en integratie zou duren, kwam de Duitse historicus Baring me de veronderstelling dat dit nog wel een periode van 25 jaar kon beslaan. Deze tijd zou nodig zijn voor het ontstaan van een nieuwe generatie van bondsburgers die de Muur niet meer heeft meegemaakt.
De problemen tussen de Ossi’s en de Wessi’s kunnen voor een deel worden verklaard uit de enorme tegenstelling tussen de moderne economie van het Westen en de totaal verouderde economie van het Oosten. Kohl beloofde de Oost-Duitsers in 1990 bloeiende landschappen, maar daar is nog weinig zichtbaar van geworden. De sanering van de DDR-economie was veel duurder dan verwacht. Door de economische crisis van de jaren negentig leek het erop dat de Duitse regering het Europese eenwordingsproces financieel niet meer kon ondersteunen. Bovendien ging dit economische dieptepunt gepaard met een politieke. Kohl, die zestien jaar aan de macht was geweest, werd in september 1999 weggestemd. Er kwam een unieke coalitie aan de macht: de SPD-politicus Gerhard Schröder werd kanselier in een kabinet van SPD en de Groenen. In hetzelfde jaar werd de BRD voorzitter van de Europese Unie. Ondanks de enorme economische problemen wordt verwacht dat het voormalige Oost-Duitsland in de volgende eeuw zal opkrabbelen. Ook in politiek opzicht verwacht men van Duitsland een zelfbewuster optreden.
Op 20 april 1999 namen de parlementariërs uit Bonn de oude Rijksdag na 66 jaar opnieuw in gebruik als het parlement van Duitsland. Het zware Pruisische gebouw onderging een ingrijpende verbouwing en werd voorzien van een glazen koepel. Deze koepel moet de doorzichtigheid en de helderheid van de besluitvorming symboliseren. De architect heeft ook de graffiti van het triomferende Rode Leger uit 1945 blootgelegd. De chaos van de naoorlogse periode en de nederlaag van het Duitse Rijk zijn af te lezen aan de kogelgaten in de muren en leuzen op de muren. Kanselier Schröder schrikt niet terug voor het Duitse verleden.

Geen opmerkingen: